Kristallnacht Educatie Pakket

advertisement
“But the Story
Didn't End
that Way...”
Dit Lespakket werd Oorspronkelijk Samengesteld ter Gelegenheid
van de 60ste Herdenking van de Kristallnachtpogrom in 1938.
The International School for Holocaust Studies
Yad Vashem Infomation Systems
© Yad Vashem 2000
Vertaald door het Comité Kristallnachtherdenking Groningen
1
Coördinator
Avraham Milgram
Auteurs
Batya Dvir, Avraham Milgram, Guy Miron, Hadas
Steuer
Didactische Bewerking
Shulamit Imber, Avraham Milgram (Yad Vashem);
Yael Barenholz, Hava Fono (Youth & Society
Administration)
Academisch adviseur
Dr. Daniel Fraenkel
Visual Research
Orit Adorian, Avraham Milgram, Hadas Steuer
Technical Research
Doron Avraham, Orit Adorian, Batya Dvir, Avraham
Milgram, Guy Miron, Hadas Steuer, Irena Steinfeldt
Corrector
Chaya Regev
Productie Manager
Ayala Appelbaum
Technisch Assistent
Effi Neumann
Ontwerp
Einat Berlin
Taalbewerker
Arieh Saposnik
Internet Versie
Yad Vashem Infomation Systems
Nederlandstalige Versie
Comité Kristallnachtherdenking Groningen
2
Inhoudsopgave
Voorwoord................................................................................................................4
Historisch Overzicht.................................................................................................7
De Joden in Duitsland 1870-1918.....................................................7
De Duitse Joden in de Weimarrepubliek...........................................9
Anti-Joodse Politiek, 1933-1938......................................................11
Uitleg en korte beschrijving bij de afbeeldingen......................................................14
Chronologisch overzicht van gebeurtenissen, 1933-1938........................................57
3
Voorwoord
De Kristallnacht was een serie ongeregeldheden die plaats had in het gehele
Duitse Rijk (Duitsland en Oostenrijk) op 9 en 10 november 1938 en
vertegenwoordigt een belangrijk keerpunt in de geschiedenis van de joden
in Duitsland. Meer dan 100 synagogen werden tijdens de pogrom vernietigd
in heel Duitsland en Oostenrijk. Een groot deel van de schade werd
toegebracht aan joods bezit en voor de eerste keer werden tienduizenden
joden naar concentratiekampen verstuurd, enkel en alleen omdat ze jood
waren.
Voor de International School for Holocaust Studies in Yad Vashem is de
samenstelling van een lespakket om mensen bekend te maken met het lot
van de Duitse joden in de jaren ´30 van groot belang. Het pakket is bedoeld
om docenten en leerlingen te voorzien van up to date en kant en klaar
didactisch materiaal, geschikt gemaakt voor gebruik in het onderwijs.
Doelgroep:
Groep 7 en 8 van de basisschool en het gehele voortgezet onderwijs.
Het pakket bestaat uit 3 delen:

18 afbeeldingen vertellen het verhaal van het Duitse Jodendom van de
Weimarrepubliek tot in eind jaren '30. De afbeeldingen worden in
chronologische volgorde voorgesteld en maken het de kijker mogelijk
het proces waarin de anti-joodse politiek in het Duitse Rijk tot stand
kwam te begrijpen. Deze politiek bereikte haar piek tijdens de
grootschalige pogrom van 9 op 10 november 1938. Bij de afbeeldingen
staan uitspraken van enkele centrale figuren - joden en niet-joden - uit
4
deze periode, welke de kijker een beter begrip verschaffen. De
combinatie van afbeeldingen en uitspraken helpen een samenhangend en
grondig inzicht te krijgen in het menselijk drama dat zich heeft
afgespeeld. De afbeeldingen kunnen op zichzelf worden gebruikt, als
tentoonstelling of als lesmateriaal bij de behandeling van deze periode
van de geschiedenis.

Een didactisch boekje dat omvat:
1. Een historisch overzicht
2. Een beknopte behandeling van elke afbeelding
3. Een chronologische tabel van de gebeurtenissen in de jaren 19331938

Een documentaire op videofilm die gaat over de gebeurtenissen in de
Kristallnacht en de betekenis daarvan. De film, die gebaseerd is op
getuigenverklaringen van overlevenden en filmbeelden uit die periode,
draagt bij aan een begrip van de gebeurtenissen.
Dit pakket kan bijdragen aan een grotere bekendheid met de bijzondere
geschiedenis van het Duitse jodendom in de jaren 30, waarbij ook een sterke
nadruk wordt gelegd op de gebeurtenissen voorafgaande aan de
Kristallnacht. De pogrom van 9 en 10 november 1938 vormt een keerpunt
en op meerdere wijzen een climax in een proces. Daarom kan het niet
worden
begrepen
zonder
de
historische
context,
waarin
het
plaatsvond.
Het pakket kan ook gebruikt worden als hulpmiddel voor docenten
geschiedenis die een les samenstellen over de geschiedenis van het Duitse
jodendom in de eerste helft van de 20ste eeuw.
De afbeeldingen kunnen in vier onderwerpen worden verdeeld:
A) Afbeeldingen 1 en 3 hebben betrekking op de joden in de
Weimarrepubliek: vraagstukken als identiteit, wettige, economische en
sociale status en de opkomst van een racistische anti-Semitische
beweging in de vorm van de NSDAP in de Duitse politiek.
5
B) Afbeeldingen 4, 5, 6, 7, 12 en 14 hebben betrekking op de Nazi-politiek
in Duitsland in de jaren 1933 tot 1938.
C) Afbeeldingen 8, 9, 11 en 13 gaan over de joodse reactie op de politiek
van de Nazi's.
D) Afbeeldingen 15-18 hebben betrekking op de gebeurtenissen in de
Kristallnacht, 9-10 november 1938.
6
Historisch Overzicht
De joden in Duitsland 1870 – 1918
Gedurende de negentiende eeuw boekten de joden in de verscheidene Duitse
deelstaten geleidelijk aan vooruitgang richting gelijkheid en emancipatie.
Dit proces werd voltooid bij de totstandkoming van de verenigde Duitse
staat in 1870. Al in de late achttiende eeuw riepen denkers, die geassocieerd
worden met de Duitse Verlichting, op tot participatie van joden in het
politieke en sociale leven binnen de staat. Dit zou moeten plaatsvinden in
ruil voor joodse bereidheid om afstand te doen van hun tradities en hun
afzondering van de samenleving om hen heen en hun transformatie tot
productieve burgers. De joden konden zich hier grotendeels in vinden: Zij
namen de Duitse taal over en streefden er naar te integreren in de Duitse
cultuur. Ze namen deel aan de algemene processen van modernisering en
bovenal zagen zij Duitsland als hun thuisland.
Gedurende de negentiende eeuw ondergingen de joden in Duitsland
van versnelde trek naar de stad. Zij vonden hun weg naar de Duitse
middenklasse en sommigen van hen werden zelfs centrale figuren in het
Duitse economische leven – bankiers, handelaren, eigenaren van
warenhuizen, industriëlen, enz. De succesvolle integratie van de joden in het
Duitse economische leven bleef niet onopgemerkt bij hun tegenstanders en
droeg bij tot de formulering van antisemitische stereotypen.
Gebaseerd op hun wens te integreren in de Duitse maatschappij,
waren de joden bereid veranderingen te ondergaan in hun religieuze leven
en werden hun tradities minder sterk. Sommige van de nieuwe religieuze
stromingen in de joodse leer vinden hun wortels in het Duitsland van
midden negentiende eeuw.
De Hervormingsbeweging mikte op
verregaande veranderingen in de joodse tradities. Haar leden geloofden dat
het jodendom alleen kon blijven bestaan in de moderne wereld, indien de
joodse leer uitsluitend in religieuze termen werd gedefinieerd, ontdaan van
7
alle nationalistische elementen. De neo-Orthodoxen waren ook voorstander
van modernisering en integratie binnen de Duitse staat, maar zochten
tegelijkertijd een binding met de halacha – de joodse wet.
Het proces van joodse integratie in de Duitse samenleving was
complex en veelzijdig. Naast een afzwakking van religieuze verbanden,
bekeringen en huwelijken buiten de eigen gemeenschap, bloeide de
moderne joodse creativiteit. Dit kwam tot uiting in de joodse pers en joodse
literatuur in die periode. Het economisch succes van de Duitse joden kwam
ook tot uiting in hun kracht als gemeenschap en kon worden
aanschouwd in de overvloedige synagogen die gebouwd werden in de grote
steden, in het bijzonder in Berlijn.
Een fenomeen dat grote invloed had op de joden in Duitsland was de
immigratie van joden uit Oost Europa, welke snel toenam in de late
negentiende eeuw. De aanwezigheid van deze Oost-Europese joden werd
door veel Duitse joden gezien als een bedreiging voor hun eigen integratie
in hun thuisland en als potentiële bron voor het aanwakkeren van
antisemitisme. Duitse joodse organisaties moedigden Oost-Europese joden
aan te emigreren naar overzeese gebieden of moedigden hen, als alternatief,
aan te “verduitsen” om minder in 't oog te lopen.
Laat negentiende eeuw begonnen joden zich op een nieuwe wijze te
organiseren . Joden organiseerden zich als reactie op de opkomende
antisemitische bewegingen. De “Centrale Organisatie van Duitse Burgers
van het Mozaïsch Geloof” werd in 1893 opgericht en werd als spoedig de
grootste joodse organisatie in Duitsland. De organisatie riep op tot het
versterken van de gelijkheid van joden en legde er de nadruk op, dat, in de
ogen van haar leiders, het jodendom uitsluitend een religie betrof, hetgeen
niet in conflict kwam met het diepe joodse gevoel tot het Duitse thuisland
te behoren.
De Zionistische Organisatie van Duitsland werd opgericht in 1897.
Het Duitse Zionisme vertegenwoordigde een ander soort reactie op het
Duitse antisemitisme. In de eerste plaats waren de activiteiten van de
organisatie gericht op het ondersteunen van de joden uit Oost-Europa, de
slachtoffers van antisemitisme en pogroms in tsaristisch Rusland. Intussen
trachtten zij ook de status van de joden in Duitsland te herdefiniëren. De
8
Zionisten claimden dat joden, en de Duitse joden dus ook, niet alleen leden
waren van een religie, maar ook van een volk. Zij stelden zich daarom hun
integratie binnen de Duitse staat in een meer gelimiteerde manier voor –
loyaal burgerschap, maar geen integratie in het Duitse volk. Het Zionisme
had echter een zeer beperkte invloed op de joden in Duitsland.
Met het uitbreken van de Eerste wereldoorlog nam de grote
meerderheid van de Duitse joden, inclusief de meeste Zionisten, deel aan de
Duitse geestdrift. De uitspraak van keizer Wilhelm dat alle burgers een
verenigd nationaal corps vormde, waarvan de verschillende delen in vrede
met elkaar zouden moeten leven, echode luid onder de joden in Duitsland.
Velen melden zich vrijwillig aan om te dienen in het Duitse leger, nog voor
ze daartoe werden opgeroepen. Ongeveer 12.000 joden sneuvelden in de
vuurlinie op het slagveld van de Eerste Wereldoorlog. Desalniettemin leidde
de oorlog tot een opleving van antisemitische vooroordelen in Duitsland en
tot een escalatie van de hevigheid van dat antisemitisme. Eind 1916 leidde
beschuldigingen over joodse soldaten die hun plicht ontdoken en
gevechtshandelingen vermeden tot een telling van joodse soldaten in het
Duitse leger. Voor de Duitse joden was dit een diep vernederende ervaring.
De resultaten van de telling zijn nooit openbaar gemaakt.
De joden in Duitsland tijdens de Weimarrepubliek
De Weimarrepubliek die in 1918 ontstond in het kielzog van de Duitse
nederlaag in de oorlog, werd door veel Duitsers gezien als een
regeringsvorm die hen van buitenaf was opgedrongen. Het feit dat er onder
de oprichters van de republiek ook joden waren, brachten anti-liberale en
antisemitische politieke bewegingen en stromingen ertoe, de republiek te
vereenzelvigen met de joden.
Joden waren ook verdacht veel aanwezig onder de leiders van
extreem links, die de republiek ook niet steunden. De aanwezigheid van
dergelijke joodse linkse leiders, zoals Rosa Luxemburg, Kurt Eisner en
Ernst Toller droeg bij aan het beeld van joden als subversief element.
Tijdens de Weimar-periode werd de joden voor het eerst vrijwel
volledige gelijkheid gegeven. Ze vonden hun weg in veel staatsorganen die
voorheen voor hen gesloten waren – openbaar vervoer, universiteiten, het
9
rechtssysteem en zelfs de Duitse regering. Hun bijdrage aan de Duitse
cultuur bereikte ongekende hoogten: joden onderscheidden zich in literatuur
en kunst, in filosofie en in wetenschap (wetenschappers zoals Albert
Einstein). Hun aantallen onder Duitse Nobelprijswinnaars was veel hoger
dan hun aandeel in de bevolking. Aan de andere kant werd deze periode, die
gekenmerkt werd door economische crises, ook gekarakteriseerd door
nieuwe hoogtepunten van antisemitisme. Walter Rathenau werd vermoord in
1922, een paar maanden na benoemd te zijn tot minister van Buitenlandse
Zaken. Het motief van de moordenaars lag grotendeels bij het feit dat
Rathenau een jood was. Radicale antisemitische partijen groeiden in sterkte
en de activiteiten van extreem nationalistische organisaties bereikten vaak
het punt van openlijke geweldpleging.
De Weimar-periode was getuige van een nieuwe joodse culturele
bloeitijd, sommigen beschouwen het als een ware renaissance. Jonge joden,
waarvan sommigen waren beïnvloed door hun innige contacten met joden
uit Oost-Europa tijden de Eerste wereldoorlog, trachtten hun joodse wortels
te herontdekken. Schrijvers, dichter en schilders wendden zich tot joodse
onderwerpen. Omvangrijke delen van het publiek uitten een groeiende
interesse in joodse studies in een mengeling van genootschappen die voor
dit doel waren opgericht en in de vrije school voor joodse studies, die
opereerde in de jaren '20 in Frankfurt onder leiding van Franz Rosenzweig
en Martin Buber.
Naast het bereiken van volledig gelijke rechten en de creatieve
culturele levenskracht die de joden in de Weimarrepubliek karakteriseerden,
bevond de joodse gemeenschap zich in het midden van een langdurige
economische crisis, welke economische en demografische bedreigingen met
zich meebracht. Demografisch gezien was de joodse gemeenschap in een
staat van verval, gekenmerkt door een sterftecijfer dat hoger lag dan het
geboortecijfer. De directe oorzaak van dit fenomeen lag in de “tegengestelde
leeftijdspyramide” van het Duitse jodendom, die voor een groot deel uit
ouderen bestond. Economisch gezien was er een structurele crisis, waarbij
de meerderheid van de Duitse joden bleef hangen in de “oude
middenklasse”, zonder de paden te betreden naar promotie en vooruitgang
die geopend waren voor het algemene publiek door het proces van
10
industrialisatie. Een bijzonder hoog percentage joden had tijdens de
oorlogsjaren een economische klap te verduren gekregen. Daarop volgden
de algemene crises van 1923 en 1929, die de middenklasse raakten, waar de
meeste joden toe behoorden.
Anti-joodse politiek
Er leefden naar schatting 525.000 joden in Duitsland in 1933, op het
moment dat de Nazi-partij aan de macht kwam en een eind maakte aan de
Weimarrepubliek. De Nazi-partij werd geleid door een racistische en
antisemitische ideologie, die diende om haar beleid in het algemeen te
vormen en in het bijzonder de anti-joodse politiek. De anti-joodse politiek
ontwikkelde zich geleidelijk. Het beleid was niet alleen genoodzaakt te
wedijveren met ideologische beschouwingen, maar ook met politieke en
economische factoren, die sterk gericht waren op het vervullen van
ideologische doelen.
De eerste directe anti-joodse actie, die het begin aankondigde van de
invoering van een landelijk anti-joodse politiek, vond plaats in april 1933.
Hitlers' regering besloot het initiatief te nemen tot een boycot van joodse
winkels. Dit vormde een antwoord op de anti-Duitse “gruwel propaganda”
waarvan beweerd werd, dat het verspreid werd door joden. De regering
werd hiertoe in het bijzonder toe aangezet door de minister van propaganda
Joseph Goebbels. Niet een regeringsorgaan werd verantwoordelijkheid
gehouden voor de actie, maar een afdeling van de partij waar Julius
Streicher, uitgever van de antisemitische krant Der Stürmer, aan het hoofd
stond.
Een geleidelijk proces van anti-joodse wetgeving volgde op de
boycot, gericht op het verwijderen van joden uit de meeste terreinen van het
openbare leven, zoals het openbaar vervoer, kunsten en cultuur, de media en
de pers in het bijzonder. Er werd besloten in deze fase geen joodse winkels
aan te pakken aangezien dit schade zou kunnen toebrengen aan de Duitse
economie. Eén belangrijke wet was de “wet voor het herstel van de
professionele ambtenarij”, welke tot doel had het verwijderen van alle nietarische ambtenaren – in het bijzonder joden. Onder de ambtenarij vielen
ziekenhuizen, universiteiten, overheidsinstellingen en alle vormen van
11
openbaar vervoer.
Het hoogtepunt van de anti joodse wetgeving werd bereikt op 15
september 1935 met het van kracht worden van de Neurenberg-wetten. Deze
verzameling van wetten ging een aanzienlijke stap verder dan eerder
wetgeving. Joden werden gedefinieerd als een apart ras, van een ander
bloed, dat op geen enkele wijze kan behoren tot de Duitse samenleving of
het Duitse staatsburgerschap kan hebben.
In de geest van deze wetgeving werd een jood gedefinieerd als
iemand met drie grootouders die raciaal puur joods waren. Een Mischling,
iemand van een gemengd ras, was degene met één of twee joodse
grootouders. De Nazi's geloofden in pseudo-wetenschappelijke raciale
doctrines en beweerden dat joden raciaal en niet religieus moesten worden
gedefinieerd. In de praktijk waren zij echter aangewezen op de vaststelling
of iemand tot de gemeenschap behoorde om te identificeren wie een jood is.
Veel joden hoopten dat met de Neurenberg-wetten een einde kwam
aan de anti joodse escalatie. De wetten voorzagen immers in een wettelijke
grondslag voor de status van de joden als tweederangs burger. In
tegenstelling tot wat vaak gedacht wordt, nam het aantal joodse emigranten
vanuit Duitsland na de invoering van de wetten eerder af dan toe.
De anti-joodse politiek, die werd gekarakteriseerd door afwisselende
periodes van toenemend en afnemend geweld had een diepe uitwerking in
de omvang van joodse emigratie vanuit Duitsland. Ongeveer 37.000 joden
emigreerden vanuit Duitsland in 1933. In 1934 emigreerden zo'n 24.000
joden en in 1935 vertrokken er 21.000.
Na de Neurenberg-wetten en in voorbereiding op de Olympische
winter- en zomerspelen van 1935 en 1936, werd een relatieve stilte ervaren
in openlijke uitingen van antisemitisme. Anti joodse slogans verdwenen van
openbare plaatsen en er was een afname van anti joodse aanslagen.
Duitslands' verbeterde positie in het buitenland en de kristallisatie
van het “vier jaren plan” - het economische plan dat ontworpen was om
Duitsland voor te bereiden op de oorlog – leidde tot een economische aanval
op de joden, hetgeen voorheen was vermeden. Deze politiek kwam tot uiting
in een versneld proces van “arisering”, de overname van joods bezit door
ariërs. Het proces van arisering viel samen met Duitse buitenlandpolitiek:
12
hoe agressiever Duitsland werd in haar buitenlands beleid, des te groter het
gewicht dat werd gegeven aan het ariseringspraktijken.
In 1938 bereikte de anti joodse politiek in het Duitse Rijk een
hoogtepunt. De politiek van arisering werd versneld. De SS die een leidende
factor was geworden bij de invoering van anti joods beleid, orkestreerde een
aantal acties – de meest in het oog springende actie was de gedwongen
emigratie van joden uit Oostenrijk, dat was ingelijfd bij het Rijk. De sfeer
van anti joods geweld, welke van dag tot dag intensiveerde, kwam tot
volledige uiting in de novemberpogrom, bekend als de Kristallnacht.
13
Uitleg en Korte Beschrijving bij de Afbeeldingen
Poster 1 – 2: De joden in de Weimarrepubliek
Joden in de Weimarrepubliek, 1918-1933
Met het uitroepen van de Weimarrepubliek in november 1918 begon een
nieuw hoofdstuk in de geschiedenis van het Duitse jodendom. Het bleek dat
de emancipatie van de joden tot volledige rijpheid was gekomen. Alle
restricties die er nog waren voor joden werden opgeheven en joden konden
deelnemen aan alle aspecten van het openbare leven. Joden leverden een
belangrijke bijdrage aan cultuur, economie en wetenschap.
Tegelijkertijd met de ongekende en intensieve integratie van de
joden in de Duitse samenleving, intensiveerde ook het antisemitisme. Het
politiek antisemitisme werd alsmaar gewelddadiger. Eén van de
hoogtepunten
van
de
antisemitische
escalatie
gedurende
de
Weimarrepubliek was de moord op Walter Rathenau, de joodse minister van
Buitenlandse Zaken. Zijn moordenaars deden niet geheimzinnig over het
feit dat Rathenau's joodse origine de basis vormde voor hun motivatie hem
te vermoorden.
Het Duitse jodendom vormde tijdens de Weimarrepubliek geen
homogene gemeenschap. Het was samengesteld uit Zionisten tegenover
assimilationisten en 'oude' joden tegenover nieuwkomers (Ostjuden – Oost14
Europese joden). De verschillende stromingen waren verwikkeld in een
voortdurende culturele en ideologische strijd. De betekenis en het praktisch
belang van het oude onderscheid tussen “oosterse” en “westerse” joden
kwam meer naar de voorgrond na 1918. Joodse immigratie naar Duitsland
vanuit Oost-Europa nam aanzienlijk toe in de schaduw van de Eerste
Wereldoorlog en de revolutionaire beroeringen die daar op volgden. Joodse
organisaties in Duitsland werkten mee aan de opname van de emigranten,
maar moedigden hen niet aan om in Duitsland te blijven. Zij waren niet zo
zeer bezorgd over de economische gevolgen van het zorgen voor de
immigranten, als wel het politieke risico dat ze namen met betrekking tot de
joodse integratie in de hen omringende Duitse maatschappij. De
immigranten vielen op door hun afwijkende kleding en gedrag, die
buitenlands en zelfs weerzinwekkend waren in de ogen van veel Duitsers.
De Duitse joden leken zich de gevoelens van hun christelijke buren van
ontevredenheid en afwijzing jegens deze Oost-Europese joodse immigranten
te hebben eigengemaakt. Het stempel “Ostjuden” dat werd geplakt op de
immigranten hield meer in dan een graantje spot en verachting.
De activiteiten van de verscheidene joodse politieke, religieuze en
sociale organisaties namen toe gedurende het Weimarperiode. Hiertoe
behoorden onder andere de Centralverein, de Unie van Duitse Joden, de
organisaties van liberale en orthodoxe joden en de Hilfsverein. Ook nieuwe
sociale en politieke organisaties ontstonden. Eén belangrijke nieuwe
organisatie was de “Unie van Joodse Oorlogsveteranen”, die trachtte de
rechten van joodse veteranen veilig te stellen en hun eer te beschermen. De
veteranenunie stond aanvankelijk open voor joden met verschillende
politieke visies. Na verloop van tijd echter nam het een Duits
nationalistische ideologie aan, welke het voor Zionisten moeilijk maakte om
hun lidmaatschap van de organisatie te behouden.
Tekst bij Afbeelding Nummer 1:
Een bruidegom beschrijft zijn huwelijksceremonie in de liberale
(hervormings) tempel in 1924
[De eerste zinnen beschrijven de bruidegoms patriottische gevoelens die
15
voortkwamen uit zijn opleiding en ervaringen als soldaat gedurende de
Eerste Wereldoorlog.]
“...Verdiept in de humanistische opleiding van het Koninklijk Pruisisch
Gymnasium, medesoldaat van Duitse soldaten in de loopgraven, in de
bunkers en de artilleriekraters ...gediplomeerde van vier universiteiten in de
beste Duitse traditie, lid van de Duitse Theater Associatie sinds ik werkte
als beginnend toneelschrijver en regisseur in Würzburg, zoon van een Duits
patriot (in every inch of his being) en een vooraanstaand economische
persoonlijkheid. Ikzelf ben jaren partner geweest in het textielbedrijf P.W.
Grünfeld, die was opgericht door mijn grootvader – [en hier beschrijft hij
zijn huwelijksceremonie]. Ik schreed door een stille sneeuwstorm op
Nieuwjaarsmorgen 1924 geflankeerd door mijn bruid. Ik was gekleed in
smoking
en
bolhoed
temidden
van
honderden
mensen
die
de
Lützowstrassesynagoge vulden. Leo Baeck zegende ons huwelijk op
eerbiedwaardige en onvergetelijke wijze... Deze liberale synagoge, waar ik
sinds mijn Bar Mitswa gewend was geraakt aan de gebeden voor de staat in
de Duitse taal, had veel Duits joodse leden. Naar deze synagoge was ik
gekomen van het front gedurende de Eerste Wereldoorlog op de laatste Jom
Kippoer van de oorlog en het was daar dat ik bijeen werd geroepen bij de
Thora samen met mijn medesoldaten. Op mijn trouwdag zong zangeres
Olga Eisner gebedsliedjes en Beethoven's “ Ich Liebe Dich”, vergezeld van
een orgel. Tot op de dag van vandaag ben ik er niet zeker van of minder dan
de helft van de aanwezigen op mijn bruiloft niet-joods was. Niemand kon
zich op dat moment, januari 1924, voorstellen, dat tien jaar later zo veel
goede Duitsers zouden worden verbannen uit de Duitse samenleving onder
het regime van de racistische “arische clausules”.
Fritz V. Grünfeld, Heimgesucht – Heimgefunden, Betrachtung und Bericht, Arani-Verlag, Berlin,
1979, pp. 34-36.
Tekst bij Afbeelding Nummer 2:
A.
Het volgende verhaal gaat over de mensen die peddelen in de rivier,
verteld door Rebecca Piron, dochter van het jongetje in het midden
van de afbeelding.
16
“De afbeelding laat een groep jongens zien die in een roeiboot zitten. De
jongens zijn neven die een zondagsuitje maakten in 1920. De twee kinderen
in het midden van de poster zijn twee van de drie broers Selinger. De jongen
rechts is de oudste – Izzy (Israel) Selinger. Links van hem de jongere
Menahem Selinger (Rebecca Piron's vader). De jongen links achter
Menahem (tweede van links) is onbekend. De jongen uiterst links is Mendel
Selinger.”
Izzi en Menahem zijn geboren en getogen in Leipzig, Duitsland. Hun ouders
emigreerden een aantal jaren eerder vanuit Polen. Ze bezaten een keten van
schoenenwinkels in Leipzig en waren behoorlijk welgesteld. De moeder
nam ook deel in het runnen van de zaak. De familie naam een jong
christelijk meisje van het platteland in dienst om te helpen in het huishouden
en bij het opvoeden van de kinderen. Ze leefde zestien jaar in hun huis.
De Selingers waren een traditionele familie. Ze vierden joodse
feestdagen op traditionele wijze, gingen naar de synagoge op zaterdagen en
feestdagen en stuurden hun kinderen naar een joodse school (in ieder geval
de lagere school). Het weerhield de ouders er echter niet van de winkel te
openen op de sabbath. Ze namen een “melamed” (een traditionele joodse
leraar) in dienst om de joodse opleiding van de kinderen te verrijken. Hij
voorzag hen van een religieuze opleiding bij hen thuis. Daarbovenop heeft
Menahem een aantal jaren gestudeerd met een veel bewonderde leraar
hebreeuws (Dr. Weskin die werd vermoord tijdens de holocaust). Later, toen
ze in Palestina aankwamen, sprak hij al heel goed hebreeuws.
De foto vertelt een sereen en comfortabel leven. En inderdaad dat is
wat hun leven was. Izzi en Menahem waren lid van joodse
jeugdbewegingen. Op latere leeftijd ontwikkelden zij een neiging naar het
Zionisme en bereidden zichzelf voor op emigratie naar Palestina. Dit was
ook het geval bij hun jongere broer Pinhas.
Izzi emigreerde naar Palestina in 1933 en begon zijn leven in het
nieuwe thuisland als lid van kibboets Ein Harod. Later verhuisde hij naar de
stad en diende vele jaren in het leger. Hij overleed een aantal jaren geleden.
Menahem was 22 in 1936, toen de sfeer in Duitsland zich vulde met
slechte voortekenen. Op een dag ontving hij het certificaat waar hij zo naar
17
hunkerde, hetgeen hem een toegangsvisum voor Palestina verleende. Het
certificaat kon gebruikt worden door een alleenstaand persoon of door een
getrouwd stel. Hij had een vaste vriendin en stond nu voor het dilemma of
naar Palestina te gaan, of te blijven in Duitsland, te trouwen en vervolgens
samen te gaan.
De beslissing moest binnen 24 uur gemaakt worden aangezien veel
mensen aan het wachten waren op dergelijke certificaten. Het stel besloot te
trouwen en naar Palestina te emigreren. Voorbereiding werden in alle haast
gemaakt, en ongeveer een maand na hun trouwdag scheidden ze zich van
hun ouders en vertrokken naar het land waar ze zo naar verlangden, maar
nog onbekend voor hun was. Zij zagen de ouders van Menahem (Zvi en
Dina Selinger) nooit weer. Zij kwamen om tijdens de holocaust. Zij waren
gelukkig genoeg om de ouders van zijn vrouw Shulamit (Pritzi), een aantal
jaren later terug te zien. (Zij waren in staat gebleken te vluchten naar de
Verenigde Staten en emigreerden vervolgens in 1949 naar Israël).
Menahem en Pritzi (Shulamit) gingen in Kefar Haroeh wonen, een
religieuze arbeidersmoshav. In deze geest voedden zij hun kinderen op. Ze
leefden 61 jaar samen en leefden om kinderen en kleinkinderen te zien. Ze
werkten hard, maar behielden altijd een houding van optimisme, blijdschap
en een sterke band met het land en volk. Mevrouw Pritzi (Shulamit) woont
nog steeds in haar huis in Kefar Haroeh.
B. “Mijn moeder, die een mooie en goed ontwikkelde stem had, moedigde
jonge artiesten aan. Eén zangeres die mij wist te verbazen nodigde mij uit
om haar te vergezellen bij een wandeling. Dit alles vond plaats in Insterburg
in Oost-Pruisen. We kwamen een Russische of Poolse jood tegen, die mij
een vraag stelde. Ik gaf geen antwoord. De man sprak Jiddisch. En ook al
verstond ik geen Jiddisch, ik begreep het adres waarnaar hij mij had
gevraagd. “Waarom geef je die man geen antwoord?”, vroeg de vrouw.
“Schaam je je misschien?” Ik voelde mij gekrenkt en was aangedaan. Ik
wees de man de weg en rende vervolgens weg zonder ook maar gedag te
zeggen.
Kurt Blumenfeld, The Jewish Questions as an Experience (Hebreeuws), Jeruzalem, 1963.
18
Discussievragen voor afbeelding 1 en 2
1. “Ik ben een Duitser en een jood in gelijke – het ene kan niet worden
gescheiden van het andere” (Jakob Wassermann, schrijver, 1921).
Geven de foto's en teksten naar jouw mening de woorden van deze
schrijver weer?
2. Wijs uitdrukkingen aan die de culturele wereld van het Duitse
jodendom karakteriseren in de beschrijving van de trouwerij in de
liberale synagoge.
19
Afbeelding Nummer 3: Raciaal Antisemitisme ten Tijde van de
Weimarperiode
Raciaal antisemitisme ten tijde van de Weimarperiode
De spotprent met tekst dateert van 1924, het jaar waarin Hitler in de
gevangenis Mein Kampf schreef. De Nazi-versie van het raciaal
antisemitisme tekende zich af vanaf het allereerste begin van van de
Weimarrepubliek. Het had het mythologische beeld aangenomen van de
almachtige jood, die de sociale en economische machten bestierde vanuit
zijn donkere hoekje. De misleidende aard van de spotprent wordt bijzonder
duidelijk weergegeven in het feit dat joden in werkelijkheid helemaal geen
dominante macht waren in de Duitse industrie. Bovendien behoorden de
meeste joden tot de middenklasse en die werd minstens zo hard getroffen als
de rest van de bevolking door de economische crises die deze periode
karakteriseerden. De centrale motieven van het nazi-antisemitisme werden
gedurende de jaren '20 geformuleerd: democratie als voordelig voor de
joden; joden als buitenlanders die Duitsland overnemen; marxisme en
kapitalisme als fruit voor joodse ondernemingen; de joden als ras zonder
wortels, dit in tegenstelling tot het arische ras; het jodendom is een
bedreiging voor de mensheid.
20
Teksten bij Afbeelding Nummer 3:
A: Uit het Nazi-partijprogramma:
...4. Alleen landgenoten (Volksgenossen) kunnen staatsburger zijn. Alleen
personen met Duits bloed kunnen landgenoot zijn, ongeacht religie.
Daarom kan geen jood een Duits landgenoot zijn.
5. Ieder persoon die geen burger is kan alleen in Duitsland leven als gast en
valt onder de vreemdelingenwetgeving.
6. Alleen een burger heeft recht op het beslissen over het leiderschap en de
wetten van de staat. Daarom eisen wij dat alleen burgers openbare functies
mogen bekleden, of het nu gaat om staats-, regionale of lokale functies...
Documents on the Holocaust – Selected sources on the destruction of the Jews of Germany and
Austria, Poland, and the Soviet Union. Uitgegeven door Yitzhak Arad, Yisrael Gutman, Abraham
Margaliot Jerusalem, Yad Vashem, 1981 p.15.
B: “Als de joden zegevieren over de andere volken in de wereld zal dat een
voorbode zijn van de ondergang van de totale mensheid en zal de aarde net
als duizenden jaren geleden leeg zijn van elk menselijk wezen.”
Adolf Hitler, Mein Kampf, 1924.
Discussievragen bij Afbeelding Nummer 3:
1) Welke boodschappen brengt de afbeelding over?
2) Welke grafische elementen gebruikte de spotprenttekenaar?
3) Welke boodschappen zijn toegevoegd door het aanhalen van de
woorden van Hitler over de ideologie van de antisemitische partij?
21
Afbeelding Nummer 4: Een Nieuw Tijdperk in Duitsland:
De Machtsovername door de Nazi's
Een Nieuw Tijdperk in Duitsland!
Deze foto geeft de stemming aan in Duitsland aan de vooravond van de
machtsovername door de Nazi's. Hitler maakte op grote schaal gebruik van
massabijeenkomsten en militaire parades om de massa´s op te zwepen en en
sfeer te creëren van angst en terreur. Hitler gebruikte de mechanismen van
de democratische staat om aan de macht te komen. Hij werd gesteund door
conservatieven die dachten hem in toom te kunnen houden - een illusie die
snel verdween. Onmiddellijk na hun overname van de macht begonnen de
Nazi's met het tot stand brengen van een nieuwe politieke cultuur, die zich
uitte middels een politiek van terreur. Politieke tegenstanders werden
gearresteerd en gevangengezet in concentratiekampen. SA-mannen werd de
vrije hand gegeven om hun razernij uit te leven op politieke tegenstanders
en op joden; De massa's werden geworven om het regime en haar
verscheidene propagandamethodes te ondersteunen. Dit was het begin van
de Nazi-revolutie, die leidde tot de ontworteling van het liberaal
democratisch systeem en tot het tot stand brengen van een totalitaire staat.
Teksten bij Afbeelding Nummer 4
A. “Het leek een droom. De Wilhelmstrasse is van ons. De Führer werkt al
22
in de kanselarij. We staan voor het raam op de bovenverdieping, kijkend
naar de honderden en duizenden mensen die marcheren langs de gewezen
Rijkspresident en de jonge kanselier in het vlammende licht van fakkels, die
hun vreugde en dankbaarheid uitschreeuwden...Het is zover! De Führer is
benoemd tot kanselier.”
Goebbels' dagboek, 30 januari 1933
B. Een spanning van uitgelatenheid, verwachting, bezorgdheid
en een
verborgen doel daalde neer op de hoofdstad op de dag dat de mannen met
laarzen de straten en pleinen overnamen.
Ze waren overal in hun bruine uniformen, maakten haast in hun auto
´s en op hun motoren, droegen fakkels, marcheerden, stampend met hun
hielen trekken ze voorbij – onophoudelijk marcherend en marcherend.
Het stampen van hun laarzen ontwaakte de mensen en schudde hen
wakker. Niemand was er helemaal zeker van wat de nieuwe orde met zich
mee zou brengen, maar de burgers van Berlijn wachtten angstig en
gespannen af.
Net als in de oorlogsjaren renden de mensen uitgelaten en doelloos
in het rond. Meer dan waar ook echode het gestamp van de laarzen van de
SA'ers door de westelijke delen van Berlijn, op de Kurfürstendamm, op de
Tauentzienstrasse, langs de comfortabele en ruime huizen van degenen met
zwarte haren en donkere ogen – de groothandelaren, de professoren,
theaterdirecteuren, advocaten, de doktoren en de bankiers. Het refrein
“Wenn vom Judenblut das Messer spritzt dann geht's noch mal so gut, so
gut” (Wanneer joods bloed van de dolk druppelt hebben we hoop, hebben
we betekenis) werd luid geschreeuwd uit de kelen van de gelaarsde mannen,
alsof ze er zeker van wilden zijn dat de woorden de huizen binnendrongen.
[...] Jagur Karnowski bracht al zijn tijd op straat door. Hij ging niet
naar school, maar wandelde in plaats daarvan door de stad. Dorstig nam
hij de geluiden, beelden en geuren in zich op van de vernieuwing die de
natie aan het ondergaan was.
[...] Jagur's blauwe ogen fonkelden van patriottisme. Hij stond
zichzelf toe opgezweept te worden door de massa's en zocht gretig naar
23
spanning en sensatie. De luide muziek vuurde zijn jonge bloed aan en het
gelijkmatige gestamp van de marcherende voeten verhoogde zijn geestdrift.
Net als de mensen om hem heen, strekte hij zijn arm omhoog zodra er een
nieuwe compagnie voorbij kwam marcheren. Net als de anderen juichte hij
en schreeuwde slogans.
[...] Hij zag geen verband tussen het joodse bloed, over hetwelk
vergieten werd gezongen en het joodse bloed dat in zijn aderen stroomde.
Hij hoorde alleen de melodie, niet de woorden. Voor hem en voor de rest
van de Berlijnse joden dienden dienden ze net als de woorden van een
volkslied alleen voor het begeleiden van de melodie.
[...] Hij bevond zich bij de Rijksdag. Het grote plein was gevuld met
vlaggen en fakkels en het geluid van marcherende mannen. Vanuit hun open
auto's wonden de nieuwe volksleiders de bijeengekomen mensen op. De
massa juichte, werd beantwoord met een saluut en schreeuwde hysterisch.
Jagur voelde het bloed naar zijn hoofd stijgen. Hij zag zichzelf juichen en
de lelijke slogans vurig herhalen tussen de opgewonden menigte. Voor de
eerste keer had hij het gevoel dat het leven een betekenis en een doel had.
En hij wist dat hij nooit weer zou zijn wat hij ooit geweest was.
Israel Joshua Singer, The House of Karnowski, Tel Aviv, 1987, pp. 196-97; 202-203.
Discussievragen bij Afbeelding Nummer 4
1) Wat is volgens jou de sfeer die overal in Duitsland gecreëerd werd
door de Nazi-parades en de vlaggen?
2) Wat is naar jouw mening het effect dat de Nazi-parades hadden op
de gemiddelde Duitse burger? Leg uit.
24
Afbeelding Nummer 5: Economische Boycot
De Economische Boycot, 1 april 1933
Ongeveer twee maanden na hun machtsovername kondigden de Nazi's een
boycot van joodse bedrijven af. Een dergelijke boycot was een wijdverbreid
droombeeld gedurende de Weimarrepubliek, maar dit was voor het eerst dat
het werd georganiseerd door een partij die aan de macht was en gesteund
werd door staatsinstellingen. De boycot werd gepresenteerd als antwoord op
de “gruwelijkheidspropaganda”die zou zijn verspreid in het buitenland door
het jodendom in de wereld en gericht was tegen het Nazi-regime. Op
zaterdag 1 april 1933 werden SA-wachten gepost bij joodse winkels om te
voorkomen dat Duitsers de winkels binnen zouden gaan. De boycot waaraan
aanvankelijk geen tijdslimiet was meegegeven werd na één dag tot een halt
gebracht. Dit kwam allereerst door afwezigheid van respons van het Duitse
publiek en daarnaast door angst onder de leidende economische figuren dat
het schade met zich mee zou kunnen brengen.
Teksten bij Afbeelding Nummer 5
25
Edwin Landau, een jood uit een kleine stad in West-Pruisen beschrijft
zijn ervaringen op de dag van de boycot, 1 april 1933:
“En om deze reden hadden wij jonge joden eens in de loopgraven gestaan
in de kou en de regen, en vergoten ons bloed om het land te beschermen
tegen de vijand. Was er dan geen kameraad meer van destijds die ziek werd
van de dingen die aan de gang zijn? Men zag hen voorbijkomen op straat,
onder hen enkelen die men een goede dienst had bewezen. Ze hadden een
lach op hun gezichten die hun hatelijk plezier verraadde.
Ik nam mijn oorlogsdecoraties, speldde hen op en ging de straat op.
Ik bezocht joodse winkels, waar ik eerst ook werd tegengehouden. Maar ik
kookte van binnen en bovenal had ik mijn haat willen uitroepen in de
gezichten van deze barbaren. Haat, haat - wanneer was dat deel van mij
geworden? Het was nog maar een paar uur geleden dat ik een verandering
was ondergaan in mijzelf. Dit land en dit volk waar ik tot nu toe van had
gehouden en had gewaardeerd was plots mijn vijand geworden. Ik was dus
geen Duitser meer, of werd niet meer als zodanig beschouwd. Dat kan
natuurlijk niet in een paar uur afgedaan worden. Maar één ding voelde ik
wel direct: Ik schaamde mij dat ik ooit tot dit volk had behoord. Ik
schaamde mij over het vertrouwen dat ik had gesteld in mensen die zich nu
openbaarden als mijn vijand. Plotseling leek ook de straat vreemd voor
mij.”
Monika Richarz (ed.) Jewish Life in Germany – memoirs from three centuries. Vertaald
door Stella P. Rosenfeld & Sidney Rosenfeld. Indiana University Press, 1991 p. 311.
Verslag van de staatspolitie in Dortmund, augustus 1935:
Niet altijd beperkte de boycot zich tot het vermijden van joodse bedrijven.
Het uitte zich ook in talloze aanvallen direct gericht tegen joodse winkels.
Complete etalageruiten werden ontsierd met leuzen of werden ingegooid. In
veel gevallen werden klanten gefotografeerd of op andere wijze publiekelijk
veroordeeld. Deze aanvallen werden algemeen afgekeurd, aangezien men
vermoedde dat de NS-HAGO (Nationaal Socialistische Organisatie van
Ambachten, Handel en Industrie) erachter zat en er werd daarom vanuit
gegaan dat afgunst van de concurrent de echte aanleiding was.
Avraham Barkai, From Boycott to Annihilation – the economic struggle of German Jews
26
1933-45, pp. 57-58.
Discussievragen bij Afbeelding Nummer 5
1) Met welk oogmerk is de foto volgens jou genomen?
2) Hoe denk je dat de mensen op de foto zich voelen bij het bord dat
wordt vastgehouden door de jongen? Leg uit.
27
Afbeeldingen Nummers 6 – 7: Neurenberg-wetten
en Gedwongen Isolatie
Rassenwetten – 15 september 1935
De Neurenberg-wetten werden van kracht op 15 september 1935. Deze
wetten vormden een hoogtepunt in de anti-joodse wetgeving in Duitsland.
De twee centrale wetten waren de “Reichsburgerschapswet” en de “Wet ter
bescherming van Duits Bloed en Eer”. De “Reichsburgerschapswet” ontnam
de joden hun stemrecht en vormde hen om tot tweederangs burger. Het
maakte onderscheid tussen “burgerschap” - hetgeen alleen kon worden
verkregen door diegenen met Duits bloed- en “onderdanen”. De “Wet ter
bescherming van Duits Bloed en Eer” verbood geslachtsgemeenschap
tussen joden en niet-joden, zowel binnen als buiten het kader van het
huwelijk. Tewerkstelling van Duitse huishoudsters van onder de 45 in
joodse huizen werd verboden.
Op 15 september, de laatste dag van de partijconventie van de Nazi's
in Neurenberg werden de discriminerende rassenwetten geratificeerd op een
speciale zitting van de Reichstag. Het uitdrukkelijke doel van de wetten was
het creëren van een definitieve juridische en sociale scheiding tussen Duitse
joden en Duitsers. Deze politiek van segregatie nam verscheidene gedaantes
aan: Joden werd verboden theaters binnen te treden, speciale bankjes waren
voor hen aangewezen in openbare parken, enz. De Neurenberg-wetten
28
creëerden een nieuwe definitie van het begrip “jood”, overeenkomstig de
raciale oorsprong. Deze definitie diende als een wettelijk precedent voor alle
anti-joodse wetgeving die nog zou volgen.
Tekst voor Afbeelding Nummer 6:
Uit de memoires van Martha Appel (geboren Insel), geschreven in de
Verenigde Staten in 1940-1941
“Op een dag zag ik mijn kinderen voor het eerst sinds lange tijd weer
thuiskomen van school met glinsterende ogen, samen lachend en
giechelend. De meeste klassen waren die ochtend samengekomen in de
grote zaal, aangezien een medewerker van het nieuwe Rasseamt, het
rassenbureau, was langsgekomen om een verhaal te vertellen over de
verschillen tussen rassen. 'Ik vroeg de lerares of ik naar huis mocht gaan',
zei mijn dochter, 'maar ze vertelde dat ze orders had om niemand te laten
gaan. Je kunt je voorstellen dat het een afschuwelijk verhaal was. Hij zei
dat er twee groepen rassen zijn, een hoge groep en een lage groep. Het hoge
en opperras dat was voorbestemd om de wereld te regeren was het
Teutonische Duitse ras, terwijl het joodse ras één van de laagste rassen
was. En toen mama, keek hij rond en vroeg hij de meisjes naar voren te
komen.' De kinderen begonnen weer te giechelen over hun ervaring. 'Eerst
wisten wij niet wat zijn bedoeling was', ging mijn dochter verder, en we
waren heel bang toen hij Eva eruit pikte. Terwijl hij naar Eva wees begon
hij, 'Kijk hier het kleine hoofd van dit meisje, haar hoge voorhoofd, haar
zeer blauwe ogen en blonde haar', en hij hield één van haar lange blonde
manen omhoog. 'En kijk', zei hij, 'naar haar lange en slanke figuur. Dit zijn
de ondubbelzinnige kenmerken van een puur en ongemengd Teutonisch ras'.
Mama je had moeten horen hoe op dat moment alle meisjes in lachen
uitbarsten. Zelfs Eva kon haar lach niet inhouden. Toen kwam er van alle
kanten van de zaal geschreeuw. 'Ze is een joodse!' Je had het gezicht van
die man moeten zien! Ik denk dat hij blij was dat het schoolhoofd zo snel
opstond en met een teken de kinderen maanden te stoppen met lachen en
schreeuwen. Hij dankte hem voor zijn interessante en erg verhelderend
29
verhaal. Toen begonnen we weer te lachen, maar hij maande ons direct
daarmee te stoppen. O, ik was zo blij dat de leraar me niet had laten gaan
en dat ik daar was om het te horen”.
Monika Richarz (ed.) Jewish Life in Germany – memoirs from three centuries. Vertaald
door Stella P. Rosenfeld & Sidney Rosenfeld. Indiana University Press, 1991 pp. 355-356.
Discussievragen bij Afbeelding Nummer 6:
1) Wat hoopten de Duitser te bereiken met het vernederen van een
Duitse vrouw?
2) Wat zijn de gevoelens van Edwin Landau op de dag dat de boycot
tegen de joden werd afgekondigd?
30
Afbeelding Nummer 7
Segregatie als politiek
Tekst bij Afbeelding Nummer 7:
Uit de getuigenis van Joseph B. Levy:
Contact met “Ariërs” - zelfs gewoon groeten als je elkaar tegen kwam op
straat of openbare plekken – werd al minder en minder. Zelfs voormalige
kennissen en vrienden, collega's en oude oorlogskameraden aarzelden zich
met ons te onderhouden en groetten ons in plaats daarvan heimelijk. Hun
gedrag
kwam
voort
uit
angst
voor
vervolging
of
andere
onaangenaamheden, zo legden ze vaak uit. Een voorbeeld uit velen: Een
oudere vrouw die ik op het eerste gezicht nauwelijks herkende groette mij op
straat van een afstand en leek blij om mij te zien. Ze was een collega op een
van van de openbare scholen waar ik decennia daarvoor had gewerkt. We
naderden elkaar. Maar na wat woorden te hebben uitgewisseld, viel mijn
oog op het partijembleem dat op haar jurk zat gespeld. Toen ze mijn blik
opmerkte, werd ze plots bleek, draaide zich om en liep weg zonder een
woord te zeggen. Ze had zich ineens gerealiseerd dat zij als gerespecteerd
partijlid stond te praten met een jood, daarmee verbanning uit de partij
riskerend. Wij behoorden natuurlijk tot die paar aardige joden. We hoorden
31
dit dubieuze compliment bijna elke dag, vergezeld van de volgende
woorden: “Tsja, als ze allemaal waren zoals jij”. Het Duitse volk werd naar
gekte geleid....
Yad Vashem Archives, 033.975
Discussievragen bij Afbeelding Nummer 7
1) Welk bijschrift zou jij geven aan de afbeelding?
2) Wie zou zich naar jouw mening moeten schamen op deze foto?
32
Afbeeldingen 8 - 9: De Joodse Reactie
Joods Bewustzijn
Een Zionistisch Antwoord
De Nazi-politiek waarbij de joden van de Duitse maatschappij werden
uitgesloten liet vele joden begrijpen dat hun lot verbonden was aan het lot
van het joodse volk, ook al hadden ze dit voorheen niet gevoeld of geweten.
De joden in Duitsland zochten hun toevlucht bij elkaar en ontwikkelden al
snel hun eigen openbare en culturele leven. Middelbare en lagere scholen
werden geopend voor joodse leerlingen. Het lesgevend personeel werd
gevonden onder de joodse leraren die uit hun functie waren gezet op de
algemene scholen. Joodse schrijvers en artiesten begonnen te werken voor
een enkel joods publiek. Distributie van joodse kranten nam toe. Het Naziregime stond het initiatief tot het organiseren van een joods cultureel leven
toe en plaatste het onder overheidstoezicht. Het ministerie van Propaganda
zette een speciaal departement op dat toezag op joodse culturele activiteiten.
De joodse organisatie die voor dit doel werd opgericht was genaamd de
“Jüdischer Kulturbund”, de Joodse Culturele Organisatie. De Kulturbund
organiseerde concerten, toneelstukken, lezingen, kunsttentoonstellingen en
nog veel meer.
33
Teksten bij Afbeelding 8 – 9
“We vermeden inkopen te doen in winkels van christenen. Een ijverige jood
opende een kleine kruidenierswinkel in Plock. Uit eigen beweging stuurde
Berti [echtgenoot van Frida Hirsch, de schrijfster van deze memoires]
direct een brief naar het Evangelisch Behandelingscentrum en naar het
Medisch Genootschap om zijn ontslag aan te kondigen. Op 2 april namen
we de kinderen van school, ondanks het feit dat de schoolhoofden uitlegden
dat onze kinderen slechts één procent van de klas uitmaakten. “Meer
woorden zijn overbodig”. Onze kinderen begonnen lessen Engels te nemen
bij een joodse leraar die was ontslagen zonder enige waarschuwing
vooraf.”
Frida Hirsch, Mein Weg von Karlsruhe über Heidelberg nach Haifa 1890 – 1965.
Uitgegeven in 1965, p. 135.
“Er waren verschillende doelen. Eén doel, wellicht Buber's belangrijkste
doel was dat na deze catastrofe voor het Duitse jodendom, op zijn minst in
termen van verlies van emancipatie, hen een mogelijkheid zou worden
gegeven zichzelf te verdedigen, om te begrijpen waarom wij zo veel lijden en
om zich te identificeren met dit lijden...Daarnaast was het nodig om leraren
op te leiden die tot dan toe les hadden gegeven om middelbare en openbare
scholen en nu bijna allemaal hun baan hadden verloren. We moesten hen
voorbereiden; Ze klopten bij ons aan als complete domkoppen... en ze
moesten bereid zijn om hulp te krijgen opdat ze in de nieuwe scholen zouden
kunnen gaan werken. Deze scholen ontstonden in die tijd doordat de meeste
joodse leerlingen in die tijd ook van school werden gestuurd... De bedoeling
was hen aan te trekken tot het joodse spirituele erfgoed, hetgeen onbekend
was voor de meeste van hen... We hadden waarden die het waard waren om
voor te lijden. Het is niet iets dat je nu zou moeten weggooien, integendeel –
om in dat historische erfgoed te geraken, dat deel was van het probleem...
Ernest Simon (interview) The Yellow Badge, Open University of Israel.
34
Discussievragen bij Afbeeldingen 8 – 9
1) Welke betekenis werd er volgens jou gegeven aan de joodse feestdagen
– in het bijzonder Hanukah – in de periode dat de Duitse joden werden
vervolgd door het Nazi-regime?
2) Wat zegt dit over het begrip van de Duitse joden van de joodse identiteit
gedurende deze periode?
35
Afbeelding Nummer 10: Arisering
Arisering
“Arisering” is de term die gewoonlijk wordt gebruikt voor het proces
waarbij onafhankelijke joodse bedrijven overgingen in Duitse handen. Het
proces van arisering gebeurde in twee fasen: “vrijwillige verkoop”, van
joodse winkels in de jaren 1933 – 1938, en de periode van “gedwongen
arisering”, afgedwongen bij wet, gevolgd door de pogrom in november
1938. Gedurende de eerste fase, die van “vrijwillige verkoop”, werden de
economische boycot en andere economische drukmiddelen gebruikt tegen
zaken die een hoog percentage joden in dienst hadden en tegen zaken in
joodse eigendom. Firma's met internationale connecties en reputatie werden
meestal om economische redenen ongemoeid gelaten. Gedurende de fase
van “gedwongen arisering” was het proces van uitschakeling van joodse
economische activiteiten al ver gevorderd en was nu gericht op alle
commerciële en industriële bedrijven die nog in bezit waren van joden.
Teksten bij Afbeelding Nummer 10
De arisering van Grünfeld – Producent van beddengoed en kleding en
eigenaar van prestigieuze winkels voor deze producten in Berlijn en
Keulen.
36
Het bedrijf wist te overleven tot 1938, met in haar klantenkring
hooggeplaatste Nazi-partijmedewerkers. Grünfeld stelde zijn handel
tentoon in het Duitse paviljoen tijdens de Wereldmarkt in Parijs in 1936 en
won zelfs een staatsonderscheiding voor haar belangrijke bijdrage aan de
Duitse economie.
In weerwil van het grote succes kreeg Grünfeld te maken met een
toenemende stroom moeilijkheden.
In 1937 stopte de bank haar kredieten. De propagandamachine van
de Nazi´s nam krachtige maatregelen tegen de klanten van het bedrijf en
tegen de niet-joodse werknemers door hun namen in de kranten te zetten en
hen af te schilderen als “jodenknecht” (Judenknecht). Kranten weigerden
advertenties van Grünfeld te plaatsen. Toeleveranciers begonnen te
weigeren met de firma te werken. Staats- en partijorganen wikkelden het
bedrijf in rode tape, doorzochten de kantoren en plunderen de huizen van de
eigenaren en directeuren.
In de zomer van 1938 vonden er onderhandelingen plaats over de
verkoop van het bedrijf.
Het bedrijf werd uiteindelijk op 15 september aangekocht door Walter Kühl,
de eigenaar van een concurrerend bedrijf, voor een prijs die ver onder de
marktwaarde lag. De familie Grünfeld emigreerde enkel weken later naar
Palestina.
Uit het verslag van Fritz Grünfeld over de arisering van de firma:
“Onze klanten waren het eerste front dat tegen ons in werd gezet in deze
vernietigingsoorlog. Onze werknemers werden het tweede front. De
loyaliteit van onze werknemers werd systematisch ondermijnd – dit uitte
zich toen zij werden gebrandmerkt als “vrienden van joden” door de
Stürmer (de propagandakrant). Om hun terrorisering te vergemakkelijken
werden de volledige adressen van de werknemers gedrukt in de krant. De
intimidatie, de angst publiekelijk te boek te staan als “jodenknecht”,
ontmoedigden al diegenen in ons bedrijf die tot dan toe loyaal waren
gebleven aan de onderneming. Tegelijkertijd moedigde het hen aan die de
37
neiging vertoonden te saboteren, te verraden en te spioneren. Ze gingen
zelfs zover dat ze onze telefoongesprekken afluisterden, onze post
controleerden en onze afvalbakken doorzochten. Uiteindelijk – afgezien van
de joodse werknemers die sowieso werden geïsoleerd – bleven slechts een
paar honderd werknemers loyaal aan ons. Ze waren niet geïntimideerd door
de risico's die het met zich meebracht.
Het derde front in dit destructieve gevecht was de pers. Een
toenemend aantal kranten en tijdschriften weigerden onze advertenties te
plaatsen. Uiteindelijk werd het ons onmogelijk gemaakt nog in enig
tijdschrift of krant te adverteren. We werden beroofd van onze meest
efficiënte middelen van adverteren...
Het vierde front dat ons in de rug stak waren onze voormalige
toeleveranciers en bevoorraders. In toenemende mate weigerden ze ons te
leveren.
Tegelijkertijd creëerden alle overheden en partijbureau's, zoals de
“Arbeidscommissarissen”,
douanekantoren,
een
het
vijfde
Arbeidersfront,
front
tegen
ons
de
met
Gestapo
en
dagvaardingen,
huiszoekingen en inspecties. Dit alles had als doel onze positie te
ondermijnen.
Daarnaast
waren
er
nog
de
staats-
en
lokale
belastingkantoren...
In 1938 verscheen plots een groot aantal bemiddelaars en
onderhandelaars
als
aasgieren
die
rondcirkelen
boven
een
terdoodveroordeelde. Steunend op ervaringen opgedaan bij reeds voltooide
succesvolle
ariseringen,
kwamen
zij met adviezen en verborgen
bedreigingen...
Walther Kühl, eigenaar van de detailhandelsonderneming Max Kühl,
bleek al snel de meest serieuze bieder... Dhr. Kühl kreeg natuurlijk, net als
alle arische kopers van joods ondernemingen, een veel lagere aankoopprijs
dan hij zou hebben gekregen onder normale omstandigheden. Hij was er
desondanks van overtuigd dat hij ons had gered door onze firma te kopen...
Partijleden en “economische commissarissen” moesten betrokken
worden bij de onderhandelingen ten behoeve van beide partijen. “Ik ben
alleen verantwoordelijk voor de juridische kant en niet voor de dwang”,
merkte
38
Geheimrat Albert berouwvol op.
Op dat moment waren alle instituten – het is nauwelijks voor te
stellen hoeveel er bij betrokken waren – al op zo'n grote schaal in handen
van de partijmensen, dat men niet kon handelen zonder de zeer
getalenteerde “bruine” bemiddelaars.
Uiteindelijk vroeg staatssecretaris Brinkmann, verantwoordelijk
voor dergelijke zaken op het rijksministerie van Economische Zaken, om
een bedrag van 200.000 Rijksmark voor de officiële “goedkeuring van de
arisering”. Het bedrag werd door ons en Kühl verhoogd.
Een advertentie naar onze klanten in oktober 1938 werd al voorzien
van de zin “Grünfeld, nu in Duitse handen”.
Bron: Annegret Ehmann et al, Juden In Berlin, Berlin 1988, pp. 289-291.
Discussievraag bij Afbeelding Nummer 10
Wat voegt naar jouw mening de getuigenis van Fritz Grünfeld toe aan de
afbeelding?
39
Afbeelding Nummer 11: Emigratie
Emigratie
De machtsovername van de Nazi's en de brutaliteit van de misdaden
gepleegd door de SA, leidden tot het door paniek getroffen vertrek van
duizenden joden naar aan Duitsland grenzende landen, waar ze wachtten op
wat zou gaan gebeuren. 1934 was een jaar van relatieve kalmte in de
antisemitische politiek van de Nazi's. Sommige joden, die onder moeilijke
omstandigheden leefden in de buurlanden, besloten terug te keren naar
Duitsland. Tot 1936 was Palestina de belangrijkste bestemming voor
emigrerende Duitse joden. Begin 1936 begonnen joden echter te zoeken
naar overzeese bestemmingen. Joodse organisaties kwamen de immigranten
te hulp nadat de noodzaak van emigratie hadden geaccepteerd. In 1938 werd
het probleem van joodse emigratie nijpend. De annexatie van Oostenrijk bij
het Rijk voegde tienduizenden joden toe aan het aantal dat emigreerde.
Tegelijkertijd maakten de mogelijke landen van bestemming het alsmaar
moeilijker om visa te verkrijgen. Tegen het eind van 1938 waren naar
schatting 170.000 joden geëmigreerd vanuit Duitsland – tussen 33 en 40%
van de joden die in Duitsland leefden voor de Nazi's aan de macht kwamen.
40
Joodse emigratie vanuit het uitgebreide Rijk (inclusief Oostenrijk en
Tsjecho-Slowakije)
Europa
Aantal immigranten
Groot-Brittannië
40.000
Frankrijk
30.000
Nederland
20.000
België
15.000
Zwitserland
8.000
Scandinavië
5.000
Totaal
Polen en andere OostEuropese landen
30.000
Andere landen
5.000
153.000
Overzeese bestemmingen
Verenigde Staten
60.000
Palestina
55.000
Zuid-Amerika
30.000
Midden-Amerika
5.000
Zuid-Afrika
4.500
Australië
4.500
Azië (vooral Shanghai)
12.000
Andere landen
5.000
176.000
Totaal:
329.000
Doron Niederland, German Jews – Emigrants or Refugees? A study of Emigration Patterns
Between the World Wars (Hebreeuws) Jeruzalem, Magnes Press, 1996, p. 240.
Tekst bij Afbeelding Nummer 11:
Uit de Memoires van Martha Appel (geboren Insel)
De zwaarste taak die ik te doen had was het regelen van transporten van
kinderen naar het buitenland: de Verenigde Staten, Palestina, Engeland en
41
Italië. Het was hartverscheurend om hen gescheiden te zien worden van hun
ouders. Het waren de ouders zelf die kwamen smeken en aandringen op het
zo snel mogelijk wegzenden van hun kinderen, aangezien ze het niet langer
konden aanzien hen te zien lijden onder de haat en het misbruik. De
onzelfzuchtige liefde van de ouders was zo groot dat ze bereid waren
zichzelf te ontdoen van hun dierbaarste bezittingen, opdat hun kinderen in
vrede en vrijheid zouden kunnen leven. [...]
Ik stond weer op het perron en toen de trein mij langzaam voorbijreed viel
mij op hoe stil de kinderen geworden waren. Het stralende licht was van de
meeste jonge gezichten weggeëbd toen ze voor de laatste keer opkeken naar
hun dierbaren. Ik zag veel kleine meisjes die even daarvoor nog lachten en
nu hun handen uitstrekten voor een laatste handschudden met hun moeders
en vaders. Tranen biggelden over hun wangen en ik zag vele
jongensgezichten verwringen naar een vertwijfelde lach. “We zullen dapper
zijn” en “Sholem Aleichem”, de joodse groet, galmden door de grote hal,
terwijl honderden joodse kinderen hun Duitse vaderland verlieten.”
Monika Richarz (ed.) Jewish Life in Germany – memoirs from three centuries. Vertaald
door Stella P. Rosenfeld & Sidney Rosenfeld, Indiana University Press, 1991 pp. 359-360.
Discussievraag bij Afbeelding Nummer 11
Met welke problemen zagen Duitse joden die emigratie overwogen zich
geconfronteerd? (zie ook afbeelding 13)
42
Afbeelding Nummer 12: Anschluss
Anschluss – 12 maart 1938
Op 11 maart 1938 zond Hitler zijn leger naar Oostenrijk. Op 13
maart werd de annexatie van Oostenrijk bij het Duitse Rijk afgekondigd. De
meeste Oostenrijkers verwelkomden de Anschluss met een enthousiasme
die gepaard ging met een wijdverbreide uitbarsting van antisemitische
gewelddadigheden. De politiek van onteigening van de Oostenrijkse joden
pakte uit in een proces van enkele maanden dat in het Oude Rijk (Duitsland)
vijf en een half jaar in beslag had genomen. Joden werden ontslagen uit al
hun functies bij theaters, openbare bibliotheken, universiteiten en scholen.
Synagogen werden ontheiligd, joden werden gearresteerd en vastgehouden
tot zij documenten zouden ondertekenen waarin hun eigendom verbeurd
werd, en een ongebreidelde politiek van arisering werd uitgevoerd op grote
bedrijven. Binnen korte tijd na de Anschluss werd het Centraal Bureau voor
Joodse Emigratie, dat geleid werd door Adolf Eichmann, gevestigd in
Wenen. Haar doel was het bevorderen van de joodse exodus vanuit
Oostenrijk met, indien nodig, grove middelen. De politiek van gedwongen
emigratie bleek een groot succes. Tegen de tijd dat de oorlog uitbrak waren
zo'n 126.000 van de 200.000 Oostenrijkse joden geëmigreerd.
43
Tekst bij Afbeelding Nummer 12
Uit de getuigenis van Ezra Perry (voorheen Erich Professorski),
geboren in Wenen in 1925. Zijn vader, een schoenmaker, was soldaat
geweest in het Russische leger en was overgelopen tijdens de Eerste
Wereldoorlog.
“Op school werd ik in de achterste rij geplaatst, omdat ik een jood was. Op
straat wisten de mensen niet dat ik jood was, maar mijn vader werd
tegengehouden en gedwongen de straat schoon te poetsen met een
tandenborstel. Ze werden vernederd op straat samen met de religieuze
joden, terwijl de inwoners erbij stonden en lachten. Vader zette zijn werk
thuis voort. Aanvankelijk bleven de christelijke klanten komen, maar later
beletten SA-mannen hen hun schoenen ter reparatie langs te brengen.
Sommige mensen bleven echter komen door de achterdeur. De buren waren
tamelijk netjes, zij zeiden “onze joden zijn OK”. We probeerden te
vertrekken naar iedere mogelijke bestemming – Colombia, Panama,
Ethiopië. Mensen met geld konden visa kopen. Ik was actief in Hashomer
ha-Tza'ir [een Zionistische jeugdbeweging]. Sommigen in de beweging
dachten over Palestina, maar hadden geen echte intentie daar heen te
emigreren. Mijn vader weigerde Palestina in overweging te nemen. Pas na
de intocht van de Nazi's begonnen we te denken over het vertrek naar een
mogelijke bestemming.”
Interview op video, Yad Vashem Archives, VD 405.
Discussievraag bij Afbeelding Nummer 12
Wat kenmerkte naar jouw idee het lot van de Oostenrijkse joden na de
Anschluss?
44
Afbeelding Nummer 13: Het Antwoord van de Wereld de Conferentie van Evian
Waarheen?
In juli 1938 kwam op intitiatief van de Amerikaanse president Franklin D.
Roosevelt een internationale conferentie bijeen over vluchtelingen in het
Franse Evian. De conferentie kwam naar men aanneemt bijeen om de
algemene vluchtelingenproblematiek te bespreken, ofschoon in deze fase het
merendeel van de vluchtelingen joods was. De conferentie bleek nutteloos
wat betreft het oplossen van de vluchtelingencrisis – voor zover het ging om
het vinden van bestemmingen voor de vluchtelingen. De Dominicaanse
Republiek was het enige land dat zich bereid toonde een groot aantal
vluchtelingen toe te laten, op voorwaarde dat joodse organisaties de fondsen
financierden die nodig waren voor het opnemen van de vluchtelingen in het
land. De mislukking van de conferentie verergerde de positie van de joden
en versterkte het joodse vluchtelingenprobleem als een wereldomvattend
probleem. Het enige praktische resultaat van de conferentie was de
oprichting van een Intergouvernementeel Comité, voorgezeten door George
Rublee.
Teksten bij Afbeelding Nummer 13
A. “Twee weken na de Anschluss besloot de Zwitserse Bondsraad (het
uitvoerend orgaan van het land) in haar vergadering van 28 maart 1938 dat
45
“Met het oog op de door andere landen al genomen en in voorbereiding
zijnde maatregelen tegen de toestroom van Oostenrijkse vluchtelingen
bevinden we ons in een moeilijke situatie. Het is duidelijk dat Zwitserland
alleen een doorgangsland kan zijn voor de vluchtelingen uit Duitsland en
Oostenrijk. Afgezien van de situatie op onze arbeidsmarkt verlangt het
huidige hoge aantal buitenlanders strenge maatregelen tegen een langer
verblijf van deze elementen. Als we geen basis willen creëren voor een
antisemitische beweging, die ons land onwaardig zou zijn, moeten we
onszelf verdedigen me al onze kracht en indien nodig zonder mededogen
jegens de immigratie van buitenlandse joden, in het bijzonder die uit het
oosten. We moeten aan de toekomst denken en we kunnen onszelf daarom
niet toestaan deze buitenlanders toe te laten ter wille van onmiddellijke
voordelen.”
Saul Friedländer, Nazi Germany and the Jews – the years of persecution 1933-1939. New
York, 1997, pp. 263-264.
B. De verdrijving van joden uit Sudetenland werd door Hermann Göring op
ironische wijze beschreven:
“Gedurende de nacht [die volgde op het binnentreden van de Duitse
troepen in Sudetenland] werden de joden verdreven naar Tsjecho-Slowakije.
In de ochtend kregen de Tsjechen hen te pakken en stuurden hen door naar
Hongarije. Van Hongarije terug naar Duitsland, daarna weer terug naar
Tsjecho-Slowakije. Ze reisden dus rond en rond. Uiteindelijk kwamen ze
terecht op een rivierboot op de Donau. Daar kampeerden ze. Zodra ze voet
aan wal zetten, werden ze teruggeduwd.”
Saul Friedländer, Nazi Germany and the Jews – the years of persecution 1933-1939. New
York, 1997 pp. 265-266.
Discussievragen bij Afbeelding Nummer 13
1) Welke implicaties hadden de woorden van de aanwezigen op de
conferentie in Evian voor het lot van het meisje op de foto en voor
het lot van de joden in Duitsland en Oostenrijk in 1938?
46
2) Waarom werd de vraag “waarheen?” ineens zo relevant voor de
joden?
47
Afbeelding Nummer 14: Deportatie naar Zbaszyn
Deportatie naar Zbaszyn
Zbaszyn is een klein Pools stadje nabij de Poolse grens met Duitsland. In
1938 werd daar een kamp ingericht voor joden in het bezit van het Pools
staatsburgerschap die vanuit Duitsland werden gedeporteerd. De directe
aanleiding voor hun deportatie door de Duitsers was een decreet van het
Poolse ministerie van Binnenlandse Zaken volgens welke alle Poolse
burgers die langer dan vijf jaar buiten Polen hadden gewoond automatisch
hun burgerschap zouden verliezen als ze niet binnen twee weken zouden
terugkeren in Polen. De Duitse regering was bezorgd dat duizenden Poolse
joden in Duitsland zouden blijven bij het afwezig zijn van een andere plek
om heen te gaan en en reageerde met een directe opdracht tot deportatie.
De deportaties vonden in heel Duitsland plaats. De gedeporteerden
mochten maar tien mark per persoon meenemen. Hen werd verboden zaken
van enige waarde mee te nemen en kregen niet de kans hun zaakjes in orde
te brengen. De meerderheid werd per trein gedeporteerd, maar grote
groepen werden te voet gedeporteerd en werden geslagen en gedwongen de
Poolse grens over te steken. De gedeporteerden werden onder onmenselijke
omstandigheden ondergebracht in barakken en graanmolens. Onder de
gedeporteerden in Zbaszyn was de familie Grynszpan uit Hannover. In een
poging wraak te nemen op de toestand waarin zijn familie verkeerde, schoot
48
hun zoon Herschel Grynszpan een Duitse diplomaat dood in Parijs. De
moord werd als voorwendsel gebruikt voor de pogrom in de Kristallnacht.
De meeste gedeporteerden werden weer opgenomen in Polen na een
langdurig verblijf in het kamp.
Tekst bij Afbeelding Nummer 14:
De aantekeningen van Emmanuel Ringelblum over de vluchtelingen in
Zbaszyn
Srodborow, 6 december 1938
Beste Raphael,
Ik ben op vakantie in Srodborow. Ik heb vijf weken in Zbaszyn gewerkt.
Afgezien van Ginzberg ben ik één van de weinigen die het daar voor een
langere tijd uithield. Bijna alle anderen bezweken na een meer of minder
korte tijd. Ik heb noch de kracht, noch het geduld om alles te beschrijven
wat er in Zbaszyn gebeurde. Ik denk dat er niet eerder zo´n wrede en
meedogenloze deportatie van een joodse gemeenschap is geweest als deze
Duitse deportatie. Ik zag een vrouw die uit haar woning in Duitsland was
gehaald en haar pyjama nog aan had (deze vrouw is nu half krankzinnig).
Ik zag een verlamde vrouw van boven de 50, die uit haar huis was gezet.
Naderhand zou helemaal tot de Poolse grens door jonge joodse mannen
gedragen worden in een leunstoel. (Zij verblijft nog steeds in een
ziekenhuis.) Ik zag een man die leed aan slaapziekte en over de grens werd
gedragen op een stretcher, een wreedheid zonder weerga in de geschiedenis.
In de loop van die vijf weken zetten wij (oorspronkelijk Giterman, Ginzberg
en ik en na tien dagen Ginzberg en ik) een compleet stadje op met
afdelingen voor bevoorrading, ziekenhuisopname, timmerwerkplaatsen,
kleermakers,
schoenmakers,
boeken,
een
juridische
afdeling,
een
migratieafdeling en een onafhankelijk postkantoor (met 53 werknemers),
een welzijnsbureau, een arbitragehof, een organiserend comité, openlijke en
49
geheime controlediensten, een schoonmaakdienst en een hygiënische
verzorgingsdienst, enz. Behalve 10 à 15 mensen uit Polen werden bijna 500
vluchtelingen uit Duitsland tewerkgesteld in deze afdelingen. Het
belangrijkste is dat er een situatie was waarbij sommigen geven en anderen
nemen. De vluchtelingen kwamen bij ons over als broeders die zich haastten
elkaar te helpen in een tijd van ellende en tragedie. Bijna alle
verantwoordelijke baantjes werden gedragen door vluchtelingen. Tussen
ons en de vluchtelingen bestaan de warmste en meest vriendelijke relaties.
Het is niet de vermolmde geest van filantropie, die zo gemakkelijk zijn
intrede deed in het werk. Daarom waren de hulpbehoevenden zo blij die
hulp te ontvangen. Niemand werd gekrenkt in zijn gevoelens. Elke klacht
over slechte behandeling werd onderzocht, en filantropie was niet waarvoor
meer dan één hier werd weggestuurd.
We zijn begonnen met culturele activiteiten. Het eerste dat we
introduceerden was het spreken van jiddisch. Het werd een soort mode in
het kamp. We organiseerden lessen in het Pools, bijgewoond door zo'n 200
mensen, en andere lessen. Er waren verscheidene leeszalen, een
bibliotheek; de religieuze groepen hebben een Talmud Torah [religieuze
school] opgezet. Er zijn concerten en er is een koor actief.
...Zbaszyn is een symbool geworden voor de weerloosheid van de Poolse
joden. Joden werden vernederd tot het niveau van melaatsen, tot derderangs
burgers, met als resultaat dat wij allen getuige waren van een
verschrikkelijke tragedie. Zbaszyn was een zware morele tegenwind die de
joodse bevolking van Polen raakte. En het is daarom dat alle dreigingen
leiden van de joodse massa's naar Zbaszyn en naar de joden die daar
lijden...
Neem asjeblieft mijn warmste goede wensen aan en kussen van
Emmanuel
Documents on the Holocaust – Selected sources on the destruction of the Jews of Germany
50
and Austria, Poland, and the Soviet Union. Uitgegeven door Yithzak Arad, Yisrael Gutman,
Abraham Margaliot. Jeruzalem, Yad Vashem, 1981 pp. 123-124.
Discussievraag bij Afbeelding Nummer 14
Wat maakt naar jouw mening het schrijven van Dr. Emmanuel Ringelblum
duidelijk? En wat voegt het toe aan de foto bij het beschrijven van het lijden
en de vernedering van de joden die naar Zbaszyn werden gedeporteerd?
51
Afbeeldingen 15 – 18: Kristallnacht
“Kristallnacht” is de naam die wordt gegeven aan de pogrom die door heel
Duitsland en Oostenrijk plaatsvond in de nacht van 9 op november 1938. de
pogrom werd officieel beschreven als een spontane reactie op de moord op
de derde secretaris van de Duitse ambassade in Parijs, Ernst von Rath. De
moordenaar was de jonge zeventienjarige jood Herschel Grynszpan, wiens
ouders zich bevonden onder de naar Zbaszyn gedeporteerde joden. De
moordpartij was echter alleen een voorwendsel voor de pogrom, die in feite
werd aangespoord door minister van Propaganda Joseph Goebbels, met
instemming van Hitler. Naar schatting 1000 synagogen door heel het Rijk
gingen in vlammen op of werden vernietigd tijdens de pogrom; meer dan
800 joodse winkels werden verbrand of geplunderd; honderden huizen
werden beschadigd of vernietigd. Het gebroken glas van de synagogen en
winkels gaven de pogrom haar naam – Kristallnacht. Tijdens de pogrom
werden 91 joden vermoord en naar schatting 30.000 werden gearresteerd en
naar concentratiekampen gestuurd, enkel omdat ze jood waren. Na de
pogrom kregen de joden een willekeurige boete opgelegd van 1 miljard
mark en werden gedwongen de reparaties aan beschadigde goederen te
betalen.
Tekst bij Afbeelding 15 – 16
Novenberpogrom – Kristallnacht
1. Hans Berger uit Wiesbaden vertelt over zijn herinnering aan de
Kristallnacht:
52
“Toen ik in de morgen van 10 november zoals elke dag met mijn auto naar
het werk reed, kwam ik langs de synagoge en zag dat de koepel in brand
stond. De angst ging door me heen. Een grote menigte mensen stond er
zwijgend omheen en de brandweer was tevreden met het beschermen van
omringende huizen tegen overslaande brand. Ik ging op weg naar de joodse
school waar ik controleerde of alles nog in orde was met mijn kinderen.
Daar waren ze nog niet op de hoogte van de brand in het gebedshuis en pas
in de fabriek hoorde ik door telefoonverslagen dat alle joodse zaken in de
stad volledig gesloopt waren. De inboedel werd op straat gegooid en in
brand gezet. Dit alles kwam uit de handen van slechts enkele jeugdigen die
voor dit doel waren aangewezen door de partij.”
Toen we Maas ontmoetten hoorden we dat ook in Frankfurt en
Mainz de synagogen in brand waren gezet, joodse winkels waren vernield,
joodse mannen zelfs op straat waren opgepakt en dat al heel wat joodse
privé-woningen
op
een
beestachtige
wijze
waren
vernield.
We
beraadslaagden over hoe te redden wat misschien te redden viel en kwamen
tot de beslissing dat ik terug zou gaan naar de fabriek, terwijl Maas, die in
tegenstelling tot mij wel over een geldig paspoort beschikte, zou proberen
de grens over te steken.”
Monika Richarz (ed.) Jewish Life in Germany – memoirs from three centuries. Vertaald
door Stella P. Rosenfeld & Sidney Rosenfeld. Indiana University Press, 1991 pp. 386-387.
2. Uit het proces verbaal van 10 november 1938 opgemaakt in de
rechtbank van Buchen in de zaak van de moord op Susanne Stern, een
81-jarige weduwe: De getuigenis van Adolf Heinrich Frey van de SA die
haar neerschoot:
Ik klopte op de deur...Ik vorderde dat Stern zich aankleedde...Ze zat op de
bank...Toen ik haar vroeg waarom ze geen aanstalten maakte om mijn
instructies op te volgen om zich aan te kleden, antwoordde ze dat ze zich
niet zou aankleden en niet mee zou komen. We kunnen doen wat we
willen...'Ik verlaat mijn huis niet. Ik ben een oude vrouw'...Ik nam mijn
dienstpistool uit mijn zak...Ik riep nog 5 of 6 keer naar de vrouw dat ze
moest opstaan en zich aankleden. Stern schreeuwde met verachting en
onbeschaamdheid luid in
53
mijn gezicht: 'Ik sta niet op en kleed me niet aan. Je kan doen wat je ook
maar wilt.' Op het moment dat ze schreeuwde 'doe wat je wilt' maakte ik de
veiligheidspal van mijn pistool los en schoot eenmaal op haar...Stern stortte
ineen op de bank. Ze leunde achterover en greep haar borst met haar
handen. Ik schoot voor de tweede maal, deze keer gericht op haar hoofd.
Paul Sauer, Dokumente über die Verfolgung der jüdischen Bürger in Baden-Württemberg,
Vol. 2, Stuttgart1966, pp. 26-27.
Tekst bij Afbeelding 17
De novemberpogrom in Wenen
“En ik herinner mij dat we op 9 november 1938 's avonds bang waren om
naar buiten te gaan. Ik, een jongen van tieneneenhalf jaar oud, ging in ieder
geval naar buiten en zag dat ze de Torah-rollen meenamen uit de synagoge
en deze door hun paarden lieten vertrappen en erop lieten poepen. De
bijeengekomen menigte deed mee aan de boekverbranding. Er hing een
sfeer van angst; Ik rende naar huis en ging niet meer naar buiten... De
politie arriveerde en arresteerde joden – ik weet niet of ze lijsten hadden.
Een aantal familieleden van mij werd meegenomen; onder hen waren mijn
oom en mijn neef, die later naar Dachau zijn versleept. Negen maanden
later werden ze vrijgelaten onder voorwaarde dat ze vanuit Oostenrijk
zouden emigreren, dat wil zeggen dat ze Duitsland zouden verlaten.”
Interview met Joseph Linser uit Wenen, Yad Vashem Archive, 03/8966.
54
Tekst bij Afbeelding 18
But the Story Didn't End that Way...
Hans Berger uit Wiesbaden vertelt over zijn herinnering aan de
Kristallnacht:
“Om ongeveer 6 uur 's ochtends op zondagmorgen stopte de trein op het
station van Weimar, de stad van Goethe die voor altijd slechte
herinneringen in mij boven brengt over het schouwspel dat zich afspeelde in
de tunnel tussen de perrons. We moesten per coupé uit de trein stappen en
twee aan twee rennen, vergezeld van klappen met stalen stangen en porren
met geweerkolven. We moesten over het perron, de trappen naar beneden de
tunnel in. Wee degene die struikelde of van de trap viel. Diegene werd op z'n
minst vertrapt door de persoon die achter hem aankwam of die viel ook en
werd weer op beide voeten gezet met behulp van nieuwe klappen en porren.
In de tunnel zelf moesten we ons opstellen in rijen van tien, de één achter de
ander. De eerste persoon werd met zijn gezicht tegen de muur aangedrukt
en gendarmes zagen erop toe dat we als haringen in een ton stonden. De
arme mensen die achteraan in de rij stonden hadden porren en klappen te
verduren, met als gevolg dat de rijen steeds dichter en dichter tegen elkaar
aan kwamen te staan. Ik stond in het midden; op het eind kon je nauwelijks
nog ademen. Daarbovenop floten de zwepen over onze blote hoofden en het
meest obscene gebrul en de gemeenste zinsneden die je je maar kunt
voorstellen daalden neer op de wanhopige menigte van
55
opeengepakte joden. Dit duurde twee uur. Toen moesten we per rij en
opnieuw twee bij twee onder een constante stroom van zweepslagen verder
rennen door de tunnel, de trappen op en in de gereedstaande vrachtwagens
klimmen, waarin zittingen waren aangebracht. In de wagen werd ons
gezegd: “Zet je hoed op en doe je hoofd naar beneden!” Wee degene die
niet diep genoeg naar beneden bukte. Een klap op z'n hoofd met de zweep of
een stok was het minste dat hij kon verwachten. We reden met een
verschrikkelijke snelheid door het bos. Na zo'n tien minuten rijden stopte de
wagen. Opnieuw twee aan twee stapten we uit en renden door een poort
naar een grote binnenplaats, waar duizenden mede-slachtoffers opgesteld
stonden in rijen van tien. We waren aangekomen in concentratiekamp
Buchenwald.”
Monika Richarz (ed.) Jewish Life in Germany – memoirs from three centuries. Vertaald
door Stella P. Rosenfeld & Sidney Rosenfeld. Indiana University Press, 1991, pp. 390-391.
Discussievraag bij Afbeeldingen 15, 16, 17 en 18
Welke afbeelding geeft naar jouw mening de Kristallnacht-pogrom het beste
weer? Waarom?
56
Chronologische Tabel van Gebeurtenissen 1933 – 1938
Internationale
Gebeurtenissen en
Gebeurtenissen in het Derde
Rijk
De Oorlog Tegen de Joden
Joodse Activiteiten
1933
30 januari, Adolf Hitler
30 januari: Jüdische Jugendhilfe
benoemd tot Reichskanzler
opgericht in Berlijn
27 februari, brand in de
Rijksdag, golf van arrestaties en
Nazi-terreur in Duitsland
Maart: Eerste concentratiekamp 9-10 maart: begin van een golf 27 maart: Massademonstratie in
in Duitsland geopend: Dachau van rellen tegen Duitse joden New York georganiseerd door
door de SA en Stahlhelm
het American Jewish Congress
als protest tegen de Nazi-terreur
n Duitsland
1 april: boycot van de Duitse 4 april: De Duits joodse krant
joden
Jüdische Rundschau plaats het
artikel van Robert Weltsch:
“Draag hem met trots, de
Davidsster”, de eerste in een
serie “ zeg 'ja' tegen ons joods
zijn”; Deze koppen werden de
slogans van het Duits joodse
verzet
7 april: De wet verbiedt joden 26 april: Besluit van de Va'ad
voor
overheidsdiensten
te Le'umi (Nationaal Comité van
werken.
de Joden in Palestina) om een
project op te starten voor de
opname van immigranten uit
Duitsland
26 april: oprichting van de 21 april: wettelijk verbod op Half mei: Vertegenwoordigers
Gestapo
rituele joodse slachtingen
van het Comité des Délégations
Juives stuurt een protest naar de
Volkenbond over anti-joodse
discriminatie in Duitsland (de
petitie van Franz Bernheim)
10 mei: openbare verbranding
van joodse boeken en werken
door Nazi's in Duitse steden
Massademonstraties door de
joden in Parijs tegen de antijoodse campagnes in Duitsland
57
Internationale
Gebeurtenissen en
Gebeurtenissen in het Derde
Rijk
De Oorlog Tegen de Joden
Joodse Activiteiten
Mei: de oprichting van de
Jüdischer Kulturbund in Berlijn
11 juni: Conferentie van joodse
organisaties in Silezië bespreekt
de middelen om de rechten van
de Duitse joden te beschermen
27
juni:
massaprotestbijeenkomst van joden in
Londen tegen de Nazi's
20 augustus: het American
Jewish Congress kondigt een
boycot af tegen Nazi-Duitsland
14 juli: Wettelijk verbod op
politieke partijen in Duitsland,
de NSDAP is nu de enige legale
partij in Duitsland
8 september: De tweede Joodse
Wereldconferentie besluit een
wereldwijde anti-Duitse boycot
te organiseren
17 september: Oprichting van de
Reichvertretung der Deutschen
Juden (Rijksvertegenwoordiging
van joden in Duitsland
14 oktober: Duitsland verlaat 17 oktober: Wettelijk verbod Oktober:
Oprichting
van
ontwapeningsgesprekken bij de voor joden om werkzaam te zijn “bemiddelingsbureau” voor hulp
Volkenbond
als journalist
aan Duitse joden door joodse
organisaties in de VS en
Frankrijk
19 oktober: Duitsland stapt uit
de Volkenbond
27 november: Overslagbedrijf
opgericht in Tel Aviv om de
immigratie van joden uit
Duitsland te begeleiden door
middel van speciale regelingen
om hun bezittingen over te laten
komen
1934
26 januari: Duitsland en Polen
tekenen een niet-aanvalsverdrag
Februari: Eerste groep van jonge
joodse uit Duitsland komt aan in
Kibboets Ein Harod
58
Internationale
De Oorlog Tegen de Joden
Gebeurtenissen en
Gebeurtenissen in het Derde
Rijk
1 april: Heinrich Himmler April: Oprichting van de
aangesteld als hoofd van de S.S. Radicale
Nationalistische
Organisatie (O.N.R.) in Polen,
een
extreemrechtse
antisemitische organisatie
30 juni – 2 juli: “Nacht van de
Lange Messen”: zuiveren van de
S.A. en hen die zich keerden
tegen het beleid van Hitler;
Röhm
en
zijn
collega's
vermoord
25 juli: Couppoging door Nazi's
in Oostenrijk, Dollfuss, de
Oostenrijkse premier, wordt
vermoord
2 augustus: Overlijden van Von
Hindenburg,
de
Duitse
president. Hitler neemt de
verantwoordelijkheid
van
staatshoofd op zich
1935
7
januari:
Frans-Italiaans
akkoord werd getekend door
Mussolini en Laval in Rome
13 januari: Het Saarland wordt
geannexeerd door Duitsland
16 maart: Herinvoering van de
dienstplicht in Duitsland in
strijd met het verdrag van
Versailles
31 mei: Duitse joden wordt
verboden in leger te dienen
Juni: Golf van anti-joodse rellen
in Polen
15 september: Neurenbergwetten – van kracht worden van
anti-joodse rassenwetten
3 oktober: Italië valt Ethiopië December: Anti-joodse rellen op
aan
Poolse universiteiten; joodse
studenten mogen slechts op
speciale plaatsen komen
7 maart: Het Duitse leger trekt
59
Joodse Activiteiten
Internationale
De Oorlog Tegen de Joden
Gebeurtenissen en
Gebeurtenissen in het Derde
Rijk
het Rijnland in
3 maart: Joodse doktoren wordt
verboden hun praktijk uit te
oefenen
in
openbare
zorginstellingen in Duitsland
Joodse Activiteiten
1936
4 februari: David Frankfurter
vermoordt Wilhelm Gustloff,
leider van de Nazi-partij in
Zwitserland, als protest tegen de
vervolging van joden in
Duitsland
9 maart: Rellen in Przytyk,
Polen
17 maart: Massademonstraties
van joden en linkse en liberale
Polen tegen de anti-joodse rellen
in Polen
2 mei: Addis Abeba veroverd
door het Italiaanse leger
5 mei: Ethiopië geeft zich over
16
juni:
Begin
Spaanse
burgeroorlog
17 juni: Himmler benoemd tot
hoofd van de Duitse politie
30 juni: Algemene staking door
Poolse joden als protest tegen
antisemitisme
26 juli: Begin van Duitse en
Italiaanse militaire bemoeienis
in Spanje
25 oktober: Duits-Italiaans Pact;
totstandkoming van de As
Berlijn-Rome
1937
26 januari: Wettelijk verbod
voor Duitse joden om op enig
kantoor te werken
15
maart:
Grote
antinazibijeenkomst door Joint
Boycott Council in New York
7 juli: Japan valt China aan
16
juli:
Concentratiekamp
Buchenwald wordt geopend
60
Internationale
Gebeurtenissen en
Gebeurtenissen in het Derde
Rijk
De Oorlog Tegen de Joden
Joodse Activiteiten
Oktober: Begin van 'arisering'
van joodse eigendommen in
Duitsland
25 november: Politiek en
militair pact getekend door
Duitsland en Japan
1938
21 januari: Rechten van
minderheden afgeschaft door
Roemenië; ontnemen van het
burgerschap van veel joden
13 maart: Annexatie van
Oostenrijk door het Derde Rijk
26
april:
richtlijnen
tot
inbeslagname van bezittingen
van joden
5 juli: Conferentie van Evian 29 mei: Eerste wet die de
over Duitse vluchtelingen
rechten van joden in Hongarije
beperkt wordt aangenomen
1 augustus: Oprichting van het
bureau voor joodse emigratie,
geleid door Adolf Eichmann
17 augustus: Joden wordt
opgedragen “Israel” of “Sara”
aan hun naam toe te voegen
29-30 september: Conferentie
van München, met deelname
van Chamberlain, Daladier,
Hitler en Mussolini; Engeland
en Frankrijk gaan akkoord met
de annexatie van een deel van
Tsjecho-Slowakije
door
Duitsland
1 oktober: Annexatie van 5
oktober:
Inname
van
Sudetenland door Duitsland
paspoorten van Duitse joden
9-10 november: Kristallnacht;
rellen
in
Duitsland
en
Oostenrijk; ongeveer 30.000
joden
gearresteerd,
1.000
synagogen vernietigd en 7.500
winkels geplunderd
6 november: Herschel
61
Internationale
Gebeurtenissen en
Gebeurtenissen in het Derde
Rijk
De Oorlog Tegen de Joden
Joodse Activiteiten
Grynszpan vermoord Ernst vom
Rath, secretaris van de Duitse
ambassade in Parijs
15 november: joodse kinderen November: American Joint
wordt verboden naar Duitse Distribution Committee helpt
scholen te gaan
vluchtelingen in Zbaszyn, Polen
3 december: richtlijnen om
joden
uit
het
Duitse
economische
leven
te
verdringen
December: Organisatie voor
illegale immigratie opgericht in
Palestina
62
Download