Rapport over duurzaam toerisme in het Middellandse Zeegebied Dit rapport is opgesteld door de rapporteur, Michèle Sabban (Vergadering van Regio's van Europa; Regioraad van Île-de-France/FR). Het is op 16 januari 2013 behandeld door de vierde vergadering van de ARLEM-commissie voor duurzame ontwikkeling (SUDEV) en op 18 februari 2013 goedgekeurd op de vierde ARLEM-zitting in Brussel (België). CDR10120-2012_00_02_TRA_TCD en/EXT/FT/sp NL -1Het gehele Middellandse Zeegebied is wereldwijd de meest populaire vakantiebestemming, hoewel er grote verschillen zijn tussen de landen onderling. Het gebied trekt 30% van alle toeristen aan en haalt 25% van het totale inkomen uit mondiaal toerisme; 80% van de toeristen is afkomstig uit Europa, voornamelijk uit Duitsland 1 . Terwijl toerisme een belangrijke rol vervult in de economische ontwikkeling en globalisering van de regio, zorgt het ook voor een enorme druk op de natuurlijke rijkdommen en het milieu. De ARLEM-leden zijn het volledig met het Comité van de Regio's eens dat toerisme op basis van concurrentievermogen en duurzaamheid moet worden ontwikkeld. Deze duurzaamheid kan in drie categorieën worden onderverdeeld: economische duurzaamheid, waarbij een eerlijke en efficiënte economische ontwikkeling wordt gewaarborgd die toekomstige generaties in staat stelt zich te ontplooien; sociaal-culturele duurzaamheid, die verenigbaar is met de cultuur, waarden en identiteit van de mediterrane regio's; en ecologische duurzaamheid, waarbij ontwikkeling verenigbaar is met het behoud van essentiële processen, biologische diversiteit en biologische hulpbronnen2. De bevordering van ecologisch duurzaam toerisme is van vitaal belang, vooral in dit deel van de wereld waar de klimaatopwarming het snelst oprukt en waar de gevolgen ervan, zoals woestijnvorming, afname van de drinkwatervoorraden en verlies van biodiversiteit, het zwaarst worden ervaren. Bijgevolg behoren het beheer van water, vervuiling en afval en de bestrijding van bodemerosie tot de belangrijkste uitdagingen voor het toerisme in het Middellandse Zeegebied. Ter illustratie: in 2007 verbruikte de regio haar natuurlijke rijkdommen 2,6 keer sneller dan dat ze deze weer aanvulde (in vergelijking tot 1,5 keer sneller voor de planeet in zijn geheel)1. Bovendien zal de situatie, aangezien het toerisme slechts in beperkte mate door de crisis is getroffen en de door de Arabische lente veroorzaakte neergang waarschijnlijk niet lang aanhoudt, naar verwachting nog verslechteren, waarbij het toenemende aantal toeristen een verontrustende impact op het milieu zal hebben (de voorbije twee decennia kende het Middellandse Zeegebied de grootste groei in inkomend toerisme ter wereld)1. In 2010 was de toeristische sector (met inbegrip van alle verwante diensten en investeringen) goed voor gemiddeld 10,9% van het BBP, waardoor deze sector van vitaal belang is voor de economie in de regio1 (op het vlak van werkgelegenheid en de bijdrage aan de buitenlandse handelsbalans in de mediterrane landen). Zonder de toeristische sector zouden veel mediterrane landen verplicht zijn om de import van goederen en diensten drastisch terug te schroeven om hun handelsbalans te herstellen (in Albanië en Montenegro bijvoorbeeld, maakt toerisme meer dan 50% van de export uit1). Anderzijds scoort het Middellandse Zeegebied laag op de internationale ranglijsten voor onder andere infrastructuur, menselijke, natuurlijke en culturele hulpbronnen, en een regelgevingskader. Twee van de belangrijkste prioriteiten zijn bijgevolg het inperken van de impact van toerisme op het milieu door bewustmaking en een doeltreffender beheer van middelen en infrastructuur en het 1 2 Robert Lanquar (2011): Tourism in the MED 11 countries, CASE Network Reports, No. 98/2011, CASE - Center for Social and Economic Research, Warschau (http://www.case-research.eu/upload/publikacja_plik/34467842_CNR_2011_98.pdf, 18/1/2013) Advies van het Comité van de Regio's over "Europa, toeristische topbestemming in de wereld", rapporteur: Ramón Luis Valcárcel Siso, goedgekeurd op de 88e zitting op 27-28 januari 2011 (CdR 342/2010 def.), punt 12. CDR10120-2012_00_02_TRA_TCD en/EXT/FT/sp .../... -2ontwikkelen van alternatieve vormen van toerisme die minder impact op de ecosystemen hebben dan het momenteel overheersende "3S-toerismemodel" (sea, sand en sun), dat gewoonlijk gepaard gaat met de aanleg van golfbanen, zwembaden en andere voorzieningen. Een ander punt is dat het aantal toeristen sterk uiteenloopt in de verschillende regio's en landen, met extreem hoge concentraties in bepaalde gebieden en andere streken die weinig toeristen trekken. Zo maken de uitgaven van inkomend toerisme in Libanon meer dan 20% van het BBP uit, terwijl dat in Algerije nagenoeg 0% is1. Bijgevolg betekent de aanpak van de ecologische uitdagingen van het toerisme ook het verschuiven van de aandacht naar de minder bezochte regio's. Tot slot moet met het oog op duurzaam toerisme naast ecologische duurzaamheid ook een duurzame benadering van lokale culturen in de gastlanden in aanmerking worden genomen. Bij de bevordering van duurzaam toerisme moet erover worden gewaakt dat de toeristen hun vreemde cultuur zo min mogelijk opdringen en dat de lokale cultuur tegen overmatige commercialisering wordt beschermd. Het is van cruciaal belang dat duurzaam toerisme het behoud van tradities ondersteunt en de rijke diversiteit in een regio niet aantast. Regionale en lokale autoriteiten vervullen een belangrijke rol in het reguleren van de ontwikkeling van toerisme en het garanderen van het duurzame karakter ervan. 1. De ecologische uitdagingen van toerisme in het Middellandse Zeegebied: bevordering van duurzaam, geïntegreerd toerisme Een van de verschillen tussen toerisme en vele andere economische sectors is dat het erdoor veroorzaakte milieubederf een negatieve impact heeft op de ontwikkeling van de sector zelf. Indien het milieubederf van die aard is dat een gebied niet langer aantrekkelijk is als vakantiebestemming, kan de regio een belangrijke bron van inkomsten verliezen. Bovendien neemt de druk op ecosystemen sneller toe: het water- en energieverbruik overtreft vaak de productie- en leveringscapaciteit; de inzameling en verwerking van vast afval is ondermaats; en de verstedelijking, kustbebouwing en omvorming van natuurlijke ruimtes hebben een grote impact op de biodiversiteit in het Middellandse Zeegebied. Deze problemen worden nog verergerd door bodemverzilting in kustgebieden, met name in Italië, terwijl intensieve landbouw tot de snelle uitbreiding van bodemerosie bijdraagt. Bijgevolg is er een steeds dringender noodzaak om de bodem en waterreserves in stand te houden en hoewel dit niet altijd een nationale prioriteit is, moet er steun komen van de lokale regionale autoriteiten met dekking van de Unie voor het Middellandse Zeegebied (UfM) en diverse organisaties die de nodige projecten en infrastructuren kunnen financieren. 1.1 Waterbeheer: overdadig gebruik, woestijnvorming, watervervuiling en recycling Het toerisme in het Middellandse Zeegebied zorgt voor een aanzienlijke druk op de vraag naar water, waardoor de grondwaterspiegel zakt en er watervervuiling ontstaat. CDR10120-2012_00_02_TRA_TCD en/EXT/FT/sp .../... -3- Over het algemeen gebruikt een toerist 3 of 4 keer meer water dan een lokale inwoner. In Alanya (Turkije) bijvoorbeeld, bedroeg het aan toerisme gerelateerde waterverbruik 52% van het totale verbruik. Zelfs in gebieden waar het verbruik niet zo hoog is, kan de beschikbaarheid van drinkwater een probleem vormen. In het Egyptische gouvernement Marsa Matruh bijvoorbeeld, is de kwaliteit van het water zo slecht dat de waterbevoorrading via twee pijpleidingen van het distributienet van Alexandrië moet worden omgeleid en dat het extra water voor de toeristen per trein en watertanker moet worden vervoerd. Op Djerba kunnen de twee waterontziltingsinstallaties niet tegemoetkomen aan de grote vraag naar water vanuit de toeristische sector en moesten er tijdens de zomer, wanneer de waterstress nota bene het meest acuut is, vergelijkbare oplossingen worden ingevoerd 3. De meest recente oplossing bestaat er bijgevolg in de waterontziltingsinstallaties te gebruiken om drinkwater te produceren. Nochtans is dit een onpraktische en dure oplossing, waarbij wel minder energie wordt verbruikt dan bij het vervoer van water per tankwagen of pijpleiding, maar het energieverbruik blijft een belangrijk probleem: in het gehele Middellandse Zeegebied is de ontzilting van 30 miljoen kubieke meter per dag gelijk aan een opbrengst van 5000 MW, oftewel het vermogen van 8 tot 10 gasgestookte centrales met gecombineerde cyclus of 4 tot 5 kerncentrales. Bovendien produceren ontziltingsfabrieken pekel en broeikasgassen en vormt hun energieverbruik een ernstig probleem tijdens seizoensgebonden piekmomenten in het elektriciteitsverbruik door toeristische en stedelijke voorzieningen gerelateerd aan toerisme. In Torremolinos is de toeristische sector goed voor 40% van het elektriciteitsverbruik en dit percentage is de voorbije twintig jaar met 169% toegenomen. In het Turkse Alanya, waar het elektriciteitsverbruik tussen 2000 en 2008 met 208% steeg, maakt toerisme 21% van het totale verbruik uit. Bovendien is het elektriciteitsverbruik in toeristische gebieden tijdens het hoogseizoen vaak twee tot drie keer zo groot. De ngo Plan Bleu heeft in het gebied onderzoek gedaan en beveelt boven op de ontzilting het hergebruik van gezuiverd afvalwater aan. Het verzamelen en zuiveren van afvalwater kost minder energie en vereist op het gebied van werk en opleiding een vergelijkbare expertise (inclusief membraantechnologie en omgekeerde osmose) als ontzilting, zodat beide methoden elkaar prima zouden aanvullen. Maar de regio's moeten eerst over zuiveringsinstallaties beschikken. Zo telt het Spaanse Torremolinos geen enkele zuiveringsinstallatie, hoewel de streek goed is voor ongeveer 5 miljoen overnachtingen per jaar. In Tétouan, aan de Marokkaanse kust, wordt het door de toeristische sector geproduceerde afvalwater vaak rechtstreeks en ongezuiverd in de zee geloosd en zijn de bestaande waterzuiveringsstations sterk overbelast. Het EEA (Europees Milieuagentschap) schatte in 2000 dat 7% van alle vervuiling in de Middellandse Zee door toerisme werd veroorzaakt. In Turkije beschikken ongeveer 90% van de fabrieken en 80% van de toeristische voorzieningen niet over een waterzuiveringsinstallatie, wordt slechts 20% van het huishoudelijk afvalwater gezuiverd en wordt slechts 6% van het totale vaste afval per jaar correct afgevoerd (WWF Turkije, 3 Lucia De Stefano (2004): "Freshwater and Tourism in the Mediterranean", WWF Mediterranean Programme (http://www.scribd.com/doc/20408492/Fress-Water-and-Tourism-WWF, 18/1/2013) CDR10120-2012_00_02_TRA_TCD en/EXT/FT/sp .../... -42002). In Italië wordt 80% van het afvalwater afkomstig van de 120 grootste kuststeden volledig ongezuiverd in de Middellandse Zee geloosd. Daarbij komt nog dat de Middellandse Zee slechts 0,7% van het totale wateroppervlak op aarde uitmaakt, maar wel 17% van de totale verontreiniging door olie te verduren krijgt. Naar schatting wordt elk jaar tussen 100.000 en 150.000 ton ruwe olie in de zee geloosd ten gevolge van zeevaartactiviteiten3. Aangezien het zoutwater in de Middellandse Zee zich slechts ongeveer om de 80 jaar volledig ververst, is het van prioritair belang dat vervuild water wordt gezuiverd, in het bijzonder omdat de Middellandse Zee ook wordt gebruikt voor visserij en aquicultuur (beide activiteiten zijn zelf een bron van vervuiling) en er door veel toeristen in wordt gezwommen. Door in waterzuiveringsinstallaties te investeren kunnen bijgevolg heel wat problemen met betrekking tot afvalverwerking en volksgezondheid, milieu (met name het respect voor zeegebieden) en watervoorziening worden aangepakt. Er kan een aanzienlijke hoeveelheid water worden bespaard indien enerzijds de toeristische sector voldoende bewust wordt gemaakt van de problemen en in de juiste richting evolueert en anderzijds de overheden waterbeheerplannen invoeren. Deze plannen moeten zijn gebaseerd op studies waarbij de kosten en voordelen van de verschillende mogelijkheden voor waterbeheer tegen elkaar worden afgewogen (inclusief een vergelijkende kosten-batenanalyse van waterbehoud ten opzichte van uitbreiding van de watervoorziening). Daarbij lijkt beleid dat zich op het beheer van de vraag richt minder duur dan beleid dat zich op het beheer van de watervoorziening toespitst. Bovendien zou uit deze studies kunnen blijken hoezeer men gebaat is bij een optimalisering van de toewijzing van watervoorraden aan de verschillende sectors (huishoudens, toerisme, landbouw en industrie), waarvan het waterverbruik kan worden gereguleerd. Zo kunnen industrieën op basis van deze studies worden verplicht om het door hen geloosde vervuilde water op voorhand te behandelen of te zuiveren. De overheden vervullen hier een cruciale rol omdat ze audits kunnen uitvoeren, gegevens in verband met het water en de bijbehorende problemen kunnen centraliseren en kunnen toezien op de toepassing van de nieuwe regelgeving. Dit laatste aspect is van groot belang en neemt verschillende vormen aan, waaronder watercontroles, ontwikkeling van institutionele en administratieve capaciteit en uitbreiding van expertise, stimuleringsmaatregelen en sancties. 1.2 Erosie, stadsuitbreiding, verlies van biodiversiteit en aantasting van kustgebieden Een tweede belangrijke uitdaging bestaat uit de ontwikkeling van regionale plannen om de stedelijke voorzieningen te verbeteren, de druk op het land te regelen en de impact op de natuur te verlichten. Stedelijke ontwikkeling ten gevolge van toerisme heeft een aantal negatieve effecten: 1) aantasting van de kust en bodemerosie, 2) verzadiging van de grond en 3) een afname van voor landbouw beschikbare grond. CDR10120-2012_00_02_TRA_TCD en/EXT/FT/sp .../... -5(1) (2) (3) Het toerisme in deze regio concentreert zich hoofdzakelijk langs de kust, wat tot erg problematische stranderosie leidt. Uit een door het EEA aangehaalde studie (2001)4 blijkt dat driekwart van de zandduinen tussen Spanje en Sicilië is verdwenen door verstedelijking ten gevolge van de ontwikkeling van het toerisme. Dit proces van stranderosie wordt nog versneld doordat toeristische infrastructuur te dicht bij de kust of zelfs op de strandduinen wordt gebouwd. Een toenemende verstedelijking door de bouw van toeristische accommodaties en de enorme ontwikkeling op het gebied van residentiële huisvesting sinds de jaren 1990 heeft ook geleid tot een verzadiging van de grond. Op het vlak van grondgebruik is intussen een kritische drempel bereikt nu 25.000 km van de totale 46.000 km kustlijn is bezet. Langs de kust van het Marokkaanse Tétouan bevindt amper 12,5% van de kustlijn zich nog in "natuurlijke" staat als gevolg van woningbouwontwikkeling en andere bouwprojecten rond een golfbaan. In Torremolinos is 85% van de totale oppervlakte verstedelijkt en blijft er amper 10 hectare bouwgrond over. In het gehele Middellandse Zeegebied is de hoeveelheid landbouwgrond per inwoner sinds 1990 met een vierde en in de voorbije 40 jaar met de helft afgenomen. Er rest nu amper 0,2 hectare landbouwgrond per inwoner. Hoewel er nieuwe grond in gebruik is genomen, is de totale oppervlakte sinds 1990 met 7% achteruitgegaan. Het verlies van bouwland kan door een aantal factoren worden verklaard, waaronder erosie, verlies van vruchtbaarheid en verstedelijking. Dergelijke verliezen zijn vaak onomkeerbaar. Daarenboven moeten er stappen worden genomen om de kwetsbaarheid van stedelijke gebieden voor klimaatverandering te beperken en om plannings- en bouwnormen in te voeren waarbij met de gevolgen ervan op lange termijn rekening wordt gehouden. Er moet ook actie worden ondernomen om stadsuitbreiding tegen te gaan (door het bestaande stadsweefsel ten volle te benutten, inbreidingsgebieden te gebruiken en de dichtheid in gebieden met een lage dichtheid te vergroten) en om een duurzame stedenbouwkunde en architectuur tot stand te brengen door de ecologische voetafdruk van gebouwen te verkleinen, mobiliteit onder de loep te nemen (voetgangers, fietsen, openbaar vervoer) en functionele diversiteit te bevorderen. Het spreekt vanzelf dat dergelijke aanpassingen moeten zijn gebaseerd op de beginselen van duurzame ontwikkeling, waaronder het recupereren en hergebruiken van water en allerhande afval en het gebruiken van hernieuwbare energiebronnen. 1.3 Vervoer Toerisme is verantwoordelijk voor ongeveer 5,3% van alle broeikasgasemissies; 75% daarvan wordt door het vervoer uitgestoten. Het vervoer is dan ook de grootste bron van luchtvervuiling in verband met toerisme. Het is daarom belangrijk dat de voorkeur uitgaat naar niet-vervuilende of minder energieverslindende vervoerswijzen. 4 Europees Milieuagentschap (2011): Environmental signals. CDR10120-2012_00_02_TRA_TCD en/EXT/FT/sp .../... -6Luchtverkeer is veruit de meest vervuilende vorm van vervoer en toch geven overheden er vaak meer steun aan dan aan spoorverkeer. Sinds 1970 neemt het aantal vluchten jaarlijks met 5% of 6% toe, hoofdzakelijk door een aanzienlijke daling van de ticketprijs. Gezien hun niet geringe ecologische voetafdruk moet er tevens bijzondere aandacht gaan naar individuele vormen van vervoer. Uit een studie dat het Franse Instituut voor Milieu (IFEN) in augustus 2007 publiceerde blijkt dat het autovervoer in het kader van weekenduitstapjes en vakanties alleen al goed was voor 16% van de jaarlijkse CO2-uitstoot door particuliere voertuigen voor het hele land. Hoewel slechts 7% van de toeristen met het vliegtuig op reis ging, was het luchtvervoer verantwoordelijk voor 62% van de broeikasgasemissies ten gevolge van toeristische reizen. Bovendien werd 42% van deze emissies geproduceerd tijdens langeafstandsvluchten die amper 2% van het totale aantal reizen uitmaakten. Stimuleringsmaatregelen op het vlak van vervoer moeten bijgevolg op verschillende doelgroepen zijn gericht, in het bijzonder: lokale autoriteiten, teneinde hen aan te sporen om meer energie-efficiënte vormen van vervoer aan te bieden (trein, tram en fiets), openbaar vervoer te promoten en bepaalde zones autovrij te maken; de toeristische sector, teneinde deze aan te sporen om schone activiteiten te promoten (bv. kanovaren en kajakken in plaats van jetskiën); en auto- en vliegtuigconstructeurs, teneinde hen aan te sporen om minder vervuilende vormen van vervoer te ontwikkelen. 1.4 Afval Er is een steeds dringender behoefte aan de ontwikkeling van stedelijke verwerkingsinstallaties voor vast afval; niet alleen gezien de bevolkingsgroei, die in het zuidelijke Middellandse Zeegebied hoog blijft, maar ook omdat de bevolkingsdichtheid in toeristische gebieden tijdens de zomermaanden aanzienlijk toeneemt (in augustus stijgt de bevolkingsdichtheid in Torremolinos bijvoorbeeld van 3.300 per km² tot 10.000 per km²) en omdat toeristen beduidend meer vast afval produceren dan permanente inwoners (in Cabras bijvoorbeeld, produceert een toerist gemiddeld 7 kg afval per dag, in vergelijking met 0,5 kg per dag voor een inwoner), terwijl de recyclingmogelijkheden in deze regio vaak onderontwikkeld zijn. Cruises in het Middellandse Zeegebied vormen op zich een bron van grote ecologische problemen, waaronder water- en kustvervuiling en vernietiging van de zeebodem. Een enkel cruiseschip produceert ongeveer 50 ton vast afval per jaar, 7,5 miljoen liter vloeibaar afval, 800.000 liter afvalwater afkomstig uit sanitaire installaties en 130.000 liter afvalwater afkomstig van cateringdiensten. Door het gebrek aan investeringen in afvalverzameling, -opslag en -verwerking veroorzaakt dit ernstige gezondheidsproblemen, bodemvervuiling en verontreiniging van het drinkwater. In dit opzicht moeten er zowel voor particuliere huishoudens als toeristische accommodaties procedures voor afvalsortering en recycling worden ingesteld. Alle betrokkenen in deze sectoren (werknemers, industriëlen, handelaars en verkozen vertegenwoordigers) moeten van al deze problemen op de hoogte worden gebracht en moeten deze informatie op hun beurt aan de toeristen verstrekken. Het is CDR10120-2012_00_02_TRA_TCD en/EXT/FT/sp .../... -7eveneens belangrijk om in de openbare sector recyclingdiensten te ontwikkelen en een beter afvalbeheer te introduceren. Tot slot kan het gebrek aan motivatie om in dit kader maatregelen in te voeren worden verklaard door het seizoensgebonden karakter van toeristische activiteiten. Er moet bijgevolg over afvalbeheer in zijn geheel worden nagedacht, in plaats van het door toeristen geproduceerde afval afzonderlijk te verwerken. 1.5 Biodiversiteit In de meeste landen in het Middellandse Zeegebied hebben infrastructuurwerken langs de kust zandduinen vernield en de biodiversiteit van plantensoorten langs de kustlijn aangetast. Intensief toerisme draagt ook bij tot de aantasting van bepaalde kwetsbare watergebieden in de buurt van toeristische trekpleisters. Al in 1996 werd in een rapport van de OESO/IUCN5 gesteld dat "de wereld sinds 1900 50% van de bestaande watergebieden is verloren". Vandaag de dag zijn de watergebieden in bepaalde regio's bijna volledig verdwenen. Hoewel Frankrijk, Griekenland, Italië en Spanje er ook door worden getroffen, is de situatie kritischer in het zuiden van het Middellandse Zeegebied, bijvoorbeeld langs de kust van Tétouan. Het verdwijnen van deze natuurlijke habitats gaat gepaard met een achteruitgang van een groot aantal diersoorten die voor hun overleving van deze omgeving afhankelijk zijn: het aantal watervogels is de voorbije 20 jaar met meer dan de helft teruggenomen en een kwart van de diersoorten in deze gebieden is met uitsterven bedreigd. Uit een beoordeling van het Europees Milieuagentschap met betrekking tot mariene biodiversiteit van 20106 bleek dat minstens 50% van de Europese reptielen (schildpadden) en zeevissen bedreigd was, terwijl de situatie van de andere diersoorten onbekend of eerder gunstig (voor een kleine minderheid van vissoorten) was. Alle bestudeerde reptielen of ongewervelde dieren werden bedreigd, maar er waren onvoldoende gegevens om de toestand van 70% van de (eveneens bedreigde) zoogdieren en ongewervelde dieren te bepalen. De roeisport en andere watersportactiviteiten zijn ook een factor in dit verlies van biodiversiteit. Zo tasten ze de met zeegras begroeide habitats (posidonia en koraligene plantensoorten) aan, dragen ze bij tot een dalende populatie van zeeschildpadden doordat nestgebieden worden vernietigd en vormen ze een bedreiging voor de populatie van monniksrobben, met name in het Turkse Alanya. Volgens het EAA wordt slechts 10% van de Europese mariene ecosystemen correct beschermd, terwijl 50% ervan bedreigd of aanzienlijk aangetast wordt. De toestand van de resterende 40% is onbekend. In kustgebieden is 70% van de mariene habitats vernietigd of gedeeltelijk beschadigd, terwijl slechts 8% nog in goede staat is. 5 6 OECD/IUCN (1996): Guidelines for aid agencies for improved conservation and sustainable use of tropical and sub-tropical wetlands, OECD, Parijs, blz. 10 (http://www.cbd.int/doc/guidelines/fin-oecd-gd-lns-wlands-en.pdf, 18/1/2013). Europees Milieuagentschap (2010): 10 messages for 2010 - Marine ecosystems. (http://www.eea.europa.eu/publications/10messages-for-2010-2014-2, 18/1/2013) CDR10120-2012_00_02_TRA_TCD en/EXT/FT/sp .../... -8Het is daarom belangrijk om eenvoudigere sporten (zoals surfen, zeilen, waterfietsen en zwemmen) te promoten en om in kwetsbare gebieden beperkingen aan deze activiteiten op te leggen. Tot slot moeten toeristen worden geïnformeerd over de ecologische gevaren van de producten die ze gebruiken, zoals zonnebrandcrèmes en onderhoudsproducten voor hun uitrusting. Zo verspreidt de vereniging "Santé Environnement France", die 2.500 artsen vertegenwoordigt, een gratis "groene" sportgids (petit guide vert du bio-sportif)7 waarin aan mensen wordt uitgelegd hoe ze kunnen sporten en tegelijkertijd hun gezondheid en het milieu kunnen beschermen. De gids bespreekt elke sport en de verschillende gebruikte producten om mensen te laten inzien welke schadelijk zijn voor hun gezondheid en het milieu. 1.6 Naar een betere relatie tussen toerisme en duurzame ontwikkeling Het is mogelijk om tot een positieve relatie tussen toerisme en de bescherming van natuurlijke habitats te komen. Zo zijn er in Sardinië speciale programma's ontwikkeld voor mensen die natuurreservaten bezoeken en worden natuurgebieden in Rovinj (Kroatië) met succes beschermd omdat er in het beleid voor ruimtelijke ordening aandacht is voor instandhouding. Over het algemeen kan de relatie tussen toerisme en milieubescherming bijgevolg worden verbeterd door alle betrokkenen bewust te maken, groene stimuleringsmaatregelen in te voeren, normen en strategische plannen aan te nemen die met deze aspecten rekening houden, sancties op te leggen in geval van niet-naleving en inspanningen te belonen aan de hand van labels en milieuoorkondes. Publiek-private partnerschappen, uitwisselingen van goede praktijken en samenwerking met gespecialiseerde organisaties (zoals Plan Bleu en het WNF, die studies en voorstellen kunnen aanreiken) zijn van even groot belang. Tot slot kunnen we het ons niet veroorloven om het milieu niet in een bredere context te plaatsen, waarbij voorbij het toerisme op zich naar andere sectors zoals landbouw en catering wordt gekeken. Een van de meest veelzeggende voorbeelden is uiteraard dat van Cirali in Turkije8. Deze regio aan de Turkse kust is omgevormd tot een heus model van duurzaam toerisme dankzij de actieve betrokkenheid van de lokale gemeenschap bij de instandhouding en dankzij de economische voordelen die het milieu oplevert. Er is een coöperatie opgericht die lokale producten produceert en verkoopt en er is een label voor producten uit Cirali in het leven geroepen. Natuurgidsen worden opgeleid en er zijn wandelpaden aangelegd. Door educatieve activiteiten voor toeristen, de stimulering van beste praktijken voor het beheer van nestgebieden van zeeschildpadden en de continue bewaking op stranden worden deze diersoorten minder serieus bedreigd en kent het toerisme een sterke opleving. Deze activiteiten hebben alle leden van de gemeenschap en in het bijzonder jongeren helpen bijeenbrengen en in de hele gemeenschap heerst een gevoel van verwantschap en eigenaarschap dat de sleutel zal zijn tot het succes van het project op de lange termijn. 7 8 http://www.asef-asso.fr/attachments/article/830/Guide%20du%20sportif%20ASEF%20bd.pdf, 18/1/2013. zie WWF Mediterranean: A showcase for sustainable tourism in Turkey, geplaatst op 20 juni 2002. (http://mediterranean.panda.org/?4685/A-showcase-for-sustainable-tourism-in-Turkey, 18/1/2013). CDR10120-2012_00_02_TRA_TCD en/EXT/FT/sp .../... -9Vanuit uitsluitend economisch oogpunt mag zeker niet worden vergeten dat de ontwikkeling van uitvoerbare, milieubewuste vormen van toerisme uiteindelijk een veel gunstigere weg is. Aangezien de lokale bevolking en niet de toeristen voor de uiteindelijke milieufactuur zullen moeten opdraaien, is het tot slot des te belangrijker om lokale mensen bij dit soort ontwikkeling te betrekken. 2. Duurzame ontwikkeling van de toeristische sector Toerisme kan economische, sociale, culturele en ecologische gevolgen hebben voor lokale en regionale gemeenschappen. Het stimuleert de economie, diversifieert de economie indien het op een relatief beperkte basis steunt en zet aan tot verbeteringen in infrastructuur. De uitdaging ligt bijgevolg in het vinden van middelen om de ontwikkeling van duurzaam toerisme in het Middellandse Zeegebied te ondersteunen. Zoals het UNEP en de WTO9 al aantoonden, zijn investeringen in een groener en duurzaam toerisme een manier om banen te creëren, armoede terug te dringen en tegelijkertijd de milieuresultaten te verbeteren. Dit houdt in dat er een lokale en regionale dimensie moet worden toegevoegd om een democratisch en participerend proces mogelijk te maken. Bijgevolg is er een via ARLEM opgezet gezamenlijk protocol nodig om de specifieke actieplannen te beoordelen. ARLEM zou ook informatie kunnen verwerven en de diverse belanghebbenden kunnen aansporen om samen lokale actiestrategieën voor het Middellandse Zeegebied op te stellen. Daarnaast zal het van groot belang zijn dat de regio zich aan de veranderingen op de globale toeristische markt aanpast, met name aan de komst van toeristen uit opkomende landen. Lokale en regionale autoriteiten kunnen zich ook bezighouden met opleidingen, infrastructuur, bijstand en informatie voor kmo's. In dit opzicht is het belangrijk dat zij putten uit de ervaring van hun collega's en zich verlaten op organisaties zoals de Unie voor het Middellandse Zeegebied (UfM). Lokale en regionale autoriteiten kunnen bijgevolg een aantal stappen zetten om duurzaam toerisme binnen hun grenzen te bevorderen: 2.1 Innovatie, een grotere aantrekkelijkheid, kwaliteit en productiegroei bevorderen Dit vergt de uitwisseling van goede praktijken tussen de verschillende spelers (rekening houdend met de modellen van beroepsorganisaties) en degelijke ondersteuning van kmo's zodat zij aan de verwachtingen van toeristen, met name op het vlak van de kwaliteit van de dienstverlening, kunnen tegemoetkomen. Een andere mogelijkheid is om de toeristische diensten te diversifiëren door ze op maat van verschillende doelgroepen te maken (zoals gepensioneerden, gehandicapten en studenten). Andere mogelijke opties zijn samenwerking op verschillende niveaus en technologieoverdracht waardoor bedrijven met basisdiensten zoals telefoon en internet worden uitgerust. 9 Het hoofdstuk toerisme van het Green Economy-verslag dat gezamenlijk door UNEP en de WTO is opgesteld (2011), beschikbaar op http://www.unep.org/greeneconomy/Portals/88/documents/ger/GER_11_Tourism.pdf (18/1/2013). CDR10120-2012_00_02_TRA_TCD en/EXT/FT/sp .../... - 10 2.2 Menselijk kapitaal beheren In 2010 maakten banen die rechtstreeks of onrechtstreeks van toerisme afhingen ongeveer 12% van de totale werkgelegenheid in de regio uit (ILO, 2012). Hoewel de toename van het aantal banen geen gelijke tred heeft gehouden met de stijging van het aantal toeristen, betekent het toerisme toch een enorme stimulans voor de werkgelegenheid in een regio die onder een chronisch hoge werkloosheidsgraad lijdt, in het bijzonder bij jongeren (veel banen in de toeristische sector worden door deze groep uitgeoefend). Het beheer van personele middelen in deze sector zou bijgevolg moeten voorzien in toegang tot gespecialiseerde opleidingen (inzake diensten, talen en bedrijfsbeheer) en meer aantrekkelijke werkomstandigheden en lonen. 2.3 De specifieke kwaliteiten van elke afzonderlijke bestemming benadrukken Bescherming van het erfgoed is een andere kwestie die in verband wordt gebracht met de ontwikkeling van toerisme. Cultureel toerisme is in veel regio's in het Middellandse Zeegebied van het grootste belang. Pelgrimsreizen zijn een essentieel aspect in landen als Griekenland, Israël, Italië, het bezette Palestijnse gebied, Spanje en Turkije en hun aandeel in het globale toerisme bedraagt deels 90%. Instanties zoals UNESCO kunnen regio's steun verlenen op het vlak van zowel materieel als immaterieel erfgoed, zoals tradities en culturen. In het rapport inzake het behoud en de bevordering van het culturele erfgoed in het Middellandse Zeegebied, dat op 30 januari 2012 op de derde 10 ARLEM-zitting in Bari is goedgekeurd , hebben de ARLEM-leden benadrukt dat lokale en regionale autoriteiten zowel in de bescherming van cultureel erfgoed als in het efficiënte beheer van het gebruik ervan een grote rol kunnen spelen. De uitdaging met betrekking tot toerisme bestaat erin tegemoet te komen aan de vraag van toeristen naar authentieke ervaringen en tegelijkertijd de aan hen verleende diensten te moderniseren. Bijgevolg zouden er het best striktere stedenbouwkundige normen worden ingevoerd die erop zijn gericht het milieu in stand te houden en individuele regio's op nationaal en internationaal niveau aan te prijzen. 2.4 Hulpbronnen beschermen en instandhouden De ontwikkeling van toerisme moet meer energie-efficiënt en duurzaam worden. Er moet voorrang worden gegeven aan de investering in energie-efficiënte vervoers- en toerisme-infrastructuur, de beperking van afval en vervuiling, de stimulering van biodiversiteit en het gebruik van technologische ontwikkelingen om broeikasgasemissies te verminderen. Toch zullen overheden ook een beroep moeten doen op de steun van natuurbeschermingsorganisaties om het publiek bewust te maken van ecologische problemen. 10 CdR 386/2011 rev. 1, beschikbaar op http://cor.europa.eu/arlem CDR10120-2012_00_02_TRA_TCD en/EXT/FT/sp .../... - 11 2.5 Obstakels voor de ontwikkeling van toerisme terugdringen Er moet een onderscheid worden gemaakt tussen twee soorten obstakels: materiële belemmeringen, zoals ongeschikte vervoersinfrastructuur (binnenlandse of buitenlandse verbindingen), ontoereikende toeristencapaciteit of beschikbaarheid van hulpbronnen; en immateriële belemmeringen, zoals het gebrek aan investeringen (in verband met een onvermogen om investeerders aan te trekken), en zware of ongecoördineerde administratieve procedures. Er moeten langetermijnplannen voor samenwerking tussen de verschillende spelers worden ontwikkeld. De impact ervan moet vervolgens nauwgezet worden gevolgd teneinde het toerisme, dat een belangrijke bron van nationale inkomsten voor zuidelijke en oostelijke landen is, te kunnen ontwikkelen en het duurzame karakter ervan in stand te kunnen houden. In het bijzonder mag in deze overgangsperiode de ontwikkeling van de meeste zuidelijke landen van het Middellandse Zeegebied niet extra worden bezwaard. 2.6 Kennis over toerisme en de impact ervan vergroten Teneinde het toeristisch beleid te kunnen aanpassen en de sector efficiënter te maken, zijn er statistische en informationele instrumenten nodig die alle aspecten van toerisme bestrijken. Op die manier kunnen spelers in de sector beter worden opgevangen, uitdagingen op toeristisch vlak worden aangepakt en mogelijke belanghebbenden worden ingelicht over de voordelen van ontwikkeling van toerisme. Dit houdt in dat er lokale agentschappen voor ontwikkeling van duurzaam toerisme moeten worden opgericht om: − − − als tussenpersoon en coördinator op te treden, informatie en bijstand te verstrekken aan toeristische deskundigen, en de toestand van natuurlijke omgevingen te monitoren (verontreinigingsgraad, bodemerosie, impact van chemische industrieën). 11 In Europa wordt momenteel het ENPI-SEIS-project , een systeem voor uitwisseling van milieuinformatie in de EU en haar bredere omgeving, opgezet. De partnerlanden voor dit programma zijn de EU-lidstaten en de landen van het Europees nabuurschapsbeleid, waaronder Algerije, Egypte, Israël, Jordanië, Libië, Marokko, de Palestijnse Autoriteit, Syrië en Tunesië. Nationale statistische en milieuorganisaties verstrekken belangrijke gegevens over het milieu, terwijl ministeries, agentschappen, statistische diensten en andere instanties hun statistieken aan het ENPI-SEIS doorgeven. Daarnaast wordt er ook samengewerkt in het kader van het UNEP/MAP/Verdrag van Barcelona, de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties en tussen de EEA (Europees Milieuagentschap)-lidstaten en samenwerkende landen. Het Biodiversiteitsinformatiesysteem voor Europa (BISE) kan ook dienstdoen als een enkel toegangspunt tot gegevens en informatie over biodiversiteit voor de EU-regio's en andere regio's die grenzen aan het Middellandse Zeegebied. Dit systeem "verzamelt feiten en cijfers over biodiversiteit en 11 http://enpi-seis.ew.eea.europa.eu (18/1/2013) CDR10120-2012_00_02_TRA_TCD en/EXT/FT/sp .../... - 12 ecosysteemdiensten en legt verbanden met gerelateerde beleidslijnen, milieugegevenscentra, 12 evaluaties en onderzoeksresultaten uit verschillende bronnen" . 2.7 Stabiliteit en veiligheid garanderen Regio's worden geconfronteerd met een dilemma. Enerzijds streven ze naar veiligheid om hun toerisme in stand te houden, maar anderzijds hebben ze relatief weinig invloed op de politieke stabiliteit in hun land. Ze kunnen echter bepaalde stappen zetten om de veiligheid op hun eigen grondgebied te verbeteren, met name ten aanzien van natuurrampen. Ze kunnen ook de economische ontwikkeling en sociale cohesie ondersteunen en de lokale bevolking betrekken in hun projecten ter ontwikkeling van het toerisme en ter instandhouding van het erfgoed om zo de verbondenheid in lokale gemeenschappen opnieuw aan te halen. Regio's die vatbaar zijn voor grote natuurrampen of politieke onrust mogen echter niet te afhankelijk worden van toerisme omdat dergelijke gebeurtenissen een bijzonder negatieve impact op deze sector hebben en bijgevolg mogelijk dramatische gevolgen kunnen hebben voor de gehele economie in de regio. Voor de opstand en onderdrukking was het toerisme in Syrië bijvoorbeeld goed voor 12% van de werkgelegenheid en het BBP. Toeristen zullen alleen terugkeren wanneer de toestand weer stabiel is. De revoluties van de Arabische lente hadden een vergelijkbaar effect, onder ander in de landen in het zuidelijke Middellandse Zeegebied die er niet rechtstreeks bij waren betrokken. Maar zodra de stabiliteit en veiligheid zijn hersteld, leeft het toerisme over het algemeen relatief snel weer op. 2.8 Samenwerking uitbouwen om de ontwikkeling van duurzaam toerisme te bevorderen De ARLEM-leden onderschrijven ten stelligste het standpunt van het Comité van de Regio's dat de samenwerking tussen de Europese Unie en de mediterrane landen moet worden verbeterd teneinde modellen voor duurzaam toerisme en een cultuur van milieubehoud te kunnen bevorderen. Een positieve impact kan immers enkel worden bereikt door gezamenlijk, met dezelfde betrokkenheid en 13 hetzelfde verantwoordelijkheidsgevoel op te treden. Langetermijnstrategieën kunnen in partnerschap met andere regio's worden uitgewerkt of door de uitwisseling van ervaringen en goede praktijken, interregionale samenwerking of collegiale toetsingen worden ondersteund. Het PRESERVE-project 14 dat door de Vergadering van Regio's van Europa wordt uitgevoerd, is hiervan een goed voorbeeld. In slechts drie jaar tijd heeft PRESERVE 13 partners uit 11 Europese regio's in staat gesteld om ervaringen en goede praktijken uit te wisselen met het oog op een verbetering van hun lokale strategieën. Na analyse van de door de partners aangebrachte oplossingen werden 24 succesvolle voorbeelden van duurzaam toerisme uitgebreid in een brochure beschreven zodat ze kunnen worden overgenomen. Door op zoek te gaan naar innovatieve oplossingen heeft het 12 13 14 BISE-flyer beschikbaar op http://biodiversity.europa.eu/bise/info (18/1/2013) Advies van het Comité van de Regio's over "Europa, toeristische topbestemming in de wereld", rapporteur: Ramón Luis Valcárcel Siso, goedgekeurd op de 88e zitting op 27-28 januari 2011 (CdR 342/2010 def.), punt 30. http://preserve.aer.eu/project-description.html (18/1/2013) CDR10120-2012_00_02_TRA_TCD en/EXT/FT/sp .../... - 13 project geleid tot nieuwe banen en besparingen op hulpbronnen en heeft het geholpen om belangrijke ervaringen te verspreiden waar andere regio's van kunnen leren. Er is nog een aantal andere internationale organisaties die de ontwikkeling van duurzaam toerisme kunnen ondersteunen en financieren: • De Unie voor het Middellandse Zeegebied (UfM) is een multilateraal partnerschap waarbij 43 landen uit Europa en het Middellandse Zeegebied zijn aangesloten. De UfM is in 2008 opgericht met de bedoeling stabiliteit en welvaart in het gehele Middellandse Zeegebied te bevorderen en ontplooit een aantal initiatieven die onrechtstreeks met de bevordering van duurzame ontwikkeling te maken hebben. Zo heeft ze een project gelanceerd rond de sanering van de Middellandse Zee en een ander project rond de bouw van havens, autosnelwegen en spoorlijnen die het toerisme onrechtstreeks stimuleren. De unie nam ook het initiatief om de ontwikkeling van bedrijven, met name kmo's, in het Middellandse Zeegebied te steunen. Daarnaast stelt ze alles in het werk om woestijnvorming en klimaatverandering in het Middellandse Zeegebied te bestrijden. • De EIB (Europese Investeringsbank) financiert initiatieven in partnerlanden in het Middellandse Zeegebied die sinds 2002 zijn bijeengebracht in de Europees-mediterrane investerings- en partnerschapsfaciliteit (FEMIP). Sinds 2008 ondersteunt FEMIP de uitvoering van projecten rond de sanering van de Middellandse Zee en de ontwikkeling van vervoer over zee en land. Er moet hierbij ook naar het ELENA-project worden verwezen dat lokale en regionale autoriteiten technische ondersteuning biedt bij de ontwikkeling van hun beleid inzake energie-efficiëntie en hernieuwbare energie. • De Wereldbank en de EBRD kunnen ook technische bijstand of financiële middelen aan bedrijven in de toeristische sector verstrekken. • De Wereldtoerismeorganisatie van de Verenigde Naties (WTO), die overheidsinstellingen op het vlak van toerisme vertegenwoordigt, verzamelt en publiceert statistische gegevens zodat er op mondiaal niveau vergelijkingen van toeristische stromen en groei kunnen worden gemaakt. Ze moedigt de invoering van de mondiale ethische code voor toerisme aan die is gericht op het garanderen dat alle spelers de sociaaleconomische en culturele bijdrage van toerisme maximaal benutten en tegelijkertijd de mogelijke negatieve sociale en ecologische impact tot een minimum beperken. Tot slot vervult ARLEM een steeds grotere rol binnen de Unie voor het Middellandse Zeegebied en heeft ze haar samenwerking met de Europese instellingen, in het bijzonder met de Commissie, verdiept. De Commissie voerde het CIUDAD-programma uit ("Dialoog en samenwerking op het gebied van stadsontwikkeling")15 inzake ecologische duurzaamheid en energie-efficiëntie, duurzame economische ontwikkeling en het wegwerken van sociale ongelijkheden, alsook goed bestuur en 15 http://www.ciudad-programme.eu/ (18/1/2013) CDR10120-2012_00_02_TRA_TCD en/EXT/FT/sp .../... - 14 duurzame stedenbouwkunde. Deze thema's zijn allemaal op steden gericht. Onlangs heeft de Europese Commissie ARLEM geraadpleegd tijdens de ontwerpfase van haar nieuwe project "Schonere en energiebesparende mediterrane steden" en gaf ze het secretariaat van ARLEM de mogelijkheid om als waarnemer in het stuurcomité zitting te nemen. Dit project is erop gericht de lokale autoriteiten in het Middellandse Zeegebied beter in staat te stellen een meer duurzaam lokaal beleid te formuleren en uit te voeren, zoals het beleid dat wordt nagestreefd wanneer de autoriteiten zich bij het burgemeestersconvenant aansluiten of de bijbehorende actieplannen voor duurzame energie uitwerken. In 2013 moeten er ook synergieën worden gezocht tussen het werk van ARLEM en van de commissie Natuurlijke Hulpbronnen (NAT) van het Comité van de Regio's, die zich met toerisme bezighoudt en een standpunt zal formuleren over de komende mededeling van de Europese Commissie betreffende kust- en maritiem toerisme. Door de diverse partnerschappen tussen centrale en lokale autoriteiten te coördineren kan ook een effectieve kennisoverdracht worden bevorderd. De meest succesvolle ervaringen moeten leiden tot internationale partnerschappen voor de uitwisseling van goede praktijken. Op het vlak van milieu pleit ARLEM er bovendien voor om nationaal en lokaal beleid te combineren door de aanneming van een Territoriale benadering van de klimaatverandering (TACC) die territoriale ontwikkeling zal ondersteunen en tegelijkertijd koolstofemissies zal aanpakken. De instanties die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de actieprogramma's hebben slechts beperkte toegang tot financiering en dit vormt een obstakel. Het is bijgevolg van essentieel belang om innovatieve systemen voor financiering op lange termijn te ontwikkelen en erop toe te zien dat de informatie de regio's bereikt zodat zij meer voordeel kunnen trekken uit de voor hen beschikbare financieringsbronnen, in het bijzonder op Europees niveau en van internationale instellingen. _____________ CDR10120-2012_00_02_TRA_TCD en/EXT/FT/sp