Spoedpatiënten op de poli KNO Doelstelling Dit document beschrijft de wijze waarop spoedpatiënten binnenkomen, worden gezien en behandeld. Toepassingsgebied Polikliniek KNO. Indicatie Spoed wordt bepaald door de huisarts. Hij belt de poli en overlegt met de secretaresse wanneer patiënt kan komen. Bloedende patiënten komen gelijk. Niet-bloedende patiënten komen op spoedplaatsen in het spreekuur. Medicatie N.v.t. Uitvoerder Secretaresse/assistente en de KNO-arts. Benodigdheden en middelen Telefoon. Computer. ChipSoft. Beschrijving De huisarts of zijn assistente, in opdracht van de huisarts, maakt telefonisch een afspraak met de secretaresse/assistente. De secretaresse noteert de naam en geboortedatum van de patiënt. Er wordt een decursusvel uitgedraaid. Spoedafspraken worden genoteerd op het whiteboard in het kantoor. Hier wordt ook een verdeling gemaakt wie het spoedgeval moet zien. Als beide KNO-artsen aanwezig zijn, dan is de dienstdoende KNO-arts degene die de spoedpatiënt ziet. Zijn er meer spoedgevallen, dan worden ze verdeeld. ‘s Morgens is de spoedtijd tussen 10.00 – 11.00 uur en ’s middags in overleg en afhankelijk wie er dan op de poli is. Bloedende spoedgevallen komen direct. Bij binnenkomst van patiënt moet hij een ponskaartje laten maken. Bij melden op de KNO-poli wordt afspraak in ChipSoft gezet onder de code ACU-N of ACU-H. Patiënt wordt zo spoedig mogelijk gezien. Patiënt kan nooit zelf een spoedafspraak maken. Sommige patiënten hebben een aantekening in ChipSoft ‘mag komen bij klachten’. Deze patiënten bellen naar de polikliniek en zeggen dat ze deze aantekening hebben. De secretaresse controleert of dit juist is en spreekt met de patiënt een tijd af waarop hij mag komen. Deze afspraak wordt behandeld als een spoedje. Begrippen, definities en afkortingen KNO: Keel, Neus, Oor. ACU-N: acuut nieuwe patiënt. ACU-H: acuut herhaling patiënt.