Genen koffieverslaving en hoge bloeddruk komen

advertisement
Genen koffieverslaving
en hoge bloeddruk
komen overeen
44
december 2011 • Monitor
Tekst Gerben Stolk
You’re quite young! Meermalen kregen Najaf Amin en
Germaine Verwoert dat te horen van verraste wetenschappers uit de rest van de wereld aan wie ze leidinggaven en
met wie ze samenwerkten in hun onderzoek naar genen.
T
wee genen die bepalen of een mens veel
koffie drinkt of kan drinken, blijken er ook
mede aan bij te dragen dat iemand hoge
bloeddruk krijgt. Deze op het eerste gezicht
opmerkelijke conclusie kon onlangs worden
getrokken nadat Najaf Amin en Germaine Verwoert
- en in hun kielzog hun medeonderzoekers - een
kijkje hadden genomen in elkaars data. De
bevinding moet een stap zijn op de weg naar begrip
van de ontstaanswijze van hoge bloeddruk en de
preventie van hart- en vaatziekten en beroerten.
Grootscheeps
Amin (32) speurt naar genen die verband houden
met koffieverslaving sinds ze zes jaar geleden
verhuisde van haar geboorteland Pakistan naar
Rotterdam. Verwoert (26) is al even lang gefocust
op genen die een rol spelen bij het ontstaan van
hoge bloeddruk. Beiden zijn genetisch epidemiologisch onderzoeker. Beiden gaven ook al op
jonge leeftijd samen met hoogleraar Genetische
Epidemiologie Cock van Duijn leiding aan
grootscheepse internationale onderzoeken.
Verwoert had de verantwoordelijkheid over het
werk van 351 onderzoekers van 234 onderzoeksinstellingen die verspreid over 24 landen de
gegevens onderzochten van 170.000 personen.
Amin stond aan het hoofd van een onderzoek
waarbij acht instellingen en 27.000 onderzoekspersonen waren betrokken.
Set
Wat leverden hun afzonderlijke studies voor fraais
op? Verwoert: “Wij hebben een set van 29 genen
ontdekt die de bloeddruk reguleren. Je moet je
voorstellen dat de bloeddruk wordt bepaald door
veel verschillende erfelijke factoren en ook iemands
leefwijze, zoals het beweeg- en voedingspatroon.
De door ons gevonden genen bepalen 2.5% van de
bloeddruk. Een combinatie van de ongunstige
varianten van de tot nu toe vastgestelde genen
verhoogt de bloeddruk met 5 millimeter kwik. Je
hebt een bloeddrukverlagende pil nodig om die
stijging te niet te doen.”
Zij vervolgt: “In een aparte publicatie zijn bovendien zeven genen gevonden die vooral de polsdruk
beïnvloeden, ofwel het verschil tussen boven- en
onderdruk. Daarmee is aangetoond dat de polsdruk
andere regelmechanismen heeft dan de bloeddruk.”
Vat samen: “Het is belangrijk te weten dat de
gevonden genen van zowel de bloed- als de polsdruk het risico op hart- en vaatziekte verhogen.
Ze voorspellen niet alleen of je kans maakt een
hoge bloeddruk te ontwikkelen. Het maakt ook
duidelijk wat het risico is op hart- en vaatziekten
en beroerte. Deze aandoeningen zijn wereldwijd
de belangrijkste doodsoorzaak.”
Monitor • december 2011
Hoofdpijn
Amin verrichtte onderzoek naar genen die
samen­hangen met koffieverslaving. Ze specificeert: “Het was ons eigenlijk te doen om genen
die gekoppeld zijn aan verslaving. Omdat verslaving aan bijvoorbeeld morfine en cocaïne niet
op grote schaal voorkomt binnen de bevolking,
hebben we koffieverslaving als model genomen.
Dat drinkt bijna iedereen. Iemand is daaraan
verslaafd als hij stopt met drinken en daarna
bijvoorbeeld hoofdpijn krijgt en geestelijk niet
optimaal functioneert.”
Op welke manier is koffieverslaving erfelijk
bepaald? Amin: “De ene persoon kan meer koffiedrinken dan de andere en heeft dus meer kans
verslaafd te raken. Dat heeft te maken met de mate
waarin de lever eiwitten kan aanmaken om cafeïne
te verwerken. Dit is een erfelijke kwestie. We
hebben vastgesteld dat afwijkingen in het CYPIA1
gen bepalen in hoeverre de lever kan omgaan met
de omzetting van cafeïne. We vonden dat ook het
NRCAM gen bijdraagt aan koffieverslaving. Uit
eerder onderzoek was bekend dat dit gen eveneens
van betekenis is bij onder meer verslaving aan
morfine, amfetamine en cocaïne. Dit geeft ons
vertrouwen dat we met koffie een goed model
voor verslaving hebben aangeboord.”
Minder snel
De genen voor koffieverwerking uit het door
Amin geleide onderzoek bleken ook voor te
komen in Verwoerts verzameling voor hoge
bloeddruk. Verder stelde Amin vast dat een
andere set van ‘koffiegenen’ betrokken was
bij het ontstaan van de ziekte van Parkinson.
Veel wetenschappers menen dat koffiedrinken
beschermt tegen deze aandoening. Nader
onderzoek moet nu de precieze relatie aan het
licht brengen. Heeft een bakje troost echt die
werking? Of zijn de genen die bepalen dat
iemand niet veel koffie kan drinken misschien
ook de genen zijn die er mede toe leiden dat
iemand minder snel de ziekte van Parkinson krijgt?
Betere medicatie
De genenvondsten moeten de aanzet zijn tot
betere medicatie. Wie beter begrijpt hoe bijvoorbeeld hoge bloeddruk of de ziekte van Parkinson
ontstaat, heeft meer kennis in handen om er
geneesmiddelen tegen te ontwikkelen.
“Maar denk ook aan preventie”, zegt Verwoert.
“Als jij bij een 10-jarige al genen vaststelt
die bijdragen aan een hoge bloeddruk, kan je
bijvoorbeeld jaarlijks zijn bloeddruk meten. Dan
ben je er eerder bij wanneer de bloeddruk inderdaad te hoog is en kun je ook eerder beginnen
met behandelen.”
Dit is de
druppel voor…
kinderarts en klinisch geneticus
Grazia Mancini.
“Een genetische stofwisselingsziekte
opsporen en, als dat nodig is, een
levensreddende therapie starten. Met dat
doel voor ogen krijgen pasgeborenen een
hielprik.
Via de druppels bloed die we dankzij de
prik verzamelen, kunnen we in het Klinisch
Genetisch Centrum met een biochemische
analyse twintig genetische stofwisselingsziekten achterhalen. Bij negentien
hiervan hebben de ouders van de patiënt
de aandoening niet, maar is de erfelijke
aanleg wel bij beiden aanwezig. De vader
en moeder zijn dan ‘dragers’.
Een voorbeeld is MCAD. Dat is een ziekte
van de vetstofwisseling waardoor vet
niet kan worden omgezet in energierijke
suiker. Zonder behandeling kan een jong
kind ernstig ziek worden. Beide ouders
zijn meestal dragers. Bij een volgende
zwangerschap kunnen zij opnieuw een
kind met deze ziekte krijgen. De kans
daarop is één op vier. Het is belangrijk hen
daarover te informeren en, in het kader van
erfelijkheidsadvies, hun dragerschap te
bevestigen via DNA-onderzoek.
Wat we zouden kunnen met een enkele
bloeddruppel? Daaruit kan in theorie twee
microgram DNA worden geïsoleerd. Dat is
net genoeg om de volgordebepaling vast
te stellen van bijna alle genen die eiwit
coderen bij de mens en dus om afwijkingen
in kaart te krijgen. De betrouwbaarheid
is ruim 90%. Als er geen andere diagnostiekmogelijkheden waren bij een kind
met een erfelijke ziekte, zouden wij dus
met heel hoge kans de erfelijke mutatie
kunnen vinden. In de praktijk gebruiken wij
meestal honderd microliter bloed, ofwel
vier of vijf druppels, om meer zekerheid te
hebben.” (GS)
45
Download