Interview En dán wordt het pas echt psychologie… Door Francine Aarts, assistent-uitgever bij Hogrefe Uitgevers Sinds Albert Ellis meer dan 50 jaar geleden voor het eerst publiceerde over de Rationeel-emotieve therapie (RET), is deze behandelvorm uitgegroeid tot een van de meest gebruikte therapieën die vandaag de dag wordt toegepast. Henk Hermans schreef met Rationeel Emotieve Gedragstherapie in de praktijk een toegankelijke en praktische werkwijzer voor professionals. Hogrefe vroeg hem wat RET nu zo bijzonder maakt. Wat onderscheidt RET van andere vormen van therapie? Anders dan andere therapieën heeft RET een heel duidelijke filosofische en zelfs existentiële benadering van psychische klachten. Grondlegger Albert Ellis werd sterk geïnspireerd door verschillende filosofische stromingen. Hij verwijst met name naar de stoïcijnen, maar bijvoorbeeld ook naar de basisbeginselen van het boeddhisme: in het leven komt nu eenmaal lijden voor, maar we kunnen dat lijden wel beïnvloeden. Die realistische kijk komt ook terug in het nuchtere, niet-romantische mensbeeld dat aan RET ten grondslag ligt: mensen zijn van nature geneigd zich druk te maken en dingen belangrijker te maken dan ze zijn. In therapie kun je cliënten leren om daar mee om te gaan, maar dan nog zullen ze bepaalde onvolkomenheden hebben – dat is ook niet erg. Ik heb de indruk dat veel vormen van therapie er op gericht zijn om mensen volledig klachtenvrij te maken, maar dat vind ik niet realistisch. RET past wat dat betreft beter bij hoe ik de mens zie. In je boek zeg je dat de psychotherapie ‘complaint centered’ is geworden in plaats van ‘client centered’. Wat bedoel je daarmee? Die uitspraak sluit aan bij de huidige discussie over de komst van de DSM-V en de medicalisering van psychische klachten. Albert Ellis heeft vanaf het begin gezegd dat je cliënten heel goed kunt helpen om zich beter te voelen zonder eerst een DSM-diagnose te stellen. Hij stelde dat het vooral belangrijk is om te werken met datgene wat de cliënt ter tafel brengt. Dat is een visie die tegenwoordig weer terug lijkt te komen. Als therapeut loop je het risico dat je jezelf te veel laat leiden door diagnoses of de theorie die je volgt. Dat risico kent RET net zo goed. Je moet daar als therapeut op bedacht zijn. Ik vind het belangrijk om mij als therapeut bewust te zijn van waar ik mee bezig ben en om labels of theorieën niet klakkeloos toe te passen. Hoe verhoudt RET zich tot de cognitieve gedragstherapie (CGT)? RET is één van de pijlers van CGT, tegenwoordig een van de modernste en meest evidence-based vormen van psychotherapie. RET en CGT komen op een aantal vlakken overeen, maar het verschil is de eerder genoemde filosofische benadering van RET. Waar cognitieve gedragstherapie er voornamelijk op gericht is om de klachten van de cliënt te verminderen, gaat RET dieper in op de onderliggende oorzaak van die klachten. Daardoor kun je een relatie met een cliënt ontwikkelen die je als gedragstherapeut toch niet zo snel zou krijgen. Past zo’n diepgaande behandeling wel in de huidige tijdsgeest, waarin we vooral zo snel mogelijk van onze klachten af willen? Het is inderdaad zo dat we over het algemeen snel van onze klachten af willen; dat is heel natuurlijk. Er zijn klachten die heel goed aangepakt kunnen worden met cognitieve gedragstherapie. Stel dat er iemand in mijn praktijk komt met een specifieke klacht, bijvoorbeeld een paniekstoornis. Ik zal dan niet direct RET aanbieden, maar kijk eerst of ik die klacht inzichtelijk kan maken met behulp van protocollen uit de gedragstherapie en probeer van daaruit de klacht aan te pakken. Maar als de cliënt zich afvraagt waar die paniekstoornis nu eigenlijk vandaan komt, dan komt RET om de hoek kijken. Het blijkt bijvoorbeeld dat mensen die een paniekstoornis ontwikkelen vaak heel dwangmatig naar zichzelf kijken, allerlei dingen van zichzelf moeten en daardoor zichzelf overbelasten. Voor die mensen biedt RET meer mogelijkheden om wat dieper te gaan in de behandeling. Een tweeledige aanpak, als ik het goed begrijp? Klopt, je kunt zo diep gaan als je zelf wilt. Ik zie RET als een soort tweetrapsraket: je kunt je in eerste instantie richten op het managen van de klachten en, als daar behoefte aan is, kun je je richten op de onderliggende oorzaken van die klachten. Sommige cliënten willen zo snel mogelijk van hun klachten af, maar zeker in mijn praktijk zie ik veel mensen die wel degelijk geïnteresseerd zijn in de vraag of hun problemen te maken hebben met de manier waarop ze naar zichzelf en de wereld kijken. En dan wordt het voor mij pas echt interessant, dan wordt het pas écht psychologie. Henk Hermans is klinisch psycholoog, psychotherapeut en heeft een eigen praktijk voor eerstelijnspsychologie, psychotherapie en bedrijfszorg. Hij is een van de initiatiefnemers van de Angstpoli en auteur van diverse zelfhulpboeken gebaseerd op RET, waaronder Ik ben zo moe, Aan de slag! en Ligt het aan mij? Zie voor meer informatie: www.rationeelemotievetherapie.nl.