Wonen, werken, vrije-tijd, relaties evolutie van instellingen

advertisement
Personen met een fysieke beperking
Historiek










Voor-Christelijk: gedood/verstoten
Grieken: kalokagathia (lichamelijke, schone, sterke en moreel edele mens die nuttig is voor
zijn familie en voor de maatschappij waarin hij leeft) – geen plaats
Romeinen: Pater Familias heeft recht/plicht gehandicapt geboren kind te doden
Middeleeuwen: onderdak bij geestelijke orden / bedelen en volksvermaak
Verlichting: ieder mens kon door opvoeding en/of onderwijs tot rede en zelfstandigheid
gebracht worden – fundamenten orthopedagogiek gelegd (Locke, Rousseau) – eerste
schriftelijke getuigenissen van behandelingen
Einde 18e – begin 19e E: Pestalozzi (aanschouwelijkheid & zelfstandigheid) – Fröbel
(ondersteunde karakter v/d opvoeding & belang van vroegbegeleiding)
Industriële revolutie: slechte werkomstandigheden – kinderarbeid – religieus-caritatieve
verzoringsinstellingen
1906: Bielsaski (kreupelstatistiek  eerste wet ter wereld: preventieve maatregelen en
medische onderwijskundige en beroepsmatige rehabilitatie) Würtz ( pedagogiek voor
mensen met een lichamelijke handicap)
België: Van sociale reclassering naar wetsvoorstel (16 april 1963 Sociale Reclassering voor
Minder-Validen) Eerste onderwijsvorm: Gesticht voor gebrekkige meisjes te Kwatrecht 1921
Nederland: Mytylscholen (L’oiseau Bleu – Maeterlinck)
Begripsomschrijving en etiologie


Fysieke beperking: veelomvattend – variabel – dynamisch
Gehandicapt tov iets/iemand – afwijking v/d norm
Infantiele encefalopathie
= een gestoorde houding en beweging, opgekomen in de eerste levensjaren (infantiel), niet
progressief, gedeeltelijk functioneel herstelbaar en te wijten aan onvoldoende vorming of
beschadiging van de hersenen
Etiologie

Prenataal (30%)
o Genetische aanlegstoornissen (dysplasie: afwijking in de vorm – agenesie: niet
genoeg ontwikkeld)
o Intra-uteriene infecties (toxoplasmose, rubella, herpes, HIV)
o Maternale intoxicaties (alcohol, geneesmiddelen, drugs)
o Zuurstofgebrek i/d baarmoeder, intracerebrale bloedingen…
1


Perinataal (60%)
o Zuurstofgebrek tgv pathologie v/d placenta of de navelstreng tijdens de geboorte
(‘asfyxie’)
o Trauma & traumatische bloedingen: mechanische belemmering bij de geboorte,
kunstverlossing…
o Constitutionele factoren: prematuriteit, kernicterus (te hoog bilirubinegehalte),
rhesusincompatibiliteit, stollingstoornissen…  hersenen niet genoeg
ontwikkeld/beschadigd
Postnataal (10%)
o Traumata : schedelfracturen/hersenbloedingen
o Infecties v/h centrale zenuwstelsel
o Toxisch: geneesmiddelen & andere chemicaliën
o Cerebrovasculaire aandoeningen (beroertes)
o Zuurstofgebrek
o Neoplasmata (gezwellen) en andere laatverworven afwijkingen van de hersenen
Uitingen


Indeling naar lokalisatie vd afwijking in de extremiteiten
o Himiparese (verzwakking lichaamszijde)
o Diparese (onderste ledematen)
o Triparese (beide benen en een arm)
o Paraparese (beide benen/beide armen)
o Quadriparese (4 ledematen)
o Monoparese (1 ledemaat, zeldzaam)
 Ook als verlamming : -plegie
Indeling naar ‘aard’ of ‘kwaliteit’ vd bewegingsstoornissen
o Vorm van beweging
o Omstandigheden waarin de verschijnselen optreden (rust/continu/bepaalde
houdingen)
o Hangt samen met de plaats vd stoornis
 Spasticitiet (het nooit onstpannen ve spier  vervorming vh aangetaste
lidmaat)
 Athetose (langzame grove bewegingen die buiten de wil vd persoon zelf
onstaan, onstaat in de cerebrale cortex)
 Ataxie (coördinatiestoornis, gebrekkig lichaamsevenwicht)
 Combinatie van diverse motorische stoornissen
Bijkomende handicaps





Mentale beperkingen (‘handicap’ van cerebrale parese voor een groot deel bepaald door het
niveau v intelligentie)
Visuele problemen (voornamelijk bij spastische type)
Auditive problemen (bij athetose)
Spraakproblemen
Epilepsie (bij spasticiteit)
2
Spina Bifida
= aangeboren afwijking van de doornuitsteeksels aan de rugzijde vd wervelkolom
(neuraalbuisdefecten)
Etiologie

Multi-factorieel bepaald: erfelijk + omgevingsfactoren
Vormen


2 vormen
o Spina bifida occulta (gesloten vorm): enkel gespleten uitsteeksels, ruggenmerg niet
aangetast
o Spina bifida apperta (open vorm/’open ruggetje’): wervels hebben zich niet
geslotend rond het ruggenmerg tgv stoornis in de ontwikkeling vd neuraalplaat (bult
of gezwel zichtbaar)
 Meningocèle (geen ruggenmerg  geen symptomen)
 Gesloten myelomeningocèle (omringende vliezen + ruggenmerg)
 Open myelomeningocèle (ruggenmerg + vliezen als een met vocht gevuld
gezwel bloot  groot gevaar voor infecties)
Consequenties (varieert naargelang ernst / lokalisatie)
o Gehele/gedeeltelijke uitval vd sensibiliteit
o Spierverlamming
o Nier- en blaasproblemen, problemen bij ontlasting
o Dwanstanden v gewrichten
 Rug – heupen – knieën – voeten
o Epilepsie
o Hydrocephalus (waterhoofd)
Neuromusculaire aandoeningen (NMA)
= groep van aandoeningen die zeer verschillend zijn wat betreft onderliggende mechanismen, maar
gemeenschappelijk kenmerk is geleidelijke afname van de spierkracht
Etiologie

Geklasseerd volgens plaats
o Voorhoorncellen van het ruggenmerg (perifere motore neutron): maken verbinding
met de zenuwen
o De zenuwen die verbinding maken met de spieren
o De neuromusculaire transmissie zelf (overgang zenuw – spier): myasthenie
o De spier
Skeletziekten
 Osteogenesis imperfecta (bijzondere broosheid van de beenderen)
 Dwerggroei
Misbouw van skelet
 Aangeboren misvormingen aan armen of benen (dysmelie)
3


Een of meerdere ledematen ontbreken (ectromelie)
Tenen of vingers ontbreken (ectrodactylie)
Ontstekingen van beenderen en gewrichten
 Chronische polyartheritis: gewrichtsreumatiek
Aandoeningen van de wervelkolom
 Scoliose (zijdelingse verkromming)
Traumatische beschadigingen
 Pseudoarthrosen ( bij veelvuldige breuken)
Dwarslaesie
 Beschadiging vh ruggenmerg
 Meestal traumatisch
 Ook tumoren, bloedvoorzieningsstoornissen
 Afhankelijk vd plaats op de wervelkollom verlamming
Personen met een niet aangeboren hersenletsel
 Vooral door verkeersongevallen
 Verkeerswetten aangepast , eerste-hulpdiensten beter opgeleid, medische
zorgen op de afdeling intensieve zorgen uitgebreider
 Aantal overlevende slachtoffers gestegen
 Naast de verwerkingsproblematiek, ook aandacht aan ondersteunen van stoornissen
o Zorg vragen op motorisch vlak
o Geheugenproblemen
o Aandachts- en concentratiestoornissen
o Emotionele en psychocognitieve beperkingen
 Structuren voor dienstverlening na revalidatieperiode ontbreken
Psychologische inzichten
Cognitief functioneren



Verminderd cognitief presenteren door ( Vriesema & Nakken)
o De stoornis zelf
o Moeilijkheden tot zelf ervaring opdoen (kan kunstmatig bijgewerkt worden)
o Intrinsieke motivatie geremd
Factoren die cognitieve ontwikkeling beïnvloeden (assimilatie & accomodatie, Piaget)
o Samenhang sensomotorische en cognitieve ontwikkeling geeft andere basis
o Beperkte exploratieve mogelijkheden
o Traumatische ervaringen – motivatie
o Pijning (p 82-83)
Sociaal emotionele ontwikkeling
o Ontwikkeling vh ik-beeld/zelfwaarde
o Verwerkingsproces bij significante anderen
o Ouder-kind relatie: sensitieve responsiviteit
4
Communicatieve vaardigheden



Kinderen met fysieke handicap: antwoorden met minder woorden, antwoorden zijn minder
gevariëerd
Communicatiestoornissen (Haupt)
o Bewegingsstoornissen
o Hersenbeschadiging
o Spraakontwikkeling
o Communicatief gedrag
Verbale en non-verbale communicatie kan verstoord worden door:
o Ademhalingsstoornissen, stoornissen in de spieren vh strottenhoofd, stoornissen in
de articulatiespieren, slikproblemen
 Reeds pre-linguale periode
o Mogelijk zwakker cognitief functioneren
o Gemis aan cummunicatieve ervaringen
 nood aan aangepaste of alternatieve communicatievormen
Lichaamsbeleving en seksualiteitsbeleving
Shontz: 4 niveaus van lichaamservaring
1.
2.
3.
4.
Body schemata (onbewuste dynamische schema’s vh lichaam functioneren)
Body self (bewustzijn van eigen/oneigen ervaringen)
Body fantasy (symboliek, fantasieën met betrekking tot het lichaam
Body concept (voorhaande niveaus onder cognitieve controle)
Paulus: Lichaamservaring in termen van zelfbeleving, waarnemin en de wijze van omgang ermee
Neisser: een leerproces, gestuurd door reeds opgedane lichaamservaring
Leist: (pedagogische toer) 5 velden van lichaamservaring
1.
2.
3.
4.
5.
Dialogische ervaring
Ontsluiter vd materiële omgeving
Zelfervaring
Cultuurervaring
Beeldvorming
Kugel: 3 aspecten van lichaamsbeeld
1. Lichaamsplan: lijfelijk subject actualiseert zich in de handeling, slechts als achtergrond meebeleefd
2. Lichaamsbesef: objectivering, lichaam houding positie id ruimte bewegingen zijn voorwerp
van waarneming en voorstelling, benoembaar object v kennis
3. Lichaamsidee: subjectieve oordeel over eigen lichaam onder invloed van
 Eigen mogelijkheden
 Kwaliteiten en eigenaardigheden
Nijs & Christiaens: subjectieve lichaamsperceptie – gevaar om negatief beïnvloed te worden door
lichamelijke beperkingen
5
Mogelijk gevaar: dualisme – ontdubbeling ‘ego’ (lichamelijke ego vs. Innerlijke zelf)
Seksualiteitsbenadering: meer dan alleen geslachtsgemeenschap (ook warmte, liefde) –
communicatiemiddel
Psychomotorische programma’s






Methode van Bobath (visie)
o Beschadiging IN de hersenen
o Reflex-activiteit hierdoor onvoldoende geïnhibeerd
o Ontstaan pathologische coördinatiepatronen & houdingen
Methode van Bobath (aanpak)
o Afremmen pathologische bewegingen + faciliteren/stimuleren genormeerde
bewegingen  impulsen worden omgeleid naar gewenste banen vh CZS
Methode van Vojta (visie)
o Centrale coördinatiestoornis die primitieve reflexactiviteiten verstoort 
bewegingsontwikkeling & coördinatie komen gebrekkig tot stand  ontstaan v
hersenbeschadiging
Methode van Vojta (aanpak)
o Door uitoefenen v druk op bepaalde lichaamszones proberen uitlokken van normale
bewegingspatronen (reflexkruipen & reflexomdraaien), die de pathologische
patronen vervangen
Conductieve pedagogiek = een systeem (integratie van verschillende behandel-elementen +
gericht op gehele persoonlijkheid / alle functies (motoriek, cognitie, emoties) worden
betrokken
o Actieve participatie v kind staat centraal
o Vertrekt vanuit principes v pedagogiek in het algemeen ( leren actief zijn, leren
werken en leven id maatschappij)
Conductieve pedagogiek (visie)
o Door CP/IE kan het kind geen basisschema v motorische vaardigheden ontwikkelen
 Moeilijker aanpassing ad eisen vh dagelijks leven
 Disfunctioneel individu
 Gevolgen (passivitieit, ongeduldigheid, woede, ontregeling vegetatief
zenuwstelsel)
o Belangrijke systeem-elementen
 Conductrice (alle activiteiten vd dag)
 Geïntegreerd wrken, steeds begeleid door 1 enkele conductrice
 Dagprogramma’s met als doel aanleren v oplossingsmogelijkheden voor
problemen (analyse ve complex v bewegingen)
 Homogene groep (sociale interactie, sociaal leren & concurrentiedrang)
 Groepsruimte = leefruimte
 Ritmische intentie (verwoording v elke taak / deel v een taak)
Hulpmiddelen

VLIBANK
6
Leefmogelijkheden
Wonen, werken, vrije-tijd, relaties
evolutie van instellingen naar kleinschalige projecten
beschermd milieu of zelfstandig uitbouwen v eigen leven – de weg naar emancipatie
Focus wonen



ADL assistentie
MAAR eigen organisatie van leven moet mogelijk zijn
Waarden : autonomie, individualiteit, gelijkwaardigheid
Independen Living Moment (ILM)




Beweging burgerrechten
Waarden = zelfbeschikking, zelfhulp, gebruikerscontrole
Persoonlijke assistentie zelf kiezen
Gedachgoed aan basis v PAB
7
Download