Epictetus - Da Vinci College

advertisement
Epictetus
"Niet de dingen zelf maken de mensen van streek, maar hun denkbeelden erover."
Uit: Leren Filosoferen
Boekverslag Epictetus’ Encheiridion
Encheiridion (‘ponjaard’ of ‘datgene wat men bij de hand heeft’) is een handboek of
handleiding (cheir in het Grieks betekent hand) dat citaten bevat van de Stoïcijnse filosoof
Epictetus, die leefde van 50 tot circa 120 n. Chr..
De school der Stoïcijnen is omstreeks 300 v. Chr. door Zeno te Athene gesticht. De Stoïcijnen
leggen vooral de nadruk op de eenheid van de schepping en die van de menselijke ziel (of
Natuur). Het Universum is geordend en ontwikkelt zich volgens wetten. Het Universum is als
het ware de gemanifesteerde substantie van God. God is tevens de hoogste Rede en de
menselijke ziel is een directe uitdrukking daarvan. Vandaar het voortdurend onderstrepen
van de noodzaak voor de mens die zich wenst te ontwikkelen om te leven overeenkomstig
zijn eigen (Goddelijke) Natuur. De Natuur is in wezen goed en haar oorspronkelijke wens is
de waarheid te kennen en te dienen in iedere situatie.
Epictetus heeft zelf geen enkel geschrift nagelaten. Arrianus, een leerling en bewonderaar
van Epictetus, verzamelde deze citaten. Het handboekje bevat praktische adviezen,
gebaseerd op Epictetus’ leer die de mens helpt zich te ontwikkelen en te leven volgens zijn
ware natuur. Epictetus hield zich vooral bezig met de dagelijkse praktijk van het leven. Zijn
aanwijzingen zijn dan ook dikwijls uiterst praktisch en direct toe te passen, ook voor de
hedendaagse mens. Vragen over de onsterfelijkheid van de ziel worden door hem nauwelijks
aangeroerd, maar hij verwijst regelmatig naar Socrates als de meest voortreffelijke filosoof.
Men kan wel zeggen dat Epictetus een zeer aparte plaats onder de filosofen inneemt. Zelfs
de Christelijke kerkvaders zoals Johannes Chrysostomus, Augustinus en Origenus prijzen zijn
wijsheid en zijn Godsvrucht. Men zou Epictetus tevens als realist kunnen beschouwen:
voortdurend komt hij terug op het nutteloze van ‘het tegen windmolens vechten’. Feiten zijn
als feiten niet te veranderen, dat is hun realiteit. Wat kan veranderen zijn onze meningen
omtrent de feiten en onze wijze van observeren. Deze gedachte, gekoppeld aan de kennis
van de Goddelijke en de onsterfelijke oorsprong van de mens en van zijn Natuur, maakt
Epictetus tot een blijvend lichtbaken van het menselijk denken. De volgende uitspraak geeft
de essentie van Epictetus’ denken goed weer:
‘Geef me de moed te accepteren wat niet in mijn vermogen ligt, de kracht om alles te doen
wat in mijn vermogen ligt en de wijsheid tussen die twee onderscheid te maken’
Het is dan ook niet verwonderlijk dat in het eerste citaat in Encheiridion die essentie wordt
verduidelijkt:
Van al het bestaande hebben wij sommige dingen in onze macht. Andere niet. In onze macht
hebben wij onze meningen, ons streven, onze begeerte en afkeer. Al deze dingen kunnen wij
zelf bewerkstelligen. Het lichaam hebben wij niet in onze macht. Ook bezit niet of aanzien en
ambten. Kortom, alles wat niet ons eigen werk is. Weet, dat de dingen die wij in onze macht
hebben van nature vrij zijn. Zij kunnen niet gehinderd of belemmerd worden. Doch datgene
wat wij niet in onze macht hebben, is krachteloos, onderworpen, vol belemmeringen en
vreemd aan ons wezen. Als ge meent dat iets wat van nature onderworpen is, vrij is en dat
iets wat van een ander is, uzelf toebehoort, zult ge veel hinder ondervinden, ge zult klagen, in
verwarring worden gebracht en goden en mensen verwijten maken. Maar als ge weet dat
alleen het uwe van u is en dat hetgeen van een ander is, ook werkelijk aan een ander
toebehoort, dan zal niemand u ooit ergens toe dwingen, niemand zal u hinderen, ge zult
niemand verwijten maken, ge zult niemand aanklagen, ge zult niets doen tegen uw wil, een
vijand zult ge niet hebben, niemand zal u schaden, want iets schadelijks zult ge niet
ondervinden. Wanneer ge nu deze verheven dingen nastreeft, bedenk dan wel dat het niet
mogelijk is dit doel met geringe inspanning te bereiken, maar dat het nodig is sommige
dingen geheel en al op te geven en andere tot een later tijdstip uit te stellen.
Als ge naast deze dingen tevens ambten en rijkdom begeert, dan kan het gebeuren dat ge
zelfs deze ambten en rijkdom niet zult verkrijgen, omdat ge ook het eerste doel nastreeft. En
ongetwijfeld zult ge dan het eerste, verheven doel, het enige dat vrijheid en geluk brengt, niet
bereiken. Oefen u daarom van het begin af aan bij ieder onaangenaam verschijnsel te
zeggen: ‘Het is slechts een verbeelding en helemaal niet de zaak zelf.’ Onderzoek dit
verschijnsel vervolgens en maak onderscheid met de maatstaven die ge hebt en waarvan de
eerste en belangrijkste is: of het iets is wat behoort tot de dingen die in onze macht liggen of
niet. En als het iets is wat niet in onze macht ligt, laat dan het antwoord vanzelfsprekend zijn:
‘Voor mij heeft het geen betekenis’.
Uit: Wikipedia
Epictetus
Epictetus (Grieks: Ἐπίκτητος) was een Stoïcijns filosoof uit de 1e eeuw na Chr.; hij leefde van
50 tot ca. 130 na Chr. Samen met andere Romeinse filosofen als Seneca en Marcus
Aurelius behoorde Epictetus tot de leidende figuren in de stoïsche filosofie in de eerste
eeuwen na Christus.
Epictetus' ethische opvattingen zijn opmerkelijk consistent en krachtig en zijn
onderwijsmethodes zeer effectief. Epictetus hield zich vooral bezig met integriteit,
zelfdiscipline en persoonlijke vrijheid, die hij bepleitte door van zijn studenten te eisen dat zij
twee centrale ideeën grondig onderzochten: de eigenschap die hij "wilsbesluit" (prohairesis)
noemde en het juiste gebruik van indrukken (chrēsis tōn phantasiōn).
Epictetus onderwees dat filosofie niet slechts een theoretische discipline is, maar een
levenswijze. Epictetus geloofde dat alle externe gebeurtenissen door het lot worden bepaald
en mensen daar dus geen invloed op hebben; we zouden alles wat gebeurt kalm en nuchter
moeten accepteren. Maar een ieder is wel verantwoordelijk voor zijn eigen daden, die we
door strenge zelfdiscipline zouden moeten onderzoeken en beheersen.
Leven
Hij werd als Griekse slaaf uit Hiërapolis (zuidwest-Anatolië) naar Rome gebracht waar hij
slaaf werd van Epaphroditus, een belangrijke bestuurder aan het hof van Nero. In Rome
studeerde hij bij Musonius Rufus, een Romeinse senator en stoïsche filosoof die met
tussenpozen onderwees in Rome. Na zijn vrijlating onderwees Epictetus zelf in Rome.
Epictetus werd waarschijnlijk in 89 verbannen uit Rome, vanwege het edict
van Domitianus die alle filosofen uit Italië verbande. Hierna onderwees Epictetus
in Nikopolis (noordwest-Griekenland), de filosofie van de Stoa, in een door hem gestichte
school.
Voordrachten en uitspraken
Zelf heeft Epictetus niets geschreven, maar zijn leerling en bewonderaar Arrianus heeft acht
boeken leergesprekken (διατριβαί [diatribaí], Latijn Dissertationes, Engels Discourses,
DuitsLehrgesprächen, Frans "Entretiens" ) van Epictetus samengesteld; daarvan zijn vier
boeken bewaard gebleven. Ook stelde Arrianus het Handboekje (Encheiridion) samen: een
verzameling van 53 citaten van Epictetus. De praktische adviezen die hierin worden gegeven,
worden ook nu nog de moeite waard gevonden.
Daarnaast zijn nog enkele fragmentarische en twijfelachtige teksten van Epictetus bewaard
gebleven.
Uit: Filosofie Magazine
Joep Dohmen: 'Levenskunst betekent willen wat je doet'
Joep Dohmen pleit al jarenlang voor levenskunst als filosofische discipline. En die
levenskunst begint bij een, soms pijnlijke, zelfanalyse: ‘Ik heb zowel mijn overmoed als
mijn lafheid moeten beteugelen.’
Om het gesprek te openen, in grand café De Rechtbank in het historische centrum van
Utrecht, zeg ik tegen Joep Dohmen dat ik mijn baan soms ervaar als een last. Het is niet
eenvoudig in de tijdschriftenbranche. Oplages staan onder druk; mensen lezen alles al gratis
op internet. We moeten met een steeds kleinere redactie steeds meer doen om te
overleven. Het voelt soms als springen van ijsschots naar ijsschots. Het zal bij veel andere
organisaties in deze tijd overigens niet anders zijn.
Joep Dohmen (1949), hoogleraar wijsgerige en praktijkgerichte ethiek aan de Universiteit
voor Humanistiek, is vooral bekend vanwege zijn publicaties over levenskunst. Hij staat op
de grens van zijn emeritaat. In reactie op mijn opmerking haalt hij Het handwerk van de
vrijheid van de Duitse filosoof Peter Bieri aan.
‘Volgens Bieri is er altijd sprake van een samenspel tussen twee factoren: de
speelruimte die je hebt en jouw motivatie. De speelruimte van mensen is altijd
beperkt. Een bekend gezegde van Borges luidt: “De tijden zijn nooit goed geweest.”
Dat is natuurlijk overdreven, maar het drukt wel iets uit. Ieder mens komt vroeg of
laat in noodsituaties. Dan kom het aan op je eigen houding. Wat wil jij zelf? Wil je
echt niet verder? Hoe erg is dat schotsspringen trouwens?’
Wat kan ik anders? De situatie is gewoon slecht. En ik kan niet zomaar stoppen met mijn
baan. Welke ruimte biedt de levenskunst me?
‘De levenskunst zal je niet leren dat jij jouw omstandigheden zomaar kunt
veranderen, integendeel. Ze zal je wel laten zien dat ieder mens in het volgen van zijn
wensen een bepaalde speelruimte heeft. Als dat in jouw geval neerkomt op
schotsspringen, zit er niets anders op dan de situatie zo goed mogelijk in te schatten
en dan hoe dan ook door te gaan met je werk of ermee ophouden. Maar misschien is
er iets anders aan de hand. Misschien denk je heimelijk: als deze klus voorbij is, ga ik
doen wat ik écht wil. En dan komt er daarna weer een project voorbij dat je niet wilt
laten lopen. Door alles steeds naar je toe trekken, wil je bewijzen dat je onmisbaar
bent. Ik lijd daar zelf aan. Bij mij is het een vorm van dwangmatigheid die bijna
pathologisch is. Ik hoop dat ik het kan laten na mijn pensioen.’
De kortste omschrijving van levenskunst is leren omgaan met jezelf en de wereld. Het
verwerven van een persoonlijke levenshouding door na te denken over waar je staat en je
wensen en mogelijkheden daarop af te stemmen. Vervolgens is het een kwestie van
oefenen. Levenskunst vereist naast reflectie en evaluatie ook training, variërend van een
socratisch gesprek tot meditatie. Het doel is een zekere mate van autonomie of innerlijke
vrijheid verwerven. Je leert je mogelijkheden kennen en je beperkingen. Al is die autonomie
niet het enige doel, zo zal Dohmen steeds herhalen. Levenskunst gaat ook over kwaliteit: het
leven moet zinvol zijn, in overeenstemming met een zelfverworven, morele oriëntatie. Het
gaat erom dat je waarachtig kunt zeggen dat je een goed leven leidt. Een dergelijke
autonome en authentieke levenshouding komt niet vanzelf. Die vergt vorming – Bildung –
en, zo bleek eerder in dit gesprek, soms pijnlijke zelfanalyse. Wil ik bewijzen dat ik onmisbaar
ben? De moderne levenskunst begint bij Michel Foucault, die het thema van de zelfzorg
overnam van de oude Grieken.
‘Dat laatste is beslist waar. Volgens Foucault schreven de klassieke Griekse en
Romeinse filosofen over “een cultuur van het zelf”, waarin zelfzorg centraal stond.
Wat Foucault zo fascineerde, is dat deze klassieke elite geen slaaf wilde zijn, niet van
een ander mens, maar ook niet van de eigen behoeften of passies. Ze wilde innerlijk
vrij zijn, zowel fysiek als geestelijk onafhankelijk, en bovendien streefde ze een
bloeiend leven na. Overigens kun je niet spreken van “de” levenskunst. Alleen al in de
klassieke Oudheid zijn er verschillende varianten van levenskunst. Socrates bepleit
zelfkennis. Plato een wending naar het absolute Goede. Aristoteles leert een
deugdethiek, het vormen van goede gewoontes. Epicurus is de vader van het
hedonisme, terwijl de stoïcijnen een soort autonomie voorstaan. Wat al deze denkers
bindt, is hun optimisme: meer zelfkennis, een andere oriëntatie en betere gewoontes
leveren volgens hen beslist een goed leven op. De charme van de antieke levenskunst
was ongetwijfeld dat die samen met vrienden beoefend werd. De cultuur van het zelf
was dus een sociale praktijk, waarin men elkaar aanspoorde en advies gaf. In het
christendom werd zelfzorg not done en vervangen door pastorale zorg. Dat wil niet
zeggen dat er geen levenskunst meer was, alleen werden gaandeweg de persoonlijke
levenshouding en morele oriëntatie gevormd door ontvankelijkheid: het was geloof,
hoop en liefde. De nadruk kwam te liggen op passiviteit.
Volgens Foucault is de levenskunst na de klassieke Oudheid niet zozeer verdwenen,
alswel verborgen. Elk tijdvak heeft zijn eigen levenskunst, maar die wordt vaak
verdrongen door de gemeenschapsmoraal. Wat Foucault laat zien, is dat het individu
altijd een product is van een persoonlijke moraal en van disciplinerende krachten van
buiten – van de heersende juridische en morele codes. Bovendien, wat betekent het
dat levenskunst opnieuw wordt opgepakt in de moderne tijd? Foucault zegt
nadrukkelijk dat je de klassieke levenskunst niet zomaar kunt overplaatsen naar de
moderne tijd. De klassieke Oudheid kenmerkt zich door een geloof in een kosmische
orde met een absolute moraal, een naturalistisch essentialisme. Neem de stoïcijnse
opvatting dat de natuur redelijk is. Een stoïcijn als Epictetus kan de volgende
oefening voorstellen: bedenk elke dag als je je vrouw kust, dat ze sterfelijk is. Dan zit
je er niet mee als ze daadwerkelijk sterft. Van een stoïcijn moet je als het ware
wegkijken van je sterfelijkheid. Een dergelijke onthechtingsmoraal op natuurlijke
grondslag, daar kunnen we vandaag niets meer mee. We hechten aan mensen, aan
relaties, aan het leven zelf.’
Je schrijft dat de vrijheid het probleem bij uitstek van de moderne levenskunst is. Als er geen
absolute maatstaf meer bestaat voor hoe we een goed leven moeten leiden, zijn we
gedwongen dat zelf uit te zoeken. Maar dat is niet eenvoudig. Waar moeten we beginnen?
‘Vrijheid ís het centrale probleem. Jan Terlouw schreef onlangs: geen vrijheid zonder
solidariteit. Dat hoor je telkens weer, maar het omgekeerde is het geval. Mensen die
niet innerlijk vrij zijn, missen de mogelijkheid om solidair of rechtvaardig te zijn. Juist
die mensen zijn te veel met zichzelf bezig. Mij is vaak verweten dat levenskunst of
zelfzorg egoïstisch zou zijn. Alsof het alleen om het zelf zou gaan en de ander er niet
toe doet. Dat is een enorm misverstand. Van begin af aan heb ik onderscheid
gemaakt tussen negatieve en positieve vrijheid. Negatieve vrijheid is gevrijwaard zijn
van bemoeienissen van anderen. Dat is wel van belang, maar vormt niet het wezen
van de vrijheid. Levenskunst gaat over het bevorderen van positieve vrijheid. Daarin
gaat het om de ontwikkeling tot innerlijke vrijheid, zodat je beter weet waar je staat,
wat je wilt. Het gaat om een houding – een kernbegrip. Een houding kan nooit
worden ontwikkeld zonder dat de ander daarin van meet af aan meespeelt. Een
houding impliceert een verhouding tot anderen. Als je innerlijk vrij bent, kun je in de
juiste relatie staan tot de ander.
Volgens mij is het het belangrijkste om op de juiste manier actor te zijn van je eigen
leven. Om een zekere oriëntatie en coherentie te verkrijgen in de manier waarop je
ageert en reageert op anderen of in verschillende situaties. Voor mijzelf is Nietzsche
– op wie ik ben gepromoveerd – daarin beslissend geweest. Volgens hem moeten we
een eigen houding ontwikkelen, op basis van een zelfverworven hiërarchie van
waarden. Uiteindelijk draait het om de vraag of je heer of slaaf bent.
Foucault noemt dat een vrijheidspraktijk: bewustwording van hoe je wordt
gedisciplineerd, je daartoe verhouden – en je er zo nodig tegen verzetten. God is
dood en wij zijn stuurloze idioten. Hoe vinden we een nieuwe oriëntatie, dat is de
kwestie. Kunnen wij zelf vorm geven aan onze gedachten, onze emoties en aan onze
eigen wil? Als je doorgaat met een baan waarin je het veel te druk hebt, prima – maar
zorg ervoor dat je het ook echt wilt. Bewustwording helpt daarbij.’
Hoe past dat in de vorming van jouw eigen levenshouding?
‘Ik ben een babyboomer uit 1949, de latere Woodstock-generatie. Op het eerste
gezicht leek het alsof we bezig waren met een vrijheidsstrijd. Maar veel stelde het
niet voor. Ik maak het niet mooier dan het is. Onze strijd om emancipatie was
eigenlijk een vlag op een modderschuit. In werkelijkheid werden we in het zadel
geholpen door datgene waar we ons tegen keerden: het economisch systeem, de
groeiende welvaart en onze vaders. We studeerden eindeloos, hadden alle ruimte
om te experimenteren met muziek, drugs en seks. We demonstreerden volop, maar
intussen waren we zelf lege hulzen. Slappe hedonisten zonder echte beleving.’
En levenskunst was daarop jouw antwoord?
‘Ja. Na vier of vijf jaar tamelijk vruchteloos filosofie studeren leerde ik Nietzsche
kennen. Zijn morele opdracht was voor mij een aansporing tot zelfonderzoek.’
Kritiek op levenskunst luidt vaak dat die een voortzetting van het hedonisme uit de jaren
zestig en zeventig is, maar dan met een academisch sausje. Het draait nog steeds om het ik.
Levenskunst staat in het verlengde van verraad aan politieke idealen uit de jaren zestig: de
strijd om rechtvaardigheid werd zelfbevrediging.
‘Die kritiek zit er echt helemaal naast. Ik heb al uitgelegd dat levenskunst en
bestaansethiek niets met egoïsme van doen hebben. Ik kan me heel goed een
levenshouding voorstellen die geheel in dienst staat van politieke idealen, waarbij je
bepaalde eigen wensen opzijzet. Maar we moeten niet doen alsof solidariteit en zorg
natuurlijke verlangens zijn. Authenticiteit betekent dat je je een bepaald verlangen
serieus eigen hebt gemaakt. In die zin gaat vrijheid vooraf aan solidariteit.
Ik heb dat conflict tussen vrijheid en verbondenheid in mijn eigen leven moeten
oplossen. Mijn vader heeft zijn eigen wensen opzijgezet voor politieke idealen. Hij
werd geboren in 1910 en als ongewenst kind afgestaan aan een nonnenorde in
Berlijn. Op zijn twaalfde is hij verkocht aan een Poolse boer, die hem gebruikte als
slaaf. Uiteindelijk is hij opgekocht door een dorpsonderwijzer, die hem heeft
opgevoed als een eigen zoon. In de jaren dertig vestigde hij zich in Berlijn, waar hij
zich ontwikkelde tot een politiek bevlogen man die zich keerde tegen de nazi’s. In
1938 hebben ze hem al opgepakt, en hij heeft tot het einde van de oorlog in een
concentratiekamp voor politiek gevangenen gezeten. Daarna reisde hij door
Nederland en leerde hij mijn moeder kennen, die als poetsvrouw werkte in een
nonnenklooster. Hij wilde met haar naar Duitsland, maar zij was bang. Ze was bij
wijze van spreken nog nooit buiten het klooster geweest. Hij schikte zich in zijn lot en
werd een lage ambtenaar in Brabant.’
Dat heeft een stempel gedrukt op jouw leven.
‘Zeker. Laat het me illustreren aan de hand van de reismetafoor, een dierbare
metafoor voor het leven, en een belangrijk middel tot zelfreflectie. Je staat ergens en
je moet verder, maar hoe? Je oorsprong is daarbij belangrijk. Ik ben opgegroeid met
een lefgozer als vader, een aanvaller, en een angsthaas als moeder, een verdediger.
Ik heb beiden in me. Ik had geen middenveld. Ik viel aan of rende weg. Een prudente
omgang met anderen, diplomatie en tact, heb ik door schade en schande moeten
leren. Ik heb zowel mijn overmoed als mijn lafheid moeten beteugelen. Ik heb mijn
eigen weg moeten vinden.’
Je hebt levenskunst als filosofische discipline altijd tamelijk opvliegend verdedigd. Alsof je
ook jezelf moest overtuigen.
‘Ja, er zat iets fanatieks en angstigs in. Ik was misschien bang omdat ik mezelf moest
overtuigen, maar dat lijkt me alleen maar goed. Een filosofische positie is altijd
precair. Je kunt je hele leven lang op een dwaalspoor zitten.’
Die twijfel is terecht, maar wordt minder productief als je een krampachtige houding
aanneemt ten opzichte van collega’s.
‘Vergis je niet in wat er op universiteiten gebeurt, het is een strijd op leven en dood.
Er zijn honderd-en-één manieren om een filosofische positie af te branden. Zelf heb
ik het pleidooi voor levenskunst aan de Universiteit voor Humanistiek verloren. Het
gaat bij ons intussen om zorgethiek, wetenschap en excellentie. Weg bestaansethiek.
Ik oefen me in zelfrespect: vasthouden aan een verloren positie.’
Heeft de filosofie of levenskunst daarbij geholpen?
‘Zeker. Ze helpt je om innerlijke conflicten te leren articuleren. Ze verzacht de
emoties en scherpt de wil aan. Filosofie biedt troost. Maar misschien waren de
vrouwen in mijn leven wel net zo belangrijk.’
Daarover gesproken… Je noemde de reis een metafoor voor het leven. Toch haal je in een
tekst juist een criticus van die metafoor aan, de feministische filosoof Margaret Walker. Zij
zegt dat de reismetafoor typisch mannelijk is: de Marlboro-man heeft zijn leven onder
controle en weet altijd waarnaar hij op weg is. Anderen zijn niet meer dan figuranten op die
levensreis. In werkelijkheid gooien die anderen volgens Walker het leven voortdurend
overhoop. Ze vragen aandacht, zorg en verantwoordelijkheid. En ze maken het leven
onvoorspelbaar. Een liefde kan je hele leven op een volstrekt onverwachte manier
veranderen.
‘Dat is een terecht punt, waar ik zelf vooral de laatste jaren mee bezig ben. Ik
constateer dat de reismetafoor heel krachtig is, en van alle tijden. Uit de klassieke
Oudheid is de Odyssee overgeleverd. Het christendom kent de pelgrimage, op weg
gaan naar verlossing. Later krijg je het Grand Tourisme en de Bildungsreise. Telkens
weer gaat het over op reis gaan, plannen maken, een koers volgen en verkeerde
afslagen nemen. Zijn wij de kapitein op eigen schip of stappen we telkens over op
elkaars boten? Walker wijst de reismetafoor af vanwege het ideaal van autonomie.
We zijn volgens haar eerder mensen die in grote onderlinge afhankelijkheid op
elkaars leven betrokken zijn. Daar zit veel in, maar ze slaat door naar de andere kant.
Bovendien is de vraag waarvoor je reist, de zin van je leven, wel degelijk van belang.
Ikzelf krijg die christelijk notie van bestemming niet uit mijn systeem. Als nietgelovige kan ik niet volhouden dat er zoiets is als een “bestemming”. Toch kan ik niet
anders. Een metafoor als “het leven is een zwerftocht”, of zoiets als flaneren, vind ik
een horreur.’
Paul van Tongeren, de winnaar van de Socrates Beker van vorig jaar met zijn boek Het leven
is een kunst, werpt tegen dat het leven niet transparant is. Het is geen overzichtelijke reis
waar oorsprong en bestemming bekend zijn. Er zijn dingen die buiten ons om gebeuren. De
blijdschap die je voelt bij een geboorte laat zich niet vertalen tot een kant-en-klaar inzicht in
jezelf. Die overvalt je. Hetzelfde geldt voor de dood van een geliefde. Jij zou geen oog
hebben voor tragiek en machteloosheid.
‘Paul van Tongeren probeert een herwaardering van de christelijke moraal te
bereiken met behulp van Aristoteles’ deugdethiek en Nietzsche. Dat is natuurlijk een
huzarenstukje. Mijn motivatie om me bezig te houden met levenskunst is een
andere. Vanuit Nietzsche en Foucault denk ik na over vrijheidspraktijken: over
oriëntatie en de noodzaak van weerbaarheid tegen onmacht en overmacht. Met de
hele moral agency-traditie achter me stel ik dat een bepaalde mate van beheer en
oriëntatie noodzakelijk is voor een goed leven. Van Tongeren heeft geen oog voor de
noodzaak van een eigen oriëntatie. Je leven tot op zekere hoogte in beheer nemen,
een zekere autonomie en authenticiteit ontwikkelen, dat komt bij hem nergens aan
de orde. Het wordt zelfs verdacht gemaakt. Dat vind ik gevaarlijk. Dan zijn
paternalisme en conservatisme niet meer ver weg.
Tegelijk heb ikzelf zeker te weinig oog gehad voor wat ons overkomt, voor toeval,
noodlot en tragiek. Ik heb een filosofisch geweten, en wil geen posities negeren die
me niet welgevallig zijn. Er gebeuren inderdaad dingen die overhoop gooien wat je
aan het doen bent. Er is sprake van ziekte, iemand laat je in de steek, en je merkt hoe
leeg je leven is zonder de ander. Zeker de laatste jaren heb ik meer oog voor de
ambiguïteit van het bestaan gekregen.’
Misschien dat het ouder worden hier een rol speelt? Je hebt daar de laatste tijd veel over
geschreven. En als iets je overkomt, is het wel ouder worden. Het lijf wil niet meer wat jij zelf
nog wilt.
‘Ja en nee. Juist hier speelt de bemiddeling tussen actief en passief een grote rol. Ik
heb overigens een hekel aan de meeste benaderingen van ouderen. Alsof ze een
exotische diersoort zijn. Ik merk – met dank aan Foucault – dat de definitie van
ouderdom wordt bepaald door artsen, beleidsmakers of biologen. De vergrijzing kost
geld. En ouder worden is – medisch en biologisch gesproken – een staat van verval.
Ouder worden is dan een probleem en geen manier van zijn.
Daartegenover staat een vals soort activisme. Denk aan de bestseller van Rudi
Westendorp: Oud worden zonder het te zijn. Een foute titel. Het moet zijn: oud
worden, en het ook zijn. Westendorp raadt ouderen aan om te bewegen, sociale
contacten te blijven onderhouden en vooral doelen te blijven stellen. Alleen dan
word je oud zonder het te zijn. Maar dat is een ontkenning van oud worden.
Zie je, ik heb al aardig wat bijgeleerd: we moeten al heel vroeg leren omgaan met
tragiek. Relaties vallen weg omdat je stopt met werk, vrienden verwijderen zich, en
naasten overlijden. Leren omgaan met verlies kan een verrijking zijn. De toekomst
kan het verleden goedmaken. Ouderen hebben een lange biografie, die op vervulling
wacht. Naarmate we ouder worden kunnen we verder rijpen, ons verder verdiepen,
nog meer worden wie we zijn. Laten we het ouder worden herwaarderen: ouderdom
is de rijkste fase uit ons leven.’
Uit: Filosofie Magazine
Gelukkig zijn is een keuze
Volgens filosoof Miriam van Reijen komen negatieve emoties voort uit onware gedachten
over de werkelijkheid. Je ideeën erover zouden dus moeten veranderen. ‘Schuldgevoel is
gebaseerd op de gedachte dat het ook anders had gekund.’
Voor lichamelijke problemen ga je naar een arts, voor mentale problemen ga je naar een
filosoof, zo dacht men in de Klassieke Oudheid. Bij hevige mentale problemen en stoornissen
gaan we tegenwoordig naar een psycholoog. Maar voor alledaagse gevoelens van onvrede
kan filosofie nog steeds een oplossing bieden, meent Miriam van Reijen, hoofddocent van de
basisopleiding filosofie in de praktijk aan de Internationale School voor Wijsbegeerte te
Leusden.
Van Reijen baseert zich op de stoïcijnse filosofie. De stoïcijnen, een groep Griekse en
Romeinse filosofen uit de klassieke oudheid, ontwikkelden een geluksfilosofie die erop
gestoeld is dat negatieve emoties onschadelijk worden gemaakt. Het idee is simpel: emoties
zijn gebaseerd op onware oordelen over de wereld om ons heen. Op het moment dat je dat
inziet, is je gemoed onverstoorbaar en is je geluk niet langer afhankelijk van wat er in de
wereld gebeurt.
Van Reijen laat zien hoe dat in de praktijk werkt. ‘Er kwam een student naar me toe met het
volgende probleem: ze voelde zich schuldig omdat ze een weekend niet gestudeerd had.
Hierop vroeg ik: “Waarom heb je dan niet gestudeerd? Had je wel gewoon kunnen
studeren?” Het antwoord daarop was stellig: “Ja, ik had gewoon kunnen studeren.”
“Waarom heb je dat niet gedaan dan?” “Omdat er iemand op bezoek kwam dat weekend.”’
Dat de student voorrang gaf aan het bezoek betekent volgens van Reijen dat ze niet had
kunnen studeren. ‘De student heeft het enige gedaan wat voor haar, als de persoon die ze
op dat moment was, mogelijk was. Ze had niet anders kunnen doen. Schuldgevoel is altijd
gebaseerd op de gedachte dat het ook anders gekund had. Die gedachte is onwaar.’
Hoe komen mensen dan op dat soort onware gedachten? Dit laat zich volgens Van Reijen het
best illustreren aan de hand van een voorbeeld van de filosoof Arthur Schopenhauer. ‘Een
plasje water ligt rustig op de grond. Dan zegt dat plasje: “Ik lig hier nou wel, maar ik zou ook
kunnen golven of kunnen koken, omhoogspuiten of omlaagstorten. Dat kan ik allemaal.”
Wat dat plasje opnoemt zijn inderdaad dingen die water in principe kan, maar alleen onder
bepaalde omstandigheden. Water kan golven als er wind overheen blaast en koken bij hoge
temperaturen, maar als die omstandigheden er niet zijn, kan het die dingen niet.’
Zo is het ook bij de student uit het voorbeeld. ‘Ze baseerde de gedachte dat ze wel had
kunnen studeren op het feit dat ze het vorige weekend ook gestudeerd had. Maar de vraag
is niet of ze in een ander weekend wel kon studeren, maar of de mens die zij is dit weekend
had kunnen studeren. Het antwoord op die vraag is: nee.’ De student maakte dezelfde
denkfout als het plasje water: zoals water in principe kan koken, maar alleen onder bepaalde
omstandigheden, kan een student ook alleen onder bepaalde omstandigheden studeren.
‘Op het moment dat je dat inziet en accepteert, verdwijnt het schuldgevoel.’
Hetzelfde principe gaat op voor een emotie als woede of irritatie. Stel dat je een afspraak
hebt, maar de ander komt niet opdagen, waardoor je uren staat te wachten. ‘Dan word je
kwaad, omdat je denkt: diegene had mij niet mogen laten wachten.’ De gedachte dat
iemand anders iets niet had mogen doen ligt aan de basis van irritatie. Deze
gedachte veronderstelt echter dat diegene het ook anders had kunnen doen, en dat klopt
volgens Van Reijen niet. ‘Er is altijd een oorzaak voor wat mensen doen; degene die je laat
wachten kan niet anders dan te laat komen. Als je weet en accepteert dat er altijd een
oorzaak is, hoef je de concrete oorzaak ook niet meer te kennen. Dan ben je fundamenteel
immuun voor elke irritatie.’ De crux om negatieve emoties te voorkomen zit hem dus in het
inzicht dat je het niet anders hadden kunnen doen. Degene op wie je staat te wachten kon
niet anders dan te laat komen, zoals de student niet anders kon dan zich in het weekend
over haar bezoek ontfermen. Maar waarom had de student het eigenlijk niet anders kunnen
doen? Ze had toch, ondanks het bezoek, gewoon kunnen besluiten om te gaan studeren?
We zijn toch niet, als een plasje water, helemaal overgeleverd aan de omstandigheden? Wij
mensen hebben toch een vrije wil?
Niet fatalistisch
Het geloof in de vrije wil is volgens Van Reijen de grote boosdoener waar het gaat om
negatieve emoties. Zelf gelooft ze in een wereld die helemaal is gedetermineerd. Dat wil
zeggen, alles wat er in de wereld gebeurt, inclusief ons eigen denken en kiezen, verloopt
volgens de wetmatigheden van de natuur. Hiermee gaat ze nog een stapje verder dan haar
stoïcijnse voorgangers: ‘Epictetus zegt bijvoorbeeld: een situatie zelf heb je niet in je macht,
maar hoe je je verhoudt tot die situatie wel.’ Onzin, stelt Van Reijen. ‘Je kunt je eigen
gedachten niet beïnvloeden. Gedachten kunnen alleen beïnvloed worden en veranderen
door iets van buitenaf.’ Zo kunnen cursisten geïnspireerd raken door een lezing van haar
over de stoïcijnse filosofie, en dat kan een verandering in gevoel en gedrag veroorzaken, wat
zonder deze invloed van buitenaf niet gebeurd zou zijn.
Het feit dat alles wat gebeurt, inclusief ons eigen denken en willen, bepaald wordt door
voorafgaande oorzaken, betekent niet dat je als een ware fatalist bij de pakken neer hoeft te
gaan zitten. ‘Dat gedrag impliceert namelijk dat je al weet wat er in de toekomst gebeurt.
Een fatalist denkt bijvoorbeeld: ik ben ernstig ziek, dus dat zal wel de bedoeling zijn. Maar
dat weet je helemaal niet. Misschien is het wel zo gedetermineerd dat je de ziekte overwint
en gewoon weer beter wordt. Mensen moeten altijd keuzes maken, omdat het bij gebrek
aan kennis van álle oorzaken die een rol spelen nog niet mogelijk is de toekomst met
zekerheid te kennen. Zogenaamd fatalisme is nooit een optie, omdat je niet met zekerheid
kunt weten en dus voorspellen hoe iets gedetermineerd is. Kiezen moet je toch, alleen is
deze keuze niet vrij. De keuze die je feitelijk maakt is altijd het resultaat van de persoon die
je op dat moment bent.’
Dat wij deze keuzes toch als vrij ervaren legt Van Reijen uit aan de hand van een voorbeeld
van Spinoza: ‘We zien de zon als klein, terwijl we weten dat hij in werkelijkheid groter is. De
wetenschap heeft berekend hoe groot de zon daadwerkelijk is, en kan zelfs verklaren hoe
het komt dat we de zon klein zien, maar die kennis verandert niets aan het feit dat wij hem
klein zien. We ervaren de vrije wil door middel van introspectie op momenten van keuze,
maar dat we hem ervaren is geen garantie dat de vrije wil ook echt bestaat. Zelfs als je weet
dat de vrije wil niet bestaat, ervaar je hem toch nog steeds. Net zoals je de zon als klein blijft
waarnemen, terwijl je weet dat hij veel groter is.’
Download