De hele persoon “Ik wou dat ik kwader kon worden”, zegt ze, tegen het einde van het gesprek. “Ik was niet het type. Ik was timide. Ik vond het moeilijk om iets te vragen. Als de persoon aan de andere kant van de tafel niet luisterde, dan drong ik niet aan, en keerde ik terug naar huis.” Ze lijkt niet langer zo timide. Maar toch is dat het spoor dat ze in haar eigen leven ontdekt. Ze had zich neergelegd bij een man die haar leven regelde en met wie het eigenlijk niet klikte. Ze was zwanger van hun vijfde kind toen ze ontdekte dat hij een parallelleven leidde met de buurvrouw, die ook zwanger was en al een kind van hem had. Ze verhuisde met haar kinderen van Brussel, waar ze was opgegroeid, naar Gent. “Hij leeft nu met haar.” In haar herinnering kreeg ze niet de tijd om even op adem te komen. “Ik had de indruk dat ik voortdurend ingehaald werd door mijn verleden.” Dat was niet alleen de echtgenoot, maar ook een vader die ze al jong aan kanker verloor, een moeder die alleen voor zes kinderen moest instaan, en drie broers die voortijdig stierven. Terwijl ze met dat alles in de knoop zat, en zonder kennis van het Nederlands werkloos was in Gent, probeerde men haar te activeren. Ze moest, vond men, in Brussel aan de slag, want daar zou haar gebrekkige kennis van het Nederlands geen hinderpaal vormen. Zo erg is dat niet, zei men, een half uur trein. Maar zij zag dat anders: een halfuur naar het station, een halfuur van het station naar werk in Brussel, twee keer anderhalf uur. Ze argumenteerde dat ze dan niet voor haar kinderen kon zorgen. “Je hebt die kinderen zelf gewild”, zei men haar, en dat klopte ook wel. “Maar ik heb nooit voor dit leven van alleenstaande moeder gekozen. Ik dacht dat het zou lukken met mijn echtgenoot. Ik zei: ik zie het me niet te doen, in Brussel werken. Ik wilde best Nederlands leren en in Gent werken.” Maar de lessen Nederlands leverden niet veel resultaat op. Ze verklaart dat niet echt. Niet iedereen heeft een kop voor taal, zegt ze. En: “Als je twee of drie keer gefaald hebt, dan weegt dat.” Haar vriendinnen spreken Frans of Arabisch met haar. Op den duur werd haar werkloosheidsuitkering gestopt en kwam ze bij het OCMW terecht, waar de assistente niet geneigd was leefloon toe te kennen. Dat liet maanden op zich wachten.De schulden stapelden zich op. Deurwaarders klopten aan. Ze leefde van de goedheid van anderen, zij en haar kinderen hielden zich een tijdlang warm via het kookfornuis van haar zus. Ze was depressief. “Als dat nog veel langer zo was gegaan, was ik misschien in de psychiatrie beland.” Ze ontving uiteindelijk het achterstallige leefloon, maar was niet langer in staat het geld te beheren. De eerdere assistente werd vervangen (ze werd later ontslagen) en voor het eerst sinds lang verminderen de problemen eerder dan ze toenemen. De schulden zijn onder controle, ze werkt aan haar psychische problemen. “Het gaat nog op en neer, maar ik heb weer smaak in het leven.” Ze schildert. Ze gaat opnieuw lessen Nederlands volgen. Op termijn zoekt ze allicht werk als rijinstructeur voor anderstalige vrouwen. Dat werk deed ze eerder op semi-clandestiene wijze en het lag haar wel. Wat heeft ze geleerd uit haar parcours? “Alles hangt af van de mens aan de andere kant van de tafel. Ik heb niet gelogen tegen de eerste assistente, en niet gelogen tegen de tweede. Die eerste heeft misschien met het reglement in de hand de juiste beslissing genomen. Zij zag me niet als persoon met een onverwerkt verleden, en met vijf kinderen die om aandacht vroegen, als iemand die een pauze nodig had, iemand die een vzw oprichtte en vrijwilligerswerk deed. Dat alles deed er voor haar niet toe.” Met de nieuwe assistente klikt het wonderwel. “Zij doet niet gewoon haar job, ze probeert me te begrijpen. Ze slaagt daar niet helemaal in, maar dat doe ik zelf ook niet.” Journalist Rudi Rotthier is tijdelijk verhuisd naar de Gentse Rabotwijk. Elke week bericht hij in Reporter over het alledaagse leven in de Elyzeese Velden.