N E DE R L A N D SE S A M E N VAT T I NG Inzicht in de zenuw herstel bevorderende eigenschappen van “olfactory ensheathing cells” Op weg naar een behandeling van dwarslaesies Nederlandse Samenvatting Het centrale zenuwstelsel van de mens herstelt slecht na een beschadiging. Dit resulteert vaak in een permanent verlies van functie zoals verlamming na beschadiging van het ruggenmerg. Het olfactorische zenuwstelsel, dat verantwoordelijk is voor het verwerken van reuksignalen, vormt hierop een uitzondering en kan volledig herstellen van een beschadiging. Het is in staat om nieuwe zenuwcellen te genereren die vanuit de neus nieuwe verbindingen naar de hersenen maken via de uitgroei van zenuwcel uitlopers (axonen). Deze uitgroei wordt ondersteund door een bijzonder cel type, de “olfactory ensheathing glia cell” (OEC), een cel die alleen in dit bijzondere olfactorische systeem voorkomt. OECs kunnen worden geïsoleerd, gezuiverd en opgekweekt (vermenigvuldigd), waarna ze kunnen worden gebruikt voor implantatie in beschadigd zenuwweefsel om herstel te bevorderen. Uitgebreid onderzoek heeft laten zien dat de implantatie van OECs herstel van zenuwschade bevordert in dieren waarbij het ruggenmerg, de hersenen of zenuwen in ledematen beschadigd zijn. Ook hebben OECs een positief effect op het ziekteverloop in dier modellen van “amyotrophic lateral sclerosis “ (ALS) en de ziekte van Parkinson (PD). OECs zijn in staat om de uitgroei van zenuw uitlopers, bloedvat vorming en wondherstel te bevorderen. Ook kunnen OECs beschadigd weefsel verwijderen en zenuwuitlopers opnieuw voorzien van een isolerende stof genaamd myeline waardoor signalen sneller worden doorgegeven. Hoofdstuk 1 van dit proefschrift bevat een uitgebreide beschrijving van deze processen. Jammer genoeg laten niet alle OEC implantatie studies een positief effect op herstel van zenuwschade zien. Daarnaast zijn er verschillen gerapporteerd in de precieze moleculaire samenstelling van OECs door verschillende laboratoria. Deze verschillen kunnen worden veroorzaakt door de exacte locatie waaruit de OECs zijn opgezuiverd en/of door de leeftijd van de cellen en zelfs door de opzuiverings methoden. Ook laten verschillende studies een slechte overleving van OECs zien na implantatie. Een uitgebreid begrip van de moleculaire mechanismen die de basis vormen van de herstel bevorderende eigenschappen van OECs kan worden gebruikt om; (i) nieuwe inzichten te verkrijgen in succesvolle regeneratie van zenuwschade, (ii) het therapeutische potentieel van OECs te vergroten en (iii) de herstel bevorderende eigenschappen van deze cellen over te zetten naar andere cel 242 N E DE R L A N D SE S A M E N VAT T I NG typen of weefsels. Het voornaamste doel van het werk dat gepresenteerd wordt in dit proefschrift was om inzicht te krijgen in die moleculaire eigenschappen van de OEC die bijdragen aan hun positieve effecten op zenuwweefsel herstel. We hebben een bijzondere screenings strategie toegepast om eiwitten te ontdekken die tot expressie komen in OECs en die betrokken zijn bij de stimulatie van de uitgroei van zenuwcellen. Dit wordt beschreven in Hoofdstuk 2. De basis van het onderzoek in Hoofdstuk 2 bestaat uit twee studies die de gen-expressie profielen van gezuiverde OECs in kweek en OECs in het olfactorisch systeem tijdens herstel van zenuwschade laten zien. Uit deze profielen hebben we 106 genen geselecteerd en functioneel onderzocht. Dit resulteerde in de identificatie van twintig genen die in OECs tot expressie komen en die een positief effect hebben op de uitgroei van zenuwcel uitlopers van primaire “dorsal root ganglion” neuronen. Drie van deze eiwitten, S100A9, SCARB2 en SERPINI1 zijn tot overexpressie gebracht in de beschadigde dorsale kolom in het ruggenmerg. Overexpressie van een van deze eiwitten, scavenger receptor class B, member 2 (SCARB2), een lysosomaal eiwit dat betrokken is bij perifere myelinisatie, metabolisme van cholesterol en bij beta-glucocerebrosidase transport, resulteerde in verbeterde regeneratie van dorsale kolom vezels. Dit is de eerste studie die de rol van SCARB2 in neuraal herstel laat zien. In Hoofdstuk 3 is een bijzondere analytische methode toegepast, een metaanalyse, die erop gericht was de overlap te vinden tussen 5 gepubliceerde gen expressie profielen van gekweekte OECs uit verschillende laboratoria. Meer specifiek was het doel van deze meta-analyse om: (i) Genen te identificeren die consequent hoog of laag tot expressie komen in meerdere profielen, en (ii) meer inzicht te verkrijgen en daardoor nieuwe hypothesen te kunnen ontwikkelen over de functie van OECs. Het uitvoeren van deze meta-analyse heeft geresulteerd in een “Top-lijst” van 455 genen die uniform tot expressie komen in OECs in de meerderheid van de datasets. Op deze “Top-lijst” hebben we een gen-ontologie analyse gedaan. Een gen-ontologie analyse is een methode waarbij gebruik wordt gemaakt van bekende functies van de gevonden genen en waarbij geanalyseerd wordt of er een overrepresentatie is van genen met een bepaalde functie. Uit deze analyse kwam naar voren dat er een overrepresentatie was van genen die betrokken zijn in de uitgroei van zenuwuitlopers, bloedvat vorming, cel migratie en immuun respons modulatie. Daarnaast hebben we een analyse uitgevoerd waarbij we naar het interactie netwerk van al deze genen hebben gekeken waardoor we 21 “Hub” genen konden identificeren die mogelijk een sleutel rol in deze processen innemen. Tot slot waren er zes genen die hoog tot expressie kwamen in de OECs in alle gen expressie profielen. Ectonucleoside triphosphate diphosphohydrolase 2 (ENTPD2), was het gen met de hoogste expressie van deze zes. In Hoofdstuk 4, laten we zien dat ook het ENTPD2 eiwit tot expressie komt in gekweekte OECs 243 N E DE R L A N D SE S A M E N VAT T I NG en in OECs die geïmplanteerd zijn in het beschadigde ruggenmerg van de rat. ENTPD2 komt tot expressie aan de buitenkant van OECs en is in staat om het erg toxische extracellulaire ATP te hydrolyseren. Omdat dit ATP vrijkomt uit cellen die doodgaan na een beschadiging van het ruggenmerg hebben wij de hypothese geformuleerd dat deze ecto-ATPase activiteit van OECs deels verantwoordelijk is voor de beschermende en pijn reducerende werking van OEC implantaten. OECs overleven niet erg goed na implantatie in het beschadigde ruggenmerg. Een betere overleving van de cellen zou waarschijnlijk resulteren in een langer durend positief effect op het herstel van zenuwschade. In Hoofdstuk 5 beschrijven we een studie waarbij voor het eerst in vivo bioluminiscentie wordt toegepast om 3 maanden lang non-invasief geïmplanteerde OECs en Schwann cellen (SCs) te volgen na implantatie in het beschadigde ruggenmerg. Het bioluminiscente signaal liet een sterke correlatie zien met klassieke histologische analyses van de getransplanteerde cellen op twee verschillende tijdspunten na implantatie. In vivo bioluminiscentie is een krachtige techniek die kan worden gebruikt om de overleving van OECs en SCs in het beschadigde ruggenmerg te volgen zonder de dieren op te offeren en een tijdrovende klassieke histologische analyse uit te voeren. Deze techniek kan onderzoek faciliteren naar behandelingen die erop gericht zijn om de overleving van geïmplanteerde cellen te bevorderen door middel van een non-invasieve longitudinale methode. Na implantatie in het beschadigde ruggenmerg mengen geïmplanteerde OECs zich beter met de al aanwezige astrocyten en meningeale cellen (MCs) dan SCs. In Hoofdstuk 6 laten we zien dat wanneer MCs en SCs samen gekweekt worden, de SCs aggregeren. Maar wanneer de expressie van neuropiline-2 (NRP2) wordt uitgeschakeld in SCs vermindert de aggregatie sterk en neemt het aantal losse SCs toe. Het uitschakelen van neuropiline-1 (NRP1) versterkt juist de aggregatie van SCs. Modificatie van NRP1 en/of NRP2 functie in SCs zou daarom een goede methode kunnen zijn om SC integratie na implantatie in het beschadigde ruggenmerg te bevorderen waardoor het weefsel permissiever gemaakt wordt voor ingroeiende zenuwuitlopers. In Hoofdstuk 7 worden de resultaten bediscussieerd. Het werk in dit proefschrift heeft aan het licht gebracht dat OECs een aantal moleculaire eigenschappen hebben die, naast de expressie van “klassieke” groeifactoren en celadhesie moleculen, bijdragen aan de bijzondere regeneratieve eigenschappen van deze cel. 244