MEDISCH RECHT VRAGEN Wat zijn de rechtsbronnen in de gezondheidszorg? ............................................................................ 2 Wat zijn de belangrijkste nieuwe Vlaamse bevoegdheden na de zesde staatshervorming?................. 5 Medisch recht komt tot stand in een gelaagde rechtsorde. Leg uit. .................................................... 6 Het huidige juridische kader voor de gezondheidszorgberoepen is sterk hiërarchisch gestructureerd. Leg uit ................................................................................................................................................. 8 De wet uitoefening gezondheidsberoepen definieert de uitoefening van geneeskunde of negatieve wijze. Leg uit ....................................................................................................................................... 9 Welke wettelijke en interne normen in het ziekenhuis bepalen het statuut van de ziekenhuisarts en hoe verhouden ze zich onderling ....................................................................................................... 10 hoe verhoudt de medische tuchtprocedure zich tot de rechten van verdediging in de zin van artikel 6 EVRM ................................................................................................................................................ 12 Hoe en binnen welke grenzen waarborgt de wetgever de diagnostische en therapeutische vrijheid van artsen ......................................................................................................................................... 14 Hoe en binnen welke grenzen waarborgt de wetgever het recht van artsen op een honorarium, en in welke mate wordt de vrije bepaling van het honorarium aan banden gelegd? .................................. 15 Wat is de grondslag van het recht op reclame en in hoeverre wordt het recht op reclame tuchtrechtelijke en wettelijke aan banden gelegd ............................................................................. 16 Wat zijn de constitutieve bestanddelen van het misdrijf van schending van het beroepsgeheim en leg uit. .....................................................................................................................................................17 Geef vijf wettelijke uitzonderingen of toelatingen op het beroepsgeheim en verduidelijk de grenzen ervan ................................................................................................................................................. 18 Onder welke voorwaarden kan een arts zich beroepen op de noodtoestand al rechtvaardigingsgrond om de hem toevertrouwde of door hem vastgestelde geheimen bekend te maken en illustreer aan de hand van voorbeelden ....................................................................................................................... 19 Onder welke voorwaarden kan een arts gezondheidsinformatie delen met andere medische beroepsbeoefenaars? ........................................................................................................................ 20 Welke informatie moet de arts aan de patiënt verstrekken en welke uitzonderingen bestaan er op deze plicht? ....................................................................................................................................... 21 Wie heeft recht op inzage en afschrift van het medisch dossier en onder welke voorwaarden .......... 23 Waarin verschilt de vertegenwoordiging van de beschermde meerderjarige en de feitelijk onbekwame meerderjarige bij de uitoefening van patiëntenrechten ................................................ 24 RECHTSBRONNEN IN DE GEZONDHEIDSZORG WAT ZIJN DE RECHTSBRONNEN IN DE GEZONDHEIDSZORG? https://www-jurisquare-be.kuleuven.ezproxy.kuleuven.be/nl/book/9789400005372/1/hoofdstuk-irechtsbronnen-en-rechtsbeginselen-in-de-gezondheidszorg/index.html#page/4 Het gezondheidsbeleid bestaat uit verschillende fragmenten namelijk de federale overheid en de deelstaten. Daarbovenop bestaan er nog bijkomende maatregelen op Europees niveau en ten slotte van de international verdragen met een zeker invloed op de regelgeving en rechtspraak op gebied van de patiëntenrechten en biogeneeskunde. 1. Wetgeving Vroeger werd voornamelijk de algemene regels van de Grondwet, Burgerlijk wetboek, strafrecht en administratief recht toegepast. Nu bestaan er meer specifieke wet- en regelgeving door de wijzigende maatschappelijke opvattingen (Wet van abortus, euthanasie, nieuwe toepassingen regelen met voorwaarden, meer autonomie van de patiënten met patiëntenrechten), de snelle technologische vooruitgang (biogeneeskunde met regelgeving), en met Europese doorwerking voor geneesmiddelen, transplantatie, experimenten, enzovoort. De wetgeving is afkomstig van verschillende niveau’s: Supranationaal (Europa). Via primaire wetgeving: Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). (Europees recht is direct toepasbaar en krijgt prioriteit boven nationale wetgeving) en secundaire wetgeving (o.a. verordereningen (direct toepasbaar), richtlijnen en besluiten) Nationaal niveau en deelstaten: Respectievelijk wetten versus decreten. Staan in België op gelijke hoogte. Wie wat mag bepalen wordt bepaald door bevoegdheidsverdelende regels Tevens ook een hiërarchie in de rechtsorde 1. Grondwet (hoogste wetgevende norm) 2. Wetgeving in formele zin (wetten door Kamer van Volksvertegenwoordigers op federaal of nationaal niveau) 3. KB’s (besluiten van federale of deelstatelijke regering) 2. Rechtspraak: Rechterlijke uitspraak (= interpretatie wetten door een rechter) is onmiskenbaar een belangrijke rechtsbron!! Er bestaan zowel uitspraken van federale rechtscolleges als die van supranationale hoven (Hof van Justitie, Europees Hof voor de rechten van de mens). De Medische aansprakelijkheidsrecht: dit wordt bepaald door de zorgvuldigheidsnorm P a g e 2 | 25 1. Strafrechterlijke aansprakelijkheid: Wordt niet gedekt door een aansprakelijkheidsverzekering. Overtreding van de wet. a. Onopzettelijke slagen en verwondingen b. Schending van beroepsgeheim c. Schriftvervalsing d. Schuldig hulpverzuim 2. Burgerregelijke aansprakelijkheid: buitencontractueel of contractueel. De patiënt moet fout, schade en causaal verband aantonen. Tijdrovend en problemen op verzekeringsvlak. 3. Wet Medische ongevallen (31 maart 2010): subjectief recht op vergoeding bij een medisch ongeval zonder aansprakelijkheid met de oprichting van een Fonds van Medische ongevallen. Deze bepaalt of er sprake is van aansprakelijkheid van een zorgverlener. Het Fonds zal zijn adviezen zo dicht mogelijk laten aanleunen bij de gemene recht. Hierbij heeft de rechter ook het laatste woord. De rechter bepaalt welke niet-bindende regels in het recht betrokken worden, zoals de deontologische beroepscodes en de praktijkrichtlijnen. Deontologische gedragscodes en praktijkrichtlijnen zijn niet afdwingbaar maar geven vorm aan de zorgvuldigheidsnorm. Deze kunnen echter door een rechter geraadpleegd worden bij de aansprakelijkheidsnorm waardoor ze indirect een juridische rol spelen (en afdwingbare normen worden door de rechter). 3. Rechtsleer De wetenschappelijke studie van recht en rechtsbeginselen. Belang van grensoverstijgende en multi-/transdisciplinaire onderzoeksgroepen en –netwerken. (Vakspecifieke handboeken, tijdschriften gezondheidsrecht, doctoraatsonderzoeken Belgische universiteiten). Extra informatie, einde vraag: 4. Bevoegdheidsverdelende regels in de gezondheidszorg De bevoegheden in België zijn verdeeld tussen enerzijds de federale overheid (wetten) en anderzijds de deelstaten, de gemeenschappen en gewesten (decreten). Een wet en decreet zijn evenwaardig. Er is nog een gebrek aan homogene bevoegheidspaketten bij de verschillende overheidsniveau’s, met een behoefte aan samenwerkingsakkoorden. Er bestaan advies-, overleg-, en controlecomissies in de gezondheidszorg op alle bestuurdniveau’s.(Federaal, Vlaams, Europees) De Gemeenschappen zijn bevoegd voor persoonsgebonden bevoegdheden, zoals gezondheids- en welzijnszorg. Hieronder behoort zorgenverstrekking in en buiten verpleginsinrichtingen (met uitzonderingen), geestelijke gezondheidszorg, oudereninstellingen, geïsoleerde voor revalidatie na behandeling, long term care revalidatie, eerstelijnsgezondheidszorg, gezondheidszorgberoepen (met uitzonderingen) en preventieve gezondheidszorg. (art 5, §1) De uitzonderingen zijn datgene dat voorbehouden is aan de federale overheid. P a g e 3 | 25 Federale bevoegheden bestaan uit crisisbeleid, interpersoonlijke solidariteit (RIZIV, terugbetaling conform met de Europese vrijverkeerregels met de vrije keuze van de patiënt), dringende geneeskundige hulpverlening, organieke regelgeving en programmatie (met uitzonderingen), financiëring van de ziekenhuizen en uitoefeningen van de geneeskunde. Supranationaal heb je de EU-recht in medisch recht en grondrechtenbescherming met op nationaal niveau de Grondwet. Hiervoor bestaan vele rechtscolleges zowel interne (Gewone rechter, Raad van State, Grondwettelijke hof) als supranationaal (Hof van justitie, Europees hof van de rechten van de mens). 5. Europa Bovenaan staat de primaire wetgeving. Deze omvat hoofdzakelijk de oorspronkelijke en wijzigingsverdragen, namelijk het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Deze verdragen bevatten de doelstellingen van de EU, vormen de grondslag voor alle bevoegdheden van de Europese instellingen en bieden het kader waaraan de uitoefening van die bevoegdheden wordt getoetst, bijvoorbeeld in de vorm van de aanneming van secundaire wetgeving. De EU-Lidstaten behouden de verantwoordelijkheid om hun eigen gezondheidszorgsysteem te organiseren, beheren en te financieren (ar 168, zevend lid VWEU). De bevoegheid van de EU is beperkt tot een ondersteunende, cooördinerende en aanvullende functie (art 6 VWEU). Hierbij is er geen harmonisatie. Enkel de gemeenschappelijke veiligsheidsvragen op gebied van volgsgezondheid, en deze die in het verdrag genoemde aspecten, zijn door de unie en de lidstaten een gedeelde bevoegheid. Hieronder behoren (Art 168, 4 VWEU): kwaliteit en veiligheid geneesmiddelen medische hulpmiddelen, organen en stoffen menselijke oorsprong, bloed en bloedderivaten, en op veterinair en fytosanitair gebied. In deze gevallen is zijn het de EU-intstelling om harmoniserende maatregelen te nemen met oog op bescherming van de gezondheidszorg. Verdrag van Maastricht (1992): Verplichting in de EU-instellingen om gezondheidsbescherming hoog in het vaandel te dragen, ook wanneer zij maatregelen nemen in andere domeinen. (art 168 VWEU) Secundaire wetgeving: verordeningen, richtlijnen en besluiten (art 288 VWEU). Hieronder bestaat de geneesmiddelenwetgeving, Medische hulpmiddelenwetgeving, Menselijke weefsels en cellen, erkenning van beroepskwalificaties, transplanatatie, patiëntenrechten bij grensoverschrijdende zorg, klinische proeven, gegevensbescherming, enzovoort… Hof van justitie toetst de europese wetgeving en implementatie in de lidstaten. 6. Europees verdrag van de rechten van de mens (EVRM) Toezicht door het Europees hof van de rechten van de mens Recht op leven, lichamelijke en geestelijke integriteit, recht op Privéleven, recht op huwen of een gezin te stichten, grondrechten van gedetineerden bij medische (dwang) behandeling. P a g e 4 | 25 7. Internationale verdragen: - Raad van Europa: Verdrag inzake mensenrechten en biogeneeskunde (Oviedo, 4 april 1997) - VN: universele verklaring rechten van de mens, BUPO en ECOSOCverdragen, rechten van het kind en personene met een gehandicap - UNESCO: Menselijke genoom, genetische data - WGO: verklaring Alma Ata 1978, Amsterdam (1994) Enkel onrechtstreeks invloed met uitzondering BUPO-verdrag en richtlijn klinische proeven (Verklaring van Helsinki, World medical association). WAT ZIJN DE BELANGRIJKSTE NIEUWE VLAAMSE BEVOEGDHEDEN NA DE ZESDE STAATSHERVORMING? Context: In Belgie zijn de bevoegdheden verdeeld tussen nationaal niveau (=wetten) en deelstaten (=decreten). Ze staan in België op gelijke hoogte. Wie wat mag bepalen wordt bepaald door bevoegdheidsverdelende regels zoals in de Grondwet en in het Bijzondere wet tot hervorming der instellingen (1980), die meermaals gewijzigd is in opeenvolgende staatshervormingen De bevoegdheden voor Vlaanderen met betrekking tot gezondheidszorg zijn voornamelijk persoonsgebonden bevoegdheden die diverse aspecten van gezondheidsbeleid omvatten. In de 6de staatshervorming zijn er meer bevoegdheden naar het deelstatelijke niveau gegaan. 1. Er werden homogene bevoegdheden overgedragen van een federale naar een gemeenschappelijke bevoegdheid: Ouderenzorg Geestelijke gezondheidszorg Eerstelijnsgezondheidszorg Meer bepaald: Rusthuizen Long care-zorgen Hulp aan gehandicapten Geestelijke gezondheidszorg Preventie in de gezondheidszorg Organisatie en ondersteuning van de eerstelijnsgezondheidszorg 2. Erkenning van de gezondheidsberoepen: dit is op basis van federale voorwaarden en subquota van gezondheidsberoepen. De procedure en erkenning zelf is een Vlaamse bevoegdheid 3. Inspraak inzake ziekenhuisbeleid erkenningsnormen wordt nu bepaald door Vlaanderen. Dit zijn de eisen waar een ziekenhuis aan moet voldoen voor een ziekenhuis operationeel kan worden. Vroeger werden deze bepaald door de ziekenhuiswet. Maar: Federaal worden nog steeds bepaalde kenmerken bepaald namelijk de basiskenmerken (organieke wetgeving, RIZIV). Grenzen: Wat wordt nog federaal? P a g e 5 | 25 Organieke wetgeving blijft Federaal Programmatie Vlaamse erkenningsnormen mogen geen impact hebben op federale budgetten Financiering van ziekenhuizen Belang van samenwerkingsakkoord tussen de federale en Vlaamse bevoegdheden, de Vlaamse bevoegdheid wordt indirect ingeperkt door de federale bevoegdheden MEDISCH RECHT KOMT TOT STAND IN EEN GELAAGDE RECHTSORDE. LEG UIT. Gelaagde rechtsorde: Verschillende bestuurs- en overheidsniveau’s bepalen binnenin één territorium allen mee het medisch recht. Vroeger was er 1 overheidsniveau waarin alle staatsmachten gecentraliseerd waremn (wetgevende parlement, uitvoerende regering en rechters). Vandaag bestaan er verschillende niveau’s binnen en buiten België: 1. Nationaal: Bevoegdheidsverdelende regels verdelen bevoegdheden tussen de Federale overheid (wetten) en Deelstatelijke, gemeenschappen en gewesten. (Decreten). Decreten wetten zijn evenwaardig en bestaat er geen hiërarchie. Deze regels bevinden zich bv. in Grondwet en in het Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. In 6de staatshervorming meer bevoegdheden naar de deelstaten gegaan. De bevoegdheden voor Vlaanderen met betrekking tot gezondheidszorg zijn voornamelijk persoonsgebonden bevoegdheden die diverse aspecten van gezondheidsbeleid omvatten. 2. Supranationaal niveau op basis van Europese rechtgeving. Primaire wetgeving: VEU, VWEU en handvest grondrechten Secundaire wetgeving: verordeningen (direct toepasbaar), richtlijnen en besluiten. Kwaliteit en veiligheidsnormen (geneesmiddelen- en veiligheidsnormen voor transplantaties, …) De EU-recht is direct toepasbaar en heeft voorrang op het nationaal recht. 3. Rechtcolleges (“les bouches qui prononcent le droit”) Intern: Gewone rechter, raad van State, Grondwettelijk hof Supranationaal: hof van justitie, EHRM (EVRM grijpt rechtstreeks in onze recht omdat er een hof bestaat, waardoor het afdwingbaar is) 4. Niet-rechtstatelijke actoren Deontologische raden, en beroepscodes Advies-, overleg-, en controlecomissies in de gezondheidszorg op alle bestuurniveau’s.(Federaal, Vlaams, Europees) Praktijkrichtlijnen: niet wettelijk afdwingbaar maar dragen bij tot de zorgvuldigheidsnorm P a g e 6 | 25 Wetnormen bestaan in een hiërarchie. 1. Grondwet 2. Wetgeving in de formele zin 3. Koninklijk besluiten (Federale regering, afdwingbaar) en Besluiten (deelstaten) Al deze overheidsniveaus staan onder elkaar, werken op elkaar in en bepalen samen het recht dat op ons van toepassing is. Dat maakt het recht dus tegenwoordig zo complex P a g e 7 | 25 JURIDISCH KADER VOOR BEROEPSUITOEFENING ARTSEN HET HUIDIGE JURIDISCHE KADER VOOR DE GEZONDHEIDSZORGBEROEPEN IS STERK HIËRARCHISCH GESTRUCTUREERD. LEG UIT Er bestaat een gecoördineerde wet van 10 mei 2015 betreffende de uitoefening van de gezondheidsberoepen (WUG, oud KB nr 78). Momenteel is men bezig aan een opvolger van deze wet zodat de patiënt en de zorg meer centraal staat en dat er minder benadrukking is op de beroepsbeoefenaar. Hierarchische opstelling: 1. Mogen zelfstandig diagnoses en handelingen stellen a. (Tand)Artsen i. De belangrijkste van gans de hoop natuurlijk b. Vroedvrouwen bij normale bevalling c. Klinisch psychologen/orthopedagogen i. Recent toegevoegd; mogen hun discipline autonoom beoefenen. Mogen diagnosen stellen en aantal verrichtingen zelfstandig uitvoeren * 2. Geen diagnose stellen, maar wel relatief autonoom handelen a. Kinesitherapeuten i. Arts moet niet alle behandelingen bepalen ii. Mogen zelf voorschrijven/aanpassen (in sommige gevallen) iii. Maar geen diagnoses stellen 3. Geen diagnoses, handelingen onder supervisie a. Verpleegkundigen i. Later toegevoegd. Kunnen verpleegkundige handelingen stellen. ii. Steeds onder toezicht van arts iii. Welke handelingen ze mogen doen staat in een KB b. Paramedici i. Dietisten, podologen etc. ii. Technische hulpprestaties voorafgaand aan de diagnose of bij het uitvoeren van de behandeling iii. Enkel onder verantwoordelijkheid arts iv. Welke handelingen ze mogen doen staat in een KB c. Vroedvrouwen bij complexe bevalling 4. Ondersteunende beroepen a. Zorgkundige b. Hulpverlener/ambulancier c. Ondersteunende geestelijke gezondheidsberoepen P a g e 8 | 25 * Verstoring in pyramide: verpleegkundigen, enzovoort…. die ten tijde van toevoeging van klinisch psychologen ook psychotherapie mochten doen, mogen dat nu nog steeds (overgangsmaatregel). Toelichting: (hoort niet meer bij de vraag) Gezondheidszorg is multidisciplinair waarbij bovenaan de hiërarchie de arts/tandarts zich bevindt. Hier mag men enkel het beroep uitoefenen als er bepaalde wettelijke voorwaarden zijn voldaan. Voor een arts is dit een titel, visum van diploma en inschrijvig bij een beroepsorde. Aanvankelijk waren artsen, tandartsen er enkel om op zelfstandige wijze geneeskunde te beoefenen, en vroedvrouwen bij een deel ervan (de normale bevalling). Recent werd deze uitgebreid naar paramedici. Dit zijn beroepen die artsen bijstaan met technische hulpprestaties ivm het stellen van diagnose of uitvoeren van de behandeling en toevertrouwde handelingen onder verantwoordelijkheid van een arts. Dit zijn medische verrichtingen. Hierbuiten bestaat er aparte regelingen voor WUG voor specifieke handelingen binnenin een beroep zoals verpleegkundigen, kinesitherapeuten en vroedvrouwen. Een vaste lijst werd hiervoor opgesteld. Recent ontstond er een uitgebreiding naar klinische psychologen en orthopedagogen waarbij psychotherapie voorbehouden worden aan deze beroepen en een arts. Ondersteunende beroepen in de WUG zijn zorgkundigen, hulpverlener- ambulancier, ondersteunende geestelijke gezondheidsberoepen. DE WET UITOEFENING GEZONDHEIDSBEROEPEN DEFINIEERT DE UITOEFENING VAN GENEESKUNDE OF NEGATIEVE WIJZE. LEG UIT (WUG 3§1) Er zijn 3 wettelijke voorwaarden waaraan men moet voldoen om een gezondheidsberoep uit te mogen oefenen. Dit is federaal opgesteld. Vlaanderen zorgt voor de erkenning met navolging van de Federale normen 1. Titel (diploma, opleidingstitel of erkenning) (art 3 WUG) 2. Visum van diploma (FOD volksgezondheid (Art 25 WUG), echtheid van het diploma moet worden gecontroleerd 3. Inschrijving bij beroepsorde (Tandartsen hebben geen beroepsorde, waardoor deze voorwaarde vervalt.) P a g e 9 | 25 Iedereen die ‘geneeskunde’ uitoefent, en niet in orde is met bovenstaande: onwettig uitoefening van de geneeskunde. Art 3 paragraaf 1 WUG: (LIJST p2) De definitie van wat Geneeskunde is wordt niet nauw aangegeven, maar kan worden afgeleid door de delictsomschrijving. (WUG 3§1) Gewoonlijk verrichten door een persoon die wettelijke voorwaarde niet vervult van elke handeling die tot doel heeft of wordt voorgesteld tot doel te hebben bij een menselijk wezen hetzij het onderzoeken van de gezondheidstoestand, opsporen van ziektes en gebrekkigheden, stellen van de diagnose of instelling/uitvoeren van een behandeling van een fysieke, psychische, werkelijke of vermeende pathologische toestand. Hetzij inenting en estetische zorg. Effectiviteit van de voorgestelde behandeling is niet relevant. Dit geldt ook voor nietconventionele praktijken. Geneeskunde is dus Therapie Preventie en vaccinatie Diagnose Esthetische ingrepen Niet-conventionele praktijken val onder de misdrijf van onwettig uitoefenen van de geneeskunde, ongeacht of ze effectief of evidence based zijn. Een arts mag wel nietconventionele praktijken verrichten indien deze overeenkomt met de zorgvuldigheidsplicht (niet met de effectiviteit). Andere voorbehouden handelingen zijn gekoppeld aan een eigen strafbaarstelling zoals abortus en euthanasie. Een niet-arts die aan deze praktijken doet is strafbaar ikv onwetting uitoefening van de geneeskunde. (In principe zijn veel mensen dus strafbaar bezig!). Regelgeving is momenteel al in de maak, maar nog niet definitief. Er is een soort van gedoogbeleid (bijvoorbeeld: terugbetaald door sommige aanvullende verzekeringen). WELKE WETTELIJKE EN INTERNE NORMEN IN HET ZIEKENHUIS BEPALEN HET STATUUT VAN DE ZIEKENHUISARTS EN HOE VERHOUDEN ZE ZICH ONDERLING Wanneer een arts in een ziekenhuis tewerkgesteld wordt is niet enkel de WUG maar ook de ziekenhuiswet (LIJST p13) van belang. (7 august 1987, gecoördineerde door KB van 10 juli 2008). Een ziekenhuisarts is een geneesheer verbonden aan het ziekenhuis (art 8,4°). Dit kan op 3 manieren namelijk (niet in lijst) - Arbeidsovereenkomst (werknemer) of benoemingsakte waarbij beide partijen (arts en ziekenhuis) een akkoord vormen. Als zelfstandige: contract Een ambtenaar wordt eenzijdig aangesteld en is dus een publieke beslissing uitgaande van de overheid. (Universitaire ziekenhuizen moeten minstens 70% gesalarieerd zijn, dus als ambtenaar of via een arbeidsovereenkomst zijn verbonden aan het ziekenhuis). P a g e 10 | 25 Een overeenkomst moet niet noodzakelijke schriftelijk tot stand komen en is een vormvrij gegeven. Een ziekenhuis kan bepaalde voorwaarden verbinden (bijvoorbeeld artsen die slecht deeltijds aanwezig zijn in het ziekenhuis). Dan heeft u geen stem bij de samenstelling van de medische raad. Als er dus een betwisting bestaat over het feit of een arts al dan niet verbonden is aan het ziekenhuis, dan zal de rechter een aantal criteria in acht nemen om hierover een beslissing te doen namelijk of de ereloon van de arts centraal geïnd wordt, of de arts lid is van de medische raad, of de arts diensthoofd is of is ingeschakeld in de wachtdienst van het ziekenhuis… Wettelijke normen Wanneer een arts in een ziekenhuis tewerkgesteld wordt is niet enkel de WUG maar ook de ziekenhuiswet (LIJST p2) van belang. (7 august 1987, gecoördineerde door KB van 10 juli 2008.) Dwingende wettelijke bepalingen (uit de Ziekenhuiswet) primeren op interne reglementen, statuten en overeenkomsten. (Bijvoorbeeld: adviesbevoegdheid medische raad). Aanvullende wettelijke bepalingen: hiervan mag worden afgeweken in intern reglement. Interne normen Individuele <> Algemene regeling Individuele regeling primeert op algemene regeling (algemene regeling: éénzijdig) (vaak kettingclausules om deze reden). De verhouding tussen de algemene regeling t.o.v. de individuele overeenkomst tussen de arts en het ziekenhuis is een cruciaal gegeven, aangezien de algemene regeling uiteraard continu wijzigt. De individuele regeling is hier niet automatisch aan aangepast. De algemene regeling is een éénzijdige regeling (ookal heeft de medische raad inspraak), dit is geen overeenkomst die wordt afgesloten. Dus de individuele regeling wijzigt niet meteen Uitzondering: In openbare ziekenhuizen is dit anders, daar is de inviduele aanstelling een eenzıjdıge bestuurshandeling net zoals de algemene regeling. Daar speelt dus de hiërarchie van de normen en een reglement staat hoger dan een individueel besluit, namelijk het aanstellingsbesluit. M.a.w. daar trekken wijzigingen in de algemene regeling meteen door in de individuele regeling. Medische regeling Daarnaast is er een medisch reglement dat de besluitsvormingsprocessen regelt in het ziekenhuis en een financiële regeling van de ziekenhuisarts. Dit is een reglement opgenomen in de ziekenhuiswet waarin modaliteiten van de centrale inning vermeld staan: verplichte centrale inning (art 133), reglement van centrale inning (art 149-150) en voorwaarden van kostenaanrekening op erelonen. (art 155) LIJST p20-21 Inspraakmodellen van ziekenhuisarts bij besluitvorming: formele adviesprocedure en waarbij P a g e 11 | 25 1. Medische raad (verzwaarde) adviezen uitbrengt over beleidsbeslissingen. (bijvoorbeeld aanstelling hoofdgeneesheer, wijziging algemene regeling. Verzwaard = bindend. Als 2/3 van aanwezige leden zich verzet) (Artikel 139 Ziekenhuiswet) LIJST p16 2. Rechtstreeks overleg in permanent overlegcomité met gedelegeerde ziekenhuisbeheer en medische raad. Hier kunnen beslissingen genomen worden waarbij er snel tot een conclusie gekomen kan worden HOE VERHOUDT DE MEDISCHE TUCHTPROCEDURE ZICH TOT DE RECHTEN VAN VERDEDIGING IN DE ZI N VAN ARTIKEL 6 EVRM De orde der Artsen heeft een tuchtrechtelijke bevoegdheid. Tuchtrecht is geen strafrecht. Medische tuchtrecht heeft als finaliteit het waken over het naleven van de geneeskundige plichtenleer, handhaven van eer, bescheidenheid, eerlijkheid en waardigheid en waken over de kwaliteitbewaking met sanctionering van ondeskundig handelen. Tuchtrecht zijn sancties op basis van je beroepsuitoefening. 1. Tuchtinbreuk: hier geldt “nullum crimen sine lege” (Geen tuchtbreuk zonder wet) niet. Er zijn wel een aantal wettelijke omschreven tuchtmisdrijven 2. Tuchtsancties: “nulla poena sine lege” (Enkel tuchtstraffen oplegbaar in wettelijke kader) geldt wel (art 16, 1e lid KB 79). Deze variëren tussen waarschuwing, censuur, berisping en schorsing in het recht om geneeskunde uit te oefenen (max 2 jaar) en schrapping van de lijst. De tuchtsanctie is gebonden door het evenredigheidsbeginsel (Art 3 EVRM): men mag niet meer straffen dan nodig. Toepasselijkheid van artikel 6 EVRM: (EHRM, Le compte II) De orde kan een schorsing uitroepen, wat wil zeggen dat de arts belet wordt om zijn beroep uit te oefenen in een tijdsspanne van maximum 2 jaar. Echter is het uitoefenen van een beroep een burgelijke recht volgens het Europees Hof van de Rechten van de Mens, waarbij recht om geneeskunde in vrij beroep uit te oefenen van burgelijke aard is aangezien het gaat om uitoefening van een vrij beroep. Hierdoor heb je recht op toegang tot - Een rechter en een proces door een onafhankelijke instantie en onpartijdige instantie Recht op een eerlijke en openbare behandeling Binnen redelijke termijn Verhouding tot huidige situatie: Voorwaarden art 6 EVRM voldaan? 1. Raden van beroep behoren tot een onafhankelijke en onpartijdige instantie. Hof van Cassatie heeft besloten aan deze voorwaarde worden voldaan 2. Openbare behandeling: Enkel de zitting is openbaar maar niet de uitspraak! In verhouding met artikel 6 EVRM dient de uitspraak ook openbaar te zijn. (Art 34, 3e lid KB, nr 79). 3. Er bestaat een redelijke termijnvereiste waarbij de hangende strafprocedure tuchtonderzoek zo ver mogelijk gevoerd moet worden en zo snel mogelijk een tuchtuitspraak gedaan moet worden. (Zorgvuldigheidsnorm). P a g e 12 | 25 4. Zwijgrecht geldt niet in de tuchtrecht maar er bestaat wel iets zoals (art 69 van de deontologische geneeskunde plichtenleer) loyauteit naar je orde toe (samenwerking naar je orde toe, dus ook in kader van tuchtprocedures).Het Grondwettelijk hof zegt echter dat zwijgrecht geldt in (politie)tuchtrecht, waardoor er betwisting is of dit niet zou gelden voor artsen in de toekomst. Cave: Zwijgrecht is ook het recht op liegen. P a g e 13 | 25 RECHTEN EN PLICHTEN VAN DE ARTSEN HOE EN BINNEN WELKE GRENZEN WAARBORGT DE WETGEVER DE DIAGNOSTISCHE EN THERAPEUTISCHE VRIJHEID VAN ARTSEN (WUG 31-32, GVU 73;144, ZHW 144, PR 5) Begrip: de (gebonden) vrijheid om met een oog op diagnose of behandeling die middelen aan te wenden die een zorgvuldig arts in dezelfde omstandigheden zou aanwenden. Er zijn 2 componenten namelijk: 1. De overheid en zorginstelling moet zich onthouden van inmenging in de keuze van de behandelingswijze van de arts 2. Bevestiging van zorgvuldigheidsplicht en zuinigheidsplicht van artsen. Juridische duiding van vrijheden Er bestaan beperkte juridische duiding ondanks het maatschappelijk belang. Er worden uit verschillende wetten een kader gevormd. 1. Art 31-32 WUG: “Verbod van reglementaire of contractuele beperkingen bij keuze van middelen die aangewend moeten worden bij diagnose en behandeling” LIJST p7 2. Art 73 GVU wet: Het belang van de patiënt is op de voorgrond, dan pas de impact op de maatschappij: “Artsen oordelen in geweten en in volle vrijheid over aan de patiënt te verlenen verzorging en zien er op toe dat zij toegewijde en bekwame geneeskundige verzorging verstrekken in belang van de patiënt, met respect voor patiëntenrechten en rekening houdend met de door gemeenschap ter beschikking gestelde globale middelen. Zij onthouden er zich van overbodige of onnodige dure verstrekkingen voor te schrijven, uit te voeren of te laten uitvoeren ten laste van de verplichte verzekering” LIJST p25 3. Art 144, paragraaf 1 Ziekenhuiswet: RIZIV of ziekenhuis kan niet inbeperken in diagnostische/therapeutische vrijheid LIJST p19 Algemeen reglement mag geen bepalingen omvatten die professionele autonomie van ziekenhuisgeneesheer op vlak van stellen van diagnose of uitvoeren van behandeling in het gedrag brengen Grenzen Zuinigheidsplicht en zorgvuldigheidsplicht Vrijheid mits de arts de zorgvuldigheidsplicht en zuinigheidsplicht eerbiedigt. (Kwalitatieve en kwantitatieve beperkingen). - Men mag niet onder- noch overbehandelen (“ met de middelen die aangewend moeten worden”, art 31 WUG) Een “toegewijde bekwame verzorging in belang van de patiënt” en “zich onthouden van overbodig of onnodig dure verstrekkingen”. (art 73 GVU). LIJST p25 P a g e 14 | 25 GVU= Wet van geneeskundige verzekeringen en uitkeringen Patiëntenrechten Art 5, Wet patiëntenrechten:”Recht op kwaliteitsvolle dienstverstrekking die beantwoordt aan zijn behoeftes” LIJST p34 Art 73 GVU: “In volle vrijheid” maar niet zonder inspraak van patiënt, gelet op geïnformeerde toestemming en recht op weigering LIJST p25 Overheid: Bescherming tegen de overheid, maar geen aanspraak tegen overheid op onbeperkte middelen (art 73, GVU) LIJST p25 Toezicht 1. De Orde der artsen (tuchtrechtspraak) kijkt erop toe en sanctioneert. Men mag geen misbruik maken van de vrijheid (…) beuteugeld door raden van de orde waar zij afhangen. (Art 31; Lid 6 WUG) - Kwantitatief misbruik: overconsumptie, onnodige dure zorg - Kwalitatief misbruik: Niet in overeenstemming met parameters van goede medische praktijk 2. De dienst voor geneeskundige evaluatie en controle (RIZIV) evalueert verstrekking in licht van art. 73 GVU. , De zorg dient overeen te komen met de aanbevelingen van goede medische praktijkvoering. Deze aanbevelingen worden gemaakt door nationale raad van kwaliteitspromotie. Indien de aanbeveling ontbreekt, dient een normale zorgvuldige praktijk uitgevoerd worden. Er kunnen administratieve sancties toegepast worden indien het niet nageleeft wordt (art 142 GVU) bijv: niet terugbetalen. HOE EN BINNEN WELKE GRENZEN WAARBORGT DE WETGEVER HET RECHT VAN ARTSEN OP EEN HONORARIUM, EN IN WELKE MATE WORDT DE VRIJE BEPALING VAN HET HONORARIUM AAN BANDEN GELEGD? (WUG 35) Recht op honorarium: Vorderingsrecht of schuldvordering (art 35, Lid 1 WUG) LIJST p9 (Tand)artsen, apothekers en vroedvrouwen hebben, mits eerbiediging van de plichtenleer, recht op honoraria of forfaitaire bezoldigingen voor de door hen geleverde prestaties Tegenhanger van de vorderingsrecht: Wanneer een patiënt en arts met elkaar in contact treden wordt impliciet een verbintenis aangegaan (uitz: Bewusteloze patiënten). Geoorloofde en zorgvuldige prestatie is een inspanningsverbintenis: Het beoogde resultaat hoeft niet bereikt te worden (dus geen resultaatsverbintenis) maar P a g e 15 | 25 (Nota: Verkeerd been amputeren en veilig materiaal gebruiken behoord wel tot een resultaatsverbintenis) Bij ernstige tekortkoming “exeptio non adimpleti contractus” (patiënt moet zijn verplichting niet nakomen zolang de andere partij zijn verplichting niet nakomt) Niet op afspraak opdagende patiënte Cave: Moeilijk om als arts te bewijzen dat de tijd niet nuttig kan besteden. Je kan dit kenbaar maken op een zichtbare plaats, zodat de patiënt het stilzwijgend (impliciet) aanvaardt. Het bedrag moet redelijk zijn. Er is geen duidelijke juridische grondslag voor extended operations zonder toestemming van de patiënt. (Enkel indien het noodzakelijk is voor de gezondheid van de patiënt en het niet vooraf kon worden opgesteld. Meestal wordt het bijkomend honorarium wel betaald tenzij het niet terugbetaald wordt door de maatschappij). Niet oplosbaar door rechtsfiguur van zaakwaarneming (dit geldt namelijk alleen als er al niet een eerdere contractuele of wettelijke verplichting was voor zaakwaarneming, wat wél zo is bij een chirurgie (wetsprincipe van schuldig verzuim) Vrije bepalings van het honorarium (art 35, lid 2 WUG) 4 criteria tot beoordeling van redelijkheid van honorarium: 1. Belang van prestatie 2. Faam van arts 3. Economische toestand van de patiënte 4. Bijzondere eisen en omstandigheden (huisbezoek, 1 persoonskamer, buiten de wachtsdienst,…). Uitzonderingen 1. Geconventioneerde artsen (die toetreden tot een nationaal akkoord van artsziekenfondsen): maximumtarief voor nomenclatuur 2. Georganiseerde wachtdienst: maximumtarief alle artsen 3. Meerpatiëntenkamer: maximumtarief alle artsen 4. Supplementen bij eenpersoonskamer aan banden gelegd 5. Wettelijke uitzonderingen (deskundige in strafzaken heeft een vast tarief. In een burgelijke zaak mag je zelf het tarief bepalen) 6. Statutaire en contractuele beperkingen: algemene regeling, … (Een ziekenhuis mag beperking opleggen op honoraria na advies van Medische raad) Beteugeling van misbruiken via controle door de gewone recht en tuchtrechter WAT IS DE GRONDSLAG VAN HET RECHT OP RECLAME EN IN HOEVERRE WORDT HET RECHT OP RECLAME TUCHTRECHTELIJKE EN WETTELIJKE AAN BANDEN GELEGD Mededinging = Concurrentie Er is een voorwaardelijk recht om reclame te maken. Ziekenhuizen zijn ondernemingen en hebben dan dus recht om reclame te maken. Echter legt de Europees mededingingsrecht een beperking op in belang van de volksgezondheid. Het recht volgt in het bijzonder uit de bescherming van de mededinging en recht op vrije meningsuiting. P a g e 16 | 25 Tuchtrecht Er bestaat geen principieel tuchtrechtelijk gesanctioneerd verbod, maar er wordt nagegaan of de praktijk het algemeen belang en/of de volksgezondheid schaad, en of er schending inhoud van de fundamentele regels van het beroep. Wettelijk De wettelijke beperkingen bestaan uit: 1. Misleidende en vergelijkende reclame vrije beroepen 2. Verbod van voordelen bij voorschrijven, afleveren, toedienen van geneesmiddelen of medische hulpmiddelen 3. Beperking tav terugbetaalde verstrekkingen (art 127, paragraaf 2, GVU Wet) LIJST p25 4. Reclameverbod estetische ingrepen, je mag wel je beroep bekendmaken en de plaats.(Een plaat aan uw deur) 5. Reclameverbod tandverzorging, plaats en beroep bekendmaken mag wel. 6. Reclameverbod bloed en labiele bloedderivaten WAT ZIJN DE CONSTITUTIEVE BESTANDDELEN VAN HET MISDRIJF VAN SCHENDING VAN HET BEROEPSGEHEIM EN LEG UIT. (Strafwetboek 458) Intro/context: Grondwet op bescherming persoonlijke levenssfeer (Art. 22 Gw 8 EVRM) vormt de rechtsbasis voor bescherming van het beroepsgeheim. 1. Betrouwbaarheid garanderen van beroepsbeoefenaars 2. Bijdragen tot toegankelijkheid van gezondheids- en welzijnssector 3. Bescherming van algemeen belang Schending van het beroepsgeheim is een misdrijf (strafrechtelijk beschermt naast tuchtrecht): Art 458 Strafwetboek LIJST p33 Constitutieve bestanddelen: Wanneer is er sprake van dit misdrijf 1. Een bekendmaking Uitz: Niet de informatie aan de geheimgerechtigende zelf, en feiten waarvan het patiënt slachtoffer is aan gerechtelijke of tuchtoverheden (tenzij de patiënt uitdrukkelijke vraagt om stilzwijgen te bewaren). 2. Van een toevertrouwd geheim Identiteit, opname in zorginstelling, gegevens, geheim dat in redelijk verband staat met de beroepsactiviteit, ook als deze informatie een door de patiënt gepleegd (voltooid) misdrijf betreft. P a g e 17 | 25 Uitzondering: algemeen gekende feiten (GEEN geruchten! Bijvoorbeeld een ongeval op een openbare weg: opname in een ziekenhuis is geen geheim), beroepsmisdrijf sluit beroepsgeheim uit, aangifte van loutere vraag om drugs te verkrijgen. 3. Die opzettelijk is gepleegd: Er bestond een algemeen opzet (Wetens en willens) Uitzondering: Onachtzaamheid, dit kan wel bestraft worden door een tuchtsanctie door de orde der artsen of werkgever/burgerrechtelijke veroordeling tot schadevergoeding. 4. Door een persoon die door zijn staat of beroep gehouden is aan het beroepsgeheim: Alle noodzakelijike vertrouwenspersonen behoren hierbij. Dus zowel arts als apotheker, verpleegkundige, ambulancier, verzorgende en paramedisch personeel, directie, … Uitzondering: Een gerechtsdeskundige binnen de grenzen van zijn opdracht (tov opvorderende gerechtelijke overheid en procespartijen) Nota: Discretieplicht (Contractuele informatie mag je niet kenbaar maken, maar dit valt niet onder de categorie beroepsgeheim). Bijvoorbeeld: Poetsvrouwen GEEF VIJF WETTELIJKE UITZONDERINGEN OF TOELATINGEN OP HET BEROEPSGEHEIM EN VERDUIDELIJK DE GRENZEN ERVAN Er bestaat een wettelijke verplichting en toelating om het beroepsgeheim te schenden (art 458 Strafwetboek 1. Indien men wordt geroepen voor een getuigenis in recht. (Niet als je zelf iniatief neemt om te getuigen). Dit wil zeggen aan de onderzoeks- of vonnisrechter (niet aan de agent, procureur des konings, parketmagistraat, deskundige). (Art 458, Strafwetboek) De arts heeft ook recht om te zwijgen. Er wordt wel nagekeken of men niets verzwijgd. 2. Getuigenis voor parlementaire onderzoekscommissie (Art 458, strafwetboek) 3. Ziekteverzekering (RIZIV controle, GVU-wet) 4. Aangifte van besmettelijke en andere ziekten 5. Fonds voor Medische ongevallen 6. Schuldig hulpverzuim (Art 422 Strafwetboek) LIJST p32: Men moet een afweging maken van beschermde rechtswaarden: bedreiging van leven of persoonlijke integriteit 7. Misdrijf gepleegd tav minderjarig, kwetsbaar persoon (Art 458 Strafwetboek, LIJST p33) hetzij wanneer er een ernstig en dreigend gevaar bestaat voor de fysieke en psyschische integriteit en hij deze integriteit niet zelf of met hulp van anderen kan beschermen, hetzij wanneer er aanwijzingen zijn van een gewichtig en reël gevaar dat andere minderjarigen of bedoelde kwetsbare personen het slachtoffer worden van welbenoemde misdrijven.. Er bestaat geen spreekplicht tenzij het gaat om schuldig hulpverzuim art 422, strafwetboek). 8. Noodtoestand: met risico op overlijden. Indien men wordt geconfronteerd met een belangenconflict ziet de drager van het beroepsgeheim geen andere uitweg dan bekendmaken van geheimen. Behartigde rechtsgoed heeft een hogere of gelijke P a g e 18 | 25 waarde dan in art 458 strafwetboek beschermde rechtsgoed (eer en goede naam): indien men vreest voor “nakend kwaad”. Dit moet dus door de arts afgewogen worden Voorbeelden: Actieve pedofiel, iemand met concrete plannen om een bom te leggen Toestemming geheimgerechtige ontheft arts niet van beroepsgeheim ONDER WELKE VOORWAARDEN KAN EEN ARTS ZICH BEROEPEN OP DE NOODTOESTAND AL RECHTVAARDIGINGSGROND OM DE HEM TOEVERTROUWDE OF DOOR HEM VASTGESTELDE GEHEIMEN BEKEND TE MAKEN EN ILLUSTREER AAN DE HAND VAN VOORBEELDEN (Strafwetboek 458) Deze omstandigheid is niet bij wet bepaald. De noodtoestand is de situatie waarin een persoon verkeert, die, geconfronteerd met een ernstig en dringend gevaar, de bepalingen van de strafwet schendt om zo hoger gestelde belangen te vrijwaren. (Bijvoorbeeld trappen door de deur als zijn woning brand). Noodtoestand kan naar Belgisch strafrecht alleen als rechtvaardigingsgrond worden ingeroepen wanneer voldaan aan de volgende voorwaarden 1) Er moet een actueel, zeker, ernstig gevaar en concrete nood bestaan voor het te beschermen belang 2) Het te beschermen rechtsgoed of rechtsbelang moet minstens gelijke waarde zijn als het rechtsgoed of rechtsbelang dat wordt gekrenkt 3) De delictuele gedraging moet de enige mogelijkheid zijn om het kwaad te vermijden (geen andere weg om het gevaar te vermijden) 4) Degene die zich op de noodtoestand wil beroepen mag zich niet bewust en zonder daartoe gedwongen te zijn, in een toestand hebben geplaatst, die op voorzienbare wijze leidt tot belangenconflict. Noodtoestand bij ernstige aantasting van fysieke integriteit of imminente gevaren, met risico op overlijden. Indien men wordt geconfronteerd met een belangenconflict ziet de drager van het beroepsgeheim geen andere uitweg dan bekendmaken van geheimen. Behartigde rechtsgoed (eer en goede naam) heeft een hogere of gelijke waarde dan in art 458 strafwetboek beschermde rechtsgoed indien men vreest voor “nakend kwaad”. Dit moet dus door de arts afgewogen worden Voorbeelden geneeskunde: - Actieve pedofiel met concrete planning en mogelijks gevaar in de maatschappij indien hij terug vrij is Iemand met concrete plannen om een bom te leggen en deze expliciet heeft uitgelegd Toestemming geheimgerechtige ontheft arts niet van beroepsgeheim P a g e 19 | 25 ONDER WELKE VOORWAARDEN KAN EEN ARTS GEZONDHEIDSINFORMATIE DELEN MET ANDERE MEDISCHE BEROEPSBEOEFENAARS? (AMD 4§1, verwerking persoonsgegevens 7§2) Algemeen medisch dossier Art 4, paragraaf 1: KB houdende het algemeen medisch dossier LIJST p44 De huisartsbeheerde van een algemeen medisch dossier deelt, met toestemming van de patiënt, aan collega’s huisartsen of geneesheren-specialisten die de betrokken patiënt behandelen alle nodige en nuttige gegevens mee. Wet verwerking persoongegevens Art 7, paragraaf 2: Wet verwerking persoonsgegevens LIJST p41 Paragraaf 1 zegt dat er verbod is op verwerking op medische gegevens. Er bestaan een limitatief opgesomde gevallen waarbij verwerking van persoonsgegevens toegelaten is (zie Art 7, paragraaf 2) Bijvoorbeeld: schriftelijke toestemming betrokkene, noodzakelijk voor zorg van de patiënt. Er is ook de mogelijkheid om gezondheidsgegevens met administratief personeel uit te wisselen voor verwerking in een patiëntendossier. Gedeeld beroepsgeheim: Zonder wettelijke basis bestaat er een mogelijkheid van uitwisseling van medische gegevens tussen (behandelde) artsen. Voorwaarden (rechtsleer) 1. Derde is gehouden tot beroepsgeheim (Arts) 2. Derde is betrokken bij de dienstverlening aan de geheimgerechtigde en treedt op met zelfde finaliteit 3. Delen van informatie moet noodzakelijk zin voor continuïteit en kwaliteit van verleende zorgen, en enkel het noodzakelijke betreffen. 4. Overdracht van informatie moet gebeuren in belang van patiënt 5. Geheimgerechtigde is op de hoogte van redenen van mededeling 6. (Impliciete) instemming van patiënt??? Bijvoorbeeld Het Fortisarrest. Hier had de magistraat tegen een andere magistraat informatie gedeeld. Dit was een schending van beroepsgeheim want de betrokken magistraat had niet dezelfde finaliteit waardoor voorwaarde 2 en 3 niet vervuld waren. P a g e 20 | 25 RECHTEN EN PLICHTEN VAN PATIËNTEN WELKE INFORMATIE MOET DE ARTS AAN DE PATIËNT VERSTREKKEN EN WELKE UITZONDERINGEN BESTAAN ER OP DEZE PLICHT? Antwoord staat volledig in de medische lijst op p 34-35 Wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënten Recht op gezondheidsinformatie Artikel 7, paragraaf 1, Patiëntenrechten LIJST p34 De patiënt heeft recht op informatie van zijn gezondheidstoestand De patiënt heeft tegenover de beroepsbeoefenaar recht op alle hem betreffende informatie die nodig is om inzicht te krijgen in zijn gezondheidstoestand en vermoedlijke evolutie ervan. Dit wil dus zeggen informatie over de (waarschijnlijkheids-) diagnose, prognose en gezondheidsvoorlichting met informatie over wenselijk gedrag (bijvoorbeeld: alles dat de behandeling kan ondermijnen). Elk beroepsbeoefenaar moet in beginsel die informatie geven die behoort tot zijn vakgebied. Deze informatie dient niet om toestemming te verkregen (verschillend van toestemmingsinformatie: dit behoort tot een ander recht). Artikel 7, paragraaf 2, patiëntenrechten LIJST p34 1. De communicatie geschiedt in duidelijke taal. Geschrift kan dus mondelinge informatie niet vervangen! Wel ken de patiënt verzoeken dat de informatie hem schriftelijk wordt bevestigd. 2. De patiënt heeft recht zich te laten bijstaan door een vertrouwenspersoon of het recht op de bedoelde informatie uit te oefenen via deze persoon. De beroepsbeoefenaar noteert in voorkomend geval in het patiëntendossier de informatie, met akkoord van de patiënt, werd meegedeeld aan de vertrouwenspersoon (…). Een vertrouwenspersoon is van een wilsbekwame patiënt. De informatie kan ook aan een vertegenwoordiger (art 14, paragraaf 1) van een wilsonbekwame patiënt gegeven worden. Uitzonderingen: 1. Artikel 7, paragraaf 3 patiëntenrechten LIJST p35: Recht op het niet-weten De informatie wordt niet aan de patiënt verstrekt indien deze hierom uitdrukkelijk verzoekt (optekenen in het patiëntendossier), tenzij het niet meedelen ervan klaarblijkelijk ernstig nadeel voor de gezondheid van de patiënt of derden oplevert, en mits de beroepsbeoefenaar hierover voorafgaandelijk een andere beroepsbeoefenaar heeft geraadpleegd, en de desgevallend aangewezen vertrouwenspersoon (paragraaf 2, derde lid) heeft gehoord. P a g e 21 | 25 Toepassing van de recht op fysieke integriteit, zelfbepaling en privacy Voorbeeld: rijvaardigheid, seropositieve resultaat,… 2. Artikel 7 paragraaf 4 patiëntenrechten LIJST p35: Therapeutische exceptie (…) uitzonderlijk onthouden aan de patiënt, voorzover het meedelen ervan klaarblijkelijk ernstig nadeel voor de gezondheid van de patiënt zou meebrengen en mits de beroepsbeoefenaar hierover een andere beroepsbeoefenaar heeft geraadpleegd. In dergelijk geval voegt de beroepsbeoefenaar een schriftelijke motivering toe aan het patiëntendossier en licht hij desgevallen aangewezen vertrouwenspersoon (paragraaf 2, derde lid) in Heel uitzonderlijk (beoordeling in een specifiek geval). De mededelingsplicht herleeft na het verdwijnen van de gevaarssituatie. Voorbeeld: Tijdens de behandeling van een polytrauma patiënt zie je op de scanner een nieuwe vaststelling van een kanker. Op moment van de behandeling primeert het polytrauma en zal de kanker later pas aan bod komen. Recht op geïnformeerde toestemming Artikel 8, paragraaf 2) = Toestemmingsinformatie LIJST p36 Toestemming moet vrij, voorafgaand en voorgelicht zijn (dus moet informatie hierover ontvangen = toestemmingsinformatie) Recht op weigering en intrekking van toestemming Formulieren kunnen mondeling gesprek niet vervangen Schriftelijke toestemming wettelijk vereist bij medisch experiment, euthanasie, esthetische geneeskunde… Inhoud van toestemmingsinformatie Doel, aard, spoedeisend karakter, duur, frequentie nazorg Risico’s, contraindicaties en nevenwerkingen Behandelings alternatieven Financiele gevolgen Al dan niet beroepsaansprakelijkheidsverzekering Etc. etc. Uitzonderingen Wettelijke uitzonderingen: dwangbehandeling in het algemeen belang Noodtoestand (dreiging van ernstige onmiddelijke schade, bewusteloze of geesteszieke patiënt en vertegenwoordiger kan niet tijdig worden bereikt) Afstand van recht op geinformeerde toestemming Vrijwillig, reeel en niet slaan op niet-therapeutische of ernstige schadeverwekkende handelingen Therapeutische exceptie? Op grond van noodtoestand. Wie draag bewijsrisico voor informed consent? Patiënt draagt bewijslast, maar bewijs van negatief feit moet niet met zelfde striktheid worden geleverd P a g e 22 | 25 WIE HEEFT RECHT OP INZAGE EN AFSCHRIFT VAN HET MEDISCH DOSSIER EN ONDER WELKE VOORWAARDEN Patiënt Rechtstreeks recht op inzage in het patiëntendossier (door de patiënt zelf): art 9, paragraaf 2, patiëntenrechten LIJST p 36 De patiënt heeft recht op inzage in het hem betreffende patiëntendossier (ten laatste binnen de 15 dagen). De persoonlijke notities en gegevens die betrekking op derden zijn van het recht op inzage uitgesloten. De patiënt kan zich laten bijstaan of zijn inzagerecht uitoefenen via een aangewezen vertrouwenspersoon. Deze mag wel inzage hebben in de persoonlijke notities in het derde lid. Bij therapeutische exceptie (art 7,paragraaf 4) die nog van toepassing is kan een patiënt zijn inzagerecht uitoefenen door hem aangewezen beroepsbeoefenaar, die ook inzage heeft de in het derde lid, bedoelde persoonlijke notities. Controlerecht tot bescherming van het privéleven Recht op afschrift of kopie van het patiëntendossier art 9, paragraaf 3, patiëntenrechten LIJST p 36 Onder dezelfde voorwaarde als inzage (paragraaf 2). Ieder afschrift vermeldt dat het strikt persoonlijk en vertrouwelijk is. De beroepsbeoefenaar weigert dit afschrift indien hij over duidelijke aanwijzingen beschikt dat de patiënt onder druk wordt gezet om een afschrift van zijn dossier aan derden mee te delen. (Bijvoorbeeld: politie, gevangenig) De maximumbedragen zijn vastgesteld bij KB. Nabestaanden Inzage (geen afschrift) door nabestaanden art 9, paragraaf 4, patiëntenrechten LIJST p 36 Hierbij moeten 4 voorwaarden gelijktijdig vervuld zijn: 1. Enkel echtgenote, wettelijke samenwonende partner of feitelijke partner en bloedverwanten tot de 2e graad 2. Onrechtstreeks via een door de verzoeker aangewezen (WUG-)beroepsbeoefenaar. 3. Een voldoende gemotiveerd en gespecifieerd verzoek Bijvoorbeeld:vermoeden van een medische fout, genetische afwijking, betere verwerking 4. Patiënt heeft zich niet uitdrukkelijk verzet Artikel 15, paragraaf 1: LIJST p 39 De beroepsbeoefenaar kan weigeren van inzage door vertegenwoordiger met oog op bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de patiënt indien de vertegenwoordiger uitsluitend eigen belang nastreeft of als wanverhouding dreigt tussen het belang van de vertegenwoordiger en het recht op privéleven. Maar: er bestaat een onrechtstreeks inzagerecht via een beroepsbeoefenaar die door de vertegenwoordiger wordt aangeduid (art 9, paragraaf 4) P a g e 23 | 25 WAARIN VERSCHILT DE VERTEGENWOORDIGING VAN DE BESCHERMDE MEERDERJARIGE EN DE FEITELIJK ONBEKWAME MEERDERJARIGE BIJ DE UITOEFENING VAN PATIËNTENRECHTEN Nota: in de medische lijst wordt de beschermde meerderjarige niet expliciet vermeldt… Context 1. Wilsbekwaam = tot een redelijke beoordeling van je belang in staat zijn 2. Handelingsbekwaam = (juridisch) bekwaam om je rechten uit te oefenen M.a.w. Je moet wilsbekwaam zijn om handelingsbekwaam te kunnen zijn. (Je moet je rechten beseffen om ze te kunnen uitoefenen. Maar niet andersom). Niet elke handelingsonbekwame is altijd wilsonbekwaam de feitelijke bekwaamheid primeert (Bijvoorbeeld: een lucide moment). Dus het volstaat niet om te zeggen dat de persoon handelingsonbekwaam is, je moet telkens in een concreet geval nakijken of die persoon op dat ogenblik moeten nakijken of de persoon wilsonbekwaam of wilsbekwaam is Een beschermde meerderjarige is een persoon die geheel of gedeeltelijk wilsonbekwaam is. Een feitelijk onbekwame meerderjarige is een wilsbekwame persoon die op het ogenblik van een beslissing handelingsonbekwaam is. Vertegenwoordigingsregeling van beschermde meerderjarige art 14, paragraaf 2 LIJST p38 De patiëntenrechten worden bepaald door de bewindvoerder over de persoon die door de vrederechter is aangewezen. Dit geldt indien: 1. 2. 3. De arts moet vaststellen dat de patiënt wilsonbekwaam is in het specifiek geval. De feiltelijke bekwaamheid primeert (Bijvoorbeeld een lucide moment). De beschermde persoon heeft eerder niet zelf een vertegenwoordiger gemachtigd of als deze niet optreedt. Indien hij hiertoe wordt gemachtigd door de vrederechter. Dit geldt voorzover de beschermde persoon niet in staat is om zijn rechten zelf uit te oefenen Vertegenwoordigingsregeling van feitelijk onbekwame meerderjarige: art 14, paragraaf 3 LIJST p38 Feitelijk onbekwame meerderjarige = iemand die wel wilsbekwaam is maar op een gegeven ogenblik niet in staat is om zijn rechten uit te oefenen. Vb. als wij door een ongeval bewusteloos worden binnen gebracht in een ziekenhuis, zijn wij tijdelijk wilsonbekwaam. Indien een uitdrukkelijke onbekwaamheidsverklaring door de vrederechter ontbreekt. (= Feitelijke onbekwaamheid; hierbij stelt arts de feitelijke handelingsonbekwaamheid vast) dan worden de rechten uitgeoefend door de patiënt zelf aangewezen vertegenwoordiger. Zo niet zal een vertegenwoordiger uit de kring van verwanten de patiëntenrechten bepalen. Hiervoor bestaat een cascade regeling 1. Echtgenoot, wettelijk samenwonende partner/feitelijke samenwonende partner P a g e 24 | 25 2. Een meerderjarig kind 3. Een ouder 4. Een meerderjarige broer/zus De betrokken beroepsoefenaar treedt op indien de persoon niet kan optreden of ontbreekt of in het geval bij conflict tussen 2 of meer personen die hierboven vernoemd zijn van dezelfde rang. (Bijvoorbeeld 2 meerderjarige kinderen: broer en zus) P a g e 25 | 25