Scheikunde Nova hoofdstuk 7: Voeding & hygiëne. Voor alles wat ik doe, heb ik energie nodig. Die energie haalt je lichaam uit brandstoffen. Die brandstoffen haalt je lichaam uit voedsel. De belangrijkste brandstoffen zijn: koolhydraten & vetten Koolhydraten Koolhydraten bestaan altijd uit koolstof (C), zuurstof (O) en waterstof (H). Bekende koolhydraten: *glucose C6H12O6 *tafelsuiker C12H22O11 (sacharose) *zetmeel (C6H10O5)n (macromolecuul) Een macromolecuul is een hele lange verbinding. Koolhydraten zijn plantaardige stoffen. Planten maken koolhydraten uit koolstofdioxide en water: 6 CO2 + 6 H2O + zonne-energie C6H12O6 + 6 O2 koolstofdioxide + water + zonne-energie glucose + zuurstof De zonne-energie wordt opgeslagen als chemische energie. Glucose wordt in je lichaam meteen opgenomen en naar de lichaamscellen getransporteerd. In die cellen wordt glucose verbrand tot koolstofdioxide en water. Bij die verbranding komt de opgeslagen energie weer vrij: C6H12O6 + 6 O2 6 CO2 + 6 H2O + energie Glucose + zuurstof koolstofdioxide + water + energie Sacharose en zetmeel worden niet direct in het bloed opgenomen Sacharose: C12H22O11 + H2O C6H12O6 + C6H12O6 Sacharose + water glucose + fructose Zetmeel: (C6H10O5)n + n H2O n C6H12O6 Zetmeel + water glucose Vetten Om energie vrij te maken kan je lichaam vetten gebruiken. Vetten geven niet direct energie. Vet + water glycerol + vetzuren. Uit één molecuul vet ontstaan drie moleculen vetzuur en één molecuul glycerol. VB: C57H110O6 + 3 H2O C3H8O3 + 3 C18H36O2 Je lichaam kan vet ook opslaan, dit inwendige lichaamsvet voorkomt warmteverlies. (On)verzadigde vetzuren. Verzadigde vetzuren zijn voornamelijk afkomstig van dierlijke vetten. Te veel verzadigde vetzuren kunnen je bloedvaten dichtslibben en dan kun je een hartinfarct krijgen. Onverzadigde vetzuren zijn afkomstig van plantaardige voedingsstoffen. Het verschil tussen een verzadigd en een onverzadigd vetzuur is dat een onverzadigd vetzuur minder Hatomen heeft in zijn molecuul. Stearinezuur: C18H36O2 is een verzadigd vetzuur. Oliezuur: C18H34O2 is een onverzadigd vetzuur. Hier heeft Oliezuur twee minder H-atomen dan Stearinezuur. Linolzuur: C18H32O2 is een onverzadigd vetzuur. Omdat Linolzuur zelfs vier minder H-atomen heeft dan Stearinezuur noemen we Linolzuur een meervoudig onverzadigd vetzuur. De energiewaarde De energiewaarde is de hoeveelheid energie die vrijkomt als 100 g voedingsstoffen in je lichaam verbranden. Die energie wordt uitgedrukt in joule ( J ). Ook zie je de eenheid calorie ( cal ) ook weleens op verpakkingen staan. De calorie is de oudere eenheid voor energie: 1 cal = 4,18 J Eiwitten en aminozuren. Eiwitten vormen het bouwmateriaal van de cellen in je lichaam. Eiwitten zitten vooral in vis, vlees, eieren en melk. De eiwitketens zijn opgebouwd uit duizenden aminozuurmoleculen. De moleculen van aminozuren bestaan uit: koolstof-, zuurstof-, waterstof-, stikstof- en soms zwavelatomen. Eiwitmoleculen worden in je lichaam afgebroken, hierbij worden aminozuurmoleculen gevormd. Ieder lichaamseiwit heeft een bepaalde functie, die functie wordt bepaald door het aantal aminozuren. Om eiwitten te maken, heeft je lichaam zo’n twintig aminozuren nodig. Je lichaam kan er acht van die twintig zelf maken. De andere twaalf aminozuren heten essentiële aminozuren. In je voeding moeten dus voldoende van deze aminozuren voorkomen. Enzymen Sommige eiwitten worden enzymen of biokatalysatoren genoemd. Enzymen zorgen ervoor dat de chemische reacties in je lichaam ook bij een lage temperatuur toch snel genoeg kunnen verlopen. Vitamines Vitamines zijn stoffen die je lichaam ook nodig heeft, maar dan in kleine hoeveelheden (70 mg per dag). Vezels Vezels zijn onmisbaar voor een goede werking van de darmen. Vezels worden niet door je lichaam opgenomen maar de vezels zorgen ervoor dat het afval wat het lichaam verlaat genoeg stevigheid krijgt. Deze vezels bestaan voornamelijk uit cellulose. Cellulose is een koolhydraat wat je lichaam niet kan gebruiken als brandstof. Er is ook geen enzym in je lichaam wat cellulose kan afbreken. Mineralen Mineralen zijn verbindingen die uit de bodem afkomstig zijn. (ijzer, calcium, fluoride, zink) Je hebt mineralen maar heel weinig nodig per dag. Daarom noemen we mineralen ook wel sporenelementen. Want sporenelementen zijn wel belangrijk voor je maar heb je maar heel weinig van nodig. Conserveren Voedselbederf ontstaat door schimmels en bacteriën, die zich gaan vermenigvuldigen. Voedselbederf kun je tegengaan door voedsel te conserveren: drogen invriezen inzouten (pekelen) steriel verpakken pasteuriseren steriliseren conserveermiddelen aan toevoegen (houdbaarheid verbeterd) Verschil pasteuriseren & steriliseren Pasteuriseren Steriliseren Temp. verhit tot 85 graden C Temp. verhit tot 120 graden C Niet alle micro-organismen gedood Smaak wordt niet veranderd Wel alle micro-organismen gedood Smaak wordt wel veranderd Product moet gekoeld bewaard worden anders bederft het. Hoeft voor de opening niet gekoeld bewaard te worden Additieven Additieven worden ook wel hulpstoffen genoemd, ze verbeteren: uiterlijk geur smaak houdbaarheid E-nummers worden gebruikt om op de verpakking aan te geven welke additieven er in voorkomen. Additieven komen oorspronkelijk niet in voedsel voor. Ons lichaam heeft additieven ook niet nodig, sterker nog; ze kunnen schadelijk zijn. Daarom is het gebruik van additieven aan strenge regels gebonden. Ook zijn er ADI-normen opgesteld. ADI staat voor: Aanvaardbare Dagelijkse Inname. Dit is het maximale aantal milligram (mg) van een stof per kilo lichaamsgewicht. Zoet en vet Suiker en vet maken voedsel lekkerder maar je kunt er wel heel dik van worden (hoge energiewaarden). Daarom zijn er veel lightvarianten van. Twee soorten lightvarianten: vetarme producten producten waaraan andere zoetstoffen zijn toegevoegd dan suiker. (Sacharine, cyclaamzuur of aspartaam) Voor deze zoetstoffen gelden ook ADI-normen: dus te veel light kan ook schadelijk zijn. Voedsel verbouwen en verwerken Samenstelling van voedsel wordt beïnvloed door: kunstmest bestrijdingsmiddelen veevoer biotechnologische processen met genetisch gemodificeerde micro-organismen. Natuurvoeding Natuurvoeding is afkomstig van de biologische landbouw en veeteelt. Biologische landbouw: is een milieu- en diervriendelijke vorm van landbouw, waarbij geen kunstmest en bestrijdingsmiddelen worden toegepast. Voordelen natuurvoeding: geen kunstmest of bestrijdingsmiddelen maar diermest en groenbemesting. Milieu wordt minder belast Biologisch geteelde veevoer krijgen de dieren te eten en ze krijgen een diervriendelijke huisvesting. Dieren hebben veel meer bewegingsvrijheid dan hun lotgenoten in de intensieve veehouderij. Geen geur- smaak- en kleurstoffen gebruikt. Nadeel natuurvoeding: Duurder Persoonlijke hygiëne Water kan heel veel dingen schoonkrijgen maar bijvoorbeeld na het eten lukt het niet omdat oliën en vetten niet in water oplossen. Als je dan zeep gebruikt lukt het wel! Het mengsel van water, zeep en vet is een emulsie. Zeep is de emulgator. Alle zepen hebben één eigenschap gemeen: ze kunnen water met vet mengen. Zepen hebben nog meer namen: Detergenten Was-actieve stoffen Oppervlakte-actieve stoffen Dit is een zeep molecuul. We noemen de kop hydrofiel en de staart hydrofoob. Hydrofiel betekent: houdt van water Hydrofoob betekent: houdt niet van water In het zeepmolecuul komt dus een deel voor dat het liefst in water oplost en een deel dat het liefst in vet of olie oplost. Door deze molecuulbouw kan zeep water en vetten mengen. Zeep maken: Vet + natronloog glycerol + zeep Als zepen zo worden gemaakt zijn het natuurlijke zepen. Nadeel natuurlijke zepen: er ontstaat kalk als je het gebruikt met hard water. Kalkzeep is een suspensie. Een suspensie houdt in: een mengsel van twee stoffen (in dit geval water en zeep) Omdat je natuurlijk niet wil met douchen enzo dat het kalkzeep aan je blijft zitten in zepen, shampoos, douchegel en afwasmiddel meestal synthetische zepen. Wasmiddelen Wasmiddelen worden speciaal samengesteld om alle vlekken uit je kleding in een keer te halen. Wasmiddelen bevatten vaak enzymen om eiwithoudende vlekken te verwijderen. Het enzym breekt de eiwitten af tot kleinere brokstukken die in het water oplossen. Het enzym blijft daarbij onveranderd en kan vele malen zijn werk doen. Daarom is enzym een katalysator. Katalysator: een katalysator versnellen bepaalde processen zonder daarbij verbruikt te worden. Schoonmaakmiddelen Alle schoonmaakmiddelen zijn mengsels. De samenstelling hangt ervan af wat je er mee wilt schoonmaken. Als het echt heel erg vast zit kun je schuurmiddel gebruiken. Een heel bekend schuurmiddel is kalk. De kalk wordt als kleine korreltjes aan het schoonmaakmiddel toegevoegd. Bleekwater bevat een chloorverbinding: een bleekmiddel. Wat doet bleekmiddel: Verwijdert koffievlekken Verwijdert theevlekken Verwijdert urinevlekken Heeft een desinfecterende werking (doodt bacteriën) Als je bleekwater mengt met andere reiningsmiddelen kan er en gevaarlijke chemische reactie ontstaan, daarbij kan chloorgas ontstaan. Chloorgas: Is zeer giftig Heeft een sterke, prikkelende, irriterende geur Tast je ademhalingsorganen aan. Brandbare schoonmaakmiddelen Met terpentine, wasbenzine, spiritus en aceton kun je vetvlekken verwijderen. Je gebruikt het dan als extractiemiddel. Dan lost het vuil van de vlek op in de vloeistof. Als je met deze stoffen werkt moet je goed oppassen, ze zijn heel erg brandbaar. Schoonmaken door chemische reacties De werking van sommige schoonmaakmiddelen is juist gebaseerd op het verloop van de chemische reactie. Bijvoorbeeld gootsteenontstopper: de werkzame stof in gootsteenontstopper is natriumhydroxide (NaOH). Bij het oplossen van NaOH in water komt warmte vrij, deze warmte laat het gestolde vet in de afvoer smelten. Hierdoor verdwijnt de ontstopping. NaOH lost op komt warmte vrij warmte laat gestolde vet smelten bijkomend effect: bij deze reactie worden ook de vetten afgebroken. Ook bij ontkalking ontstaat een chemische reactie. Ontkalkers bevatten opgeloste zure stoffen die reageren met kalk de kalk wordt omgezet in oplosbare stoffen. Ook wegbleken is een chemische reactie. Bleekmiddelen reageren met kleurstoffen kleurloze stoffen ontstaan. H2O2 wordt vooral gebruikt om haar te bleken. Zure en basische schoonmaakmiddelen Met zure schoonmaakmiddelen kun je kalk verwijderen. Denk aan azijn, calgon of wc-eend. Met basische schoonmaakmiddelen verwijder je vuil/vet/olie. Denk aan dreft, shampoo of een blokje voor de vaatwasser. De PH-waarde geeft aan of een stof zuur of basisch is. Als de waarde lager dan 3 of hoger dan 11 is dan is de oplossing agressief. Om aan te tonen of zuren en basen in een oplossing zitten, kun je een zuur-base-indicator gebruiken. De kleur verandert als die in contact komt met een zure of basische oplossing. Je kunt ook blauwe of rode lakmoespapier gebruiken. Een schoonmaakmiddel waarin een zure stof is opgelost, kleurt blauw lakmoespapier rood. Een schoonmaakmiddel waarin een basische stof is opgelost, kleurt rood lakmoespapier blauw. Oefenen met reactievergelijkingssommen. Voorbeeldsom Bij de verbranding van een gevulde koek in je lichaam ontstaan CO2 en H2O. Hoeveel liter CO2 ontstaat er wanneer je 60 gram gevulde koek eet? Gevulde koek: C40H82 Dichtheden: C: 12,0 H:1,0 O:16,0 Stap 1: je weet dat het een chemische reactie wordt, dus gevulde koek + lucht wordt koolstofdioxide en waterstofdioxide. Dit schrijf je op. C40H82 + O2 CO2 + H2O Stap 2: je gaat zorgen dat het gelijk wordt: dat er voor en na de pijl evenveel C / H / O / staan. 2 C40H82 + 121 O2 80 CO2 + 82 H2O Stap 3: dit ga je controleren door de dichtheden in te vullen en uit te rekenen. 1124 + 3872 3520 + 1476 4996 4996 Stap 4: tabel maken. Stap 5: kruislings vermenigvuldigen. (zie hieronder.) 60 x 3520 : 1124 = 187,9 gram CO2 Koek Massaverhouding 1124 Gegeven/ gevraagd 60 mg Co2 3520