`Stekende en zware pijnen` Hoe de Katholieke Kerk reageerde op

advertisement
‘Stekende en zware pijnen’
Hoe de Katholieke Kerk reageerde op de Holocaust
Sarah Birebi
4014545
Bachelor eindwerkstuk: Onderzoeksseminar III A
Dr. J.P.M. Koch
7 januari 2015
1
Inhoudsopgave
Inleiding
1.De geschiedenis van antisemitisme binnen de Katholieke Kerk
2.Paus Pius XII en de Holocaust
3.Het Tweede Vaticaans Concilie en de verklaring ‘Nostra Aetate’
4.Het bezoek van Paus Johannes Paulus II aan Israël in 2000
Conclusie
Literatuurlijst
Bijlage
3
6
15
23
28
31
35
37
Bron voorpagina: N. Lamdan en A. Melloni, Nostra Aetate: Origins, Promulgation, Impact
on Jewish-Catholic Relations (Jerusalem 2005).
2
Inleiding
‘The Holocaust cannot be fully measured by the ordinary criteria of historical research alone.
It calls for a ‘’moral and religious memory’’ and, particularly among Christians, a very
serious reflection on what gave rise to it.’- We Remember: A Reflection on the Shoah.1
In maart 1998 werd door de Heilige Stoel Commissie voor religieuze relaties met de Joden het
document: ‘We Remember: A Reflection on the Shoah’ vrijgegeven. Dit document werd
gezien als het langverwachte statement van de kerk over de houding van het Vaticaan tijdens
de Holocaust. Maar, vooral in joodse kringen werd het document matig ontvangen. In het
document werd het nazi-antisemitisme strikt gescheiden van het christelijk antisemitisme. Dit
was volgens vele joden, maar ook christenen, onterecht. Zij meenden dat er geen
verantwoordelijkheid werd genomen voor het falen van de christenen met betrekking tot de
Holocaust. Er werd te weinig gesproken over de tekortkomingen van het Rooms-Katholieke
leiderschap gedurende de Holocaust. Hierdoor werd de dubieuze impressie gewekt dat de
achterban van de Katholieke Kerk, meer dan de katholieke leiders van het Vaticaan,
verantwoordelijk waren voor het onjuist optreden tijdens de Holocaust.2
Hieruit blijkt dat de controverse rond de Katholieke Kerk en de Holocaust decennia na
de Tweede Wereldoorlog nog een grote rol speelt in het publieke debat. De rol van paus Pius
XII tijdens de Tweede Wereldoorlog met betrekking tot de Jodenvervolging is na de oorlog
sterk bekritiseerd en nog steeds wordt hierover door verschillende historici en theologen
gediscussieerd. Deze kritiek heeft alles te maken met de omstreden geschiedenis van
antisemitisme binnen de Katholieke Kerk.
Antisemitisme is een eeuwenoud fenomeen en heeft er voor gezorgd dat er sprake was
van gespannen verhoudingen tussen de Katholieke Kerk en het jodendom. De Amerikaanse
historicus Robert Micheal stelt in zijn boek A History of Catholic Antisemitism dat het bijna
onmogelijk is om voorbeelden te vinden van antisemitisme die alleen gebaseerd zijn op
raciale, economische of politieke aspecten los van de religieuze context. Als een belangrijk
voorbeeld ziet hij de Rassenwetten van Neurenberg uit 1935. Ook hierbij moest er worden
teruggegrepen op religieus antisemitisme, aangezien er volgens Michael geen sprake is van
‘het joodse ras’.3 Het antisemitisme bereikte tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn hoogtepunt.
1
C. Rittner en J. K. Roth, Pope Pius XII and the Holocaust (Leicester 2002) 274.
Rittner en Roth, Pope Pius XII and the Holocaust, 274.
3
R. Michael, A history of Catholic Antisemitism:the Dark Side of the Church ( New York 2008) 1.
2
3
Maar ook na 1945 bleef er sprake van religieus antisemitisme. De verhoudingen tussen de
Katholieke Kerk en het jodendom bleven gespannen. Het werd paus Pius XII verweten dat hij
zich niet openlijk uitsprak over de Jodenvervolging terwijl hij hier destijds al wel van af zou
hebben geweten. Bovendien stelt de Nederlandse historicus Bart Wallet in zijn artikel ‘Het
‘joodse gelijk’ en de ‘niet geboete schuld’ dat de stichting van de staat Israël in 1948 een grote
bron van conflict vormde. De Katholieke Kerk steunde deze stichting niet. Dit had twee
redenen. De eerste is dat de Katholieke Kerk Jeruzalem graag wilde internationaliseren, zodat
het Vaticaan hier een grote zeggenschap zou hebben. Maar dit plan mislukte tijdens de eerste
Arabische-Israëlische oorlog toen de Joodse staat een deel van Jeruzalem veroverde. De
tweede reden was nog belangrijker voor de Katholieke Kerk. In het huidige Israël woonde
destijds veel christelijke Palestijnen die hun onvrede uitten over de stichting van een Joodse
Staat. Ook katholieken uit naburige Arabische landen zagen de Joodse Staat niet zitten. Er
werd besloten dat het Vaticaan een zekere afstand moest houden tot de staat Israël om zo niet
de positie van de kerk en van de katholieken in de Arabische wereld in gevaar te brengen.
Daarom erkende het Vaticaan de staat Israel niet.
Het is belangrijk om het niet accepteren van de staat Israël door het Vaticaan in een
bredere historische en religieuze context te plaatsen. Er moet een verband worden gelegd met
de traditie van katholiek antisemitisme. De Joden werden door de Katholieke Kerk
beschouwd als Godmoordenaars, schuldig aan de dood van Jezus Christus.4 Deze
beschuldiging werd pas in 1965 ingetrokken tijdens het Tweede Vaticaans Concilie, een
vergadering vanuit de Katholieke Kerk, toen de verklaring ‘Nostra Aetate’ werd geschreven
door het Vaticaan. Deze verklaring kan gezien worden als een belangrijk moment waarin er
een omwenteling plaats vond in de houding tegenover de Joden.5
Het is erg interessant om de geschiedenis van het Katholiek antisemitisme te
bestuderen, zeker gezien de enorme controverse die dit opleverde na de Tweede
Wereldoorlog. Voor dit onderzoek is daarom de volgende onderzoeksvraag gesteld: Hoe heeft
de Katholieke Kerk gereageerd op de Holocaust in het licht van haar eigen geschiedenis van
religieus antisemitisme? Om een goed antwoord te krijgen op deze vraag zijn er drie
hoofdstukken geschreven. Allereerst zal de geschiedenis van antisemitisme binnen de
B.Wallet, Het ‘joodse gelijk’ en de ‘niet geboete schuld’: Nederlands-joodse ambivalentie rond het Tweede
Vaticaans Concille (Trajecta 2013) 1,2.
5
J. Brouwers, ‘Tweede Vaticaans Concilie’
http://www.lucepedia.nl/asp/invado.asp?t=media_detail&id=20857&d_id=170 (8 november 2014).
4
4
Katholieke Kerk worden beschreven, maar ook ander vormen van antisemitisme komen aan
bod. Dit hoofdstuk is verdeeld in kleine hoofdstukken. Er zal worden gekeken hoe lang dit al
bestaat en waar dit vandaan komt. Ook wordt er gekeken in hoeverre dit antisemitisme is
opgenomen binnen de Katholieke Kerk en hoe dit zich uitte. De antisemitische Goede Vrijdag
liturgie zal hier een grote rol in spelen.
Vervolgens zal de rol van paus Pius XII met betrekking tot de Holocaust worden
bestudeerd. Deze rol is zoals gezegd zeer controversieel en daarom wordt aan de hand van
verschillende publicaties van historici gekeken in hoeverre hij afwist van de Jodenvervolging
en wat hij heeft geprobeerd hier tegen te doen. Bovendien is het interessant om te kijken in
hoeverre de houding die de paus aannam, met betrekking tot de Jodenvervolging, te maken
had met het heersende antisemitisme binnen de Katholieke Kerk.
Daarna zal het Tweede Vaticaans concilie en vooral de verklaring ‘Nostra Aetate’
worden bestudeerd. Waarom werd dit concilie gehouden en waarom duurde het zo lang voor
dat er een verklaring kwam waarin werd gesproken over het antisemitisme van de Katholieke
Kerk? Uiteraard wordt er ook gekeken naar de inhoud van de verklaring en de betekenis
hiervan.
Het laatste hoofdstuk gaat over het bezoek van paus Johannes Paulus II aan Israël in
2000. Het is interessant om hier naar te kijken aangezien het sinds het Tweede Vaticaans
Concilie vrij lang heeft geduurd voordat een paus Israël bezocht. Hetgeen natuurlijk alles te
maken heeft met de gespannen verhoudingen tussen de Katholieke Kerk en de joden.
Bovendien wordt er gekeken wat dit bezoek voor betekenis had voor de joodse gemeenschap
in Israël en wat dit heeft betekend voor de relatie tussen de Katholieke Kerk en de joden. Tot
slot wordt er in de conclusie een antwoord gegeven op de hoofdvraag van het onderzoek.
5
1. De geschiedenis van antisemitisme binnen de Katholieke Kerk
Vormen van antisemitisme
In dit onderzoek wordt de nadruk gelegd op katholiek (religieus) antisemitisme. Het is echter
van belang om de bredere context te bestuderen door naar het christendom in zijn geheel te
kijken. Bovendien moet er een onderscheid worden gemaakt tussen drie vormen van
antisemitisme, namelijk: racistisch, sociaal-politiek en religieus antisemitisme. Het racistisch
antisemitisme stamt uit de negentiende eeuw, grotendeels gebaseerd op het sociaaldarwinisme. Volgens het sociaal-darwinisme was er sprake van een rassenstrijd. Het blanke
ras en speciaal het ‘arische ras’ stond aan de top van de rangorde. De joden vormden het
laagste ras op deze “raciale ladder”, zij vormden een “parasitair mengras” van
“Untermenschen”. De joden waren de tegenhangers van de “Übermenschen”. Deze vorm van
antisemitisme werd in de twintigste eeuw verwerkt in de ideologie van het
nationaalsocialisme van de nazi’s. Het raciaal antisemitisme werd door het christendom niet
gesteund. Het werd door christenen afgewezen en gezien als een vorm van “nieuwheidendom”, immers het was strijdig met de inhoud van Genesis.
In de negentiende eeuw ontstond ook het sociaal-politieke antisemitisme. Er
ontwikkelde zich een politieke mythe waarin de joden binnen de moderne natiestaten van
Europa als een staatsgevaarlijke ‘vijfde colonne’ werden gezien. De joden probeerden de ‘law
en order’ van de maatschappij te destabiliseren. De joden waren volgens deze vorm van
antisemitisme verantwoordelijk voor de veelvoudige politieke revoluties, de bloei van het
socialisme en later het communisme, het anarchisme, het feminisme, vrijmetselarij, kritische
journalistiek, kapitalistische overmacht en zelfs voor het neo-malthusianisme. Deze vorm van
antisemitisme kan daarom gezien worden als antimodern. Immers, de joden werden ervan
beschuldigd de moderne ontwikkelingen van de negentiende eeuw te hebben veroorzaakt. De
Nederlandse theoloog Theo Salemink stelt dat dit sociaal-politieke antisemitisme ook
christelijke kerken binnen drong. Dit verschilde echter wel per land. In Nederland had aan het
einde van de negentiende eeuw de mythe over “een joodse samenzwering” aanhang gekregen
onder ultramontaanse katholieken. In de jaren dertig van de twintigste eeuw kreeg deze mythe
ook aanhang onder katholieke jongeren en katholieke standsorganisaties voor arbeiders. Een
bekende aanhanger van deze mythe was de katholieke priester Johannes van der Ploeg O.P .
Ook uit protestantse kringen kwamen sociaal-politieke antisemitische uitlatingen, zoals van de
antirevolutionaire politicus Abraham Kuyper en predikant Francis van Gheel Gildemeester.
6
Volgens Salemink was dit sociaal-politiek antisemitisme vaak verbonden met religieus
antisemitisme.6
Over religieus antisemitisme zal in dit hoofdstuk verder worden geschreven. Hierbij
ligt de focus vooral op katholiek antisemitisme. Maar zoals al eerder duidelijk is geworden,
was er niet alleen binnen de Katholieke Kerk sprake van antisemitisme. Een belangrijk
antisemitisch figuur was de Duitse protestantse theoloog en voorman van de reformatie,
Maarten Luther (1483-1546). Zijn antisemitische houding had niets te maken met rassenhaat,
maar met zijn theologie; rechtvaardiging door het geloof alleen. De christelijk gereformeerde
predikant Cees van Atten stelt dat Luther aanvankelijk redelijk positief was over de joden. Het
was volgens Luther niet vreemd dat de joden zich nooit bekeerd hadden, aangezien de kerk in
zeer slechte staat was. Luther was van mening dat de joden bekeerd moesten worden tot het
hervormde christendom. Dankzij de Reformatie was het evangelie weer zichtbaar geworden.
Hij verwachtte daarom dat na de Reformatie de joden zich wel zouden bekeren tot het
christendom. Toen dit uitbleef was hij teleurgesteld en sprak hij steeds negatiever over de
joden. In 1543 verscheen zijn boek ‘Von den Juden en Ihren Lügen’ waarin hij zijn
antisemitische houding tegenover de joden uitte. De leugens van de joden betreffen volgens
hem de Bijbelverklaring van het Oude Testament, de joden verdraaien het Schrift. Terwijl
Luther zich in 1514 nog uit sprak tegen het verbranden van joodse boeken, pleitte hij in ‘Von
den Juden en Ihren Lügen’ voor verwoesting van de huizen van de joden, opheffing van
bescherming op reis, verbod op woeker, verplichte slavenarbeid, verwoesting van hun
synagogen, vernietiging van gebedenboeken, een leerverbod voor de rabbijnen en een verbod
op godsdienstige samenkomsten.
Deze antisemitische ontwikkeling heeft volgens van Atten te maken met het feit dat
Luther in de veronderstelling was dat de eindtijd was aangebroken. Na de Voorreformatie en
de Reformatie was de tijd aangebroken van de Contrareformatie. De Reformatie had volgens
hem gewerkt als een provocatie richting de vijanden van het Evangelie. Het antwoord van
Luther was radicale vijandigheid. Volgens hem bedreigden de joden de christenen en het
Evangelie. Er moest een weloverwogen “Jodenpolitiek” worden opgezet door de overheid om
de christenen en het Evangelie te kunnen beschermen. Van Atten wijst erop dat in dit verhaal
niet mag worden vergeten dat Luther niet alleen bedreiging zag in de joden, maar ook in (niet
T. Salemink, ‘Antijudaïsme, antisemitisme en antizionisme’
https://www.lucepedia.nl/dossieritem/antisemitisme/antijudaisme-antisemitisme-en-antizionisme (20 januari
2015).
6
7
hervormde) christenen, de paus, kardinalen en bisschoppen. Volgens van Atten was er bij
Luther niet enkel sprake van Jodenhaat, maar pleitte hij voor ‘de instandhouding van het
evangelie in de troebelen van de eindtijd.’7 De Nederlandse joodse theoloog en voormalig
hervormd predikant René Süss is echter van mening dat Luther zijn hele leven lang al
antisemiet is geweest, er is nooit sprake geweest van een ommekeer in het denken van Luther
over de joden. Dit gaat tegen de communis opinio in dat Luther pas antisemiet werd na de
Reformatie. Süss gaat nog verder door te stellen dat Luther als bekend Duits figuur de
inspiratie voor de Holocaust was.8 Dit alles geeft aan dat religieus antisemitisme verworven is
met sociaal-politiek antisemitisme. Sociaal-politiek antisemitisme lijkt voort te vloeien uit
religieus antisemitisme.
Katholiek antisemitisme
De Amerikaanse historicus Robert Michael probeert in zijn boek een definitie op te stellen
van katholiek antisemitisme. Hij stelt dat katholiek antisemitisme verwijst naar de anti-joodse
elementen in de theologie van de kerk, de uitspraken en acties van het pausdom en de
katholieke ordes, de leer en acties van clerici en de inhoud van het kerkelijk recht. Volgens
Michael was tot 1965 deze “donkere kant’’ van de kerk overheersend. Volgens verschillende
auteurs is de kerkelijke vijandigheid jegens de joden ontstaan vanuit heidens antisemitisme
dat door bekeerde heidenen naar de kerk is overgebracht. Maar volgens Michael is dit slechts
een mythe. De joden werden door de christenen ervan beschuldigd Jezus Christus te hebben
vermoord. De houding van de Katholieke Kerk ten opzichte van de joden wordt ‘theologia
gloriae’ genoemd, wat volgens de Britse historicus James Parkes een “religieuze paranoia” is,
wat in strijd staat met alles waar Jezus Christus voor stond.9 De theologia gloriae of theologie
van de glorie, veronderstelt dat de mens niet gered kan worden zonder deel te nemen aan de
gerechtigheid, gegeven door God. Deze theologie staat in contrast met de ‘theologia crucis’.
Deze theologie van het kruis is ontstaan in 1515 en is bedacht door Maarten Luther. De
theologie van het kruis veronderstelt dat het kruis de enige bron van kennis is over wie God
C. van Atten, ‘Luther en Calvijn over de Joden, Vrede over Israël 44 (1997).
L. Dross, ‘Zo mag je niet over Luther schrijven’ (versie 4 november2006),
http://www.trouw.nl/tr/nl/4512/Cultuur/archief/article/detail/1685736/2006/11/04/Zo-mag-je-niet-over-Lutherschrijven.dhtml (20 januari 2015).
9
R. Michael, A History of Catholic Antisemitism: The Dark Side of the Church (New York 2008) 1-6.
7
8
8
is.10 Deze antisemitische theologie van de glorie, of de “donkere kant” van de kerk houdt het
volgende in: (1) de christelijke kerk, “het nieuwe Israël”, heeft succesvol het oude vervloekte
Israël moreel, historisch en metafysisch opgevolgd, (2) joden ontkennen de ware Messias,
Christus, en hebben hem vermoord, hier zijn alle joden eeuwig schuldig voor, (3) de joden
waren al vóór de moord op Jezus Christus boosdoeners, (4) joden moeten niet volledig
worden uitgeroeid omdat zij de wet hebben nageleefd en omdat zij het christendom de
geschiedenis gaf die het nodig had om zichzelf te legitimeren. Deze “ideologie van glorie”
heeft, volgens Michael, de katholieken gestimuleerd om het jodendom te zien als “het werk
van Satan” en om vol afschuw naar de joden te kijken.11
Christenschutz
Hans Jansen, voormalig rooms-katholiek priester en hervormd theoloog, stelt dat in de eerste
helft van de twintigste eeuw het binnen de Katholieke Kerk gebruikelijk was om te spreken
over twee vormen van antisemitisme. In 1907 werd het ‘Kirchliches Handlexikon’ uitgegeven
waarin de leer van de Katholieke Kerk werd beschreven. Hierin kwam ook het antisemitisme
naar voren. Het boek maakt een onderscheid tussen een goede en een slechte vorm van
antisemitisme: christelijk en antichristelijk antisemitisme. Ook in de jaren twintig en dertig
van de vorige eeuw werden boeken gepubliceerd met een vergelijkbare inhoud. In deze
werken werd het biologisch-racistisch antisemitisme afgewezen, aangezien deze ideologie
niet overeenkwam met de katholieke leer van de eenheid van de mensheid. Volgens het
biologisch-racistisch antisemitisme hebben de joden een kleinere schedelinhoud. Zij werden
als fysiek, intellectueel en moreel inferieur gezien. Echter, het politiek en sociaal
antisemitisme werd door de auteurs wel bepleit. Zij vonden dat de joden een slechte invloed
hadden op de christelijke samenleving. In ‘Der Grosse Herder’ uit 1931 stond hierover het
volgende: ‘Het antisemitisme, dat de joden bestrijdt omdat zij geen zuiver bloed zouden
hebben en dat in deze strijd niet-christelijke methoden hanteert, komt niet overeen met de leer
van de Katholieke Kerk. Daarom heeft de Katholieke Kerk het antisemitisme vanaf het begin
veroordeeld. Maar katholieken mogen zich met zogenaamde “christelijk verantwoorde
methoden” verdedigen tegen de schadelijke invloed, die er van de liberale joden op de
economie en de politiek, op de literatuur, de kunst, de film, het theater en pers uitgaat. De
J. G. Kiecker, ‘Theologia Crucis et Theologia Gloriae: the development of Luther’s theology of the cross’,
Western Michigan University (1994) 1-6.
11
Michael, A History of Catholic Antisemitism, 1-6.
10
9
katholieken moeten zichzelf beschermen, als het gaat om de economische overmacht van het
liberaaljoodse ‘Warenhaus-Börsen- und Grossbankwesen’. Deze vorm van Christenschutz
(christenbescherming) werd, volgens Jansen, midden jaren dertig van de twintigste eeuw door
theologen en auteurs “het goede antisemitisme” genoemd.12
Uitingen van katholiek antisemitisme
Hans Jansen stelt dat de voorgangers van paus Pius XII er sterk van waren overtuigd dat joden
een kwade invloed hadden op de christelijke samenleving waarvoor de christenen beschermd
moesten worden. Volgens paus Pius IX en zijn opvolgers, met uitzondering van paus Pius
XII, had de vrijheid van godsdienst die gegeven was aan de joden te maken met een gebrek
aan correct historisch besef. De anti-joodse tradities binnen de Katholieke Kerk werden door
Pius IX gelegitimeerd door er op te wijzen dat deze tradities eeuwenoud waren. De antijoodse leer van de Katholieke Kerk was inmiddels een communis opinio geworden en daarom
was deze leer juist. De waarheid lag in de duur van het bestaan van dingen. De Katholieke
Kerk heeft immers de eeuwigheid aan haar zijde. De schadelijke invloed die de joden
uitoefenden op de christelijke samenleving werd volgens Jansen als het ware een dogma voor
paus Pius IX. In het dagblad van het Vatciaan ‘Osservatore Romano’ en in het katholieke
tijdschrift ‘Civiltà Cattolica’ bestempelde hij de joden als anarchisten, vrijmetselaars en
aartsvijanden van de kerk. Ook in toespraken was hij genadeloos, hij vervloekte de joden en
beschuldigde hen ervan geldwolven en leugenaars te zijn.13 Dit lijkt veel verder te gaan dan
enkel religieus antisemitisme, aangezien de joden niet enkel veroordeeld werden op basis van
wat er stond in christelijke geschriften, maar er sprake was van negatieve stereotypering. De
jood als persoon in de christelijke samenleving was fout en niet enkel de jood als religieus
figuur. Ook de opvolger van Pius IX, Leo XIII was er van overtuigd dat de Katholieke Kerk
schade opliep door de joden. Hij zette het traditionele kerkbeleid voort.
Rond Pasen werd er in veel katholieke parochies gepreekt dat kinderen moesten
worden beschermd tegen de bloeddorst van de joden. In 1891 werd omgeven door grote
publiciteit een aantal artikelen uit de ‘Civiltà Cattolica’ met betrekking tot de joden in een
boek gebundeld genaamd: ‘Della questione erbraica in Europa’. Hierin stond: ‘In hun
sluwheid hebben de joden onder het mom van de leuze van de Franse revolutie ‘Vrijheid’,
12
H. Jansen, De zwijgende paus?: Protest van Pius XII en zijn medewerkers tegen de Jodenvervolging in Europa
(Kampen 2000) 47,48.
13
Jansen, De zwijgende paus, 175,176.
10
gelijkheid en broederschap’, het klaargespeeld om zich te emanciperen en burgerrechten te
verkrijgen. In alle staten van Europa hebben de joden het initiatief genomen om met anderen
tegen het christendom samen te zweren. De joden wilden de christelijke staten omver werpen
en daarom hebben zij alle belangrijke financiële sleutelposities in de wereld al bezet.’ Ook
paus Pius XI (1922-1939) steunde het traditionele beleid met betrekking tot de joden. Maar
vlak voor zijn dood zou staatssecretaris kardinaal Eugenio Pacelli (later paus Pius XII) hem
duidelijk hebben gemaakt dat dit beleid medeplichtig zou kunnen worden aan de misdaden
van het naziregime van Hitler.14 Dit is erg interessant gezien de enorme controversie rond
paus Pius XII met betrekking tot de Holocaust. Dit wordt in het volgende hoofdstuk verder
besproken.
De Goede Vrijdag liturgie
Katholiek antisemitisme, stelt Robert Michael, stond vastgelegd in de Christelijke geschriften,
het fundament van het katholicisme. Volgens de Amerikaanse historicus David Biale zijn
deze vernietigende anti-joodse passages in de bijbel de basis van het antisemitisme.15 Het
ontkennen van het joodse van Jezus Christus en elke positieve relatie met de joden zorgde
ervoor dat christelijke theologen, pausen, politici en antisemieten de versies uit het anti-joodse
Nieuwe Testament gebruikte om de joden in diskrediet te brengen.16 Een goed voorbeeld van
antisemitisme in de christelijke liturgie is de Goede Vrijdag liturgie. In de Goede Vrijdag
liturgie werd er gesproken over de “perfidis Judaeis”, de betekenis hiervan is erg
controversieel. Perfidis werd vaak geïnterpreteerd als “verraderlijk”, professor Norman Roth
is echter van mening dat perfidis geïnterpreteerd moet worden als “ongelovige”. Ook al is
deze interpretatie veel minder negatief, Roth stelt wel dat het verwijst naar het feit dat de
joden opzettelijk de waarheid zouden dwarsbomen.17 Volgens de Amerikaanse RoomKatholieke historicus Warren H. Carroll verwijst perfidis naar de verwerping van de joden
van de zoon van God: de Messias. Jezus Christus toonde zich als de Messias aan de joden
maar zij “sloten hun ogen en oren” voor hem. De joden zouden opzettelijk de waarheid niet
14
Ibidem, 178-181.
S. Sandmel, A Jewish understanding of the Christian Testament (New York 1956) 7.
16
Michael, A History of Catholic Antisemitism, 11.
17
N. Roth, The Daily Life of the Jews in the Middle Ages (Greenwood 2005) 168.
15
11
onder ogen hebben willen zien.18 In het evangelie van Matteüs wordt deze gebeurtenis
beschreven.
‘En buiten wachtte de menigte. Nu gold geen hitte, geen honger, geen dorst. Het leek zelfs of
het Paasfeest uit de gedachte was. Allen wachtten alleen op de terechtstelling van de Profeet
van Nazaret. Men leidde Jesus terug naar Pilatus (…) Jesus had van deze mensen geen
medelijden te verwachten. Ze schreeuwden opnieuw: ‘Aan het kruis, aan het kruis met Hem.’
Pilatus riep wanhopig: ‘Neemt Hem zelf en kruisigt Hem; ik vind in Hem geen doodschuld.’
De Joden antwoordden – en hier kwam eindelijk de ware reden waarom zij de Heer wilden
kruisigen: Wij hebben een wet en volgens die wet moet Hij sterven, omdat Hij Zich voor
Gods Zoon heeft uitgegeven. Toen Pilatus dit hoorde, werd hij nog meer beangst. Wat, als
deze man eens werkelijk een God was? (…) Hij vroeg: Staat Ge mij niet te woord? Weet Ge
dan niet, dat ik macht heb om U te kruisigen en macht om U vrij te laten? Jezus zei rustig:
‘Gij zoudt niet de minste macht over Mij hebben, indien die u niet van Hogerhand was
gegeven. Daarom heeft hij, die Mij aan u overleverde, groter zonde’, Een antwoord, dat
Pilatus waarlijk niet rustig stemde! Hij riep opnieuw naar buiten en trachtte het volk over te
halen om deze geheimzinnige Man tot de vrijheid te gunnen. De Joden maakten een einde aan
dit twijfelen. Ze riepen: ‘Als ge Hem vrijlaat, zijt ge geen vriend van de keizer. Wie zich voor
koning uitgeeft, staat tegen de keizer op.’ (…) In de stilte, die op dit beslissende ogenblik viel,
zei Pilatus tot de Joden: ‘Ziet uw Koning’. Maar zie riepen: ‘Weg met Hem, aan het kruis met
Hem! Pilatus vroeg nogmaals: ‘Zal ik uw Koning kruisigen?’ De opperpriesters schreeuwden
terug: ‘Wij hebben geen koning dan de keizer!’ Nu liet Pilatus een slaaf komen met een
bekken water; hij waste zich de handen en zei daarbij: ‘Ik ben onschuldig aan het bloed van
deze Rechtvaardige. Gij moet het verantwoorden’. En het fanatieke volk schreeuwde: ‘Zijn
bloed kome over ons en onze kinderen.’19
Volgens de Katholieke Kerk nemen de joden door het spreken van de woorden: ‘Zijn bloed
kome over ons en onze kinderen’ de schuld van de dood van Jezus Christus op zich. Dit lijkt
voor de Katholieke Kerk een legitimatie te vormen voor het beschuldigen van de joden voor
de dood van Jezus Christus. Dit stuk vormt een belangrijk onderdeel binnen de Goede Vrijdag
W. Carroll, ‘Judaism and Christianity’, http://www.ewtn.com/library/HOMELIBR/JEWS.HTM (18 december
2014).
19
Mattheus 27:11-26 uit H. Wolffenbuttel-Van Rooijen, ‘Geschiedenis van het Nieuwe Testament’ (1961) 164165.
18
12
liturgie en heeft de basis gelegd voor het antisemitisme in de liturgie. De Goede Vrijdag
liturgie stamt uit de zesde eeuw. In het Sacramentarium Gregorianum uit 586 werd deze
liturgie vastgelegd als onderdeel van de voorbeden op Goede Vrijdag.20 Priester Hiëronymus
(340-420) is volgens Michael verantwoordelijk voor het antisemitisme binnen de liturgie, hij
legde namelijk de basis voor de ‘Improperia’ (een gezang). In de zesde eeuw werd door paus
Gregorius (540-604) voor het eerst over de ‘Improperia’ gesproken, in de achtste eeuw werd
dit responsoriaal gezang vanuit het Oosten geïntroduceerd in de westerse liturgie en in de
elfde eeuw was ‘Improperia’ volledig ontwikkeld en opgenomen in de christelijke
samenleving.21 De ‘Improperia’ vrij vertaald vanuit de traditionele Latijnse Goede Vrijdag
liturgie van vóór 1965 bestaat het volgende:
‘Laten we ook bidden voor de perfide Joden: dat onze God en Heer de sluier van hun hart
kunnen verwijderen; zodat ze ook Jezus Christus, onze Heer kunnen erkennen. ( ‘Amen’
wordt niet op gereageerd, noch is het gezegd: ‘Laten we bidden’, of ‘Laten wij op knielen’, of
opstaan, maar onmiddellijk is gezegd) Almachtige en eeuwige God, die zich niet zal uitsluiten
van uw barmhartigheid, zelfs van de perfide joden: hoort onze gebeden, die wij offeren voor
de blindheid dat het erkennen van het licht van uw waarheid, die Christus is, verlost van hun
duisternis. Via dezelfde onze Heer Jezus Christus, Uw Zoon, die leeft en regeert met U in de
eenheid van de Heilige Geest, één God, voor eeuwig en altijd. Amen.’22
De organisatie ‘Society of Friends of Israël’ pleitte in begin jaren twintig van de vorige eeuw
voor het verwijderen van de term “perfidis Judaeis” in de Goede Vrijdag liturgie. De paus
destijds, Pius XI, stond hiervoor open en vroeg toestemming voor hervorming aan de
Ritencongegratie. De Romeinse Curie, het bestuursorgaan van de Heilige Stoel, zag een
aanpassing van de liturgie echter niet zitten. Zij waren bang dat wanneer er een aanpassing
werd gemaakt binnen de liturgie, die deuren zou openen voor nog meer verandering. Pas na
de Tweede Wereldoorlog werd er opnieuw een verzoek ingediend om de liturgie aan te
passen. Ditmaal was het Eugenio Zolli, voormalig opperrabbijn van Rome die zich had
bekeerd tot het Rooms-katholicisme en zich tot paus Pius XII wende. Pius XII reageerde op
‘Goede-Vrijdagbede voor de Joden’, http://www.rkk.nl/katholicisme/encyclopedie/g/goedevrijdagbede_voor_de_joden (16 januari 2015).
21
Michael, A History of Catholic Antisemitism, 19.
22
‘Missale Romanum: Ex Decreto Concili Tridentini’, http://www.sanctamissa.org/en/resources/missaleromanum.pdf (21 december 2014).
20
13
dit verzoek door publiekelijk te verklaren dat perfidis in het latijn “ongelovige” betekende en
niet verraderlijk.23 Maar op 28 oktober 1958 trad paus Johannes XXIII aan en ontstond er een
nieuw tijdperk van hervorming van de liturgie. Op 21 maart 1959 onderbrak paus Johannes
XXIII de Goede Vrijdagmis en beval dat het woord perfidis moest worden weggelaten uit de
Goede Vrijdag liturgie. De liturgie werd vervolgens opnieuw voorgelezen en perfidis werd
daadwerkelijk weggelaten. Ook werd er niet meer gesproken over de ongelovige joden. Na
het Tweede Vaticaans concilie werd de liturgie volledig herzien.24
Voor de traditionele Latijnse Goede Vrijdag liturgie, zie bijlage.
Inside the Vatican Staff, ‘My Father Never Stopped Being a Jew’, ( versie februari 1999),
http://www.catholicculture.org/culture/library/view.cfm?id=1067&CFID=43259807&CFTOKEN53900454 (21
december 2014).
24
H. Vorgrimler, Commentary on the Documents of Vatican II (New York 1968) 5.
23
14
2. Paus Pius XII en de Holocaust
Al vrij snel na de Tweede Wereldoorlog werd de rol van de paus in de die oorlog sterk
bekritiseerd. Vanuit verschillende hoeken werd hem verweten gezwegen te hebben over de
Jodenvervolging, terwijl hij hier wel van wist. Inmiddels is dit een uitermate controversiële
discussie geworden, de meningen zijn door de jaren heen veranderd, maar nog steeds sterk
verdeeld. De citaten hieronder laten dat nog eens duidelijk zien.
‘The Shoah was the work of a thoroughly modern neopagan regime. Its anti-Semitism had its
roots outside of Christianity.’ – Holy See’s Commission for Religious Relations with the
Jews, “We remember: A Reflection of the Shoah” (1998). 25
‘Christian anti-Judaism did lay the groundwork for racial, genocidal anti-Semitism by
stigmatizing not only Judaism but Jews themselves for opprobrium and contempt. So the Nazi
theories tragically round fertile soil in which to plant the horror of an unprecedented attempt
at genocide.’ – United States Catholic Conference, Catholic Teaching on the Shoah:
Implementing the Holy See’s We Remember (2001).26
Interessant is dat de Holy See’s Commission for Religious Relations with the Jews stelt dat de
christenen niets te maken hadden met de Holocaust, maar dat drie jaar later door een wederom
katholieke organisatie gesteld werd dat het christelijke antisemitisme de basis legde voor het
antisemitisme van de nazi’s en daarmee de Holocaust. In dit hoofdstuk wordt geprobeerd om
een beeld te schetsen van de rol van paus Pius XII in de Tweede Wereldoorlog met betrekking
tot de Holocaust en de uiteenlopende meningen hier over.
In 1939 werd door een overgrote meerderheid in het conclaaf kardinaalstaatssecretaris
Eugenio Pacelli verkozen tot de nieuw paus. Hij werd beschouwd als de juiste paus voor het
Vaticaan in een tijd van fascisme, nationaalsocialisme en oorlogvoering. De oorlog vormde
een grote bedreiging voor het Vaticaan. In 1933 was er een concordaat tussen het centrale
25
D. J. Goldhagen, A moral reckoning: The role of the Catholic church in the Holocaust and its unfulfilled duty
of reparir (New York 2003) 2.
26
Goldhagen, A moral reckoning, 2.
15
bestuur van de Katholieke Kerk en het regime van Hitler gesloten.27 Dit Rijksconcordaat werd
op 20 juli ondertekend door vicekanselier van Duitsland Franz von Papen en destijds
kardinaal Eugenio Pacelli. Dit concordaat moest de mogelijkheid bieden aan de paus,
bisschoppen, priesters en leken om vanuit de christelijke gedachtegoed te protesteren tegen
maatregelen van het naziregime. Maar vanaf de dag van ondertekening werd dit concordaat
meerdere malen geschonden door Hitler.28 Ook werd er geprobeerd christelijke kerken uit het
openbare leven te laten verdwijnen. Bovendien monopoliseerde de staat de godsdienst en
bracht die onder in één nationale Duitse kerk. De Katholieke Kerk werd door nazi-Duitsland
steeds meer naar de hoek gedreven. De paus pleitte volgens voormalig secretaris van de
Katholieke Radio Omroep, Hans Wortelboer, al vanaf het begin van de Duitse overheersing
voor vrede en probeerde een nieuwe grote oorlog te voorkomen. Hij stelde voor om een
internationale conferentie te houden en pleitte voor wapenvermindering. Maar de Tweede
Wereldoorlog kon niet voorkomen worden.
Wortelboer stelt dat paus Pius XII zich als staatssecretaris onder paus Pius XI fel had
uitgesproken tegen het fascisme en het nazisme. Dit deed hij toen hij paus werd echter niet.
Gedurende de oorlog heeft hij het vervolgen en vermoorden van burgers veroordeeld, maar hij
noemde de terreurregimes die hier verantwoordelijk voor waren nooit bij naam. Bovendien
sprak hij niet expliciet over welke bevolkingsgroepen onderdrukt werden. Dit is hem na de
oorlog en vooral na zijn dood sterk verweten. Dit zorgde ervoor dat de discussie omtrent de
Katholieke Kerk en het religieus antisemitisme opbloeide. Volgens Wortelboer kan inmiddels
worden gesteld dat paus Pius XII zich wel degelijk heeft ingezet om de Jodenvervolging tegen
te houden. Hij zou bisschoppen hebben aangemoedigd om tot “het uiterste te gaan” en zette
zelfs de soevereiniteit van het Vaticaan op het spel door voor duizenden oorlogsvluchtelingen
en onderduikers onder wie honderden joden een schuilplaats te zorgen. Maar hij heeft nooit
openlijk en expliciet de Jodenvervolging door Nazi-Duitsland veroordeeld. Wortelboer stelt
dat dit te maken zou hebben gehad met de angst voor verdere represailles tegen de joden. 29
De Nederlandse historicus Jan Bank stelt in het door Frans Willem Lantink en Jeroen
Koch samengestelde boek ‘De Paus en de Wereld’ dat het beeld van Pius XII als defensor
civitatis door de discussie over zijn rol in de Tweede Wereldoorlog gekanteld is.30 Bank stelt
dat het voor deze discussie van belang is dat men zich afvraagt wanneer paus Pius XII afwist
27
H. Wortelboer, De Rooms-Katholieke Kerk: het complete handboek ( Kampen 2005) 654-656.
Jansen, De zwijgende paus, 62.
29
Wortelboer, De Rooms-Katholieke Kerk, 654-656.
30
F.W. Lantink en J. Koch, De Paus en de Wereld: geschiedenis van een instituut (Amsterdam 2012) 364-366.
28
16
van de deportatie en massamoorden van joden. Hij stelt dat er hierover al vanaf 1941
berichten het Vaticaan binnen kwamen. In oktober 1941 kwam het bericht over het
vermoorden van joden zonder enige vorm van proces, dit was verzonden door de
zaakgelastigde van de Heilige Stoel in Bratislava, Giuseppe Burzio. In een tweede
ambtsbericht stond dat hij zou protesteren bij de minister van Slowakije tegen het plan van
onmiddellijke deportatie van joden. Een andere belangrijke informant van de paus was Don
Pirro Scavizzi. Hij schreef in zijn dagboek over de moorden die er werden gepleegd op de
joden. In november 1941 ging hij naar het Vaticaan om verslag te doen van wat hij had gezien
tijdens zijn reis door Rusland en de Oekraïne. Hij had een zeer lang gesprek met paus Pius
XII. Vier maanden later deed hij bij de paus opnieuw verslag van wat hij gezien had tijdens
zijn dienstreis door de Oekraïne. Naar eigen zeggen heeft hij tijdens deze gesprekken ook met
de paus gesproken over het “zwijgen van de paus”. In januari 1942 schreef hij een rapport
waarin hij schrijft over een miljoen geëxecuteerde joden, in oktober van dat zelfde jaar sprak
hij over twee miljoen. De paus werd dus door verschillende geestelijken geïnformeerd over de
genocide die gaande was.
Bank stelt dat vaststaat dat de paus het nationaalsocialisme heeft veroordeeld. Dit deed
hij in een religieus kader. Naar aanleiding van de rapportages uit 1942 sprak hij in zijn
kerstboodschap van dat jaar zijn droefenis uit over de honderdduizenden ‘die, zonder enig
kwaad van hun kant, soms enkel om reden van hun nationaliteit of ras, het merkteken krijgen
van de dood of van een geleidelijke uitroeiing’. Opvallend is dat hij niet spreekt over
miljoenen maar honderdduizenden. Paus Pius XII gebruikt constant in zijn toespraken
metaforen om zijn ongenoegen over de situatie te uiten. In een toespraak van 2 juni 1943
spreekt hij over ‘stekende en zware pijnen’. Hij lijkt bewust niet te willen verwijzen naar het
naziregime van Hitler en naar de joden die hier het slachtoffer van waren. Dit probeert hij te
verantwoorden door in diezelfde toespraak te zeggen dat zijn woorden ‘ernstig moeten
worden overwogen in het belang van de lijdenden zelf, om niet ongewild hun toestand nog
moeilijker en onverdraaglijker te maken’. Net als Wortelboer, zegt Bank dat de paus bewust
koos voor deze afstandelijkheid en terughoudendheid omdat hij bang was dat openlijk protest
negatieve gevolgen zou hebben voor de joden, maar ook voor de katholieke kerk.
Bank stelt dat paus Pius XII toen Rome in september 1943 door de Duitsers werd
bezet op indirecte manier heeft geprobeerd om de bedreigde joden in Rome bij te staan. Het
Vaticaan wist van het voornemen van deportatie van de joden af. De paus heeft volgens Bank
alleen indirect gepoogd dit tegen te gaan. Geestelijken van het Vaticaan hebben op
17
individuele basis hulp geboden, zoals het ter beschikking stellen van schuilplaatsen in het
Vaticaan. Maar na een inval van de Duitsers in de Sint-Paulus basiliek in februari 1944 werd
er besloten dat er geen plaats meer was in het Vaticaan voor de vluchtelingen. Dit was een
zeer omstreden besluit en leidde tot het nodige protest binnen het Vaticaan. Zo zijn er
voorbeelden van kardinalen die concrete acties en protesten hebben uitgevoerd.
Concluderend stelt Bank over het optreden van paus Pius XII in de Tweede
Wereldoorlog dat dit niet uitzonderlijk was wanneer er wordt vergeleken met het optreden van
andere staatslieden destijds. Voor hen was een militaire overwinning op nazi-Duitsland het
allerbelangrijkst. Maar wanneer je van de paus een evangelische getuigenis vraagt, ongeacht
de diplomatieke belangen, dan heeft de paus daarin tekortgeschoten.31
De eerder genoemde voormalige rooms-katholiek priester en hervormd theoloog Hans
Jansen heeft een uitgesproken mening over de rol van de paus in de Tweede Wereldoorlog
met betrekking tot de Jodenvervolging. Hij opent zijn boek met een citaat van Adolf Hitler uit
1944. ‘Er ist der einzige Mensch der mir immer widersprochen und niemals gehorcht hat’32 In
‘De zwijgende paus?’ gaat hij tegen de “zwarte legende” over de paus in: ‘Ik beschouw mijn
manuscript als een bijdrage om de mythe van de zwijgende en passieve Pius XII te
ontmaskeren als een grove leugen.’33 Opvallend aan zijn inleiding is dat hij sentimentele
gevoelens over de Tweede Wereldoorlog lijkt te gebruiken om zijn stellingen te bekrachtigen.
‘Ik kan me nog goed herinneren, dat mijn vader in 1942 na de kersttoespraak van de paus zei:
“Gelukkig is er tenmiste één die protesteert tegen het weghalen van de joden!” Het is bekend,
dat in de oorlogsjaren velen luisterden naar de kerstboodschappen van Pius XII en ik kan me
nauwelijks voorstellen dat mijn ouders behoorden tot een kleine groep van luisteraars, die het
protest van de paus goed had begrepen.’34 Verder schrijft hij in zijn inleiding over het
theaterstuk Der Stellvertreter (De Plaatsbekleder) dat op 20 februari 1963 in de Duitse stad
Hamburg in première ging. Het stuk vormde een beschuldiging tegen het zwijgen van de
paus. De kern van het stuk was dat de paus alles wist over de genocide op de joden in Europa.
Maar hij weigerde in het openbaar de wreedheden van de nazi’s en in het bijzonder de
wreedheden tegen de joden te veroordelen. Rolf Hochhuth, schrijver van het stuk, stelde dat
honderdduizenden joden niet zouden zijn vermoord als Pius XII wel tussenbeide was
31
Lantink en Koch, De Paus en de Wereld, 367.
Jansen, De zwijgende paus, 1.
33
Ibidem, 28,29.
34
Ibidem, 18.
32
18
gekomen en daarmee is hij medeplichtig aan de wreedheden van het naziregime. Hochhuth
meende dat de passieve houding van de paus onder andere voortkwam uit het feit dat het
financieel imperium van het Vaticaan in het geding was. Hochhuth stelde dat het “protest”
van de paus Hitler niet heeft bereikt en dat de paus dit bovendien nauwelijks wilde. De paus
zou het conflict met Hitler uit de weg zijn gegaan.
Jansen heeft veel kritiek op het theaterstuk en de negatieve beoordeling van de rol van
de paus met betrekking tot de Jodenvervolging. Jansen stelt dat wanneer Hochhuth het in
1963 vrijgekomen beschikbare bronnenmateriaal had bestudeerd, hij tot hele andere
conclusies zou zijn gekomen over de paus. Na bestudering van encyclieken en toespraken
wordt volgens hem duidelijk dat de paus allesbehalve heeft gezwegen. Jansen stelt dat paus
Paulus VI (1963-1978) naar aanleiding van het spraakmakende theaterstuk de werkelijkheid
boven tafel moest krijgen. In 1964 publiceerde hij de originele documenten waaruit duidelijk
moest worden dat paus Pius XII tijdens de Tweede Wereldoorlog wel degelijk acties had
ondernomen ten gunste van de joden. Deze publicatie ging in tegen de regel dat documenten
van het Vaticaan pas 75 jaar na dato mogen worden gepubliceerd.
Tussen 1965 en 1981 werd een reeks documenten getiteld ‘Actes et Documents du
Saint-Siège relatifs à la Seconde’ gepubliceerd. Deze kwamen van het staatssecretariaat van
Pius XII. Hierin stond informatie die het Vaticaan destijds over de Jodenvervolging binnen
kreeg, voorstellen van de staatssecretaris en zijn medewerkers om de joden hulp te bieden en
ideeën over interveniëren bij regeringen ten gunste van de joden. In deze documenten worden
de volgende activiteiten onderscheiden: boodschappen en toespraken van Pius XII, brieven
die werden uitgewisseld tussen Pius XII en burgerlijke en kerkelijke
hoogwaardigheidsbekleders, aantekeningen van medewerkers van het staatssecretariaat over
binnengekomen informatie en voorstellen, privé-aantekeningen van kardinaal en
vertrouwenspersoon van de paus, Domenico Tardini, diplomatieke nota’s die tussen de
ambassadeurs en de Heilige Stoel werden uitgewisseld, de zeer uitgebreide correspondentie
tussen de staatssecretaris en de nuntii in verscheidende landen van Europa die Pius XII bij tal
van regeringen in Europa vertegenwoordigen. Aan de hand van deze stukken probeert Jansen
de mythe van de zwijgende paus te ontkrachten.
Ook bespreekt Jansen een aantal encyclieken en toespraken van de paus waarin naar
voren moet komen dat hij de Jodenvervolging bestreed. Volgens Jansen hebben de toespraken
van paus Pius XII wel degelijk bijgedragen aan de bescherming van de joden. Zo schrijft hij:
‘Opnieuw had Pius XII in het openbaar zijn stem verheven tegen de ten hemel schreiende
19
ontluistering van de mens in de vervolging van de joden van Europa. Zo leverde Pius XII in
de Tweede Wereldoorlog telkens weer opnieuw in zijn encyclieken en toespraken in het
openbaar een krachtige indirecte bestrijding van de verafgoding van het superieure ras,
waartegen geen uitvlucht mogelijk was. Op deze wijze hebben niet alleen veel katholieken,
maar ook joden tijdens de Tweede Wereldoorlog het protest van Pius XII tegen de
Jodenvervolging gehoord.’35 Jansen prijst de indirecte bestrijding van de paus van de
Jodenvervolging. Dit indirecte beleid werd hem juist door velen na de Tweede Wereldoorlog
verweten en veel historici doen dit ook.
In de discussie rond de rol van paus Pius XII tijdens de Holocaust zijn er twee dingen
die hem ten laste worden gelegd: hij was antisemitisch en hij zweeg over de moord op
Europese joden. Volgens de Canadese historicus, gespecialiseerd in Holocaust studies, Doris
Bergen wordt tijdens de bestudering van zijn controversiële rol niet naar de bredere context
gekeken. Hierdoor worden belangrijke aspecten van het beleid van de paus over het hoofd
gezien en de betrokkenheid van niet-katholieke christenen genegeerd. Ze stelt dat paus Pius
XII niet alleen terughoudend was in het verdedigen van de joden. In 1939 zweeg de paus al
over de moord van nazi’s op duizend Poolse intellectuele katholieken, inclusief clerici van
zijn eigen kerk. Het Vaticaan was enkel iets meer uitgesproken over de gehandicapte
slachtoffers van de nazi’s. De bijna drie miljoen Sovjet gevangenen die stierven door de
Duitsers tussen 1941 en 1942 kregen ook geen aandacht van de paus, maar dit wordt door
geen enkele critici bekritiseerd. Dit geldt ook voor de moord op honderdduizenden zigeuners
in oost-Europa tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Bergen meent dat de paus een beleid van totale stilte en diplomatieke
terughoudendheid voerde gedurende de Tweede Wereldoorlog. Dit had dus niet alleen
betrekking op de joden, maar op alle slachtoffers van het naziregime.36 De Britse historicus
John Cornwell, auteur van het sterk bekritiseerde boek ‘Hitler’s Pope’ wijt dit patroon aan het
feit dat de paus de macht van het Vaticaan wilde vergroten.37 Bergen stelt dat dit te maken
heeft met het feit dat het voor de paus na iedere gemiste kans om te protesteren moeilijker zou
worden om zich de volgende keer uit te spreken, immers dan moet worden verklaard waarom
de vorige keer gezwegen is. De Amerikaanse historicus en voormalig priester, James Carroll,
ziet een patroon in het zwijgen van de paus en meent dat er een verband is tussen het
voortdurende fenomeen van “pauselijke stilte” en de doctrine van pauselijke onfeilbaarheid.
35
Jansen, De zwijgende paus, 240.
C. Rittner en J. K. Roth, Pope Pius XII and the Holocaust (New York 2002) 107.
37
J. Cornwell, Hitler’s Pope: the secret history of Pius XII (New York 1999) 131.
36
20
Hiermee bedoelt hij waarschijnlijk dat wanneer de paus zwijgt, dit hem niet verweten mag
worden. Immers volgens het katholicisme is de paus onfeilbaar, wat betekent dat hij geen
fouten kan maken als hij in zijn functie als opperherder de universele Kerk onderwijst op het
gebied van geloof of moraal.38 Hiermee wordt zelfs het zwijgen van de paus legitiem
verklaard. Bergen stelt daarom dat het falen van het Vaticaan tijdens de Tweede
Wereldoorlog een diepere betekenis heeft dan enkel de reactie van de paus op de Holocaust.
Het Vaticaan zou over het algemeen hebben geweigerd om zich te mengen in de wanhoop van
de mens en de slachtoffers van genocide. Het Vaticaan toonde geen humanitair leiderschap en
solidariteit naar mensen buiten de Katholieke Kerk.
Ondanks haar kritiek kunnen we volgens Bergen tot op zekere hoogte niet weten of het
verschil had uitgemaakt als paus Pius XII hardop, publiekelijk en herhaaldelijk had
geprotesteerd tegen de Duitsers. Het is volgens haar onrealistisch om er van uit te gaan de
Pius XII alleen het tij had kunnen keren. Maar er moet niet gezegd worden dat de paus
machteloos was. Het Vaticaan oefende alleen morele autoriteit uit, maar het regime van Hitler
was sterk geobsedeerd door de publieke opinie. Dit zou betekenen dat morele tegenstanders
volgens Bergen de gevaarlijkste en meest invloedrijke tegenstanders van het naziregime
zouden zijn geweest en daarmee zou het Vaticaan een belangrijke rol kunnen hebben
gespeeld.
De Amerikaanse priester en criticus van het werk van John Cornwell, John
Pawlikowski is van mening dat de titel ‘zwijgende paus’ niet van toepassing is op Pius XII.
Dit impliceert namelijk volgens Pawlikowski dat hij niets voor de joden en de andere
slachtoffers gedaan zou hebben. Immers, stelt Pawlikowski, is uit recent onderzoek gebleken
dat de paus zich veelvuldig ingezet heeft voor de joden, ook al heeft hij niet in het openbaar
zijn kritiek geuit op de nazi’s met betrekking tot de joden. Pawlikoswki wijst op de
diplomatieke weg die de paus heeft gebruikt om de slachtoffers te steunen.
De Italiaanse auteur Sergio Minerbi heeft juist kritiek op deze diplomatieke steun. Hij stelt dat
doordat de paus alleen diplomatieke middelen heeft ingezet en geen sterke pogingen heeft
gedaan om de joden te redden, het Vaticaan de joden aan hun lot heeft overgelaten. John Roth
wijst op de onvervulde taak van paus Pius XII tijdens de Tweede Wereldoorlog. ‘At the time
of his reign… no Christian leader was more prominent, visible, of influential than Pope Pius
‘Pauselijke onfeilbaarheid’ http://www.rkk.nl/katholicisme/encyclopedie/p/pauselijke_onfeilbaarheid (15
januari 2015).
38
21
XII. Protestants, no less than Catholic, must acknowledge this fact, and that recognition
continues to be applicable for the papacy today. Then and now, all Christians, as well as Jews,
needed Pius XII to be a better leader, a better Christian than he was.’39 Susan Zucotti,
Amerikaans historicus, gespecialiseerd in de Holocaust, gaat nog verder door te stellen dat er
tot op heden geen bewijs is om aan te nemen dat de paus ooit zijn achterban heeft ingezet om
de joden te redden. Zij verwijt dat paus dat hij geen gebruik heeft gemaakt van de
mogelijkheid om katholieke gemeenschappen te mobiliseren om hun joodse buren te helpen.40
Duidelijk mag zijn dat de meningen over dit zeer omstreden onderwerp sterk verdeeld zijn.
De achtergrond van de auteurs speelt hier een rol in, maar ook de tijd wanneer iets geschreven
is, maakt uit. Auteurs met een katholieke achtergrond zijn (uiteraard) minder negatief over de
rol van de paus, zij vallen de katholieke leider niet af. Het lijkt er op dat de er vlak na de dood
van paus Pius XII vooral veel kritiek was over zijn optreden als paus in de Tweede
Wereldoorlog en dat er de laatste decennia minder negatief is gesproken over zijn rol. Dit is
enigszins logisch, aangezien er steeds meer archieven zijn opengegaan en informatie is
vrijgekomen. Ondanks de verschillende meningen is het duidelijk dat de Tweede
Wereldoorlog een breuk vormde in de geschiedenis van antisemitisme binnen de Katholieke
Kerk. Zowel voor niet-katholieken als katholieken stond vast; dit kan niet meer.
39
40
Rittner en Roth, Pope Pius XII and the Holocaust, 277.
Ibidem, 277, 278.
22
3. Het Tweede Vaticaans Concilie en de verklaring ‘Nostra Aetate’
Op 25 januari 1959 kondigde paus Johannes XXIII tijdens een consistoriebijeenkomst
onverwachts het Tweede Vaticaans Concilie aan. Zijn twee voorgangers, paus Pius XI en Pius
XII, hadden ook al met het idee gespeeld om een nieuw concilie uit te roepen. Het Eerste
Vaticaans Concilie dat plaats vond tussen 1869 en 1870 was nooit afgerond, dit wilde Pius XI
alsnog doen, maar onder andere door de spanningen tijdens het interbellum en de dreiging
van een oorlog in de jaren dertig kon dit niet plaats vinden. Pius XII kwam tijdens de Tweede
Wereldoorlog en de daarop volgende Koude Oorlog tot de conclusie dat er een steeds grotere
kloof was ontstaan tussen de Katholieke Kerk en de rest van de wereld. Hij introduceerde de
term ‘aggiornamento’. Dit betekent: bij de tijd brengen. Maar zijn opvattingen over
modernisering liet hij al weer los aan het begin van de jaren vijftig. Paus Johannes XXIII zette
deze gedachtes echter wel voort. Volgens Wortelboer waren de belangrijkste redenen voor
Johannes XXIII om het concilie te houden er voor te kunnen zorgen dat in de moderne wereld
het katholieke geloof ongeschonden zou blijven en dat er tegelijkertijd een dialoog kan
plaatsvinden tussen de Katholieke Kerk en andere christelijke kerken en de niet-christelijke
religies. Ook probeerde de paus op deze manier toenadering te zoeken naar niet-gelovigen.
Drie jaar lang werd het concilie voorbereid. Wortelboer meent dat de doelstelling van
het concilie voor de paus liefdevolle eenheid in kerk en wereld bewerkstelligen was. Het
concilie werd geopend op 11 oktober 1962 door paus Johannes XXIII. Uiteindelijk werden er
tussen 1962 en 1965 168 algemene vergaderingen gehouden gedurende vier conciliezittingen
in de Sint-Pietersbasiliek. Het concilie had een sterk internationaal en multicultureel karakter.
2500 bisschoppen vanuit de hele wereld waren bijeen gekomen en ook waren er een aantal
waarnemers van de reformatorische, de Anglicaanse en de Russisch- en Byzantijns-Orthodoxe
Kerken. Er werden een aantal leerstellige constituties vastgesteld over: de
liturgievernieuwing, de rol van de kerk, de bronnen van de Openbaring en over de kerk in de
wereld. Ook werden er negen decreten uitgevaardigd. Bovendien werden er drie verklaringen
opgesteld: ‘Dignitatis humanae’ (over godsdienstvrijheid), ‘Gravissimum educationis’ (over
christelijke opvoeding) en ‘Nostra aetate’ (over de houding van de kerk ten opzichte van de
niet-christelijke godsdiensten. ‘Nostra aetate’ is voor dit onderzoek de belangrijkste
verklaring. Nostra Aetate betekent: in onze tijd. In deze verklaring werd opgenomen dat
Christus voor alle mensen verlossing heeft gebracht, niet alleen voor die in Hem geloven.41
41
H. Wortelboek, De Rooms-Katholieke Kerk: het complete handboek ( Kampen 2005) 116-118.
23
‘Nostra Aetate’ verscheen op 28 oktober 1965 onder paus Paulus VI (paus Johannes XXIII
was in 1963 overleden) De verklaring moest een nieuwe fase inluiden van een verbeterde
relatie tussen de Katholieke Kerk en het jodendom. Immers, na de Holocaust werd het
antisemitisme een zeer controversieel fenomeen binnen het katholicisme. Echter, toen de
paus in 1959 het Tweede Vaticaans Concilie aankondigde stond de relatie tot het jodendom
nog niet op de agenda. Maar vanuit verschillende hoeken werd hier steeds meer op
aangedrongen. Een kleine groep katholieken, maar ook protestanten was van mening dat er
kritisch moest worden gekeken naar de eigen theologische traditie. Men vroeg zich af of de
negatieve visie over de joden binnen hun theologische traditie had bijgedragen aan de
Holocaust. Bovendien, stelt de Nederlandse historicus Bart Wallet in zijn onderzoek, was al
voor de oorlog een groep neo-orthodoxe, voornamelijk protestantse theologen ervan overtuigd
dat het Oude Testament herontdekt moest worden en dat de Bijbel niet zogenaamd ‘Grieks’
maar ‘joods’ gelezen moest worden. Deze ontwikkelingen leidden er toe dat men zich
genoodzaakt voelde om een dialoog aan te gaan met de hedendaagse joodse gemeenschap. De
joden zouden de christenen kunnen helpen met kritisch kijken naar hun eigen traditie en het
beter begrijpen van dat gene wat er in de Bijbel staat.
Maar de stimulans voor verbeterde verhoudingen kwam vooral vanuit de joden. Jules
Isaac, een joodse filosoof uit Frankrijk, betoogde in zijn werk dat er binnen het christendom
sprake was van een ‘enseignement du mépris’ (leer van minachting) met betrekking tot het
jodendom. Zijn werk was invloedrijk en werd in 1962 gebundeld. Paus Johannes XXIII was
onder de indruk van zijn betoog en ging het gesprek met de filosoof aan. Isaac overhandigde
tijdens het gesprek de paus een dossier over de houding van de katholieken tegenover de
joden. 42
Ondertussen raakte paus Johannes XXIII er steeds meer van overtuigd dat er een
betere relatie moest ontstaan tussen de Katholieke Kerk en het jodendom. In 1960 werd de
commissie genaamd ‘Secretariaat voor de Eenheid der Christenen’ in het leven geroepen.
Kardinaal Augustin Bea werd voorzitter van het secretariaat en kreeg van de paus het dossier:
jodendom voor het concilie.43 Bea richtte binnen het secretariaat een subcommissie op die een
concept schreef voor de concilieverklaring over de verhouding tussen de Katholieke Kerk en
het jodendom. Hierbij werd nauw contact gehouden met verschillende joodse
gemeenschappen in Europa. Deze subcommissie kwam in 1961 met de verklaring: ‘Decretum
42 B. Wallet, ‘Het ‘joodse gelijk’ en de ‘niet geboete schuld’: Nederlands-joodse ambivalentie rond het Tweede
Vaticaans Concille’, Trajecta 22 (2013) 103-128.
43 T. Stransky, ‘The Genesis of Nostra Aetate, America 193 (2005) 1.
24
de Judaeis’ (decreet betreffende de joden). De inhoud hiervan bestond uit het volgende: (1)
verwerping van de eeuwen oude beschuldiging dat joden Godmoordenaars zijn (2) afwijzing
van de vervangingstheologie (het christendom vervangt het jodendom (3) een officiële
kerkelijke veroordeling van het antisemitisme.
Na deze verklaring verliep de procedure echter moeizaam. In juni 1962 werd door de
Centrale Commissie van het Vaticaan ‘Decretum de Judaeis’ van de agenda van het Tweede
Vaticaans Concilie gehaald. Er blijkt onenigheid te zijn geweest binnen het Vaticaan over de
noodzaak om de gespannen verhoudingen te verbeteren. De verklaring kwam in politiek
vaarwater terecht. De Romeinse Curie besprak documenten van de Centrale Commissie met
Arabische ambassadeurs. De verklaring ‘Decretum de Judaeis’ werd door Arabische leiders
geïnterpreteerd als een vorm van steun van de Katholieke Kerk aan de staat Israël. Bovendien
werd bekend dat dr. Chaim Wardi van het Israëlische ministerie voor Religieuze Zaken
aanwezig zou zijn tijdens het Tweede Vaticaans Concilie als onofficiële waarnemer. Dit zette
kwaad bloed bij de Arabieren. Het Vaticaan verdedigde zich echter door te verkondigen dat
het zich niet over de politiek in het Midden-Oosten wilde uitspreken, maar enkel over de
relatie met het joodse volk. De opperrabbijn van Rome leverde bovendien forse kritiek op de
plotselinge terughoudende houding van het Vaticaan met betrekking tot de verklaring.44
Kardinaal Bea deed zijn uiterste best om het thema weer terug op de agenda van het concilie
te plaatsen. Hij zei dat de verklaring van groot belang was in het licht van de gewelddadige
vervolging van de joden in het nazitijdperk.45 Hij intervenieerde bij de paus en mede door zijn
inzet werd het thema alsnog besproken tijdens het Concilie.
Niet lang hierna, op 3 juni 1963, overleed paus Johannes XXIII. Hij werd opgevolgd
door Paulus VI. De joodse gemeenschap was bang dat door het wegvallen van de toegewijde
paus de “Joodse kwestie” naar de achtergrond zou worden geplaatst. Maar ondanks dat de
opvolger van Johannes XXIII minder persoonlijke betrokkenheid toonde, committeerde hij
zich wel aan het thema. Op 18 november van dat jaar sprak Bea het Tweede Vaticaans
Concilie toe over de verklaring, de reacties van de bisschoppen waren verdeeld. Dit heeft
ervoor gezorgd dat er een aantal wijzigingen werden doorgevoerd. Allereerst kreeg de
verklaring een “lossere status” en vormde het niet langer een onderdeel van de appendix. Ook
werd het thema van de verklaring uitgebreid naar alle niet-christelijke godsdiensten. Dit
zorgde er echter voor dat de bijzondere status die er werd toegekend aan de joden hiermee
44 Wallet, ‘Het ‘joodse gelijk’ en de ‘niet geboete schuld’ 107-109.
45 J. Hershcopf, ‘The church and the Jews: the struggle at the Vatican Council II’, American Yewish Yearbook
66 (1965) 99-136.
25
werd afgezwakt. Bovendien werd de inhoud van de verklaring afgezwakt, de referentie aan de
Godsmoord van de joden was weggehaald.
De discussie binnen het concilie leidde er toe dat de verklaring geschrapt zou worden
en er enkel nog een kort statement zou komen die in het hoofdstuk van ‘De ecclesia’
opgenomen zou worden. Kardinaal Bea legde zich hier echter niet bij neer, hij herschreef zelf
de verklaring, wat grotendeels terugkeerde naar de originele versie. Paus Paulus VI vormde
uiteindelijk de doorslaggevende factor en (mede onder druk van joodse organisaties) op 28
oktober 1965 werd de verklaring aangenomen met 2221 stemmen voor en 88 stemmen
tegen.46
De inleiding van ‘Nostra Aetate’ zag er als volgt uit:
‘In onze tijd, nu de mensheid zich van dat tot dag nauwer aaneen sluit en de betrekkingen
tussen de verschillende volkeren veelvuldiger worden, overdenkt de Kerk nauwlettender in
welke verhouding zij staat tot de niet-christelijke godsdiensten. Bij haar opdracht om de
eenheid en de liefde tussen de mensen en zelfs tussen de volkeren te bevorderen, schenkt zij
hier allereerst aandacht aan datgene wat de mensen gemeen hebben en hen tot onderlinge
lotsverbondheid leidt.’47
Over de joodse godsdienst wordt gezegd:
‘Want de kerk gelooft, dat Christus, onze Vrede, joden en heidenen door het kruis tot
verzoening heeft gebracht en beiden één heeft gemaakt in zichzelf. (…) Zij bedenkt tevens,
dat uit het joodse volk de apostelen zijn geboren, de fundamenten en de zuilen van de Kerk,
en zeer vele van die eerste leerlingen die het evangelie van Christus aan de wereld hebben
verkondigd. (…) Aangezien dus het gemeenschappelijk geestelijk erfgoed van christenen en
joden zo groot is, wil deze heilige kerkvergadering de wederzijdse kennis en waardering van
beide, welke vooral verkregen worden door bijbelse en theologische studies en door
broederlijke gesprekken, ondersteunen en aanbevelen. Hoewel de gezagsdragers van de joden
met hun aanhangers de dood van Christus hebben doorgedreven, kan toch datgene wat
tijdens zijn lijden werd bedreven noch alle toen levende joden zonder onderscheid noch de
joden van onze tijd worden aangerekend. (mijn cursivering) Alhoewel de Kerk het nieuwe
Wallet, ‘Het ‘joodse gelijk’ en de ‘niet geboete schuld’ 109,110.
Constituties en Decreten van het Tweede Vaticaans Oecumenisch Concilie (Katholiek Archief Amersfoort
1967) 244.
46
47
26
volk van God is, mogen de joden toch niet als door God verworpen noch als vervloekt worden
voorgesteld.(…) Indachtig het met de joden gemeenschappelijk erfdeel en gedreven niet door
politieke overwegingen maar door godsdienstige evangelische liefde, betreurt de Kerk, die
alle vervolgingen tegen wie ook verwerpt, bovendien de haat, de vervolgingen en de uitingen
van het antisemitisme die, wanneer en door wie ook, tegen de joden zijn gericht.’48
Duidelijk is dat ‘Nostra Aetate’ sterk inhoudelijk afgevlakt is ten opzichte van de originele
verklaring. De opheffing van de beschuldiging van Godsmoord zo als die plaats zou vinden in
de originele verklaring was veranderd. Er wordt gesteld dat de joden met hun aanhangers de
dood van Jezus Christus hebben doorgedreven, maar dat kan de joden van destijds en de
hedendaagse joden niet worden aangerekend. Het lijkt erop dat de joden door de kerk (op een
subtielere manier) nog steeds verantwoordelijk worden gesteld voor de dood van Jezus
Christus. Wat er veranderd is, is dat dit nu niet meer alle joden kan worden verweten. Wat ook
opvalt is dat in de originele verklaring zou komen te staan dat de kerk het antisemitisme
veroordeelt en betreurt, maar in ‘Nostra Aetate’ staat enkel betreurt. Toch mag gesteld worden
dat ‘Nostra Aetate’ een breuk in de geschiedenis van katholiek antisemitisme vormde en dat
er hiermee een goede stap in de richting werd gezet naar verbeterde verhoudingen tussen de
Katholieke Kerk en het jodendom.
48
Constituties en Decreten van het Tweede Vaticaans Oecumenisch Concilie, 246-247.
27
4. Het bezoek van Johannes Paulus II aan Israël in 2000.
Van 21 tot en met 26 maart 2000 bracht paus Johannes Paulus II een bezoek aan Israël. Hij
werd door zijn achterban gezien als een charismatische paus. Door al zijn reizen vormde hij
een symbool voor de ‘wereldkerk’. De paus maakte hiermee het pausschap tot een “semiitenerant institution”. Dit stond in schril contrast met verschillende voorgangers, die als
“gevangenen van het Vaticaan” Rome nooit verlieten. Ondanks dat hij in 1978 al aantrad als
paus, bezocht hij Israël pas 22 jaar later. Hij werd gezien als dé aangewezen paus voor een
beladen bezoek aan Israël. Als Poolse paus was hij zwaar getekend door de oorlogservaringen
van zijn land en de dood van zijn familieleden. Misschien was hij bovendien ook wel de
aangewezen paus voor een bezoek aan Israël, gezien de grote geschiedenis van katholiek
antisemitisme in het katholieke Polen. Dit zou zijn bezoek als Poolse paus aan de
(overwegend) Joodse staat een diepere betekenis hebben kunnen gegeven.
Velen bestempelden hem als een verzetsheld en de grote overwinnaar van het
communisme. Hij zou de val van het communisme hebben bespoedigd door wat hij betekende
voor Polen. Johannes Paulus II was bovendien een ‘mediagenieke communicator’ en stal de
harten van velen katholieken, maar ook van niet-katholieken.49
Toch was men aanvankelijk in politieke en religieuze kringen redelijk sceptisch over
het bezoek van de paus aan Israël. In de media werd er vol cynisme gesproken over het
bezoek. Dit had alles te maken met de lange geschiedenis van slechte verhoudingen tussen de
Katholieke Kerk en het jodendom. Bovendien, stelt Boogert in zijn artikel, was er van de
verbeterde verhoudingen tussen de Katholieke Kerk en het jodendom, en daarmee Israël,
sinds het Tweede Vaticaans Concilie nauwelijks iets te merken voor de Joden in Israël.
Daarnaast was men erg benieuwd naar hoe de paus zich zou opstellen in het conflict tussen
Israël en de Palestijnen, immers ook aan de politieke leiders van Palestina zou een bezoek
worden gebracht. Gedacht werd dat, ondanks de officiële erkenning van de Staat Israël door
het Vaticaan in 1993, de paus de kant van de Palestijnen zou kiezen. Immers, de meerderheid
van de christenen in Israël bestaat uit Palestijnen. Ook heerste de gedachte in de media dat
zijn bezoek vooral te maken had met persoonlijk prestige en dat het moest bijdragen aan het
ophemelen van zijn eigen reputatie.
Het bezoek aan Israël is uiteindelijk een groot succes gebleken. Het lijkt er op dat het
bezoek zeer waardevol was voor het proces van verbeterde verhoudingen sinds het Tweede
49
Lantink en Koch, De Paus en de Wereld, 383.
28
Vaticaans Concilie. Het bezoek van paus Johannes Paulus II heeft veel indruk gemaakt op
Israël, hij is voor vele Israëliërs de enige paus die zij bij naam kennen.50 De paus bezocht
Israël als een pelgrim en probeerde zoveel mogelijke politieke uitspraken te vermijden. Hij
bezocht niet enkel heilige plaatsen voor christenen, maar was ook geïnteresseerd in plaatsen
waar de oorsprong van het jodendom lag. Tijdens deze bezoeken riep hij de joden en
christenen op om op grond van de gemeenschappelijke Bijbelse erfenis, tot een zegen voor de
wereld en voor elkaar te zijn. Ook een memorabel moment was zijn bezoek aan de
Klaagmuur. Dit bezoek aan de meest heilige plaats voor de joden werd door joodse
autoriteiten gezien als een erkenning van het recht op de terugkeer van het joodse volk naar
hun land en als een erkenning van het joodse volk als volk van God. Boogert stelt dat dit werd
bevestigd door het geschreven gebed van de paus dat hij achterliet in de muur. Dit gebed luidt
als volgt: ‘God van onze vaderen, U koos Abraham en zijn nakomelingen uit om Uw Naam
tot de volkeren te brengen. We zijn diep bedroefd om het gedrag van hen die in de loop der
geschiedenis het lijden van deze uw kinderen veroorzaakt hebben, en U om vergeving
vragend willen wij ons verplichten tot een zuivere broederschap met het volk van het
verbond.’ Dit was baanbrekend, aangezien de Katholieke Kerk de joden eeuwenlang niet
erkende als het volk van God.51
Een andere belangrijk moment aan het bezoek van de paus aan Israël was zijn bezoek
aan het Shoah museum in Jeruzalem Yad Vashem. Hier sprak hij:
‘Op deze plaats met herinneringen, voelen het verstand en het hart een extreme behoefte aan
stilte. Stilte om in te gedenken. Stilte om te proberen zin te geven aan de herinneringen die
steeds terugkomen. Stilte omdat er geen woorden sterk genoeg zijn om uitdrukking te geven
aan de verschrikkelijke tragedie van de Shoah. Mijn persoonlijke herinneringen betreffen alles
wat er gebeurde toen de Nazis Polen bezette gedurende de oorlog. Ik herinner mij joodse
vrienden en buren, enkelen van hen zijn omgekomen, terwijl anderen overleefden. Ik ben naar
Yad Vashem gekomen om hulde te brengen aan de miljoenen joodse mensen die, van alles
ontheven, met name van hun menselijke waardigheid, werden vermoord in de Holocaust.
Meer dan een halve eeuw is verstreken, maar de herinneringen blijven. (…) Op deze plaats
van plechtig gedenken, bid ik fervent dat ons verdriet om de tragedie waaraan het joodse volk
heeft geleden in de twintigste eeuw, zal leiden tot een nieuwe relatie tussen de Christenen en
Na een navraag bij mijn Israëlische (joodse) tante over Paus Johannes Paulus II zei zij: ‘Oh yes, yes Paulus, I
remember! Oh yes, I have a picture of him in the kitchen.’
51
C. J. van den Boogert, ‘Paus Johannes Paulus II in Israël’, Vrede over Israël 44 (2000).
50
29
de Joden. Laat ons bouwen aan een nieuwe toekomst waarin er geen anti-joodse gevoelens
onder de Christenen en geen anti-christelijke gevoelens onder de Joden zijn, maar eerder het
wederzijdse respect verlangd door hen die de Enige Schepper en Heer aanbidden, en kijken
naar Abraham als onze gemeenschappelijke vader in geloof.’52
Joden in Israël spraken overwegend vol lof over het bezoek van de paus en waardeerden de
toenadering die hij had gezocht tot hen. De paus had de joden voor zich gewonnen en
duidelijk gemaakt dat er sprake was van een fundamentele verandering in de houding van de
Katholieke kerk tegenover de Joden. Een officiële waardering van het Joodse volk werd
verwoord door minister-president Ehud Barak tijdens het bezoek aan Yad Vashem. Hij sprak
daar: ‘U hebt meer dan ieder ander gedaan om de door de goede Paus Johannes XXIII
ingezette verandering in de houding van de kerk tegenover het joodse volk te voltooien en de
gapende wonden, die in de loop van vele bittere eeuwen ontstaan zijn, te genezen. En daarom,
uwe heiligheid, kan ik zeggen, dat uw huidige bezoek in de Hal der Herinnering in Yad
Vashem een hoogtepunt van deze historische reis van heelmaking is.’53 Ook historicus Peter
Hocken meent dat er ondanks dat er van tevoren niet zo veel behoefte was aan de
pelgrimstocht van paus Johannes Paulus II, uiteindelijk de Israëli’s en veel joden de
historische betekenis van zijn bezoek onderkenden. Hocken wijst hierbij op het commentaar
van de directeur van het Centre Comnunautaire Israélite in Parijs, Raphy Marciano: 'Het was
een Bijbels moment. Johannes Paulus II heeft in een week tijd bereikt en concreet gemaakt
wat de kerk twintig eeuwen lang heeft nagelaten.'54
Het duidelijk maken van de fundamentele verandering in verhoudingen tussen de
Katholieke Kerk en het jodendom en de waardering hierover heeft echter wel 35 jaar geduurd
sinds het Tweede Vaticaans Concilie en de verklaring ‘Nostra Aetate’. De Katholieke Kerk
heeft de eeuwigheid aan haar zijde. Bovendien lijkt het er op dat de joden zich na het
pauselijk bezoek verbonden voelden met de paus, dit betekent niet perse dat zij zich ook
daadwerkelijk verbonden met en erkend voelden door de Katholieke Kerk.
‘Yad Vashem, Jeruzalem’ (versie 15 maart 2010),
http://www.rkdocumenten.nl/rkdocs/index.php?mi=600&doc=70 (31 december 2014).
53
Boogert, ‘Paus Johannes Paulus II in Israël’.
54
P. Hocken, ‘Israël nog steeds Gods Volk’, Bouwen aan de Nieuwe Aarde (2004).
52
30
Conclusie
In dit onderzoek is er geprobeerd een antwoord te krijgen op de vraag: Hoe heeft de
Katholieke Kerk gereageerd op de Holocaust, in het licht van haar eigen geschiedenis van
religieus antisemitisme?
Hiervoor is allereerst de geschiedenis van antisemitisme binnen de Katholieke Kerk
bestudeerd. Volgens Michael verwijst het katholiek antisemitisme naar de anti-joodse
elementen in de theologie van de kerk, de uitspraken en acties van het pausdom en de
katholieke ordes, de leer en acties van clerici en de inhoud van het kerkelijk recht. Volgens
hem was tot 1965 deze “donkere kant” van de kerk overheersend. Maar er blijkt niet alleen
sprake te zijn geweest van religieus antisemitisme binnen de Katholieke Kerk. Ook het
sociaal-politiek antisemitisme werd opgenomen binnen de Katholieke Kerk en in het
christendom. Dit uitte zich in verschillende boeken en tijdschriften van het Vaticaan. Ook
blijkt dat antisemitisme niet enkel een katholiek, maar ook een christelijk fenomeen was.
Maar het meest opvallend was het antisemitisme van de Katholiek Kerk dat was verwerkt in
de Goede Vrijdag liturgie, gebaseerd op het Evangelie van Matteüs. Jezus Christus had zich
getoond als de Messias aan de joden maar zij “sloten hun ogen en oren” voor hem. De joden
zouden opzettelijk de waarheid niet onder ogen hebben willen zien. Volgens de Katholieke
Kerk nemen de joden door het spreken van de woorden: ‘Zijn bloed kome over ons en onze
kinderen’ de schuld van de dood van Jezus Christus op zich. Dit lijkt voor de Katholieke Kerk
een legitimatie te vormen voor het beschuldigen van de joden voor de dood van Jezus
Christus. Pas na het Tweede Vaticaans Concilie werd de antisemitische Goede Vrijdag
liturgie volledig herzien.
Vervolgens is de rol van paus Pius XII in de Tweede Wereldoorlog met betrekking tot
de Holocaust bestudeerd. Deze rol blijkt uiterst controversieel. Het lijkt er op dat er vlak na de
dood van paus Pius XII vooral veel kritiek was over zijn optreden als paus in de Tweede
Wereldoorlog en dat er de laatste decennia positiever is gesproken over zijn rol. Dit is
enigszins logisch aangezien er steeds meer archieven zijn open gegaan en informatie is vrij
gekomen. Iemand die heeft geprobeerd om de mythe van paus Pius XII als zwijgende paus te
ontkrachten is Hans Jansen. Maar over de objectiviteit van Jansen als historicus valt te
twisten. Zijn boek leest als een betoog en is sterk beïnvloed door zijn religieuze achtergrond.
Volgens Jansen hebben de toespraken van paus Pius XII wel degelijk bijgedragen aan de
bestrijding van de Jodenvervolging. Jansen prijst de indirecte bestrijding van de paus van de
31
Jodenvervolging. Dit indirecte beleid werd hem juist door velen na de Tweede Wereldoorlog
verweten en veel historici doen dit ook. Veel historici verwijten de paus dat hij enkel in
algemene termen over de Holocaust sprak. Sommige auteurs gaan nog verder door te stellen
dat er geen enkel bewijs is dat de Paus de joden heeft geholpen of ook maar heeft willen
helpen, wat te maken zou hebben met het heersende antisemitisme binnen de Katholieke
Kerk. Ondanks de verschillende meningen is het duidelijk dat de Tweede Wereldoorlog een
breuk vormde in de geschiedenis van antisemitisme binnen de Katholieke Kerk. Zowel voor
niet-katholieken als katholieken stond vast; dit kan niet meer.
Vervolgens is het Tweede Vaticaans Concilie en de verklaring ‘Nostra Aetate’
bestudeerd. Op 28 oktober 1965 verscheen als onderdeel van het concilie de verklaring
‘Nostra Aetate’. De verklaring moest een nieuwe fase inluiden van een betere relatie tussen de
Katholieke Kerk en (onder andere) het jodendom. Het hele proces naar de verklaring toe
verliep echter niet altijd soepel. Er blijkt redelijk wat tegenstand te zijn geweest binnen het
Vaticaan over de verklaring. Maar vooral door de inzet van Kardinaal Bea en onder druk van
de Joden werd de verklaring alsnog een belangrijk onderdeel van het Tweede Vaticaans
Concilie. Op 18 november 1963 sprak Bea het Tweede Vaticaans Concilie toe over de
verklaring, de reacties van de bisschoppen waren verdeeld. Dit heeft ervoor gezorgd dat er
een aantal wijzigingen werden doorgevoerd. Allereerst kreeg de verklaring een lossere status
en vormde het niet langer een onderdeel van de appendix. Ook werd het thema van de
verklaring uitgebreid naar alle niet-christelijke godsdiensten. Dit zorgde er echter voor dat de
bijzondere status die er werd ontleend aan de joden hiermee werd afgezwakt. Bovendien werd
de inhoud van de verklaring afgezwakt; de referentie aan de Godsmoord van de joden was
weggehaald. Kardinaal Bea legde zich hier echter niet bij neer, hij herschreef zelf de
verklaring, wat grotendeels terugkeerde naar de originele versie. Paus Paulus VI vormde
uiteindelijk de doorslaggevende factor en op 28 oktober 1965 werd de verklaring
aangenomen.
Na bestudering van de inhoud van de verklaring is duidelijk dat ‘Nostra Aetate’
inhoudelijk sterk is afgevlakt ten opzichte van de originele verklaring. De opheffing van de
beschuldiging van Godsmoord zo als die plaats zou vinden in de originele verklaring was
veranderd. Er wordt gesteld dat de joden met hun aanhangers de dood van Jezus Christus
hebben doorgedreven, maar dat kan de joden van destijds en de hedendaagse joden niet
worden aangerekend. Het lijkt er dus op dat de joden door de kerk (op een subtielere manier)
nog steeds verantwoordelijk worden gesteld voor de dood van Jezus Christus. Wat er
32
veranderd is, is dat dit nu niet meer alle joden kan worden verweten. Wat ook opvalt, is dat in
de originele verklaring zou komen te staan dat de kerk het antisemitisme veroordeelt en
betreurt, maar in ‘Nostra Aetate’ staat enkel betreurt. Toch mag gesteld worden dat ‘Nostra
Aetate’ een breuk in de geschiedenis van antisemitisme vormde en dat er hiermee een grote
stap in de richting werd gezet naar betere verhoudingen tussen de Katholieke Kerk en het
jodendom.
Tenslotte is er gekeken naar het bezoek van paus Johannes Paulus II aan Israël in
2000. Dit bezoek had een enorm grote betekenis en bleek uiteindelijk waardevol te zijn. De
joden in Israël spraken overwegend vol lof over het bezoek van de paus en waardeerden de
toenadering die hij had gezocht tot hen. De paus had de joden voor zich gewonnen en
duidelijk gemaakt dat er sprake was van een fundamentele verandering in de houding van de
Katholieke kerk tegenover de Joden. Het duidelijk maken van de fundamentele verandering in
verhoudingen tussen de Katholieke Kerk en het jodendom en de waardering hierover heeft
echter wel 35 jaar geduurd sinds het Tweede Vaticaans Concilie en de verklaring ‘Nostra
Aetate’. Waardoor toch de twijfel wordt opgewerkt over in hoeverre de verklaring ‘Nostra
Aetate’ in 1965 heeft bijgedragen aan het verbeteren van de relatie tussen de Katholieke Kerk
en de joden. Het bezoek van de paus aan Israël in 2000 lijkt namelijk pas daadwerkelijk de
start te zijn geweest van een tijdperk van verbeterde verhoudingen. En bovendien moet
worden beseft dat het erop lijkt dat de joden zich meer verbonden voelden met de paus dan
met het instituut de Katholieke Kerk.
De conclusie is dat de Katholieke Kerk na een lange geschiedenis van (niet alleen
religieus) antisemitisme en na de enorme controversie rond de paus met betrekking tot de
Holocaust, heeft geprobeerd de gespannen verhoudingen met de joden te verbeteren. De
Katholieke Kerk kende een lange geschiedenis van religieus antisemitisme, dat is ontstaan uit
het evangelie van Matteüs en vervolgens is opgenomen in katholieke geschriften en liturgie.
Dit antisemitisme werd door het Vaticaan eeuwenlang gelegitimeerd, maar na de
verschrikkingen van de Holocaust werd besloten: dit kan niet meer. De rol van de paus hierin
werd zo controversieel dat er wel iets moest veranderen. Na een ingewikkeld en hortend
proces werd uiteindelijk ‘Nostra Aetate’ opgenomen in het Tweede Vaticaans Concilie.
Hierin werd de beschuldiging van de joden als de moordenaars van Jezus Christus
ingetrokken en het antisemitisme betreurt. Het proces naar de verklaring toe verliep echter
vrij moeizaam en de uitkomst hiervan lijkt niet zo daadkrachtig te zijn geweest. Maar,
aangezien de relatie tussen de Katholieke Kerk en het jodendom zo slecht en controversieel
33
was, kan na de breuk die er ontstond na de Holocaust, ‘Nostra Aeate’ gezien worden als de
volgende breuk in de slechte verhoudingen tussen de Katholieke Kerk en het jodendom. Het
zorgde voor een grote stap in de richting naar verbeterde verhoudingen tussen de Katholieke
Kerk en de joden, maar zoals is gebleken uit het laatste hoofdstuk is dit een proces geweest
wat nog decennia heeft geduurd.
34
Literatuurlijst
van Atten, C., ‘Luther en Calvijn over de Joden, Vrede over Israël 44 (1997).
Boogert, van den C. J., ‘Paus Johannes Paulus II in Israël’, Vrede over Israël 44 (2000).
Constituties En Decreten van het Tweede Vaticaans Concilie (Katholiek Archief Amersfoort
1967).
Cornwell,J., Hitler’s Pope: the secret history of Pius XII (New York 1999).
Goldhagen, D. J., A moral reckoning: The role of the Catholic church in the Holocaust and its
unfulfilled duty of repair (New York 2003).
Hershcopf, J., ‘The church and the Jews: the struggle at the Vatican Council II’, American
Yewish Yearbook 66 (1965) 99-136.
Hocken, P., ‘Israël nog steeds Gods Volk’, Bouwen aan de Nieuwe Aarde (2004).
Jansen, H., De zwijgende paus?: Protest van Pius XII en zijn medewerkers tegen de
Jodenvervolging in Europa (Kampen 2000).
Kiecker, J. G., ‘Theologia Crucis et Theologia Gloriae: the development of Luther’s theology
of the cross’, Western Michigan University (1994) 1-6.
Lantink, F.W. en Koch, J.P.M., De Paus en de wereld: een geschiedenis van een instituut
(Amsterdam 2012).
Michael, R., A History of Catholic Antisemitism: The Dark Side of the Church (New York
2008).
Rittner, C. en Roth, J.K., Pope Pius XII and the Holocaust (Leicester 2002).
Roth, N., The Daily Life of the Jews in the Middle Ages (Greenwood 2005).
Sandmel, S., A Jewish understanding of the Christian Testament (New York 1956).
Stransky, T., ‘The Genesis of Nostra Aetate’, America 193 (2005) 1.
Vorgrimler, H.,Commentary on the Documents of Vatican II (New York 1968).
Wallet, B., ‘Het ‘joodse gelijk’ en de ‘niet geboete schuld’: Nederlands-joodse ambivalentie
rond het Tweede Vaticaans Concille’, Trajecta 22 (2013) 103-128.
Wolffenbuttel-Van Rooijen, H., ‘Geschiedenis van het Nieuwe Testament’ (1961).
Wortelboer, H., Het instituut Rooms-Katholieke Kerk: het complete handboek (Kampen
2005).
35
Websites:
Brouwers, J., ‘Tweede Vaticaans Concilie’
http://www.lucepedia.nl/asp/invado.asp?t=media_detail&id=20857&d_id=170 (5 november
2014).
Inside the Vatican Staff, ‘My Father Never Stopped Being a Jew’, ( versie februari 1999),
http://www.catholicculture.org/culture/library/view.cfm?id=1067&CFID=43259807&CFTO
KEN53900454 (21 december 2014).
‘Missale Romanum: Ex Decreto Concili Tridentini’,
http://www.sanctamissa.org/en/resources/missale-romanum.pdf (21 december 2014).
‘Pauselijke onfeilbaarheid’ http://www.rkk.nl/katholicisme/encyclopedie/p/pauselijke_onfeilbaarheid
(15 januari 2015).
Salemink, T ‘Antijudaïsme, antisemitisme en antizionisme’
https://www.lucepedia.nl/dossieritem/antisemitisme/antijudaisme-antisemitisme-en-antizionisme (20
januari 2015).
‘Yad Vashem, Jeruzalem’ (versie 15 maart 2010),
http://www.rkdocumenten.nl/rkdocs/index.php?mi=600&doc=70 (31 december 2014).
36
Bijlage
Latijnse tekst goede vrijdag liturgie
Oremus et pro perfidis Judæis: ut Deus et Dominus noster auferat velamen de cordibus
eorum; ut et ipsi agnoscant Jesum Christum, Dominum nostrum. (Non respondetur 'Amen',
nec dicitur 'Oremus', aut 'Flectamus genua', aut 'Levate', sed statim dicitur:) Omnipotens
sempiterne Deus, qui etiam judaicam perfidiam a tua misericordia non repellis: exaudi preces
nostras, quas pro illius populi obcæcatione deferimus; ut, agnita veritatis tuæ luce, quæ
Christus est, a suis tenebris eruantur. Per eundem Dominum nostrum Jesum Christum Filium
tuum, qui tecum vivit et regnat in unitate Spiritus Sancti, Deus: per omnia sæcula sæculorum.
Amen.55
‘Missale Romanum: Ex Decreto Concili Tridentini’, http://www.sanctamissa.org/en/resources/missaleromanum.pdf (21 december 2014).
55
37
Download