Toets Havo: Wat is maatschappijleer/Rechtsstaat Hoofdstuk 1: par 1 t/m 3 Hoofdstuk 2: Par 1 en 2 1.Lees tekst 1, de vragen staan er onder. Tekst 1 Elke donderdag haal ik mijn buurkinderen (10 en 6 jaar) uit school. Ze zijn dan tot ongeveer 6 uur bij mij. Ik ben met deze burendienst zes jaar geleden begonnen. Overigens met veel plezier en toewijding. De laatste twee jaar word ik regelmatig geconfronteerd met racistische uitspraken van de oudste. Een uitspraak die ze doet is een letterlijke kopie van de woorden die Rob Oudkerk (oud-wethouder van Amsterdam) ooit over Marokkanen heeft gebezigd. Daarna volgt steevast de mening dat papa vindt dat buitenlanders terug naar hun eigen land moeten. Ik ga (natuurlijk?) niet in discussie met haar, negeer haar opmerkingen of vertel iets bijzonders of leuks over mensen die uit een ander land komen. Dan kan ik gelukkig makkelijk, omdat ik in mijn werk veel met buitenlandse mensen te maken had. Maar het stoort me bijzonder dat ouders hun kinderen op deze manier belasten. Wat kan ik doen? (Een buurvrouw (63) uit Voorburg) Bron: VK Magazine van 10 september 2011, uit de rubriek ‘Wat zou u doen?’. 1A. Leg uit wat normen en waarden zijn. (1 punt) Normen: zijn opvattingen over hoe je op grond van een bepaalde waarde behoort te gedragen. Waarden: een uitgangspunt of principe dat mensen belangrijk en nastrevenswaardig vinden B. In welk opzicht is een samenleving te vergelijken met een gezin? (1 punt) Zowel in het gezin als in de samenleving zijn er regels, afspraken en gezamenlijke en verschillende belangen. C. Over welke machtsmiddelen beschikt de buurvrouw uit tekst 1? (1 punt) Kennis, beroep/functie. En de informele macht om het kind en de ouders te benvloeden. D. Waarvan is sprake als mensen in een land het gevoel hebben bij elkaar te horen? Noem het begrip. Sociale cohesie (1 punt) E. Wanneer spreken we van een maatschappelijk probleem? Noem 3 kenmerken. (1 punt:)) Grote groepen, overheid moet zich hiermee bezighouden, tegenstellingen 2 kenm= 0.5 en 3 =1) F. Geef aan de hand van de bovengenoemde kenmerken aan hoe het persoonlijke probleem van de buurvrouw een maatschappelijk probleem zou kunnen zijn. (1 punt) Als er teveel mensen zo denken dat krijg je onrust en tweedeling in de samenleving, meer racisme, discriminatie etc… 1 2. Bedenk een voorbeeld van een waarde én een bijbehorende norm die botsen met jouw eigen belang. Leg uit waarom. (1 punt) Eigen antwoord Eigen uitwerking leerling. Voorbeeld van een norm en waarde die botsen met die van een gelovig iemand: - Waarde: volop en zo veel mogelijk genieten van het leven. - Norm: op zondag lekker gaan stappen. 3. Wat is het verschil tussen macht en invloed? (1 punt) Bij macht kun je bepalen hoe een ander zich moet gedragen. Soms is macht vastgelegd in regels en wetten (gezag). Invloed is minder sterk en informeel: het is niet vastgelegd in wetten en regels. 4. Wat is het verschil tussen informele en formele macht? Leg uit en geef van elk een voorbeeld. (2 punten) Informele macht: niet vastgelegd Formeel macht: vastgelegd Eigen antwoord: docent, ouders, politie, vrienden etc.. 5. - “Wij Amerikanen hoeven geen mensen te tolereren die geweld tegen ons steunen, door iets te bouwen op de plek waar we dat geweld hebben zien gebeuren. Dit is geen kwestie van religieuze vrijheid. Maar ik ben totaal tegen welke poging ook de sharia-wetgeving op te leggen aan de Verenigde Staten, en we zouden een federale wet moeten hebben die zegt dat onder geen beding, in welke jurisdictie ook in de Verenigde Staten, sharia zal worden gebruikt in enige rechtbank om enig oordeel uit te spreken over Amerikaanse wetgeving.” Newt Gingrich, voormalig voorzitter van het Amerikaanse Huis van Afgevaardigden (over de ‘moskee bij Ground Zero’), 18-09-2010 - “Als burger, en als president, geloof ik dat moslims hetzelfde recht hebben hun geloof uit te oefenen als wie ook in dit land. Dat betekent ook het recht om een gebedshuis en gemeenschapscentrum te bouwen op privéterrein in het zuiden van Manhattan, als dat toegestaan wordt door de plaatselijke regels en verordeningen.” President Barack Obama (over de ‘moskee bij Ground Zero’), 14-09-2010 5A. Welk soort grondrecht is het recht op vrijheid van godsdienst? (1 punt) 2 Klassieke grondrecht B. Welke machtsbronnen kan men inzetten om het gedrag van mensen te beïnvloeden? Noem er vier en leg er daarvan twee uit. ( 2punten) (2 punten: 4 machtbronnen = 1 punt + uitleg van twee is: 1 punt) Kennis, aantal, geweld, geld, functie/beroep, aanzien Uitleg: eigen antwoord C. Leg in je eigen woorden uit wat idealen zijn en noem drie idealen uit de bovenstaande citaten. (2 punten) 2 punten (uitleg: 1 punt + drie idealen =1 punt) Waarden die op concreet niveau liggen en die je heel graag wil verwezenlijken, noemen we idealen. Joost heb jij deze antwoorden? Koppeling idealen en tekst? Een onafhankelijk USA zonder invloeden van buiten: Maar ik ben totaal tegen welke poging ook de sharia-wetgeving op te leggen aan de Verenigde Staten Alle godsdiensten leven naast elkaar: moslims hetzelfde recht hebben hun geloof uit te oefenen als wie ook in dit land. Vrijheid van vereniging, iedereen mag eigen club vormen: Dat betekent ook het recht om een gebedshuis en gemeenschapscentrum te bouwen D. Wat zijn de vier thema’s die worden behandeld bij maatschappijleer? Plur, verz. Parl dem, rech (1 punt) E. Koppel aan elk citaat een thema. Geef vervolgens aan wat dit thema met de citaten te maken heeft. Eigen antwoord. Meerdere antwoorden mogelijk (2 punten) 6. Leg met een duidelijk voorbeeld het verschil uit tussen objectiviteit en subjectiviteit. (1 punt) Eigen voorbeeld: 7. Leg het begrip referentiekader uit en geef ook een voorbeeld. (1 punt) Referentiekader: alles wat je bezit aan kennis, ervaringen, normen en waarden en gewoonten 8. Leg het verschil uit tussen manipulatie en indoctrinatie. Geef tevens van beide een voorbeeld. (2 punten) Manipulatie: in dit geval worden feiten opzettelijk weggelaten of verdraaid zonder dat de ontvanger dit merkt Indoctrinatie: waarbij langdurig, systematisch en heel dwingend eenzijdige opvattingen en meningen worden opgedrongen aan het publiek Eigen voorbeeld 3 9. Lees de volgende krantenkoppen: - Osama bin Laden is dood, nu het ‘Bin Ladisme’ nog. NRC.nl, 4 mei 2011 Official: Bin Laden dead. GOT HIM. Vengeance at last! US Nails the bastard. New York Post, 5 mei 2011 ROT IN HELL! Obama: U.S. team kills Bin Laden in fire fight. Daily News, 5 mei 2011. 9A. Haal uit bovenstaande krantenkoppen drie feiten en drie meningen. Bijv: (2 punten) Mening: rot in hell, vengeance at last, the bastard Feit: bin laden dood, us erbij betrokken, fire fight B. Welke normen, waarden en belangen dominant zijn is afhankelijk van een drietal factoren. Welke zijn dat? (1 punt) Tijd, plaats, groep C. Geef aan hoe één van deze factoren op deze krantenkoppen van toepassing is. ( 1 punt) Eigen antwoord D. Welke drie vragen kun je stellen om te checken of een informatiebron betrouwbaar is? (2 punten) Bronvermelding? Duidelijk onderscheid feiten en meningen? Verschillende kanten bekeken? 10. Wat is het verschil tussen maatschappelijke normen en rechtsnormen? (1 punt) Maatschappelijke normen: normen die voortkomen uit tradities, geloof en gewoonten. Vaak ongeschreven Rechtsnormen: gedragsregels die door de overheid wettelijk zijn vastgelegd 11. De verhouding tussen overheid en burgers staat centraal in het: (1 punt) A. B. *C. D. staatsrecht. ondernemingsrecht. bestuursrecht. privaatrecht of burgerlijk recht. 12. Als de gemeente een nieuwe weg wil aanleggen, dan moet zij alle belanghebbenden de mogelijkheid geven bezwaar te maken tegen die weg. Onder welk rechtsgebied valt dit? (1 punt) A. Staatsrecht. *B. Bestuursrecht. C. Privaatrecht. D. Ondernemingsrecht. 13. Een jongen verkoopt zijn scooter aan een klasgenoot, maar deze weigert te betalen. Dit is een zaak voor het: (1 punt) 4 A. *B. C. D. strafrecht. burgerlijk recht. staatsrecht. vermogensrecht. 14. Leg met een voorbeeld de Ne bis in idem-regel uit. (1 punt) eigen voorbeeld: na uitspraak rechter kan je niet twee keer voor hetzelfde delict worden vervolgd 15 . In Nederland is sprake van een trias politica. a. Waarom is de trias politica een belangrijk uitgangspunt in een democratie? Gebruik in je antwoord het principe van ‘checks and balances’. (1 punt) Joost!? Burgers in een democratische staat kiezen hun volksvertegenwoordiging. In NL de 2e kamer en daarmee (een groot deel) van de controlerende macht. Deze macht kan door de trias politica invloed uitoefenen op de andere twee machten die zeer van belang zijn voor het beleid en de uitvoering ervan in het land: de uitvoerende en de rechtgevende macht. De controlerende macht heeft echter niet alle macht, er is sprake van checks en balances, omdat dit ingaat tegen het idee van verkiezingen en het uit handen geven (door volk) van macht en in handen geven van verantwoordelijkheid (aan politici e.a.). b. Waarom is de trias politica een belangrijk uitgangspunt in een rechtsstaat? Gebruik in je antwoord het principe van ‘checks and balances’. (1 punt) Joost!? De rechter oordeelt op basis van bestaande wetten. Dit principe komt in gevaar als de uitvoerende of de controlerende machten meer invloed zouden uit oefenen op de rechtgevende macht, er dus geen checks and balances zouden zijn. Dan wordt er meer geoordeeld op basis van de stem van het volk of naar de regeringsideeen op dat moment. c. Wat is het doel van machtenscheiding? (1 punt) Het doel was dat niet één persoon of instantie alle politieke macht heeft. De scheiding der machten moest absolutisme en dictatuur onmogelijk maken 16. In een rechtsstaat: (1 punt) I. is de rechterlijke macht niet gebonden aan beslissingen van de minister van Justitie. II. is de rechterlijke macht niet gebonden aan de wetgeving die door het parlement is vastgesteld. III. moet de rechter rekening houden met de wensen en eisen van de burgers. IV. moet de rechter rekening houden met de wensen en eisen van de slachtoffers. A. I, II en IV zijn juist. B. I en III zijn juist. *C. Alleen I is juist. D. I en IV zijn juist 17. Welke van de volgende kenmerken van een rechtsstaat is een noodzakelijke voorwaarde? (1 punt) I. De wetgevende en rechtsprekende macht zijn gescheiden. 5 II. III. IV. A. B. C. *D. Burgers accepteren het gezag van het bestuur. Er is een grondwet opgesteld. De bevolking heeft klassieke en sociale rechten. I, II en III zijn juist. III en IV zijn juist. I, III en IV zijn juist. Alle antwoorden zijn juist. 18. In de grondwet staat beschreven: I. hoe overheid en burgers met elkaar om moeten gaan. II. dat alle burgers gelijk zijn. III. op welke misdrijven gevangenisstraf staat. IV. dat een minister nooit voor de rechter kan verschijnen. *A. I en II zijn juist. B. Alleen I is juist. C. I, II en IV zijn juist. D. Alle antwoorden zijn juist. (1 punt) 19. I. Sociale grondrechten zijn rechten die bij de rechter zijn af te dwingen. II. Klassieke grondrechten zijn rechten die alleen de overheid kan garanderen. (1 punt) A. I is juist, II is onjuist. *B. I is onjuist, II is juist. C. I en II zijn beide juist. D. I en II zijn beide onjuist. 6