Pestprotocol kanjertraining

advertisement
Pestprotocol kanjertraining kbs ‘de Toermalijn’ 2016-2017
1. Inleiding
De Toermalijn wil de leerlingen een veilig pedagogisch klimaat bieden, een
omgeving waarin de kinderen zich op een prettige en positieve wijze kunnen
ontwikkelen. De leerkrachten dragen bij aan deze ontwikkeling door het
scheppen van een veilig klimaat in en om de school en door het scheppen van een
prettige werksfeer in de klas.
Op de Toermalijn proberen we dit veilige pedagogische klimaat te bereiken door
drie basisregels centraal te stellen:
 Ben goed voor jezelf;
 Ben goed voor de ander;
 Ben goed voor je omgeving.
Het centrale begrip hierbij is dat de leerlingen vanuit respect met elkaar
omgaan. Dat gaat niet zo maar. Ouders en leerkrachten moeten het de kinderen
leren. Dit is een deel van hun vorming en de school speelt een belangrijke rol bij
die vorming.
Nu kan het op school voorkomen, dat een kind in de groep systematisch wordt
gepest. De regels van de leerkracht staan dan niet meer garant voor de sociale
(en in sommige gevallen fysieke) veiligheid van het kind. Het is dan van belang dat
we met elkaar onder ogen zien, dat er sprake is van een probleem in deze groep.
In een klimaat waarin pesten niet wordt gesignaleerd, of erger, wordt gedoogd,
komt de veiligheid van het kind in het geding. Dit betekent dat wij op school
pesten als ongewenst gedrag beschouwen en dat we met elkaar alles in het werk
stellen om pestgedrag te voorkomen en aan te pakken.
1.1.
Plagen en pesten, wat is het verschil?
Wanneer is er nu precies sprake van plagen en wanneer van pesten? We hebben
de verschillen in een schema gezet.
Plagen
Gaat uit van gelijkwaardigheid
Wisselende ‘slachtoffers’
Ironisch, meer ‘speels’ van karakter
Pesten
Gaat uit van machtsoverwicht
Vaak steeds hetzelfde ‘slachtoffer’
Sarcastisch en kwetsend
1
Komt af en toe voor
Geen uitsluiting van het kind
Weinig bedreigend voor het kind
Het kind kan adequaat reageren
Vindt voortdurend en frequent plaats
Vaak wel uitsluiting van het slachtoffer
Zeer bedreigend voor het kind
Het kind kan zich niet meer verdedigen
We spreken van plagen wanneer kinderen vanuit een positie van gelijkwaardigheid
elkaar prikkelen en uitdagen. Het vertoonde gedrag vertoont een uitnodigend
karakter om er op te reageren; iets terug te doen vanuit een veilige sfeer.
Bij pesten gaat het om iets anders. Het slachtoffer voelt zich dan in bijna alle
gevallen diep ongelukkig. Hij/zij wordt regelmatig geconfronteerd met vervelend
en/of agressief gedrag en kan worden buitengesloten van de sociale groep.
1.2.
Definitie
Op basis van het boven gestelde kunnen we tot de volgende definitie van pesten
komen:
‘ Pesten is het systematisch uitoefenen van psychische en/of fysieke
mishandeling door een leerling of een groep leerlingen van één of meer
klasgenoten die niet meer in staat zijn zichzelf te verdedigen’.
1.3.
Doel van het pestprotocol
Dit pestprotocol is opgesteld met als doel, om alle betrokkenen bij de school
handvatten te geven om goed te kunnen reageren op situaties van pestgedrag.
Dit pestprotocol sluit aan op de kanjertraining die op onze school wordt gegeven.
Om de doelstelling te verwezenlijken kiezen we voor een ‘tweesporenbeleid’.
a)
Preventief
Om pestgedrag te voorkomen werken we op school met de kanjertraining. Dit
programma leert de kinderen gedrag van zichzelf te leren kennen en onwenselijk
gedrag te leren ombuigen. Tevens leert het kind andere kinderen aan te spreken
op ongewenst gedrag.
In de groepen 1 t/m 8 staat ‘kanjertraining’ op het rooster. Ook het
leerlingvolgsysteem ‘sociaal-emotionele ontwikkeling’ van de school, Kanvas, is
gebaseerd op de kanjertraining. Vanaf groep 3 t/m 8 wordt twee keer per jaar
(november en juni) de sociaal-emotionele ontwikkeling van de leerlingen in kaart
2
gebracht d.m.v. een vragenlijst voor de leerkrachten. Vanaf groep 5 vullen ook de
leerlingen een vragenlijst in over hoe zij hun welbevinden ervaren. De uitkomsten
van de vragenlijst worden op teamniveau besproken en bij de groepsbesprekingen
met de I.B. ers. Bij opvallende uitkomsten wordt door de leerkracht en/of door
de I.B. er ook een gesprek met de leerling gevoerd.
b) Curatief
Het is van groot belang, dat er op onze school een vaste aanpak wordt
gehanteerd die een eind probeert te maken aan pestgedrag. Daarnaast geeft
zo’n vaste aanpak duidelijkheid voor zowel leerlingen, leerkrachten en ouders.
De aanpak bestaat uit verschillende stappen:
 Er wordt met het kind (enkele malen) gesproken. Het krijgt dan de
mogelijkheid om inzicht te krijgen in haar/zijn gedrag dit te verbeteren;
 Het kind wordt enkele malen gewaarschuwd en dringend verzocht het
gedrag te veranderen;
 Wanneer het kind in het negatieve gedrag blijft steken worden er
sancties opgelegd. Deze sancties worden doorgenomen met het kind en de
ouders;
 Verbetert het gedrag van het kind niet worden de ouders op school
uitgenodigd voor een gesprek samen met hun kind. In dit gesprek wordt
het een en ander uitgelegd en wordt de ouders om ondersteuning
gevraagd;
 Mocht dit alles geen verbetering in het gedrag van de ‘pester’ opleveren,
dan volgt er een gesprek tussen de ouders en de directie van de school. In
dit gesprek komt het overplaatsings-, schorsings- en verwijderingsbeleid
aan de orde;
 Mocht dit alles niets opleveren, dan wordt er een keuze gemaakt voor
tijdelijke overplaatsing, schorsing of verwijdering van het kind. Dit vindt
plaats op basis van een vaste procedure, zoals beschreven in de Skoba map
‘Regelingen’ onder het hoofdstuk ‘Toelating en verwijdering’.
1.4.
Voorbeelden van pestgedrag
Pestgedrag kan verschillende vormen aannemen.
a)
Verbaal pestgedrag
3
We denken dan aan schelden, vernederen, bedreigen, belachelijk maken,
uitlachen op lichaamskenmerken of kleding etc.
b) Fysiek pestgedrag
Dit kan bestaan uit slaan, duwen, trekken, schoppen, bijten etc.
c)
Intimiderend pestgedrag
We spreken van intimideren wanneer een kind wordt klemgezet,
opgewacht, gedwongen iets te doen wat het niet wil doen, iets moet
afgeven of betalen etc.
d) Isoleren c.q. uitsluiten
Het kind mag geen deel meer uitmaken van de sociale groep. Ze/hij wordt
uitgesloten, genegeerd, er wordt niet meer tegen het kind gesproken etc.
e) Stelen en/of vernielen van bezittingen
Hier zijn heel veel voorbeelden van te noemen.
f) Digitaal pesten
Dit is een vrij nieuwe vorm van pestgedrag die voor veel kinderen erg
bedreigend is. We spreken dan van ‘online pesten’. Kinderen pesten elkaar
m.b.v. allerlei vormen van sociale media. Voor leerkrachten is het lastig te
bestrijden, omdat ze weinig tot geen zich hebben op het
(huis)computergedrag van hun leerlingen. Ze worden vaak alleen
geconfronteerd met de gevolgen na afloop. Daarom is het van groot belang
vormen van digitaal pesten in een zo vroeg mogelijk stadium in samenwerking
met de ouders aan te pakken.
1.5. De betrokkenen
We weten dat pesten op allerlei plaatsen voorkomt. Op scholen hebben we
echter vooral te maken met het pesten van kinderen door kinderen. Als een
kind gepest wordt, heb je te maken met:
4
a)
De gepeste
Sommige kinderen hebben een grotere kans om gepest te worden dan
anderen. Dit kan te maken hebben met uiterlijke kenmerken, met vertoond
gedrag, met sociale positie etc.
Veel kinderen die gepest worden hebben een beperkte weerbaarheid. Ze zijn
niet in staat daadwerkelijk actie te ondernemen tegen de pestkoppen.
Daarnaast stralen ze hun onmacht ook uit en de pester maakt hier gebruik
van. Vaak zijn kinderen die gepest worden angstig en onzeker. Ze hebben een
negatief zelfbeeld hetgeen door pesten wordt versterkt. Zo raken ze in een
vicieuze cirkel waar ze zonder hulp niet meer uitkomen.
b) De pester(s)
Dit zijn vaak de mentaal of fysiek sterke kinderen in een groep. Zij kunnen
het zich permitteren minder empathisch gedrag te vertonen. Pesters lijken in
eerste instantie vaak populair te zijn, maar dwingen hun populariteit
veelvuldig af op een negatieve manier. Potentiële pesters hebben vaak feilloos
in de gaten welke kinderen gemakkelijk aan te pakken zijn. De zwijgende
meerderheid krijgt vaak non verbaal een keuze opgelegd: ‘Je doet mee of
niet’.
Ook pesters hebben op termijn last van hun pestgedrag. Door hun verkeerde
en vooral beperkte sociale vaardigheden hebben ze vaak moeite om vriendjes
voor lange termijn te maken en een vriendschap op te bouwen en te
onderhouden op andere gronden dan macht.
c)
De omstanders (‘benzine gevers’) en de ‘zwijgers’
De meeste kinderen zijn niet direct betrokken bij het pesten. Veel kinderen
blijven op afstand en anderen pesten af en toe eens mee. Dit zijn de kinderen
die de pester ‘benzine’ geven. Een van de kenmerken van deze ‘meelopers’ is
de angst om zelf gepest te worden. Natuurlijk kan het ook zo zijn dat de
meelopers het stoer vinden om mee te doen aan de pesterijen. Het is ook van
belang dat de groep van ‘meelopers’ wordt aangepakt. Immers de pester
heeft dan weinig of geen toeschouwers meer. Hij of zij krijgt geen
bevestiging meer voor het pestgedrag. Het kan zelfs zo zijn dat kinderen
‘kanjergedrag’ gaan vertonen en de pester op zijn of haar gedrag aanspreken.
5
Hierdoor wordt pesten minder vanzelfsprekend en neemt het gevoel van
sociale veiligheid in de groep toe.
d) De ouders.
Ook de ouders kunnen een belangrijke rol spelen. Ouders van kinderen die
gepest worden en die dit probleem met de leerkracht (of I.B. of directie)
willen bespreken zijn vaak emotioneel bij het probleem betrokken. Ze zien
hun kind met de week ongelukkiger en onzekerder worden en willen dat het
pestgedrag onmiddellijk stopt.
Ouders van kinderen die niet direct bij het pestgedrag betrokken zijn kunnen
wat meer afstand nemen. Daardoor zijn ze vaak beter in staat om aan hun
kind duidelijk te maken dat er iets aan het pesten gedaan moet worden.
Pesten is een groepsprobleem, waarbij alle bovengenoemde actoren betrokken
raken. Daarom moet aan alle betrokkenen hulp gegeven worden.
2. Te verwachten problemen bij de aanpak van pesten
2.1.
Het gepeste kind
Het gepeste kind schaamt zich vaak. Het voldoet niet aan de normen die de
ouders graag in hun kinderen terugzien. Veel gepeste kinderen worden steeds
stiller en vereenzamen. Wordt het pesten bespreekbaar gemaakt, dan kan de
angst nog toenemen. Immers als vergelding kan de mate van pesten toenemen.
2.2.
De pester
De pester ziet zich in zijn macht bedreigd. Toch kan een duidelijke aanpak
ook bij de pester positief werken. Immers er wordt aandacht besteed aan
hun onmacht om op een ‘normale’ manier met andere kinderen een relatie op
te bouwen.
2.3.
De directe omgeving
Het is belangrijk te weten dat er veel kinderen in de omgeving een vervelend
gevoel ontwikkelen omdat ze niet voor de gepeste op durven te komen. Ook
melden ze het vaak niet aan de leerkracht, omdat ze bij dit ‘klikken’ angst
hebben voor de gevolgen. Daarnaast is er ook een groep die het pestgedrag
6
helemaal niet signaleert of ook nauwelijks compassie voelt met de gepeste.
Immers ‘ze/hij vraagt er toch zelf om’.
2.4.
De ouders
Ouders vinden het vaak erg vervelend als bekend wordt dat hun kind een
pester en/of meeloper is. Ze hebben ook niet altijd de juiste informatie. Ze
zien hun kind thuis niet als pester, dus waarom op school wel. Daarnaast zijn
er ook ouders die het pestgedrag van hun kind bagatelliseren. Zij zien pesten
als een vorm van ‘voor jezelf opkomen’ of als een onschuldige
‘kwajongensstreek’. Behalve de pester moeten ook ouders vaak doordrongen
raken van het ongewenste karakter en nare gevolgen op lange termijn van
pestgedrag.
2.5.
De leerkracht
Voor leerkrachten is het belangrijk dat ze het pestgedrag tijdig (kunnen)
signaleren en m.b.v. een duidelijke aanpak in de klas stelling kunnen (durven)
nemen tegen pestgedrag.
3. Uitgangspunten bij ons pestprotocol
Als pestgedrag plaatsvindt, ervaren we dat als een probleem op onze school.
Zowel voor de gepeste leerling, de pester, de groep leerlingen er om heen, de
leerkrachten en de ouders.
De school heeft de verplichting zich in te spannen om pestgedrag te
voorkomen en aan te pakken en te zorgen voor een veilig sociaal klimaat
waarbij pesten als ongewenst gedrag wordt ervaren en niet wordt
geaccepteerd. De verantwoordelijkheid voor de aanpak ligt bij de
groepsleerkracht. Leerkrachten en/of andere betrokkenen moeten tijdig
alert zijn op pestgedrag in algemene zin en kiezen voor een effectieve
aanpak. Dit pestprotocol kan daarbij van ondersteunende en richtinggevende
betekenis zijn.
Alle kinderen moeten zich op school veilig kunnen voelen, zodat ze zich
optimaal kunnen ontwikkelen. Door regels en afspraken zichtbaar te maken,
7
kunnen en mogen kinderen en volwassenen, als er zich ongewenste situaties
voordoen, elkaar aanspreken op deze regels.
Als je wordt gepest, of als je ruzie hebt met een ander, dan mag je hulp
vragen als de leerkracht. Dit wordt absoluut niet gezien als klikken.
4. Het pestprotocol van ‘de Toermalijn’
4.1. Wat is de inhoud van het pestprotocol?
De regel waar wij als school voor staan wat pesten betreft luidt als volgt:
‘ Pesten is niet toelaatbaar en wordt bij ons op school niet geaccepteerd.
Wij zijn goed voor onszelf, goed voor de ander en goed voor de
omgeving’.
De leerkracht neemt de volgende preventieve maatregelen om pestgedrag te
voorkomen:
a) Aan het begin van het schooljaar worden met de leerlingen de afspraken
en regels in de klas besproken. Als de situatie hier aanleiding toe geeft,
kunnen die regels natuurlijk ook op andere momenten worden besproken.
Ook tijdens de info-avond voor de ouders komen de afspraken en
spelregels in de klas aan de orde.
b) In elke groep is op het lesrooster terug te vinden op welk moment er tijd
is vrij gemaakt om preventief d.m.v. de kanjertraining structureel
aandacht te besteden een plagen, pesten en andere vormen van ongewenst
gedrag. Natuurlijk moeten ook in het dagelijks handelen van de leerkracht
de uitgangspunten van de kanjertraining doorklinken.
c) Als er aanleiding toe is, wordt er in een klassikaal gesprek aandacht
besteed aan (eventueel) pestgedrag. De leerkracht laat daarmee zien dat
hij/zij pestgedrag serieus neemt en voortdurend werkt aan een positieve
sfeer in de groep.
d) Bij pesten is een goede samenwerking met de ouders belangrijk. Het is
niet de bedoeling dat ouders naar school komen om eigenhandig het
pestprobleem voor hun kind op te lossen. Wanneer pesten wordt
gesignaleerd, nemen leerkrachten, I.B. -ers en de directie hun.
8
verantwoordelijkheid en voeren (indien nodig) overleg met de betrokken
ouders.
e) Indien er systematisch pestgedrag wordt gesignaleerd wordt de
volgende procedure gevolgd:
 De leerkracht, IB-er, directie dragen de verantwoordelijkheid iedere
leerling in alle gevallen te wijzen op pestgedrag. Het pestgedrag wordt
(indien aan de orde) gemeld bij de groepsleerkracht of andere betrokken
leerkrachten. In iedere groep wordt in deze situatie extra aandacht
besteed aan ‘het omgaan met elkaar en het voorkomen van pestgedrag’.
 Indien er sprake is van incidenteel pestgedrag wordt dit besproken in de
groep door de groepsleerkracht. Dit gesprek staat niet op zichzelf, maar
dient regelmatig te worden herhaald om controle te houden over het
pestgedrag. Deze gesprekken worden in hoofdlijnen vastgelegd in Esis.
 Indien er sprake is van herhaald pestgedrag worden de ouders van de
pester, samen met de pester door de leerkracht gevraagd voor een
gesprek. Doel van dit gesprek is om de aanpak onder de aandacht te
brengen en de afspraken vast te leggen. Van deze verslaglegging krijgen
de ouders en de I.B.-er een kopie. In het verslag wordt ook een afspraak
opgenomen voor een nieuw (evaluatief) gesprek.
 Indien er meerdere leerlingen betrokken zijn bij het pestgedrag kunnen
de andere ouders ook op de hoogte worden gebracht. Dit wordt per
situatie door de leerkracht bekeken en ingeschat.
 In een aantal gevallen dient het team en de directie op de hoogte te
worden gebracht van het pestgedrag in de groep of in de school. Dit is ter
beoordeling van de leerkracht. Indien deze situatie zich voordoet
overhandigt de leerkracht de directeur haar/zijn notities van hetgeen er
rondom het pestgedrag is gebeurd en welke aanpak is gevolgd.
 Uiteindelijk kunnen de directeur en/of de I.B.-er een gesprek met de
ouders en de pester aangaan. In dit gesprek wordt een verdere aanpak
besproken en worden afspraken gemaakt. Van het gesprek wordt een
verslag gemaakt, waarvan de ouders een kopie ontvangen. Mogelijkheden
zijn: - de leerling bespreken in het ondersteuningsteam; - permanent
ambulante begeleiding inschakelen; - hulp zoeken bij de crisisopvang (de
Loep), - bijzondere maatregelen (schorsing of verwijdering).
9
4.2. De belangrijkste (gedrags)regels van het pestprotocol
De belangrijkste regel van het pesten luidt:
‘Word je gepest, praat er dan thuis en op school over. Houd het niet
geheim’.’
De andere belangrijke gedragsregels m.b.t. pestgedrag zijn:
 Je beoordeelt andere kinderen niet op hun uiterlijk;
 Je sluit een ander kind niet buiten van activiteiten;
 Je komt niet zonder toestemming aan de spullen van een ander kind;
 Je scheldt een ander kind niet uit;
 Je geeft een ander kind geen bijnamen;
 Je lacht een ander kind niet uit;
 Je roddelt niet over andere kinderen;
 Je bedreigt elkaar niet en doet elkaar geen pijn;
 Je accepteert een ander kind zoals zij/hij is;
 Je bemoeit je niet met ruzies door zo maar partij te kiezen;
 Je probeert een ruzie eerst zelf op te lossen. Lukt dat niet dan vraag je
hulp bij de leerkracht of andere volwassenen;
 Je meldt altijd bij de leerkracht , I.B. of directeur als je zelf gepest
wordt of als je merkt dat anderen gepest worden.
4.3. Op weg naar een veilige school; de betrokkenen
 Hulp aan het gepeste kind is van groot belang. Naast het voorkomen van
nieuw pestgedrag, moet er ook aandacht besteed worden aan de
verwerking van het eerdere pestgedrag. Dit kan gebeuren door: gesprekken (leerkracht, kind); - schriftelijke verwerking door het kind
(verwerkingsschriftje);
 Hulp aan de pester is ook belangrijk. Zij zijn vaak niet bij machte om op
een ‘normale’ manier met andere kinderen om te gaan en hebben daar hulp
bij nodig. Die hulp kan bestaan uit: - een gesprek rondom het gewenst
gedrag (kanjeraanpak); - een aantal vervolggesprekken (evaluatief).
 Hulp aan de ‘benzine gevers’ bestaat vooral daaruit dat zij door de
kanjerlessen aandacht krijgen voor en reflecteren op hun eigen rol in het
10
gedrag van de pester. Immers zij zorgen voor het publiek waar de pester
voor ‘optreedt’. Haal je het publiek weg, dan vindt het gedrag van de
pester plaats in een ‘lege zaal’. Dit betekent dat de pester nauwelijks nog
bevestiging krijgt voor haar/zijn pestgedrag;
 Hulp aan de ouders bestaat hierin dat de school aan de ouders kenbaar
maakt dat het pesten serieus wordt aangepakt; dat er aandacht en zorg
voor is en dat het beleid m.b.t. pesten consistent is. Vandaar ook het
protocol;
 Hulp voor de (groeps)leerkracht bestaat hierin dat we systematisch
pesten zien als een probleem van de hele school. Bij de aanpak van dit
pestgedrag, dat vaak weerbarstig is helpen en ondersteunen we elkaar. We
wisselen expertise uit en geven tijd en aandacht aan elkaar.
4.3.1.
Aanpak van ruzies en pestgedrag in vier stappen
Stap 1
Er eerst zelf uit proberen te komen. Immers tijdens de kanjertraining leer je
ook hoe je op een goede manier ruzies kunt voorkomen en oplossen.
Stap 2
Op het moment dat je er zelf niet meer uit komt mag je hulp vragen aan de
leerkracht of een andere volwassenen.
Stap 3
De leerkracht en/of de andere volwassenen brengt de partijen bij elkaar om
het een en ander in een gesprek te verhelderen en probeert samen
(onderhandelend) een oplossing te vinden vanuit het principe ‘ik blij, jij blij’.
De oplossing leggen we vast in een afspraak of afspraken.
Stap 4
Bij herhaaldelijk pestgedrag neemt de leerkracht duidelijk stelling.
Pestgedrag is bij ons op school onacceptabel. Er volgen dan ook maatregelen
die variëren van een bestraffende waarschuwing tot strafmaatregelen. Bij
voortgaand pestgedrag worden de ouders ingeschakeld en in een later
stadium de directie. Uiteindelijk (in het extreme stadium) kan gekozen
worden voor ‘bijzondere maatregelen’ ( schorsing, verwijdering).
4.3.2.
Begeleiding van het gepeste kind
11
De begeleiding van het gepeste kind kan o.a. bestaan uit:
 Medeleven tonen;
 Het kind serieus nemen;
 Het kind laten zien, ervaren hoe je het best op pestgedrag kunt reageren;
 Observeren wat het kind doet voor en/of na het pestmoment;
 De sterke kanten van het kind benadrukken;
 Het negatieve zelfbeeld van het kind bestrijden;
 Het kind positief feedback geven bij gedrag dat werkt;
 Praten met de ouders van het gepeste kind;
 Het gepeste kind niet over-beschermen en voortdurend in de
slachtofferrol laten.
4.3.3.
Begeleiding van de pester
 Zoeken naar de redenen waarom het kind andere kinderen pest (de baas
willen zijn, jaloezie, verveling, problemen thuis, zich buitengesloten voelen
etc.);
 Het kind laten ervaren wat de gevolgen zijn van haar/zijn pestgedrag;
 Het kind laten zien welke ‘sterke’ kanten de gepeste heeft;
 Hulp inschakelen in de zin van SoVa-training;
 Het kind nogmaals goed wijzen op de afspraken en de regels in school;
 Een gesprek aangaan met de ouders en het kind dat pest;
 De pester leren niet meteen primair of kwaad te reageren, maar te
reageren als de tijger (kanjertraining).
4.3.4.
Consequenties
Pestgedrag kan bij de pester uiteindelijk leiden tot een aantal consequenties.
Deze consequenties kunnen de vorm aannemen van een straf. Hierin volgen we
altijd een bepaalde opbouw.
Fase 1
 Een of meerdere pauzes binnenblijven;
 Een bepaalde tijd nablijven;
 Een schriftelijke opdracht, zoals een reflectieve stelopdracht over
zijn/haar rol in het pestprobleem;
12
 Een bewustwordingsgesprek met de leerkracht;
 Afspraken maken met de pester en zijn/haar ouders en deze afspraken
iedere week evalueren.
Fase 2
 Bij aanhoudend pestgedrag de I.B.-er en/of de directie inschakelen;
 Indien nodig, deskundige hulp inschakelen;
 Indien nodig, plaatsing in een andere groep;
 Indien nodig kiezen voor een andere school;
 Indien nodig kiezen voor crisisopvang in relatie met het
samenwerkingsverband (de Loep).
Fase 3
In extreme gevallen kan er gekozen worden voor tijdelijke schorsing en of
verwijdering. De procedures hieromtrent staan beschreven in de map
‘Regelingen’ van Skoba. Deze map staat ter inzage op de beide locaties
(docentenkamer).
4.4. Adviezen voor ouders
4.4.1.
Adviezen aan ouders van meelopers en zwijgende middengroep
 Neem het probleem waarmee u wordt geconfronteerd serieus;
 Neem de ouders van het gepeste kind serieus;
 Ga na wat uw kind (bijvoorbeeld op de computer) doet;
 Praat met uw kind over de situatie op school en neem daarbij stelling voor
de gepeste;
4.4.2.
Adviezen aan ouders van kinderen die pesten
 Raak niet in paniek; elk kind loopt kans pester te worden;
 Probeer achter de mogelijke oorzaak van het pesten te komen;
 Maak uw kind gevoelig voor wat het anderen aandoet;
 Neem contact op met de leerkracht en vraag door;
 Lees informatie over pesten en de aanpak m.b.t. pesten;
 Laat uw kind (indien nodig) deelnemen aan een sociale vaardigheidstraining.
4.4.3.
Adviezen aan ouders van gepeste kinderen
13
 Neem het probleem serieus;
 Pesten op school kunt u het beste meteen met de leerkracht bespreken;
 Als blijkt dat uw kind al lange tijd wordt gepest, vraag dit een iets
uitgebreidere aanpak. Vraag informatie op en zorg voor goede contacten
met de leerkracht van uw kind;
 Onderneem acties om uw kind zijn/haar zelfvertrouwen terug te krijgen;
 Stimuleer uw kind weerbaar(der) te worden (sova training);
 Zorg er voor dat uw kind u altijd blijft vertrouwen;
 Blijf in gesprek met uw kind;
 Laat uw kind tekenen en/of opschrijven wat het heeft meegemaakt.
5. De kanjertraining
5.1. Inleiding
Op de Toermalijn vinden we de sociale veiligheid erg belangrijk. Als het
welbevinden van een kind niet goed is, zal het kind in zijn/haar ontwikkeling
ook onvoldoende ‘gedijen’. Alle leerkrachten, maar ook alle ouders (die we zien
als onze partners!) moeten willen bijdragen aan dit positieve en veilige
klimaat. De vraag hoe wij kijken naar kinderen en de wijze waarop we met
kinderen omgaan, staat beschreven in onze visie en missie.
(Meerjarenbeleidsplan 2014-2018).
We proberen kinderen dus inzicht te geven in hun gedrag en proberen
tegelijk voorbeelden van ‘Good Practice’ aan te dragen. We doen dit met het
instrument ‘kanjertraining’. De afgelopen drie jaar hebben vrijwel alle
collega’s de opleiding ‘kanjertrainer’ met een diploma afgerond. Dit betekent
dat wij ons vanaf 1 januari 2014 ‘kanjerschool’ mogen noemen.
Enkele aspecten van de kanjertraining zijn:
 We werken aan een positief zelfbeeld bij ieder kind;
 We proberen de kinderen inzicht te geven in de rollen die ze in een groep
kunnen spelen;
 We proberen de kinderen inzicht te geven in wat positief denken over een
ander inhoudt;
 We geven de kinderen voorbeelden van ‘kanjergedrag’.
14
5.2. De vier typen van de kanjertraining
De kanjertraining werkt aan de hand van vier gedragstypes, die door middel
van een pet zichtbaar worden gemaakt. Ieder type heeft gedragskenmerken.
Door de kinderen in contact te brengen met het gedrag van deze vier types
krijgen ze inzicht in hun eigen gedrag en in het gedrag van anderen
a)
Het type konijn
Het konijn is bang en teruggetrokken. Hij/zij vindt zichzelf waardeloos en
vindt dat anderen alles beter en mooier kunnen. Het konijn vindt zichzelf
zielig, komt niet voor zichzelf op en komt ook niet voor anderen op. Konijntjes
gaan met een grote boog om alle problemen heen. Ik houd me wel stil, dan heb
ik zo min mogelijk last. (Gele pet)
b) Het type pestvogel
De pestvogel vindt zichzelf enorm goed. Gelijker tijd vindt hij/zij de anderen
waardeloos. Hij/zij laat zijn/haar superioriteit aan iedereen voelen. Hij/zij
maakt haar/eigen regels en laat zich niets aan anderen gelegen liggen. De
pestvogel heeft geen respect voor anderen en voelt ook geen empathie.
Hij/zij is voortdurend op zoek naar conflicten, zodat hij/zij zijn/haar macht
kan tonen (zwarte pet).
c)
Type aap
De aap is de uitslover en meeloper. De aap wil er zo graag bij horen, maar
vindt zichzelf en ook anderen waardeloos. De aap is onzeker, maar probeert
dit te verbergen door ‘de clown’ uit te hangen ten koste van anderen. De aap
heeft grote bewondering voor de stoere pestvogel en is graag bij hem/haar in
de buurt. De aap geeft volop ‘benzine’ aan de pestvogel. De aap is het publiek
in het theater van de pestvolgel (rode pet).
d) De tijger
De tijger wordt ook wel de ’kanjer’ genoemd. De tijger denkt positief over
zichzelf, maar ook over de anderen. De tijger is tevreden. Hij/zij weet
wanneer het tijd is om in de bres te springen, maar ook wanneer het tijd is
om weg te lopen. Angst, agressie en humor zijn bij de tijger in balans. De
15
tijger lost problemen op door onderhandeling; brengt harmonie vanuit het
principe ‘ik blij, jij blij’.
5.3. Afspraken die bij de kanjertraining horen
 We vertrouwen elkaar;
 We helpen elkaar
 Niemand speelt de baas;
 We lachen elkaar niet uit;
 Niemand is zielig.
5.4. Waar gaat het bij de kanjertraining om?
 Dat we de kinderen met eenvoudige en heldere regels helpen en houvast
bieden;
 Dat we de kinderen handvatten aanreiken om beter om te kunnen gaan met
allerlei sociale situaties;
 Dat we uitgaan van een positieve levensvisie en proberen kansen te zien in
plaats van bedreigingen;
 Dat we de leerlingen leren een positief zelfbeeld te ontwikkelen.
5.5.
Wat zijn de doelen van de kanjertraining?
 De leerkracht wordt gerespecteerd;
 Pestproblemen worden hanteerbaar opgelost;
 Leerlingen durven zichzelf te zijn;
 Leerlingen voelen zich veilig op school;
 Leerlingen voelen zich bij elkaar betrokken;
 Leerlingen kunnen hun gevoelens onder woorden brengen;
 Leerlingen krijgen meer zelfvertrouwen.
16
Download