“But the Story Didn't End that Way...” Dit Lespakket werd Oorspronkelijk Samengesteld ter Gelegenheid van de 60ste Herdenking van de Kristallnachtpogrom in 1938. The International School for Holocaust Studies Yad Vashem Infomation Systems © Yad Vashem 2000 Vertaald door het Comité Kristallnachtherdenking Groningen 1 Coördinator Avraham Milgram Auteurs Batya Dvir, Avraham Milgram, Guy Miron, Hadas Steuer Didactische Bewerking Shulamit Imber, Avraham Milgram (Yad Vashem); Yael Barenholz, Hava Fono (Youth & Society Administration) Academisch adviseur Dr. Daniel Fraenkel Visual Research Orit Adorian, Avraham Milgram, Hadas Steuer Technical Research Doron Avraham, Orit Adorian, Batya Dvir, Avraham Milgram, Guy Miron, Hadas Steuer, Irena Steinfeldt Corrector Chaya Regev Productie Manager Ayala Appelbaum Technisch Assistent Effi Neumann Ontwerp Einat Berlin Taalbewerker Arieh Saposnik Internet Versie Yad Vashem Infomation Systems Nederlandstalige Versie Comité Kristallnachtherdenking Groningen 2 Inhoudsopgave Voorwoord................................................................................................................4 Historisch Overzicht.................................................................................................7 De Joden in Duitsland 1870-1918.....................................................7 De Duitse Joden in de Weimarrepubliek...........................................9 Anti-Joodse Politiek, 1933-1938......................................................11 Uitleg en korte beschrijving bij de afbeeldingen......................................................14 Chronologisch overzicht van gebeurtenissen, 1933-1938........................................57 3 Voorwoord De Kristallnacht was een serie ongeregeldheden die plaats had in het gehele Duitse Rijk (Duitsland en Oostenrijk) op 9 en 10 november 1938 en vertegenwoordigt een belangrijk keerpunt in de geschiedenis van de joden in Duitsland. Meer dan 100 synagogen werden tijdens de pogrom vernietigd in heel Duitsland en Oostenrijk. Een groot deel van de schade werd toegebracht aan joods bezit en voor de eerste keer werden tienduizenden joden naar concentratiekampen verstuurd, enkel en alleen omdat ze jood waren. Voor de International School for Holocaust Studies in Yad Vashem is de samenstelling van een lespakket om mensen bekend te maken met het lot van de Duitse joden in de jaren ´30 van groot belang. Het pakket is bedoeld om docenten en leerlingen te voorzien van up to date en kant en klaar didactisch materiaal, geschikt gemaakt voor gebruik in het onderwijs. Doelgroep: Groep 7 en 8 van de basisschool en het gehele voortgezet onderwijs. Het pakket bestaat uit 3 delen: 18 afbeeldingen vertellen het verhaal van het Duitse Jodendom van de Weimarrepubliek tot in eind jaren '30. De afbeeldingen worden in chronologische volgorde voorgesteld en maken het de kijker mogelijk het proces waarin de anti-joodse politiek in het Duitse Rijk tot stand kwam te begrijpen. Deze politiek bereikte haar piek tijdens de grootschalige pogrom van 9 op 10 november 1938. Bij de afbeeldingen staan uitspraken van enkele centrale figuren - joden en niet-joden - uit 4 deze periode, welke de kijker een beter begrip verschaffen. De combinatie van afbeeldingen en uitspraken helpen een samenhangend en grondig inzicht te krijgen in het menselijk drama dat zich heeft afgespeeld. De afbeeldingen kunnen op zichzelf worden gebruikt, als tentoonstelling of als lesmateriaal bij de behandeling van deze periode van de geschiedenis. Een didactisch boekje dat omvat: 1. Een historisch overzicht 2. Een beknopte behandeling van elke afbeelding 3. Een chronologische tabel van de gebeurtenissen in de jaren 19331938 Een documentaire op videofilm die gaat over de gebeurtenissen in de Kristallnacht en de betekenis daarvan. De film, die gebaseerd is op getuigenverklaringen van overlevenden en filmbeelden uit die periode, draagt bij aan een begrip van de gebeurtenissen. Dit pakket kan bijdragen aan een grotere bekendheid met de bijzondere geschiedenis van het Duitse jodendom in de jaren 30, waarbij ook een sterke nadruk wordt gelegd op de gebeurtenissen voorafgaande aan de Kristallnacht. De pogrom van 9 en 10 november 1938 vormt een keerpunt en op meerdere wijzen een climax in een proces. Daarom kan het niet worden begrepen zonder de historische context, waarin het plaatsvond. Het pakket kan ook gebruikt worden als hulpmiddel voor docenten geschiedenis die een les samenstellen over de geschiedenis van het Duitse jodendom in de eerste helft van de 20ste eeuw. De afbeeldingen kunnen in vier onderwerpen worden verdeeld: A) Afbeeldingen 1 en 3 hebben betrekking op de joden in de Weimarrepubliek: vraagstukken als identiteit, wettige, economische en sociale status en de opkomst van een racistische anti-Semitische beweging in de vorm van de NSDAP in de Duitse politiek. 5 B) Afbeeldingen 4, 5, 6, 7, 12 en 14 hebben betrekking op de Nazi-politiek in Duitsland in de jaren 1933 tot 1938. C) Afbeeldingen 8, 9, 11 en 13 gaan over de joodse reactie op de politiek van de Nazi's. D) Afbeeldingen 15-18 hebben betrekking op de gebeurtenissen in de Kristallnacht, 9-10 november 1938. 6 Historisch Overzicht De joden in Duitsland 1870 – 1918 Gedurende de negentiende eeuw boekten de joden in de verscheidene Duitse deelstaten geleidelijk aan vooruitgang richting gelijkheid en emancipatie. Dit proces werd voltooid bij de totstandkoming van de verenigde Duitse staat in 1870. Al in de late achttiende eeuw riepen denkers, die geassocieerd worden met de Duitse Verlichting, op tot participatie van joden in het politieke en sociale leven binnen de staat. Dit zou moeten plaatsvinden in ruil voor joodse bereidheid om afstand te doen van hun tradities en hun afzondering van de samenleving om hen heen en hun transformatie tot productieve burgers. De joden konden zich hier grotendeels in vinden: Zij namen de Duitse taal over en streefden er naar te integreren in de Duitse cultuur. Ze namen deel aan de algemene processen van modernisering en bovenal zagen zij Duitsland als hun thuisland. Gedurende de negentiende eeuw ondergingen de joden in Duitsland van versnelde trek naar de stad. Zij vonden hun weg naar de Duitse middenklasse en sommigen van hen werden zelfs centrale figuren in het Duitse economische leven – bankiers, handelaren, eigenaren van warenhuizen, industriëlen, enz. De succesvolle integratie van de joden in het Duitse economische leven bleef niet onopgemerkt bij hun tegenstanders en droeg bij tot de formulering van antisemitische stereotypen. Gebaseerd op hun wens te integreren in de Duitse maatschappij, waren de joden bereid veranderingen te ondergaan in hun religieuze leven en werden hun tradities minder sterk. Sommige van de nieuwe religieuze stromingen in de joodse leer vinden hun wortels in het Duitsland van midden negentiende eeuw. De Hervormingsbeweging mikte op verregaande veranderingen in de joodse tradities. Haar leden geloofden dat het jodendom alleen kon blijven bestaan in de moderne wereld, indien de joodse leer uitsluitend in religieuze termen werd gedefinieerd, ontdaan van 7 alle nationalistische elementen. De neo-Orthodoxen waren ook voorstander van modernisering en integratie binnen de Duitse staat, maar zochten tegelijkertijd een binding met de halacha – de joodse wet. Het proces van joodse integratie in de Duitse samenleving was complex en veelzijdig. Naast een afzwakking van religieuze verbanden, bekeringen en huwelijken buiten de eigen gemeenschap, bloeide de moderne joodse creativiteit. Dit kwam tot uiting in de joodse pers en joodse literatuur in die periode. Het economisch succes van de Duitse joden kwam ook tot uiting in hun kracht als gemeenschap en kon worden aanschouwd in de overvloedige synagogen die gebouwd werden in de grote steden, in het bijzonder in Berlijn. Een fenomeen dat grote invloed had op de joden in Duitsland was de immigratie van joden uit Oost Europa, welke snel toenam in de late negentiende eeuw. De aanwezigheid van deze Oost-Europese joden werd door veel Duitse joden gezien als een bedreiging voor hun eigen integratie in hun thuisland en als potentiële bron voor het aanwakkeren van antisemitisme. Duitse joodse organisaties moedigden Oost-Europese joden aan te emigreren naar overzeese gebieden of moedigden hen, als alternatief, aan te “verduitsen” om minder in 't oog te lopen. Laat negentiende eeuw begonnen joden zich op een nieuwe wijze te organiseren . Joden organiseerden zich als reactie op de opkomende antisemitische bewegingen. De “Centrale Organisatie van Duitse Burgers van het Mozaïsch Geloof” werd in 1893 opgericht en werd als spoedig de grootste joodse organisatie in Duitsland. De organisatie riep op tot het versterken van de gelijkheid van joden en legde er de nadruk op, dat, in de ogen van haar leiders, het jodendom uitsluitend een religie betrof, hetgeen niet in conflict kwam met het diepe joodse gevoel tot het Duitse thuisland te behoren. De Zionistische Organisatie van Duitsland werd opgericht in 1897. Het Duitse Zionisme vertegenwoordigde een ander soort reactie op het Duitse antisemitisme. In de eerste plaats waren de activiteiten van de organisatie gericht op het ondersteunen van de joden uit Oost-Europa, de slachtoffers van antisemitisme en pogroms in tsaristisch Rusland. Intussen trachtten zij ook de status van de joden in Duitsland te herdefiniëren. De 8 Zionisten claimden dat joden, en de Duitse joden dus ook, niet alleen leden waren van een religie, maar ook van een volk. Zij stelden zich daarom hun integratie binnen de Duitse staat in een meer gelimiteerde manier voor – loyaal burgerschap, maar geen integratie in het Duitse volk. Het Zionisme had echter een zeer beperkte invloed op de joden in Duitsland. Met het uitbreken van de Eerste wereldoorlog nam de grote meerderheid van de Duitse joden, inclusief de meeste Zionisten, deel aan de Duitse geestdrift. De uitspraak van keizer Wilhelm dat alle burgers een verenigd nationaal corps vormde, waarvan de verschillende delen in vrede met elkaar zouden moeten leven, echode luid onder de joden in Duitsland. Velen melden zich vrijwillig aan om te dienen in het Duitse leger, nog voor ze daartoe werden opgeroepen. Ongeveer 12.000 joden sneuvelden in de vuurlinie op het slagveld van de Eerste Wereldoorlog. Desalniettemin leidde de oorlog tot een opleving van antisemitische vooroordelen in Duitsland en tot een escalatie van de hevigheid van dat antisemitisme. Eind 1916 leidde beschuldigingen over joodse soldaten die hun plicht ontdoken en gevechtshandelingen vermeden tot een telling van joodse soldaten in het Duitse leger. Voor de Duitse joden was dit een diep vernederende ervaring. De resultaten van de telling zijn nooit openbaar gemaakt. De joden in Duitsland tijdens de Weimarrepubliek De Weimarrepubliek die in 1918 ontstond in het kielzog van de Duitse nederlaag in de oorlog, werd door veel Duitsers gezien als een regeringsvorm die hen van buitenaf was opgedrongen. Het feit dat er onder de oprichters van de republiek ook joden waren, brachten anti-liberale en antisemitische politieke bewegingen en stromingen ertoe, de republiek te vereenzelvigen met de joden. Joden waren ook verdacht veel aanwezig onder de leiders van extreem links, die de republiek ook niet steunden. De aanwezigheid van dergelijke joodse linkse leiders, zoals Rosa Luxemburg, Kurt Eisner en Ernst Toller droeg bij aan het beeld van joden als subversief element. Tijdens de Weimar-periode werd de joden voor het eerst vrijwel volledige gelijkheid gegeven. Ze vonden hun weg in veel staatsorganen die voorheen voor hen gesloten waren – openbaar vervoer, universiteiten, het 9 rechtssysteem en zelfs de Duitse regering. Hun bijdrage aan de Duitse cultuur bereikte ongekende hoogten: joden onderscheidden zich in literatuur en kunst, in filosofie en in wetenschap (wetenschappers zoals Albert Einstein). Hun aantallen onder Duitse Nobelprijswinnaars was veel hoger dan hun aandeel in de bevolking. Aan de andere kant werd deze periode, die gekenmerkt werd door economische crises, ook gekarakteriseerd door nieuwe hoogtepunten van antisemitisme. Walter Rathenau werd vermoord in 1922, een paar maanden na benoemd te zijn tot minister van Buitenlandse Zaken. Het motief van de moordenaars lag grotendeels bij het feit dat Rathenau een jood was. Radicale antisemitische partijen groeiden in sterkte en de activiteiten van extreem nationalistische organisaties bereikten vaak het punt van openlijke geweldpleging. De Weimar-periode was getuige van een nieuwe joodse culturele bloeitijd, sommigen beschouwen het als een ware renaissance. Jonge joden, waarvan sommigen waren beïnvloed door hun innige contacten met joden uit Oost-Europa tijden de Eerste wereldoorlog, trachtten hun joodse wortels te herontdekken. Schrijvers, dichter en schilders wendden zich tot joodse onderwerpen. Omvangrijke delen van het publiek uitten een groeiende interesse in joodse studies in een mengeling van genootschappen die voor dit doel waren opgericht en in de vrije school voor joodse studies, die opereerde in de jaren '20 in Frankfurt onder leiding van Franz Rosenzweig en Martin Buber. Naast het bereiken van volledig gelijke rechten en de creatieve culturele levenskracht die de joden in de Weimarrepubliek karakteriseerden, bevond de joodse gemeenschap zich in het midden van een langdurige economische crisis, welke economische en demografische bedreigingen met zich meebracht. Demografisch gezien was de joodse gemeenschap in een staat van verval, gekenmerkt door een sterftecijfer dat hoger lag dan het geboortecijfer. De directe oorzaak van dit fenomeen lag in de “tegengestelde leeftijdspyramide” van het Duitse jodendom, die voor een groot deel uit ouderen bestond. Economisch gezien was er een structurele crisis, waarbij de meerderheid van de Duitse joden bleef hangen in de “oude middenklasse”, zonder de paden te betreden naar promotie en vooruitgang die geopend waren voor het algemene publiek door het proces van 10 industrialisatie. Een bijzonder hoog percentage joden had tijdens de oorlogsjaren een economische klap te verduren gekregen. Daarop volgden de algemene crises van 1923 en 1929, die de middenklasse raakten, waar de meeste joden toe behoorden. Anti-joodse politiek Er leefden naar schatting 525.000 joden in Duitsland in 1933, op het moment dat de Nazi-partij aan de macht kwam en een eind maakte aan de Weimarrepubliek. De Nazi-partij werd geleid door een racistische en antisemitische ideologie, die diende om haar beleid in het algemeen te vormen en in het bijzonder de anti-joodse politiek. De anti-joodse politiek ontwikkelde zich geleidelijk. Het beleid was niet alleen genoodzaakt te wedijveren met ideologische beschouwingen, maar ook met politieke en economische factoren, die sterk gericht waren op het vervullen van ideologische doelen. De eerste directe anti-joodse actie, die het begin aankondigde van de invoering van een landelijk anti-joodse politiek, vond plaats in april 1933. Hitlers' regering besloot het initiatief te nemen tot een boycot van joodse winkels. Dit vormde een antwoord op de anti-Duitse “gruwel propaganda” waarvan beweerd werd, dat het verspreid werd door joden. De regering werd hiertoe in het bijzonder toe aangezet door de minister van propaganda Joseph Goebbels. Niet een regeringsorgaan werd verantwoordelijkheid gehouden voor de actie, maar een afdeling van de partij waar Julius Streicher, uitgever van de antisemitische krant Der Stürmer, aan het hoofd stond. Een geleidelijk proces van anti-joodse wetgeving volgde op de boycot, gericht op het verwijderen van joden uit de meeste terreinen van het openbare leven, zoals het openbaar vervoer, kunsten en cultuur, de media en de pers in het bijzonder. Er werd besloten in deze fase geen joodse winkels aan te pakken aangezien dit schade zou kunnen toebrengen aan de Duitse economie. Eén belangrijke wet was de “wet voor het herstel van de professionele ambtenarij”, welke tot doel had het verwijderen van alle nietarische ambtenaren – in het bijzonder joden. Onder de ambtenarij vielen ziekenhuizen, universiteiten, overheidsinstellingen en alle vormen van 11 openbaar vervoer. Het hoogtepunt van de anti joodse wetgeving werd bereikt op 15 september 1935 met het van kracht worden van de Neurenberg-wetten. Deze verzameling van wetten ging een aanzienlijke stap verder dan eerder wetgeving. Joden werden gedefinieerd als een apart ras, van een ander bloed, dat op geen enkele wijze kan behoren tot de Duitse samenleving of het Duitse staatsburgerschap kan hebben. In de geest van deze wetgeving werd een jood gedefinieerd als iemand met drie grootouders die raciaal puur joods waren. Een Mischling, iemand van een gemengd ras, was degene met één of twee joodse grootouders. De Nazi's geloofden in pseudo-wetenschappelijke raciale doctrines en beweerden dat joden raciaal en niet religieus moesten worden gedefinieerd. In de praktijk waren zij echter aangewezen op de vaststelling of iemand tot de gemeenschap behoorde om te identificeren wie een jood is. Veel joden hoopten dat met de Neurenberg-wetten een einde kwam aan de anti joodse escalatie. De wetten voorzagen immers in een wettelijke grondslag voor de status van de joden als tweederangs burger. In tegenstelling tot wat vaak gedacht wordt, nam het aantal joodse emigranten vanuit Duitsland na de invoering van de wetten eerder af dan toe. De anti-joodse politiek, die werd gekarakteriseerd door afwisselende periodes van toenemend en afnemend geweld had een diepe uitwerking in de omvang van joodse emigratie vanuit Duitsland. Ongeveer 37.000 joden emigreerden vanuit Duitsland in 1933. In 1934 emigreerden zo'n 24.000 joden en in 1935 vertrokken er 21.000. Na de Neurenberg-wetten en in voorbereiding op de Olympische winter- en zomerspelen van 1935 en 1936, werd een relatieve stilte ervaren in openlijke uitingen van antisemitisme. Anti joodse slogans verdwenen van openbare plaatsen en er was een afname van anti joodse aanslagen. Duitslands' verbeterde positie in het buitenland en de kristallisatie van het “vier jaren plan” - het economische plan dat ontworpen was om Duitsland voor te bereiden op de oorlog – leidde tot een economische aanval op de joden, hetgeen voorheen was vermeden. Deze politiek kwam tot uiting in een versneld proces van “arisering”, de overname van joods bezit door ariërs. Het proces van arisering viel samen met Duitse buitenlandpolitiek: 12 hoe agressiever Duitsland werd in haar buitenlands beleid, des te groter het gewicht dat werd gegeven aan het ariseringspraktijken. In 1938 bereikte de anti joodse politiek in het Duitse Rijk een hoogtepunt. De politiek van arisering werd versneld. De SS die een leidende factor was geworden bij de invoering van anti joods beleid, orkestreerde een aantal acties – de meest in het oog springende actie was de gedwongen emigratie van joden uit Oostenrijk, dat was ingelijfd bij het Rijk. De sfeer van anti joods geweld, welke van dag tot dag intensiveerde, kwam tot volledige uiting in de novemberpogrom, bekend als de Kristallnacht. 13 Uitleg en Korte Beschrijving bij de Afbeeldingen Poster 1 – 2: De joden in de Weimarrepubliek Joden in de Weimarrepubliek, 1918-1933 Met het uitroepen van de Weimarrepubliek in november 1918 begon een nieuw hoofdstuk in de geschiedenis van het Duitse jodendom. Het bleek dat de emancipatie van de joden tot volledige rijpheid was gekomen. Alle restricties die er nog waren voor joden werden opgeheven en joden konden deelnemen aan alle aspecten van het openbare leven. Joden leverden een belangrijke bijdrage aan cultuur, economie en wetenschap. Tegelijkertijd met de ongekende en intensieve integratie van de joden in de Duitse samenleving, intensiveerde ook het antisemitisme. Het politiek antisemitisme werd alsmaar gewelddadiger. Eén van de hoogtepunten van de antisemitische escalatie gedurende de Weimarrepubliek was de moord op Walter Rathenau, de joodse minister van Buitenlandse Zaken. Zijn moordenaars deden niet geheimzinnig over het feit dat Rathenau's joodse origine de basis vormde voor hun motivatie hem te vermoorden. Het Duitse jodendom vormde tijdens de Weimarrepubliek geen homogene gemeenschap. Het was samengesteld uit Zionisten tegenover assimilationisten en 'oude' joden tegenover nieuwkomers (Ostjuden – Oost14 Europese joden). De verschillende stromingen waren verwikkeld in een voortdurende culturele en ideologische strijd. De betekenis en het praktisch belang van het oude onderscheid tussen “oosterse” en “westerse” joden kwam meer naar de voorgrond na 1918. Joodse immigratie naar Duitsland vanuit Oost-Europa nam aanzienlijk toe in de schaduw van de Eerste Wereldoorlog en de revolutionaire beroeringen die daar op volgden. Joodse organisaties in Duitsland werkten mee aan de opname van de emigranten, maar moedigden hen niet aan om in Duitsland te blijven. Zij waren niet zo zeer bezorgd over de economische gevolgen van het zorgen voor de immigranten, als wel het politieke risico dat ze namen met betrekking tot de joodse integratie in de hen omringende Duitse maatschappij. De immigranten vielen op door hun afwijkende kleding en gedrag, die buitenlands en zelfs weerzinwekkend waren in de ogen van veel Duitsers. De Duitse joden leken zich de gevoelens van hun christelijke buren van ontevredenheid en afwijzing jegens deze Oost-Europese joodse immigranten te hebben eigengemaakt. Het stempel “Ostjuden” dat werd geplakt op de immigranten hield meer in dan een graantje spot en verachting. De activiteiten van de verscheidene joodse politieke, religieuze en sociale organisaties namen toe gedurende het Weimarperiode. Hiertoe behoorden onder andere de Centralverein, de Unie van Duitse Joden, de organisaties van liberale en orthodoxe joden en de Hilfsverein. Ook nieuwe sociale en politieke organisaties ontstonden. Eén belangrijke nieuwe organisatie was de “Unie van Joodse Oorlogsveteranen”, die trachtte de rechten van joodse veteranen veilig te stellen en hun eer te beschermen. De veteranenunie stond aanvankelijk open voor joden met verschillende politieke visies. Na verloop van tijd echter nam het een Duits nationalistische ideologie aan, welke het voor Zionisten moeilijk maakte om hun lidmaatschap van de organisatie te behouden. Tekst bij Afbeelding Nummer 1: Een bruidegom beschrijft zijn huwelijksceremonie in de liberale (hervormings) tempel in 1924 [De eerste zinnen beschrijven de bruidegoms patriottische gevoelens die 15 voortkwamen uit zijn opleiding en ervaringen als soldaat gedurende de Eerste Wereldoorlog.] “...Verdiept in de humanistische opleiding van het Koninklijk Pruisisch Gymnasium, medesoldaat van Duitse soldaten in de loopgraven, in de bunkers en de artilleriekraters ...gediplomeerde van vier universiteiten in de beste Duitse traditie, lid van de Duitse Theater Associatie sinds ik werkte als beginnend toneelschrijver en regisseur in Würzburg, zoon van een Duits patriot (in every inch of his being) en een vooraanstaand economische persoonlijkheid. Ikzelf ben jaren partner geweest in het textielbedrijf P.W. Grünfeld, die was opgericht door mijn grootvader – [en hier beschrijft hij zijn huwelijksceremonie]. Ik schreed door een stille sneeuwstorm op Nieuwjaarsmorgen 1924 geflankeerd door mijn bruid. Ik was gekleed in smoking en bolhoed temidden van honderden mensen die de Lützowstrassesynagoge vulden. Leo Baeck zegende ons huwelijk op eerbiedwaardige en onvergetelijke wijze... Deze liberale synagoge, waar ik sinds mijn Bar Mitswa gewend was geraakt aan de gebeden voor de staat in de Duitse taal, had veel Duits joodse leden. Naar deze synagoge was ik gekomen van het front gedurende de Eerste Wereldoorlog op de laatste Jom Kippoer van de oorlog en het was daar dat ik bijeen werd geroepen bij de Thora samen met mijn medesoldaten. Op mijn trouwdag zong zangeres Olga Eisner gebedsliedjes en Beethoven's “ Ich Liebe Dich”, vergezeld van een orgel. Tot op de dag van vandaag ben ik er niet zeker van of minder dan de helft van de aanwezigen op mijn bruiloft niet-joods was. Niemand kon zich op dat moment, januari 1924, voorstellen, dat tien jaar later zo veel goede Duitsers zouden worden verbannen uit de Duitse samenleving onder het regime van de racistische “arische clausules”. Fritz V. Grünfeld, Heimgesucht – Heimgefunden, Betrachtung und Bericht, Arani-Verlag, Berlin, 1979, pp. 34-36. Tekst bij Afbeelding Nummer 2: A. Het volgende verhaal gaat over de mensen die peddelen in de rivier, verteld door Rebecca Piron, dochter van het jongetje in het midden van de afbeelding. 16 “De afbeelding laat een groep jongens zien die in een roeiboot zitten. De jongens zijn neven die een zondagsuitje maakten in 1920. De twee kinderen in het midden van de poster zijn twee van de drie broers Selinger. De jongen rechts is de oudste – Izzy (Israel) Selinger. Links van hem de jongere Menahem Selinger (Rebecca Piron's vader). De jongen links achter Menahem (tweede van links) is onbekend. De jongen uiterst links is Mendel Selinger.” Izzi en Menahem zijn geboren en getogen in Leipzig, Duitsland. Hun ouders emigreerden een aantal jaren eerder vanuit Polen. Ze bezaten een keten van schoenenwinkels in Leipzig en waren behoorlijk welgesteld. De moeder nam ook deel in het runnen van de zaak. De familie naam een jong christelijk meisje van het platteland in dienst om te helpen in het huishouden en bij het opvoeden van de kinderen. Ze leefde zestien jaar in hun huis. De Selingers waren een traditionele familie. Ze vierden joodse feestdagen op traditionele wijze, gingen naar de synagoge op zaterdagen en feestdagen en stuurden hun kinderen naar een joodse school (in ieder geval de lagere school). Het weerhield de ouders er echter niet van de winkel te openen op de sabbath. Ze namen een “melamed” (een traditionele joodse leraar) in dienst om de joodse opleiding van de kinderen te verrijken. Hij voorzag hen van een religieuze opleiding bij hen thuis. Daarbovenop heeft Menahem een aantal jaren gestudeerd met een veel bewonderde leraar hebreeuws (Dr. Weskin die werd vermoord tijdens de holocaust). Later, toen ze in Palestina aankwamen, sprak hij al heel goed hebreeuws. De foto vertelt een sereen en comfortabel leven. En inderdaad dat is wat hun leven was. Izzi en Menahem waren lid van joodse jeugdbewegingen. Op latere leeftijd ontwikkelden zij een neiging naar het Zionisme en bereidden zichzelf voor op emigratie naar Palestina. Dit was ook het geval bij hun jongere broer Pinhas. Izzi emigreerde naar Palestina in 1933 en begon zijn leven in het nieuwe thuisland als lid van kibboets Ein Harod. Later verhuisde hij naar de stad en diende vele jaren in het leger. Hij overleed een aantal jaren geleden. Menahem was 22 in 1936, toen de sfeer in Duitsland zich vulde met slechte voortekenen. Op een dag ontving hij het certificaat waar hij zo naar 17 hunkerde, hetgeen hem een toegangsvisum voor Palestina verleende. Het certificaat kon gebruikt worden door een alleenstaand persoon of door een getrouwd stel. Hij had een vaste vriendin en stond nu voor het dilemma of naar Palestina te gaan, of te blijven in Duitsland, te trouwen en vervolgens samen te gaan. De beslissing moest binnen 24 uur gemaakt worden aangezien veel mensen aan het wachten waren op dergelijke certificaten. Het stel besloot te trouwen en naar Palestina te emigreren. Voorbereiding werden in alle haast gemaakt, en ongeveer een maand na hun trouwdag scheidden ze zich van hun ouders en vertrokken naar het land waar ze zo naar verlangden, maar nog onbekend voor hun was. Zij zagen de ouders van Menahem (Zvi en Dina Selinger) nooit weer. Zij kwamen om tijdens de holocaust. Zij waren gelukkig genoeg om de ouders van zijn vrouw Shulamit (Pritzi), een aantal jaren later terug te zien. (Zij waren in staat gebleken te vluchten naar de Verenigde Staten en emigreerden vervolgens in 1949 naar Israël). Menahem en Pritzi (Shulamit) gingen in Kefar Haroeh wonen, een religieuze arbeidersmoshav. In deze geest voedden zij hun kinderen op. Ze leefden 61 jaar samen en leefden om kinderen en kleinkinderen te zien. Ze werkten hard, maar behielden altijd een houding van optimisme, blijdschap en een sterke band met het land en volk. Mevrouw Pritzi (Shulamit) woont nog steeds in haar huis in Kefar Haroeh. B. “Mijn moeder, die een mooie en goed ontwikkelde stem had, moedigde jonge artiesten aan. Eén zangeres die mij wist te verbazen nodigde mij uit om haar te vergezellen bij een wandeling. Dit alles vond plaats in Insterburg in Oost-Pruisen. We kwamen een Russische of Poolse jood tegen, die mij een vraag stelde. Ik gaf geen antwoord. De man sprak Jiddisch. En ook al verstond ik geen Jiddisch, ik begreep het adres waarnaar hij mij had gevraagd. “Waarom geef je die man geen antwoord?”, vroeg de vrouw. “Schaam je je misschien?” Ik voelde mij gekrenkt en was aangedaan. Ik wees de man de weg en rende vervolgens weg zonder ook maar gedag te zeggen. Kurt Blumenfeld, The Jewish Questions as an Experience (Hebreeuws), Jeruzalem, 1963. 18 Discussievragen voor afbeelding 1 en 2 1. “Ik ben een Duitser en een jood in gelijke – het ene kan niet worden gescheiden van het andere” (Jakob Wassermann, schrijver, 1921). Geven de foto's en teksten naar jouw mening de woorden van deze schrijver weer? 2. Wijs uitdrukkingen aan die de culturele wereld van het Duitse jodendom karakteriseren in de beschrijving van de trouwerij in de liberale synagoge. 19 Afbeelding Nummer 3: Raciaal Antisemitisme ten Tijde van de Weimarperiode Raciaal antisemitisme ten tijde van de Weimarperiode De spotprent met tekst dateert van 1924, het jaar waarin Hitler in de gevangenis Mein Kampf schreef. De Nazi-versie van het raciaal antisemitisme tekende zich af vanaf het allereerste begin van van de Weimarrepubliek. Het had het mythologische beeld aangenomen van de almachtige jood, die de sociale en economische machten bestierde vanuit zijn donkere hoekje. De misleidende aard van de spotprent wordt bijzonder duidelijk weergegeven in het feit dat joden in werkelijkheid helemaal geen dominante macht waren in de Duitse industrie. Bovendien behoorden de meeste joden tot de middenklasse en die werd minstens zo hard getroffen als de rest van de bevolking door de economische crises die deze periode karakteriseerden. De centrale motieven van het nazi-antisemitisme werden gedurende de jaren '20 geformuleerd: democratie als voordelig voor de joden; joden als buitenlanders die Duitsland overnemen; marxisme en kapitalisme als fruit voor joodse ondernemingen; de joden als ras zonder wortels, dit in tegenstelling tot het arische ras; het jodendom is een bedreiging voor de mensheid. 20 Teksten bij Afbeelding Nummer 3: A: Uit het Nazi-partijprogramma: ...4. Alleen landgenoten (Volksgenossen) kunnen staatsburger zijn. Alleen personen met Duits bloed kunnen landgenoot zijn, ongeacht religie. Daarom kan geen jood een Duits landgenoot zijn. 5. Ieder persoon die geen burger is kan alleen in Duitsland leven als gast en valt onder de vreemdelingenwetgeving. 6. Alleen een burger heeft recht op het beslissen over het leiderschap en de wetten van de staat. Daarom eisen wij dat alleen burgers openbare functies mogen bekleden, of het nu gaat om staats-, regionale of lokale functies... Documents on the Holocaust – Selected sources on the destruction of the Jews of Germany and Austria, Poland, and the Soviet Union. Uitgegeven door Yitzhak Arad, Yisrael Gutman, Abraham Margaliot Jerusalem, Yad Vashem, 1981 p.15. B: “Als de joden zegevieren over de andere volken in de wereld zal dat een voorbode zijn van de ondergang van de totale mensheid en zal de aarde net als duizenden jaren geleden leeg zijn van elk menselijk wezen.” Adolf Hitler, Mein Kampf, 1924. Discussievragen bij Afbeelding Nummer 3: 1) Welke boodschappen brengt de afbeelding over? 2) Welke grafische elementen gebruikte de spotprenttekenaar? 3) Welke boodschappen zijn toegevoegd door het aanhalen van de woorden van Hitler over de ideologie van de antisemitische partij? 21 Afbeelding Nummer 4: Een Nieuw Tijdperk in Duitsland: De Machtsovername door de Nazi's Een Nieuw Tijdperk in Duitsland! Deze foto geeft de stemming aan in Duitsland aan de vooravond van de machtsovername door de Nazi's. Hitler maakte op grote schaal gebruik van massabijeenkomsten en militaire parades om de massa´s op te zwepen en en sfeer te creëren van angst en terreur. Hitler gebruikte de mechanismen van de democratische staat om aan de macht te komen. Hij werd gesteund door conservatieven die dachten hem in toom te kunnen houden - een illusie die snel verdween. Onmiddellijk na hun overname van de macht begonnen de Nazi's met het tot stand brengen van een nieuwe politieke cultuur, die zich uitte middels een politiek van terreur. Politieke tegenstanders werden gearresteerd en gevangengezet in concentratiekampen. SA-mannen werd de vrije hand gegeven om hun razernij uit te leven op politieke tegenstanders en op joden; De massa's werden geworven om het regime en haar verscheidene propagandamethodes te ondersteunen. Dit was het begin van de Nazi-revolutie, die leidde tot de ontworteling van het liberaal democratisch systeem en tot het tot stand brengen van een totalitaire staat. Teksten bij Afbeelding Nummer 4 A. “Het leek een droom. De Wilhelmstrasse is van ons. De Führer werkt al 22 in de kanselarij. We staan voor het raam op de bovenverdieping, kijkend naar de honderden en duizenden mensen die marcheren langs de gewezen Rijkspresident en de jonge kanselier in het vlammende licht van fakkels, die hun vreugde en dankbaarheid uitschreeuwden...Het is zover! De Führer is benoemd tot kanselier.” Goebbels' dagboek, 30 januari 1933 B. Een spanning van uitgelatenheid, verwachting, bezorgdheid en een verborgen doel daalde neer op de hoofdstad op de dag dat de mannen met laarzen de straten en pleinen overnamen. Ze waren overal in hun bruine uniformen, maakten haast in hun auto ´s en op hun motoren, droegen fakkels, marcheerden, stampend met hun hielen trekken ze voorbij – onophoudelijk marcherend en marcherend. Het stampen van hun laarzen ontwaakte de mensen en schudde hen wakker. Niemand was er helemaal zeker van wat de nieuwe orde met zich mee zou brengen, maar de burgers van Berlijn wachtten angstig en gespannen af. Net als in de oorlogsjaren renden de mensen uitgelaten en doelloos in het rond. Meer dan waar ook echode het gestamp van de laarzen van de SA'ers door de westelijke delen van Berlijn, op de Kurfürstendamm, op de Tauentzienstrasse, langs de comfortabele en ruime huizen van degenen met zwarte haren en donkere ogen – de groothandelaren, de professoren, theaterdirecteuren, advocaten, de doktoren en de bankiers. Het refrein “Wenn vom Judenblut das Messer spritzt dann geht's noch mal so gut, so gut” (Wanneer joods bloed van de dolk druppelt hebben we hoop, hebben we betekenis) werd luid geschreeuwd uit de kelen van de gelaarsde mannen, alsof ze er zeker van wilden zijn dat de woorden de huizen binnendrongen. [...] Jagur Karnowski bracht al zijn tijd op straat door. Hij ging niet naar school, maar wandelde in plaats daarvan door de stad. Dorstig nam hij de geluiden, beelden en geuren in zich op van de vernieuwing die de natie aan het ondergaan was. [...] Jagur's blauwe ogen fonkelden van patriottisme. Hij stond zichzelf toe opgezweept te worden door de massa's en zocht gretig naar 23 spanning en sensatie. De luide muziek vuurde zijn jonge bloed aan en het gelijkmatige gestamp van de marcherende voeten verhoogde zijn geestdrift. Net als de mensen om hem heen, strekte hij zijn arm omhoog zodra er een nieuwe compagnie voorbij kwam marcheren. Net als de anderen juichte hij en schreeuwde slogans. [...] Hij zag geen verband tussen het joodse bloed, over hetwelk vergieten werd gezongen en het joodse bloed dat in zijn aderen stroomde. Hij hoorde alleen de melodie, niet de woorden. Voor hem en voor de rest van de Berlijnse joden dienden dienden ze net als de woorden van een volkslied alleen voor het begeleiden van de melodie. [...] Hij bevond zich bij de Rijksdag. Het grote plein was gevuld met vlaggen en fakkels en het geluid van marcherende mannen. Vanuit hun open auto's wonden de nieuwe volksleiders de bijeengekomen mensen op. De massa juichte, werd beantwoord met een saluut en schreeuwde hysterisch. Jagur voelde het bloed naar zijn hoofd stijgen. Hij zag zichzelf juichen en de lelijke slogans vurig herhalen tussen de opgewonden menigte. Voor de eerste keer had hij het gevoel dat het leven een betekenis en een doel had. En hij wist dat hij nooit weer zou zijn wat hij ooit geweest was. Israel Joshua Singer, The House of Karnowski, Tel Aviv, 1987, pp. 196-97; 202-203. Discussievragen bij Afbeelding Nummer 4 1) Wat is volgens jou de sfeer die overal in Duitsland gecreëerd werd door de Nazi-parades en de vlaggen? 2) Wat is naar jouw mening het effect dat de Nazi-parades hadden op de gemiddelde Duitse burger? Leg uit. 24 Afbeelding Nummer 5: Economische Boycot De Economische Boycot, 1 april 1933 Ongeveer twee maanden na hun machtsovername kondigden de Nazi's een boycot van joodse bedrijven af. Een dergelijke boycot was een wijdverbreid droombeeld gedurende de Weimarrepubliek, maar dit was voor het eerst dat het werd georganiseerd door een partij die aan de macht was en gesteund werd door staatsinstellingen. De boycot werd gepresenteerd als antwoord op de “gruwelijkheidspropaganda”die zou zijn verspreid in het buitenland door het jodendom in de wereld en gericht was tegen het Nazi-regime. Op zaterdag 1 april 1933 werden SA-wachten gepost bij joodse winkels om te voorkomen dat Duitsers de winkels binnen zouden gaan. De boycot waaraan aanvankelijk geen tijdslimiet was meegegeven werd na één dag tot een halt gebracht. Dit kwam allereerst door afwezigheid van respons van het Duitse publiek en daarnaast door angst onder de leidende economische figuren dat het schade met zich mee zou kunnen brengen. Teksten bij Afbeelding Nummer 5 25 Edwin Landau, een jood uit een kleine stad in West-Pruisen beschrijft zijn ervaringen op de dag van de boycot, 1 april 1933: “En om deze reden hadden wij jonge joden eens in de loopgraven gestaan in de kou en de regen, en vergoten ons bloed om het land te beschermen tegen de vijand. Was er dan geen kameraad meer van destijds die ziek werd van de dingen die aan de gang zijn? Men zag hen voorbijkomen op straat, onder hen enkelen die men een goede dienst had bewezen. Ze hadden een lach op hun gezichten die hun hatelijk plezier verraadde. Ik nam mijn oorlogsdecoraties, speldde hen op en ging de straat op. Ik bezocht joodse winkels, waar ik eerst ook werd tegengehouden. Maar ik kookte van binnen en bovenal had ik mijn haat willen uitroepen in de gezichten van deze barbaren. Haat, haat - wanneer was dat deel van mij geworden? Het was nog maar een paar uur geleden dat ik een verandering was ondergaan in mijzelf. Dit land en dit volk waar ik tot nu toe van had gehouden en had gewaardeerd was plots mijn vijand geworden. Ik was dus geen Duitser meer, of werd niet meer als zodanig beschouwd. Dat kan natuurlijk niet in een paar uur afgedaan worden. Maar één ding voelde ik wel direct: Ik schaamde mij dat ik ooit tot dit volk had behoord. Ik schaamde mij over het vertrouwen dat ik had gesteld in mensen die zich nu openbaarden als mijn vijand. Plotseling leek ook de straat vreemd voor mij.” Monika Richarz (ed.) Jewish Life in Germany – memoirs from three centuries. Vertaald door Stella P. Rosenfeld & Sidney Rosenfeld. Indiana University Press, 1991 p. 311. Verslag van de staatspolitie in Dortmund, augustus 1935: Niet altijd beperkte de boycot zich tot het vermijden van joodse bedrijven. Het uitte zich ook in talloze aanvallen direct gericht tegen joodse winkels. Complete etalageruiten werden ontsierd met leuzen of werden ingegooid. In veel gevallen werden klanten gefotografeerd of op andere wijze publiekelijk veroordeeld. Deze aanvallen werden algemeen afgekeurd, aangezien men vermoedde dat de NS-HAGO (Nationaal Socialistische Organisatie van Ambachten, Handel en Industrie) erachter zat en er werd daarom vanuit gegaan dat afgunst van de concurrent de echte aanleiding was. Avraham Barkai, From Boycott to Annihilation – the economic struggle of German Jews 26 1933-45, pp. 57-58. Discussievragen bij Afbeelding Nummer 5 1) Met welk oogmerk is de foto volgens jou genomen? 2) Hoe denk je dat de mensen op de foto zich voelen bij het bord dat wordt vastgehouden door de jongen? Leg uit. 27 Afbeeldingen Nummers 6 – 7: Neurenberg-wetten en Gedwongen Isolatie Rassenwetten – 15 september 1935 De Neurenberg-wetten werden van kracht op 15 september 1935. Deze wetten vormden een hoogtepunt in de anti-joodse wetgeving in Duitsland. De twee centrale wetten waren de “Reichsburgerschapswet” en de “Wet ter bescherming van Duits Bloed en Eer”. De “Reichsburgerschapswet” ontnam de joden hun stemrecht en vormde hen om tot tweederangs burger. Het maakte onderscheid tussen “burgerschap” - hetgeen alleen kon worden verkregen door diegenen met Duits bloed- en “onderdanen”. De “Wet ter bescherming van Duits Bloed en Eer” verbood geslachtsgemeenschap tussen joden en niet-joden, zowel binnen als buiten het kader van het huwelijk. Tewerkstelling van Duitse huishoudsters van onder de 45 in joodse huizen werd verboden. Op 15 september, de laatste dag van de partijconventie van de Nazi's in Neurenberg werden de discriminerende rassenwetten geratificeerd op een speciale zitting van de Reichstag. Het uitdrukkelijke doel van de wetten was het creëren van een definitieve juridische en sociale scheiding tussen Duitse joden en Duitsers. Deze politiek van segregatie nam verscheidene gedaantes aan: Joden werd verboden theaters binnen te treden, speciale bankjes waren voor hen aangewezen in openbare parken, enz. De Neurenberg-wetten 28 creëerden een nieuwe definitie van het begrip “jood”, overeenkomstig de raciale oorsprong. Deze definitie diende als een wettelijk precedent voor alle anti-joodse wetgeving die nog zou volgen. Tekst voor Afbeelding Nummer 6: Uit de memoires van Martha Appel (geboren Insel), geschreven in de Verenigde Staten in 1940-1941 “Op een dag zag ik mijn kinderen voor het eerst sinds lange tijd weer thuiskomen van school met glinsterende ogen, samen lachend en giechelend. De meeste klassen waren die ochtend samengekomen in de grote zaal, aangezien een medewerker van het nieuwe Rasseamt, het rassenbureau, was langsgekomen om een verhaal te vertellen over de verschillen tussen rassen. 'Ik vroeg de lerares of ik naar huis mocht gaan', zei mijn dochter, 'maar ze vertelde dat ze orders had om niemand te laten gaan. Je kunt je voorstellen dat het een afschuwelijk verhaal was. Hij zei dat er twee groepen rassen zijn, een hoge groep en een lage groep. Het hoge en opperras dat was voorbestemd om de wereld te regeren was het Teutonische Duitse ras, terwijl het joodse ras één van de laagste rassen was. En toen mama, keek hij rond en vroeg hij de meisjes naar voren te komen.' De kinderen begonnen weer te giechelen over hun ervaring. 'Eerst wisten wij niet wat zijn bedoeling was', ging mijn dochter verder, en we waren heel bang toen hij Eva eruit pikte. Terwijl hij naar Eva wees begon hij, 'Kijk hier het kleine hoofd van dit meisje, haar hoge voorhoofd, haar zeer blauwe ogen en blonde haar', en hij hield één van haar lange blonde manen omhoog. 'En kijk', zei hij, 'naar haar lange en slanke figuur. Dit zijn de ondubbelzinnige kenmerken van een puur en ongemengd Teutonisch ras'. Mama je had moeten horen hoe op dat moment alle meisjes in lachen uitbarsten. Zelfs Eva kon haar lach niet inhouden. Toen kwam er van alle kanten van de zaal geschreeuw. 'Ze is een joodse!' Je had het gezicht van die man moeten zien! Ik denk dat hij blij was dat het schoolhoofd zo snel opstond en met een teken de kinderen maanden te stoppen met lachen en schreeuwen. Hij dankte hem voor zijn interessante en erg verhelderend 29 verhaal. Toen begonnen we weer te lachen, maar hij maande ons direct daarmee te stoppen. O, ik was zo blij dat de leraar me niet had laten gaan en dat ik daar was om het te horen”. Monika Richarz (ed.) Jewish Life in Germany – memoirs from three centuries. Vertaald door Stella P. Rosenfeld & Sidney Rosenfeld. Indiana University Press, 1991 pp. 355-356. Discussievragen bij Afbeelding Nummer 6: 1) Wat hoopten de Duitser te bereiken met het vernederen van een Duitse vrouw? 2) Wat zijn de gevoelens van Edwin Landau op de dag dat de boycot tegen de joden werd afgekondigd? 30 Afbeelding Nummer 7 Segregatie als politiek Tekst bij Afbeelding Nummer 7: Uit de getuigenis van Joseph B. Levy: Contact met “Ariërs” - zelfs gewoon groeten als je elkaar tegen kwam op straat of openbare plekken – werd al minder en minder. Zelfs voormalige kennissen en vrienden, collega's en oude oorlogskameraden aarzelden zich met ons te onderhouden en groetten ons in plaats daarvan heimelijk. Hun gedrag kwam voort uit angst voor vervolging of andere onaangenaamheden, zo legden ze vaak uit. Een voorbeeld uit velen: Een oudere vrouw die ik op het eerste gezicht nauwelijks herkende groette mij op straat van een afstand en leek blij om mij te zien. Ze was een collega op een van van de openbare scholen waar ik decennia daarvoor had gewerkt. We naderden elkaar. Maar na wat woorden te hebben uitgewisseld, viel mijn oog op het partijembleem dat op haar jurk zat gespeld. Toen ze mijn blik opmerkte, werd ze plots bleek, draaide zich om en liep weg zonder een woord te zeggen. Ze had zich ineens gerealiseerd dat zij als gerespecteerd partijlid stond te praten met een jood, daarmee verbanning uit de partij riskerend. Wij behoorden natuurlijk tot die paar aardige joden. We hoorden 31 dit dubieuze compliment bijna elke dag, vergezeld van de volgende woorden: “Tsja, als ze allemaal waren zoals jij”. Het Duitse volk werd naar gekte geleid.... Yad Vashem Archives, 033.975 Discussievragen bij Afbeelding Nummer 7 1) Welk bijschrift zou jij geven aan de afbeelding? 2) Wie zou zich naar jouw mening moeten schamen op deze foto? 32 Afbeeldingen 8 - 9: De Joodse Reactie Joods Bewustzijn Een Zionistisch Antwoord De Nazi-politiek waarbij de joden van de Duitse maatschappij werden uitgesloten liet vele joden begrijpen dat hun lot verbonden was aan het lot van het joodse volk, ook al hadden ze dit voorheen niet gevoeld of geweten. De joden in Duitsland zochten hun toevlucht bij elkaar en ontwikkelden al snel hun eigen openbare en culturele leven. Middelbare en lagere scholen werden geopend voor joodse leerlingen. Het lesgevend personeel werd gevonden onder de joodse leraren die uit hun functie waren gezet op de algemene scholen. Joodse schrijvers en artiesten begonnen te werken voor een enkel joods publiek. Distributie van joodse kranten nam toe. Het Naziregime stond het initiatief tot het organiseren van een joods cultureel leven toe en plaatste het onder overheidstoezicht. Het ministerie van Propaganda zette een speciaal departement op dat toezag op joodse culturele activiteiten. De joodse organisatie die voor dit doel werd opgericht was genaamd de “Jüdischer Kulturbund”, de Joodse Culturele Organisatie. De Kulturbund organiseerde concerten, toneelstukken, lezingen, kunsttentoonstellingen en nog veel meer. 33 Teksten bij Afbeelding 8 – 9 “We vermeden inkopen te doen in winkels van christenen. Een ijverige jood opende een kleine kruidenierswinkel in Plock. Uit eigen beweging stuurde Berti [echtgenoot van Frida Hirsch, de schrijfster van deze memoires] direct een brief naar het Evangelisch Behandelingscentrum en naar het Medisch Genootschap om zijn ontslag aan te kondigen. Op 2 april namen we de kinderen van school, ondanks het feit dat de schoolhoofden uitlegden dat onze kinderen slechts één procent van de klas uitmaakten. “Meer woorden zijn overbodig”. Onze kinderen begonnen lessen Engels te nemen bij een joodse leraar die was ontslagen zonder enige waarschuwing vooraf.” Frida Hirsch, Mein Weg von Karlsruhe über Heidelberg nach Haifa 1890 – 1965. Uitgegeven in 1965, p. 135. “Er waren verschillende doelen. Eén doel, wellicht Buber's belangrijkste doel was dat na deze catastrofe voor het Duitse jodendom, op zijn minst in termen van verlies van emancipatie, hen een mogelijkheid zou worden gegeven zichzelf te verdedigen, om te begrijpen waarom wij zo veel lijden en om zich te identificeren met dit lijden...Daarnaast was het nodig om leraren op te leiden die tot dan toe les hadden gegeven om middelbare en openbare scholen en nu bijna allemaal hun baan hadden verloren. We moesten hen voorbereiden; Ze klopten bij ons aan als complete domkoppen... en ze moesten bereid zijn om hulp te krijgen opdat ze in de nieuwe scholen zouden kunnen gaan werken. Deze scholen ontstonden in die tijd doordat de meeste joodse leerlingen in die tijd ook van school werden gestuurd... De bedoeling was hen aan te trekken tot het joodse spirituele erfgoed, hetgeen onbekend was voor de meeste van hen... We hadden waarden die het waard waren om voor te lijden. Het is niet iets dat je nu zou moeten weggooien, integendeel – om in dat historische erfgoed te geraken, dat deel was van het probleem... Ernest Simon (interview) The Yellow Badge, Open University of Israel. 34 Discussievragen bij Afbeeldingen 8 – 9 1) Welke betekenis werd er volgens jou gegeven aan de joodse feestdagen – in het bijzonder Hanukah – in de periode dat de Duitse joden werden vervolgd door het Nazi-regime? 2) Wat zegt dit over het begrip van de Duitse joden van de joodse identiteit gedurende deze periode? 35 Afbeelding Nummer 10: Arisering Arisering “Arisering” is de term die gewoonlijk wordt gebruikt voor het proces waarbij onafhankelijke joodse bedrijven overgingen in Duitse handen. Het proces van arisering gebeurde in twee fasen: “vrijwillige verkoop”, van joodse winkels in de jaren 1933 – 1938, en de periode van “gedwongen arisering”, afgedwongen bij wet, gevolgd door de pogrom in november 1938. Gedurende de eerste fase, die van “vrijwillige verkoop”, werden de economische boycot en andere economische drukmiddelen gebruikt tegen zaken die een hoog percentage joden in dienst hadden en tegen zaken in joodse eigendom. Firma's met internationale connecties en reputatie werden meestal om economische redenen ongemoeid gelaten. Gedurende de fase van “gedwongen arisering” was het proces van uitschakeling van joodse economische activiteiten al ver gevorderd en was nu gericht op alle commerciële en industriële bedrijven die nog in bezit waren van joden. Teksten bij Afbeelding Nummer 10 De arisering van Grünfeld – Producent van beddengoed en kleding en eigenaar van prestigieuze winkels voor deze producten in Berlijn en Keulen. 36 Het bedrijf wist te overleven tot 1938, met in haar klantenkring hooggeplaatste Nazi-partijmedewerkers. Grünfeld stelde zijn handel tentoon in het Duitse paviljoen tijdens de Wereldmarkt in Parijs in 1936 en won zelfs een staatsonderscheiding voor haar belangrijke bijdrage aan de Duitse economie. In weerwil van het grote succes kreeg Grünfeld te maken met een toenemende stroom moeilijkheden. In 1937 stopte de bank haar kredieten. De propagandamachine van de Nazi´s nam krachtige maatregelen tegen de klanten van het bedrijf en tegen de niet-joodse werknemers door hun namen in de kranten te zetten en hen af te schilderen als “jodenknecht” (Judenknecht). Kranten weigerden advertenties van Grünfeld te plaatsen. Toeleveranciers begonnen te weigeren met de firma te werken. Staats- en partijorganen wikkelden het bedrijf in rode tape, doorzochten de kantoren en plunderen de huizen van de eigenaren en directeuren. In de zomer van 1938 vonden er onderhandelingen plaats over de verkoop van het bedrijf. Het bedrijf werd uiteindelijk op 15 september aangekocht door Walter Kühl, de eigenaar van een concurrerend bedrijf, voor een prijs die ver onder de marktwaarde lag. De familie Grünfeld emigreerde enkel weken later naar Palestina. Uit het verslag van Fritz Grünfeld over de arisering van de firma: “Onze klanten waren het eerste front dat tegen ons in werd gezet in deze vernietigingsoorlog. Onze werknemers werden het tweede front. De loyaliteit van onze werknemers werd systematisch ondermijnd – dit uitte zich toen zij werden gebrandmerkt als “vrienden van joden” door de Stürmer (de propagandakrant). Om hun terrorisering te vergemakkelijken werden de volledige adressen van de werknemers gedrukt in de krant. De intimidatie, de angst publiekelijk te boek te staan als “jodenknecht”, ontmoedigden al diegenen in ons bedrijf die tot dan toe loyaal waren gebleven aan de onderneming. Tegelijkertijd moedigde het hen aan die de 37 neiging vertoonden te saboteren, te verraden en te spioneren. Ze gingen zelfs zover dat ze onze telefoongesprekken afluisterden, onze post controleerden en onze afvalbakken doorzochten. Uiteindelijk – afgezien van de joodse werknemers die sowieso werden geïsoleerd – bleven slechts een paar honderd werknemers loyaal aan ons. Ze waren niet geïntimideerd door de risico's die het met zich meebracht. Het derde front in dit destructieve gevecht was de pers. Een toenemend aantal kranten en tijdschriften weigerden onze advertenties te plaatsen. Uiteindelijk werd het ons onmogelijk gemaakt nog in enig tijdschrift of krant te adverteren. We werden beroofd van onze meest efficiënte middelen van adverteren... Het vierde front dat ons in de rug stak waren onze voormalige toeleveranciers en bevoorraders. In toenemende mate weigerden ze ons te leveren. Tegelijkertijd creëerden alle overheden en partijbureau's, zoals de “Arbeidscommissarissen”, douanekantoren, een het vijfde Arbeidersfront, front tegen ons de met Gestapo en dagvaardingen, huiszoekingen en inspecties. Dit alles had als doel onze positie te ondermijnen. Daarnaast waren er nog de staats- en lokale belastingkantoren... In 1938 verscheen plots een groot aantal bemiddelaars en onderhandelaars als aasgieren die rondcirkelen boven een terdoodveroordeelde. Steunend op ervaringen opgedaan bij reeds voltooide succesvolle ariseringen, kwamen zij met adviezen en verborgen bedreigingen... Walther Kühl, eigenaar van de detailhandelsonderneming Max Kühl, bleek al snel de meest serieuze bieder... Dhr. Kühl kreeg natuurlijk, net als alle arische kopers van joods ondernemingen, een veel lagere aankoopprijs dan hij zou hebben gekregen onder normale omstandigheden. Hij was er desondanks van overtuigd dat hij ons had gered door onze firma te kopen... Partijleden en “economische commissarissen” moesten betrokken worden bij de onderhandelingen ten behoeve van beide partijen. “Ik ben alleen verantwoordelijk voor de juridische kant en niet voor de dwang”, merkte 38 Geheimrat Albert berouwvol op. Op dat moment waren alle instituten – het is nauwelijks voor te stellen hoeveel er bij betrokken waren – al op zo'n grote schaal in handen van de partijmensen, dat men niet kon handelen zonder de zeer getalenteerde “bruine” bemiddelaars. Uiteindelijk vroeg staatssecretaris Brinkmann, verantwoordelijk voor dergelijke zaken op het rijksministerie van Economische Zaken, om een bedrag van 200.000 Rijksmark voor de officiële “goedkeuring van de arisering”. Het bedrag werd door ons en Kühl verhoogd. Een advertentie naar onze klanten in oktober 1938 werd al voorzien van de zin “Grünfeld, nu in Duitse handen”. Bron: Annegret Ehmann et al, Juden In Berlin, Berlin 1988, pp. 289-291. Discussievraag bij Afbeelding Nummer 10 Wat voegt naar jouw mening de getuigenis van Fritz Grünfeld toe aan de afbeelding? 39 Afbeelding Nummer 11: Emigratie Emigratie De machtsovername van de Nazi's en de brutaliteit van de misdaden gepleegd door de SA, leidden tot het door paniek getroffen vertrek van duizenden joden naar aan Duitsland grenzende landen, waar ze wachtten op wat zou gaan gebeuren. 1934 was een jaar van relatieve kalmte in de antisemitische politiek van de Nazi's. Sommige joden, die onder moeilijke omstandigheden leefden in de buurlanden, besloten terug te keren naar Duitsland. Tot 1936 was Palestina de belangrijkste bestemming voor emigrerende Duitse joden. Begin 1936 begonnen joden echter te zoeken naar overzeese bestemmingen. Joodse organisaties kwamen de immigranten te hulp nadat de noodzaak van emigratie hadden geaccepteerd. In 1938 werd het probleem van joodse emigratie nijpend. De annexatie van Oostenrijk bij het Rijk voegde tienduizenden joden toe aan het aantal dat emigreerde. Tegelijkertijd maakten de mogelijke landen van bestemming het alsmaar moeilijker om visa te verkrijgen. Tegen het eind van 1938 waren naar schatting 170.000 joden geëmigreerd vanuit Duitsland – tussen 33 en 40% van de joden die in Duitsland leefden voor de Nazi's aan de macht kwamen. 40 Joodse emigratie vanuit het uitgebreide Rijk (inclusief Oostenrijk en Tsjecho-Slowakije) Europa Aantal immigranten Groot-Brittannië 40.000 Frankrijk 30.000 Nederland 20.000 België 15.000 Zwitserland 8.000 Scandinavië 5.000 Totaal Polen en andere OostEuropese landen 30.000 Andere landen 5.000 153.000 Overzeese bestemmingen Verenigde Staten 60.000 Palestina 55.000 Zuid-Amerika 30.000 Midden-Amerika 5.000 Zuid-Afrika 4.500 Australië 4.500 Azië (vooral Shanghai) 12.000 Andere landen 5.000 176.000 Totaal: 329.000 Doron Niederland, German Jews – Emigrants or Refugees? A study of Emigration Patterns Between the World Wars (Hebreeuws) Jeruzalem, Magnes Press, 1996, p. 240. Tekst bij Afbeelding Nummer 11: Uit de Memoires van Martha Appel (geboren Insel) De zwaarste taak die ik te doen had was het regelen van transporten van kinderen naar het buitenland: de Verenigde Staten, Palestina, Engeland en 41 Italië. Het was hartverscheurend om hen gescheiden te zien worden van hun ouders. Het waren de ouders zelf die kwamen smeken en aandringen op het zo snel mogelijk wegzenden van hun kinderen, aangezien ze het niet langer konden aanzien hen te zien lijden onder de haat en het misbruik. De onzelfzuchtige liefde van de ouders was zo groot dat ze bereid waren zichzelf te ontdoen van hun dierbaarste bezittingen, opdat hun kinderen in vrede en vrijheid zouden kunnen leven. [...] Ik stond weer op het perron en toen de trein mij langzaam voorbijreed viel mij op hoe stil de kinderen geworden waren. Het stralende licht was van de meeste jonge gezichten weggeëbd toen ze voor de laatste keer opkeken naar hun dierbaren. Ik zag veel kleine meisjes die even daarvoor nog lachten en nu hun handen uitstrekten voor een laatste handschudden met hun moeders en vaders. Tranen biggelden over hun wangen en ik zag vele jongensgezichten verwringen naar een vertwijfelde lach. “We zullen dapper zijn” en “Sholem Aleichem”, de joodse groet, galmden door de grote hal, terwijl honderden joodse kinderen hun Duitse vaderland verlieten.” Monika Richarz (ed.) Jewish Life in Germany – memoirs from three centuries. Vertaald door Stella P. Rosenfeld & Sidney Rosenfeld, Indiana University Press, 1991 pp. 359-360. Discussievraag bij Afbeelding Nummer 11 Met welke problemen zagen Duitse joden die emigratie overwogen zich geconfronteerd? (zie ook afbeelding 13) 42 Afbeelding Nummer 12: Anschluss Anschluss – 12 maart 1938 Op 11 maart 1938 zond Hitler zijn leger naar Oostenrijk. Op 13 maart werd de annexatie van Oostenrijk bij het Duitse Rijk afgekondigd. De meeste Oostenrijkers verwelkomden de Anschluss met een enthousiasme die gepaard ging met een wijdverbreide uitbarsting van antisemitische gewelddadigheden. De politiek van onteigening van de Oostenrijkse joden pakte uit in een proces van enkele maanden dat in het Oude Rijk (Duitsland) vijf en een half jaar in beslag had genomen. Joden werden ontslagen uit al hun functies bij theaters, openbare bibliotheken, universiteiten en scholen. Synagogen werden ontheiligd, joden werden gearresteerd en vastgehouden tot zij documenten zouden ondertekenen waarin hun eigendom verbeurd werd, en een ongebreidelde politiek van arisering werd uitgevoerd op grote bedrijven. Binnen korte tijd na de Anschluss werd het Centraal Bureau voor Joodse Emigratie, dat geleid werd door Adolf Eichmann, gevestigd in Wenen. Haar doel was het bevorderen van de joodse exodus vanuit Oostenrijk met, indien nodig, grove middelen. De politiek van gedwongen emigratie bleek een groot succes. Tegen de tijd dat de oorlog uitbrak waren zo'n 126.000 van de 200.000 Oostenrijkse joden geëmigreerd. 43 Tekst bij Afbeelding Nummer 12 Uit de getuigenis van Ezra Perry (voorheen Erich Professorski), geboren in Wenen in 1925. Zijn vader, een schoenmaker, was soldaat geweest in het Russische leger en was overgelopen tijdens de Eerste Wereldoorlog. “Op school werd ik in de achterste rij geplaatst, omdat ik een jood was. Op straat wisten de mensen niet dat ik jood was, maar mijn vader werd tegengehouden en gedwongen de straat schoon te poetsen met een tandenborstel. Ze werden vernederd op straat samen met de religieuze joden, terwijl de inwoners erbij stonden en lachten. Vader zette zijn werk thuis voort. Aanvankelijk bleven de christelijke klanten komen, maar later beletten SA-mannen hen hun schoenen ter reparatie langs te brengen. Sommige mensen bleven echter komen door de achterdeur. De buren waren tamelijk netjes, zij zeiden “onze joden zijn OK”. We probeerden te vertrekken naar iedere mogelijke bestemming – Colombia, Panama, Ethiopië. Mensen met geld konden visa kopen. Ik was actief in Hashomer ha-Tza'ir [een Zionistische jeugdbeweging]. Sommigen in de beweging dachten over Palestina, maar hadden geen echte intentie daar heen te emigreren. Mijn vader weigerde Palestina in overweging te nemen. Pas na de intocht van de Nazi's begonnen we te denken over het vertrek naar een mogelijke bestemming.” Interview op video, Yad Vashem Archives, VD 405. Discussievraag bij Afbeelding Nummer 12 Wat kenmerkte naar jouw idee het lot van de Oostenrijkse joden na de Anschluss? 44 Afbeelding Nummer 13: Het Antwoord van de Wereld de Conferentie van Evian Waarheen? In juli 1938 kwam op intitiatief van de Amerikaanse president Franklin D. Roosevelt een internationale conferentie bijeen over vluchtelingen in het Franse Evian. De conferentie kwam naar men aanneemt bijeen om de algemene vluchtelingenproblematiek te bespreken, ofschoon in deze fase het merendeel van de vluchtelingen joods was. De conferentie bleek nutteloos wat betreft het oplossen van de vluchtelingencrisis – voor zover het ging om het vinden van bestemmingen voor de vluchtelingen. De Dominicaanse Republiek was het enige land dat zich bereid toonde een groot aantal vluchtelingen toe te laten, op voorwaarde dat joodse organisaties de fondsen financierden die nodig waren voor het opnemen van de vluchtelingen in het land. De mislukking van de conferentie verergerde de positie van de joden en versterkte het joodse vluchtelingenprobleem als een wereldomvattend probleem. Het enige praktische resultaat van de conferentie was de oprichting van een Intergouvernementeel Comité, voorgezeten door George Rublee. Teksten bij Afbeelding Nummer 13 A. “Twee weken na de Anschluss besloot de Zwitserse Bondsraad (het uitvoerend orgaan van het land) in haar vergadering van 28 maart 1938 dat 45 “Met het oog op de door andere landen al genomen en in voorbereiding zijnde maatregelen tegen de toestroom van Oostenrijkse vluchtelingen bevinden we ons in een moeilijke situatie. Het is duidelijk dat Zwitserland alleen een doorgangsland kan zijn voor de vluchtelingen uit Duitsland en Oostenrijk. Afgezien van de situatie op onze arbeidsmarkt verlangt het huidige hoge aantal buitenlanders strenge maatregelen tegen een langer verblijf van deze elementen. Als we geen basis willen creëren voor een antisemitische beweging, die ons land onwaardig zou zijn, moeten we onszelf verdedigen me al onze kracht en indien nodig zonder mededogen jegens de immigratie van buitenlandse joden, in het bijzonder die uit het oosten. We moeten aan de toekomst denken en we kunnen onszelf daarom niet toestaan deze buitenlanders toe te laten ter wille van onmiddellijke voordelen.” Saul Friedländer, Nazi Germany and the Jews – the years of persecution 1933-1939. New York, 1997, pp. 263-264. B. De verdrijving van joden uit Sudetenland werd door Hermann Göring op ironische wijze beschreven: “Gedurende de nacht [die volgde op het binnentreden van de Duitse troepen in Sudetenland] werden de joden verdreven naar Tsjecho-Slowakije. In de ochtend kregen de Tsjechen hen te pakken en stuurden hen door naar Hongarije. Van Hongarije terug naar Duitsland, daarna weer terug naar Tsjecho-Slowakije. Ze reisden dus rond en rond. Uiteindelijk kwamen ze terecht op een rivierboot op de Donau. Daar kampeerden ze. Zodra ze voet aan wal zetten, werden ze teruggeduwd.” Saul Friedländer, Nazi Germany and the Jews – the years of persecution 1933-1939. New York, 1997 pp. 265-266. Discussievragen bij Afbeelding Nummer 13 1) Welke implicaties hadden de woorden van de aanwezigen op de conferentie in Evian voor het lot van het meisje op de foto en voor het lot van de joden in Duitsland en Oostenrijk in 1938? 46 2) Waarom werd de vraag “waarheen?” ineens zo relevant voor de joden? 47 Afbeelding Nummer 14: Deportatie naar Zbaszyn Deportatie naar Zbaszyn Zbaszyn is een klein Pools stadje nabij de Poolse grens met Duitsland. In 1938 werd daar een kamp ingericht voor joden in het bezit van het Pools staatsburgerschap die vanuit Duitsland werden gedeporteerd. De directe aanleiding voor hun deportatie door de Duitsers was een decreet van het Poolse ministerie van Binnenlandse Zaken volgens welke alle Poolse burgers die langer dan vijf jaar buiten Polen hadden gewoond automatisch hun burgerschap zouden verliezen als ze niet binnen twee weken zouden terugkeren in Polen. De Duitse regering was bezorgd dat duizenden Poolse joden in Duitsland zouden blijven bij het afwezig zijn van een andere plek om heen te gaan en en reageerde met een directe opdracht tot deportatie. De deportaties vonden in heel Duitsland plaats. De gedeporteerden mochten maar tien mark per persoon meenemen. Hen werd verboden zaken van enige waarde mee te nemen en kregen niet de kans hun zaakjes in orde te brengen. De meerderheid werd per trein gedeporteerd, maar grote groepen werden te voet gedeporteerd en werden geslagen en gedwongen de Poolse grens over te steken. De gedeporteerden werden onder onmenselijke omstandigheden ondergebracht in barakken en graanmolens. Onder de gedeporteerden in Zbaszyn was de familie Grynszpan uit Hannover. In een poging wraak te nemen op de toestand waarin zijn familie verkeerde, schoot 48 hun zoon Herschel Grynszpan een Duitse diplomaat dood in Parijs. De moord werd als voorwendsel gebruikt voor de pogrom in de Kristallnacht. De meeste gedeporteerden werden weer opgenomen in Polen na een langdurig verblijf in het kamp. Tekst bij Afbeelding Nummer 14: De aantekeningen van Emmanuel Ringelblum over de vluchtelingen in Zbaszyn Srodborow, 6 december 1938 Beste Raphael, Ik ben op vakantie in Srodborow. Ik heb vijf weken in Zbaszyn gewerkt. Afgezien van Ginzberg ben ik één van de weinigen die het daar voor een langere tijd uithield. Bijna alle anderen bezweken na een meer of minder korte tijd. Ik heb noch de kracht, noch het geduld om alles te beschrijven wat er in Zbaszyn gebeurde. Ik denk dat er niet eerder zo´n wrede en meedogenloze deportatie van een joodse gemeenschap is geweest als deze Duitse deportatie. Ik zag een vrouw die uit haar woning in Duitsland was gehaald en haar pyjama nog aan had (deze vrouw is nu half krankzinnig). Ik zag een verlamde vrouw van boven de 50, die uit haar huis was gezet. Naderhand zou helemaal tot de Poolse grens door jonge joodse mannen gedragen worden in een leunstoel. (Zij verblijft nog steeds in een ziekenhuis.) Ik zag een man die leed aan slaapziekte en over de grens werd gedragen op een stretcher, een wreedheid zonder weerga in de geschiedenis. In de loop van die vijf weken zetten wij (oorspronkelijk Giterman, Ginzberg en ik en na tien dagen Ginzberg en ik) een compleet stadje op met afdelingen voor bevoorrading, ziekenhuisopname, timmerwerkplaatsen, kleermakers, schoenmakers, boeken, een juridische afdeling, een migratieafdeling en een onafhankelijk postkantoor (met 53 werknemers), een welzijnsbureau, een arbitragehof, een organiserend comité, openlijke en 49 geheime controlediensten, een schoonmaakdienst en een hygiënische verzorgingsdienst, enz. Behalve 10 à 15 mensen uit Polen werden bijna 500 vluchtelingen uit Duitsland tewerkgesteld in deze afdelingen. Het belangrijkste is dat er een situatie was waarbij sommigen geven en anderen nemen. De vluchtelingen kwamen bij ons over als broeders die zich haastten elkaar te helpen in een tijd van ellende en tragedie. Bijna alle verantwoordelijke baantjes werden gedragen door vluchtelingen. Tussen ons en de vluchtelingen bestaan de warmste en meest vriendelijke relaties. Het is niet de vermolmde geest van filantropie, die zo gemakkelijk zijn intrede deed in het werk. Daarom waren de hulpbehoevenden zo blij die hulp te ontvangen. Niemand werd gekrenkt in zijn gevoelens. Elke klacht over slechte behandeling werd onderzocht, en filantropie was niet waarvoor meer dan één hier werd weggestuurd. We zijn begonnen met culturele activiteiten. Het eerste dat we introduceerden was het spreken van jiddisch. Het werd een soort mode in het kamp. We organiseerden lessen in het Pools, bijgewoond door zo'n 200 mensen, en andere lessen. Er waren verscheidene leeszalen, een bibliotheek; de religieuze groepen hebben een Talmud Torah [religieuze school] opgezet. Er zijn concerten en er is een koor actief. ...Zbaszyn is een symbool geworden voor de weerloosheid van de Poolse joden. Joden werden vernederd tot het niveau van melaatsen, tot derderangs burgers, met als resultaat dat wij allen getuige waren van een verschrikkelijke tragedie. Zbaszyn was een zware morele tegenwind die de joodse bevolking van Polen raakte. En het is daarom dat alle dreigingen leiden van de joodse massa's naar Zbaszyn en naar de joden die daar lijden... Neem asjeblieft mijn warmste goede wensen aan en kussen van Emmanuel Documents on the Holocaust – Selected sources on the destruction of the Jews of Germany 50 and Austria, Poland, and the Soviet Union. Uitgegeven door Yithzak Arad, Yisrael Gutman, Abraham Margaliot. Jeruzalem, Yad Vashem, 1981 pp. 123-124. Discussievraag bij Afbeelding Nummer 14 Wat maakt naar jouw mening het schrijven van Dr. Emmanuel Ringelblum duidelijk? En wat voegt het toe aan de foto bij het beschrijven van het lijden en de vernedering van de joden die naar Zbaszyn werden gedeporteerd? 51 Afbeeldingen 15 – 18: Kristallnacht “Kristallnacht” is de naam die wordt gegeven aan de pogrom die door heel Duitsland en Oostenrijk plaatsvond in de nacht van 9 op november 1938. de pogrom werd officieel beschreven als een spontane reactie op de moord op de derde secretaris van de Duitse ambassade in Parijs, Ernst von Rath. De moordenaar was de jonge zeventienjarige jood Herschel Grynszpan, wiens ouders zich bevonden onder de naar Zbaszyn gedeporteerde joden. De moordpartij was echter alleen een voorwendsel voor de pogrom, die in feite werd aangespoord door minister van Propaganda Joseph Goebbels, met instemming van Hitler. Naar schatting 1000 synagogen door heel het Rijk gingen in vlammen op of werden vernietigd tijdens de pogrom; meer dan 800 joodse winkels werden verbrand of geplunderd; honderden huizen werden beschadigd of vernietigd. Het gebroken glas van de synagogen en winkels gaven de pogrom haar naam – Kristallnacht. Tijdens de pogrom werden 91 joden vermoord en naar schatting 30.000 werden gearresteerd en naar concentratiekampen gestuurd, enkel omdat ze jood waren. Na de pogrom kregen de joden een willekeurige boete opgelegd van 1 miljard mark en werden gedwongen de reparaties aan beschadigde goederen te betalen. Tekst bij Afbeelding 15 – 16 Novenberpogrom – Kristallnacht 1. Hans Berger uit Wiesbaden vertelt over zijn herinnering aan de Kristallnacht: 52 “Toen ik in de morgen van 10 november zoals elke dag met mijn auto naar het werk reed, kwam ik langs de synagoge en zag dat de koepel in brand stond. De angst ging door me heen. Een grote menigte mensen stond er zwijgend omheen en de brandweer was tevreden met het beschermen van omringende huizen tegen overslaande brand. Ik ging op weg naar de joodse school waar ik controleerde of alles nog in orde was met mijn kinderen. Daar waren ze nog niet op de hoogte van de brand in het gebedshuis en pas in de fabriek hoorde ik door telefoonverslagen dat alle joodse zaken in de stad volledig gesloopt waren. De inboedel werd op straat gegooid en in brand gezet. Dit alles kwam uit de handen van slechts enkele jeugdigen die voor dit doel waren aangewezen door de partij.” Toen we Maas ontmoetten hoorden we dat ook in Frankfurt en Mainz de synagogen in brand waren gezet, joodse winkels waren vernield, joodse mannen zelfs op straat waren opgepakt en dat al heel wat joodse privé-woningen op een beestachtige wijze waren vernield. We beraadslaagden over hoe te redden wat misschien te redden viel en kwamen tot de beslissing dat ik terug zou gaan naar de fabriek, terwijl Maas, die in tegenstelling tot mij wel over een geldig paspoort beschikte, zou proberen de grens over te steken.” Monika Richarz (ed.) Jewish Life in Germany – memoirs from three centuries. Vertaald door Stella P. Rosenfeld & Sidney Rosenfeld. Indiana University Press, 1991 pp. 386-387. 2. Uit het proces verbaal van 10 november 1938 opgemaakt in de rechtbank van Buchen in de zaak van de moord op Susanne Stern, een 81-jarige weduwe: De getuigenis van Adolf Heinrich Frey van de SA die haar neerschoot: Ik klopte op de deur...Ik vorderde dat Stern zich aankleedde...Ze zat op de bank...Toen ik haar vroeg waarom ze geen aanstalten maakte om mijn instructies op te volgen om zich aan te kleden, antwoordde ze dat ze zich niet zou aankleden en niet mee zou komen. We kunnen doen wat we willen...'Ik verlaat mijn huis niet. Ik ben een oude vrouw'...Ik nam mijn dienstpistool uit mijn zak...Ik riep nog 5 of 6 keer naar de vrouw dat ze moest opstaan en zich aankleden. Stern schreeuwde met verachting en onbeschaamdheid luid in 53 mijn gezicht: 'Ik sta niet op en kleed me niet aan. Je kan doen wat je ook maar wilt.' Op het moment dat ze schreeuwde 'doe wat je wilt' maakte ik de veiligheidspal van mijn pistool los en schoot eenmaal op haar...Stern stortte ineen op de bank. Ze leunde achterover en greep haar borst met haar handen. Ik schoot voor de tweede maal, deze keer gericht op haar hoofd. Paul Sauer, Dokumente über die Verfolgung der jüdischen Bürger in Baden-Württemberg, Vol. 2, Stuttgart1966, pp. 26-27. Tekst bij Afbeelding 17 De novemberpogrom in Wenen “En ik herinner mij dat we op 9 november 1938 's avonds bang waren om naar buiten te gaan. Ik, een jongen van tieneneenhalf jaar oud, ging in ieder geval naar buiten en zag dat ze de Torah-rollen meenamen uit de synagoge en deze door hun paarden lieten vertrappen en erop lieten poepen. De bijeengekomen menigte deed mee aan de boekverbranding. Er hing een sfeer van angst; Ik rende naar huis en ging niet meer naar buiten... De politie arriveerde en arresteerde joden – ik weet niet of ze lijsten hadden. Een aantal familieleden van mij werd meegenomen; onder hen waren mijn oom en mijn neef, die later naar Dachau zijn versleept. Negen maanden later werden ze vrijgelaten onder voorwaarde dat ze vanuit Oostenrijk zouden emigreren, dat wil zeggen dat ze Duitsland zouden verlaten.” Interview met Joseph Linser uit Wenen, Yad Vashem Archive, 03/8966. 54 Tekst bij Afbeelding 18 But the Story Didn't End that Way... Hans Berger uit Wiesbaden vertelt over zijn herinnering aan de Kristallnacht: “Om ongeveer 6 uur 's ochtends op zondagmorgen stopte de trein op het station van Weimar, de stad van Goethe die voor altijd slechte herinneringen in mij boven brengt over het schouwspel dat zich afspeelde in de tunnel tussen de perrons. We moesten per coupé uit de trein stappen en twee aan twee rennen, vergezeld van klappen met stalen stangen en porren met geweerkolven. We moesten over het perron, de trappen naar beneden de tunnel in. Wee degene die struikelde of van de trap viel. Diegene werd op z'n minst vertrapt door de persoon die achter hem aankwam of die viel ook en werd weer op beide voeten gezet met behulp van nieuwe klappen en porren. In de tunnel zelf moesten we ons opstellen in rijen van tien, de één achter de ander. De eerste persoon werd met zijn gezicht tegen de muur aangedrukt en gendarmes zagen erop toe dat we als haringen in een ton stonden. De arme mensen die achteraan in de rij stonden hadden porren en klappen te verduren, met als gevolg dat de rijen steeds dichter en dichter tegen elkaar aan kwamen te staan. Ik stond in het midden; op het eind kon je nauwelijks nog ademen. Daarbovenop floten de zwepen over onze blote hoofden en het meest obscene gebrul en de gemeenste zinsneden die je je maar kunt voorstellen daalden neer op de wanhopige menigte van 55 opeengepakte joden. Dit duurde twee uur. Toen moesten we per rij en opnieuw twee bij twee onder een constante stroom van zweepslagen verder rennen door de tunnel, de trappen op en in de gereedstaande vrachtwagens klimmen, waarin zittingen waren aangebracht. In de wagen werd ons gezegd: “Zet je hoed op en doe je hoofd naar beneden!” Wee degene die niet diep genoeg naar beneden bukte. Een klap op z'n hoofd met de zweep of een stok was het minste dat hij kon verwachten. We reden met een verschrikkelijke snelheid door het bos. Na zo'n tien minuten rijden stopte de wagen. Opnieuw twee aan twee stapten we uit en renden door een poort naar een grote binnenplaats, waar duizenden mede-slachtoffers opgesteld stonden in rijen van tien. We waren aangekomen in concentratiekamp Buchenwald.” Monika Richarz (ed.) Jewish Life in Germany – memoirs from three centuries. Vertaald door Stella P. Rosenfeld & Sidney Rosenfeld. Indiana University Press, 1991, pp. 390-391. Discussievraag bij Afbeeldingen 15, 16, 17 en 18 Welke afbeelding geeft naar jouw mening de Kristallnacht-pogrom het beste weer? Waarom? 56 Chronologische Tabel van Gebeurtenissen 1933 – 1938 Internationale Gebeurtenissen en Gebeurtenissen in het Derde Rijk De Oorlog Tegen de Joden Joodse Activiteiten 1933 30 januari, Adolf Hitler 30 januari: Jüdische Jugendhilfe benoemd tot Reichskanzler opgericht in Berlijn 27 februari, brand in de Rijksdag, golf van arrestaties en Nazi-terreur in Duitsland Maart: Eerste concentratiekamp 9-10 maart: begin van een golf 27 maart: Massademonstratie in in Duitsland geopend: Dachau van rellen tegen Duitse joden New York georganiseerd door door de SA en Stahlhelm het American Jewish Congress als protest tegen de Nazi-terreur n Duitsland 1 april: boycot van de Duitse 4 april: De Duits joodse krant joden Jüdische Rundschau plaats het artikel van Robert Weltsch: “Draag hem met trots, de Davidsster”, de eerste in een serie “ zeg 'ja' tegen ons joods zijn”; Deze koppen werden de slogans van het Duits joodse verzet 7 april: De wet verbiedt joden 26 april: Besluit van de Va'ad voor overheidsdiensten te Le'umi (Nationaal Comité van werken. de Joden in Palestina) om een project op te starten voor de opname van immigranten uit Duitsland 26 april: oprichting van de 21 april: wettelijk verbod op Half mei: Vertegenwoordigers Gestapo rituele joodse slachtingen van het Comité des Délégations Juives stuurt een protest naar de Volkenbond over anti-joodse discriminatie in Duitsland (de petitie van Franz Bernheim) 10 mei: openbare verbranding van joodse boeken en werken door Nazi's in Duitse steden Massademonstraties door de joden in Parijs tegen de antijoodse campagnes in Duitsland 57 Internationale Gebeurtenissen en Gebeurtenissen in het Derde Rijk De Oorlog Tegen de Joden Joodse Activiteiten Mei: de oprichting van de Jüdischer Kulturbund in Berlijn 11 juni: Conferentie van joodse organisaties in Silezië bespreekt de middelen om de rechten van de Duitse joden te beschermen 27 juni: massaprotestbijeenkomst van joden in Londen tegen de Nazi's 20 augustus: het American Jewish Congress kondigt een boycot af tegen Nazi-Duitsland 14 juli: Wettelijk verbod op politieke partijen in Duitsland, de NSDAP is nu de enige legale partij in Duitsland 8 september: De tweede Joodse Wereldconferentie besluit een wereldwijde anti-Duitse boycot te organiseren 17 september: Oprichting van de Reichvertretung der Deutschen Juden (Rijksvertegenwoordiging van joden in Duitsland 14 oktober: Duitsland verlaat 17 oktober: Wettelijk verbod Oktober: Oprichting van ontwapeningsgesprekken bij de voor joden om werkzaam te zijn “bemiddelingsbureau” voor hulp Volkenbond als journalist aan Duitse joden door joodse organisaties in de VS en Frankrijk 19 oktober: Duitsland stapt uit de Volkenbond 27 november: Overslagbedrijf opgericht in Tel Aviv om de immigratie van joden uit Duitsland te begeleiden door middel van speciale regelingen om hun bezittingen over te laten komen 1934 26 januari: Duitsland en Polen tekenen een niet-aanvalsverdrag Februari: Eerste groep van jonge joodse uit Duitsland komt aan in Kibboets Ein Harod 58 Internationale De Oorlog Tegen de Joden Gebeurtenissen en Gebeurtenissen in het Derde Rijk 1 april: Heinrich Himmler April: Oprichting van de aangesteld als hoofd van de S.S. Radicale Nationalistische Organisatie (O.N.R.) in Polen, een extreemrechtse antisemitische organisatie 30 juni – 2 juli: “Nacht van de Lange Messen”: zuiveren van de S.A. en hen die zich keerden tegen het beleid van Hitler; Röhm en zijn collega's vermoord 25 juli: Couppoging door Nazi's in Oostenrijk, Dollfuss, de Oostenrijkse premier, wordt vermoord 2 augustus: Overlijden van Von Hindenburg, de Duitse president. Hitler neemt de verantwoordelijkheid van staatshoofd op zich 1935 7 januari: Frans-Italiaans akkoord werd getekend door Mussolini en Laval in Rome 13 januari: Het Saarland wordt geannexeerd door Duitsland 16 maart: Herinvoering van de dienstplicht in Duitsland in strijd met het verdrag van Versailles 31 mei: Duitse joden wordt verboden in leger te dienen Juni: Golf van anti-joodse rellen in Polen 15 september: Neurenbergwetten – van kracht worden van anti-joodse rassenwetten 3 oktober: Italië valt Ethiopië December: Anti-joodse rellen op aan Poolse universiteiten; joodse studenten mogen slechts op speciale plaatsen komen 7 maart: Het Duitse leger trekt 59 Joodse Activiteiten Internationale De Oorlog Tegen de Joden Gebeurtenissen en Gebeurtenissen in het Derde Rijk het Rijnland in 3 maart: Joodse doktoren wordt verboden hun praktijk uit te oefenen in openbare zorginstellingen in Duitsland Joodse Activiteiten 1936 4 februari: David Frankfurter vermoordt Wilhelm Gustloff, leider van de Nazi-partij in Zwitserland, als protest tegen de vervolging van joden in Duitsland 9 maart: Rellen in Przytyk, Polen 17 maart: Massademonstraties van joden en linkse en liberale Polen tegen de anti-joodse rellen in Polen 2 mei: Addis Abeba veroverd door het Italiaanse leger 5 mei: Ethiopië geeft zich over 16 juni: Begin Spaanse burgeroorlog 17 juni: Himmler benoemd tot hoofd van de Duitse politie 30 juni: Algemene staking door Poolse joden als protest tegen antisemitisme 26 juli: Begin van Duitse en Italiaanse militaire bemoeienis in Spanje 25 oktober: Duits-Italiaans Pact; totstandkoming van de As Berlijn-Rome 1937 26 januari: Wettelijk verbod voor Duitse joden om op enig kantoor te werken 15 maart: Grote antinazibijeenkomst door Joint Boycott Council in New York 7 juli: Japan valt China aan 16 juli: Concentratiekamp Buchenwald wordt geopend 60 Internationale Gebeurtenissen en Gebeurtenissen in het Derde Rijk De Oorlog Tegen de Joden Joodse Activiteiten Oktober: Begin van 'arisering' van joodse eigendommen in Duitsland 25 november: Politiek en militair pact getekend door Duitsland en Japan 1938 21 januari: Rechten van minderheden afgeschaft door Roemenië; ontnemen van het burgerschap van veel joden 13 maart: Annexatie van Oostenrijk door het Derde Rijk 26 april: richtlijnen tot inbeslagname van bezittingen van joden 5 juli: Conferentie van Evian 29 mei: Eerste wet die de over Duitse vluchtelingen rechten van joden in Hongarije beperkt wordt aangenomen 1 augustus: Oprichting van het bureau voor joodse emigratie, geleid door Adolf Eichmann 17 augustus: Joden wordt opgedragen “Israel” of “Sara” aan hun naam toe te voegen 29-30 september: Conferentie van München, met deelname van Chamberlain, Daladier, Hitler en Mussolini; Engeland en Frankrijk gaan akkoord met de annexatie van een deel van Tsjecho-Slowakije door Duitsland 1 oktober: Annexatie van 5 oktober: Inname van Sudetenland door Duitsland paspoorten van Duitse joden 9-10 november: Kristallnacht; rellen in Duitsland en Oostenrijk; ongeveer 30.000 joden gearresteerd, 1.000 synagogen vernietigd en 7.500 winkels geplunderd 6 november: Herschel 61 Internationale Gebeurtenissen en Gebeurtenissen in het Derde Rijk De Oorlog Tegen de Joden Joodse Activiteiten Grynszpan vermoord Ernst vom Rath, secretaris van de Duitse ambassade in Parijs 15 november: joodse kinderen November: American Joint wordt verboden naar Duitse Distribution Committee helpt scholen te gaan vluchtelingen in Zbaszyn, Polen 3 december: richtlijnen om joden uit het Duitse economische leven te verdringen December: Organisatie voor illegale immigratie opgericht in Palestina 62