Pulsar – Chemie vwo bovenbouw deel 1 Uitwerkingen Hoofdstuk 1

advertisement
Pulsar – Chemie vwo bovenbouw deel 1 Uitwerkingen Hoofdstuk 2
■■
■■
2
Brandstoffen
8 a Zie bron 3.
Een onvolledige verbranding kan plaatsvinden als
er gebrek is aan zuurstof.
2.1 Brandstoffen
b Bij de onvolledige verbranding van een
koolwaterstof ontstaan naast water ook roet en
koolstofmonooxide.
1 a Zie bron 1
Omdat deze brandstoffen heel lang geleden zijn
ontstaan door het afsterven van levende
organismen, heten ze fossiele brandstoffen.
c – niet alle energie die haalbaar is komt vrij,
– roet is een verontreinigende, zwarte vaste stof
(denk maar eens aan een oude bus of
vrachtauto bij het stoplicht),
– koolstofmonooxide is giftig.
b Steenkool, aardolie en aardgas.
2
Dat mag je zelf doen.
3 a Zie bron 2
9 a Kolendamp is koolstofmonoxide. Koolstofmonooxide is giftig.
Een koolwaterstof is een stof die alleen de
elementen koolstof en waterstof bevat.
b Wat gebeurt er bij de overgang water 
waterdamp? Gebeurt dat ook bij ‘kolen’ 
‘kolendamp’?
b Uitspraak I is juist. Er zijn zeer veel
koolstofverbindingen. Een deel daarvan wordt
gevormd door de verbindingen van alleen koolstof
en waterstof.
4
Kolendamp betekent eigenlijk: koolstof in de
gasfase, verdampte koolstof. Uit bron 3 blijkt dat
‘kolendamp’ een andere naam is voor het gas
koolstofmonooxide. Het gas koolstofmonooxide
bevat niet alleen het element koolstof maar ook
het element zuurstof.
Bovendien kan koolstof onder normale
omstandigheden niet verdampen.
De plant is in de loop van miljoenen jaren
afgebroken en omgezet in aardgas en aardolie.
5 a Bij de verbranding van een ontleedbare stof
ontstaan de oxiden van de elementen waaruit die
ontleedbare stof is opgebouwd.
Steenkool bestaat voornamelijk uit koolstof. Bij
de volledige verbranding van steenkool ontstaat
koolstofdioxide, CO2(g).
c methaan + zuurstof  koolstofmonooxide + water
2 CH4(g) + 3 O2(g)  2 CO(g) + 4 H2O(l)
10
b Aardgas bestaat hoofdzakelijk uit methaan, CH4.
Bij de volledige verbranding van methaan ontstaan
koolstofdioxide en water.
6 a Denk bij deze vraag aan wat je geleerd hebt in
de derde klas. Denk bij deze vraag aan de
branddriehoek uit de derde klas.
In een automotor wordt benzine verbrand. Lucht
zorgt voor zuurstof. Lucht bevat naast zuurstof een
grote hoeveelheid stikstof. Bij hoge temperatuur
kan stikstof met zuurstof reageren. Daarbij
ontstaan stikstofoxiden zoals NO en NO2.
11 a x = 1
Bij iedere verbranding is zuurstof nodig.
b Bij de verbranding van een ontleedbare stof
ontstaan de oxiden van de elementen waaruit
die ontleedbare stof is opgebouwd.
b x=2
12
koolwaterstof + zuurstof  koolstofdioxide + water
C,H + O2(g)  CO2(g) + H2O(l)
7 a Zie ook het compendium.
b Bij de verbranding van een ontleedbare stof
ontstaan de oxiden van de elementen waaruit die
ontleedbare stof is opgebouwd.
butaan + zuurstof  koolstofdioxide + water
2 C4H10(g) + 13 O2(g)  8 CO2(g) + 10 H2O(l)
© Noordhoff Uitgevers bv
Denk eerst na voordat je met getallen gaat
uitproberen. Je ziet dat ieder molecuul CO één O
kan opnemen. Daarbij ontstaat CO2. Ieder
molecuul NO2 moet twee O atomen kwijtraken.
Per molecuul NO2 zijn dus twee moleculen CO
nodig. Begin daar eens mee in de vergelijking.
NO2 en CO reageren in de verhouding 1 : 2.
NO2 (g) + 2 CO(g)  ......N2(g) + ......CO2(g)
Maak nu de stikstof en de koolstof kloppend:
NO2 (g) + 2 CO(g)  ½ N2(g) + 2 CO2(g)
Om de factor ½ weg te werken moet je alles met 2
vermenigvuldigen:
2 NO2 (g) + 4 CO(g)  N2(g) + 4 CO2(g)
De formule van butaan is C4H10.
14
Waar haalt een automotor de benodigde zuurstof
vandaan?
13
–
14
–
Pulsar – Chemie vwo bovenbouw deel 1 Uitwerkingen Hoofdstuk 1
15
Vergelijk steeds situaties zoals deze nu in ons
land zijn met bijvoorbeeld Zuid-Frankrijk.
a Negatieve effecten zijn:
– Gewassen die slecht tegen veel zon en warmte
bestand zijn, kunnen dan minder goed in de
buitenlucht worden verbouwd.
– Door de verhoging van de temperatuur zal het
ijs aan de polen smelten, waardoor het niveau
van de zeespiegel stijgt.
b Positieve effecten zijn:
– Als de temperatuur in Nederland hoger wordt,
zal het assortiment aan landbouwproducten
gaan lijken op dat van de landen aan de
Middellandse Zee. Dat betekent zuidvruchten,
tomaten en dergelijke.
– Een hogere temperatuur betekent een grotere
opbrengst, omdat de gewassen sneller groeien.
Bovendien kun je in sommige gevallen
tweemaal per jaar oogsten.
– Doordat de zon meer gaat schijnen zal meer
toerisme mogelijk worden, die gericht is op
‘buiten zijn’. Onze grote stranden en vele meren
zullen dan vele maanden per jaar zeer druk
bezocht worden.
– Door de verhoging van de temperatuur zal het
ook ’s winters minder koud zijn en hebben we
minder energie nodig om de huizen warm te
stoken.
Ga na wat de term 'volledig’ in dit verband
betekent. Ga na welke stoffen ontstaan bij een
volledige verbranding en of dat hier wel het geval
is.
16
We spreken van een volledige verbranding van
benzine, als uitsluitend koolstofdioxide en water
ontstaan. Uit de gele, roetende vlam blijkt dat roet
ontstaat. Door de warmte wordt die verspreid in
het lokaal. Kees heeft dus gelijk. De term
onvolledig geeft aan welke reactieproducten
ontstaan en geeft niet aan dat nog brandstof
overblijft.
17
–
■■
2.2 Alternatieve brandstoffen
18 a Zie bron 6.
Onze voorraad fossiele brandstof wordt in relatief
korte tijd ‘opgestookt’. Als we zo doorgaan raakt
die voorraad uitgeput, terwijl we steeds meer
behoefte hebben aan energie. We moeten dus op
zoek naar andere, alternatieve brandstoffen.
b Alternatieve brandstoffen zijn brandstoffen die
gemaakt worden uit grondstoffen die in betrekkelijk
korte tijd weer aangevuld kunnen worden en
daardoor niet uitgeput raken. Bijvoorbeeld
plantaardig materiaal of water, deze worden onder
invloed van de zon weer aangevuld.
c Isolatie: muren (schuim of glaswol in de
spouwmuur), ramen (dubbel glas), spaarlampen,
© Noordhoff Uitgevers
dakisolatie, een zonneboiler, niet onnodig lampen
laten branden, hoog-rendement cv-ketel.
d Energiebesparing is ook goed voor het milieu,
omdat minder stoffen zoals koolstofdioxide
(broeikaseffect) in de atmosfeer terechtkomen.
19 a Biogas ontstaat bij het rotten van organisch
materiaal, zoals mest en plantaardig materiaal.
b Bio-alcohol is alcohol die gemaakt wordt uit
plantaardige materialen zoals suikerriet of glucose.
c Bedenk uit welke elementen water bestaat en
welke stoffen ontstaan bij de ontleding van water.
water
2 H2O(g)
20
waterstof + zuurstof
2 H2(g) + O2(g)
Denk aan de spelregels die gelden bij de
verbranding van een ontleedbare stof..
Bij de verbranding van een ontleedbare stof
ontstaan de oxiden van de elementen waaruit die
ontleedbare stof is opgebouwd.
a bio-alcohol + zuurstof  koolstofdioxide + water
C2H6O(l) + 3 O2(g)  2 CO2(g) + 3 H2O(l)
b Denk na: waarom verbranden we brandstoffen?
Vanwege de interessante producten....?
Planten leggen zonne-energie vast in hun
materiaal. Als stoffen zoals bio-alcohol worden
verbrand, komt die energie weer vrij. Het gaat hier
dus om een exotherme reactie (anders had de
verbranding weinig nut!).
21 a Bij de verbranding van een element ontstaat het
oxide van dat element.
2 H2(g) + O2(g)  2 H2O(l)
b – Je kunt waterstof, net als LPG, opslaan in
tanks. Op zich is dat veilig, maar bij lekkages
en ongelukken kan een explosief mengsel
ontstaan van waterstof en zuurstof.
– De prijs van benzine wordt vooral bepaald door
de accijns (belastingen) die de overheid
vastlegt. Hoe hoger die accijns, hoe minder het
verschil in productiekosten van belang is.
c Welke gassen zijn van invloed op het broeikaseffect?
Bij de verbranding van waterstof ontstaat water.
Water speelt geen rol als broeikasgas in de atmosfeer.
22 a Zie bron 8.
Een deel van de steenkool ligt op te grote diepte
en de winning is economisch niet rendabel.
15
b Het voordeel van kolenvergassing is, dat er geen
mijnen gegraven hoeven te worden en de kolen
niet naar boven gehaald hoeven te worden. Ook
het afval blijft ondergronds.
Pulsar – Chemie vwo bovenbouw deel 1 Uitwerkingen Hoofdstuk 2
c De kolen, die hoofdzakelijk uit koolstof bestaan,
kunnen zelf niet verdampen. Bij de chemische
reactie, die ondergronds plaatsvindt, reageert
koolstof en ontstaan gasvormige producten, die
als brandstof kunnen dienen.
23 a Watergas is een mengsel van waterstof en
koolstofmonooxide.
b Geef dit soort vergelijkingen eerst weer in woorden
waterdamp + koolstof  koolstofmonoxide en
waterstof
H2O(g) + C(s)  CO(g) + H2(g)
koolstof + zuurstof → koolstofmonooxide
2 C(s) + O2(g)  2 CO (g)
24
Watergas bestaat uit twee componenten.
Die verbranden beide.
waterstof + koolstofmonooxide + zuurstof 
koolstofdioxide + water
H2(g) + CO(g) + O2(g)  CO2(g) + H2O(l)
25
–
26
Denk hierbij aan de rol van koolstofdioxide bij de
fotosynthese. Wat gebeurt er als de plant verbrand
wordt?
Een bio-brandstof wordt gewonnen uit pas
gegroeid plantaardig materiaal en is dus een
alternatieve brandstof. De planten hebben door
middel van fotosynthese koolstofdioxide en water
omgezet in stoffen als glucose en olie. Bij de
verbranding komen koolstofdioxide en water weer
terug. Netto ontstaat dus geen extra
koolstofdioxide.
■■
2.3 Aardolie
27
–
28
1 Op één schotel van een destillatietoren zijn
meer dan tienduizend borrelkapjes.
2 Als er meer massa de destillatietoren ingaat
dan er uit komt, zal de toren verstopt raken met
materiaal. Er kan natuurlijk ook niet meer
massa uit komen dan er in gaat. Ook in het
groot geldt de wet van behoud van massa.
16
Een zuivere stof heeft een kookpunt, dus …
3 Als een fractie een kooktraject heeft, wijst dat
erop dat de fractie een mengsel is.
© Noordhoff Uitgevers bv
29 a Kan een vloeistof eigenlijk wel branden? Wat moet
er eerst met die vloeistof gebeuren?
De verbranding vindt plaats in de gasfase. Een
vloeistof met een lager kookpunt is gemakkelijker
te verdampen en brandt dus eerder. De damp
wordt vervolgens gemengd met zuurstof en kan
worden aangestoken.
b Geef dit soort vergelijkingen eerst weer in
woorden. Denk ook aan de regel die geldt bij het
verbranden van een ontleedbare stof. Welke
stoffen ontstaan er?
oktaan + zuurstof  koolstofdioxide + water
2 C8H18(l) + 25 O2(g)  16 CO2(g) + 18 H2O(l)
30 1 Aan het centrale koolstofatoom zitten
vier waterstofatomen: CH4
2
stofnaam
methaan
ethaan
butaan
octaan
aantal C atomen
1
2
4
8
aantal H atomen
4
6
10
18
formule
CH4
C2H6
C4H10
C8H18
3 Hoe meer koolstofatomen in de keten van een
koolwaterstof aanwezig zijn, hoe hoger het
kookpunt is.
8 Bij gewone destillatie van bessenjenever
probeer je één stof, alcohol, zo zuiver mogelijk
op te vangen. De thermometer geeft daarbij het
kookpunt van alcohol aan. Bij gefractioneerde
destillatie vang je een mengsel van stoffen op,
waarvan het kookpunt binnen bepaalde
grenzen liggen, bijvoorbeeld tussen de 50 en
150°C. Dat mengsel heet een fractie: een deel
van het totale mengsel.
31 Bedenk hoe de temperatuur verloopt in de
destillatietoren. Wat moet er met een gas
gebeuren, voordat het de destillatietoren kan
verlaten?
1 Een gasvormige stof moet in de destillatietoren
eerst condenseren (vloeibaar worden), voordat
het via een pijp naar buiten kan stromen.
De stof met de kleinste moleculen heeft het
laagste kookpunt. Deze stof zal pas hoog in de
toren (daar is de temperatuur het laagst)
condenseren. Deze fractie zal dus via de
bovenste pijp uit de toren stromen. Sommige
componenten condenseren helemaal niet. Zij
verlaten als gas via de top van de toren de
installatie.
2 –
3 Onderin de toren is de temperatuur hoog. De
meeste stoffen verdampen en stijgen op.
Onderweg daalt de temperatuur en een deel
van de stoffen condenseert. De opstijgende
dampen en de wegstromende vloeistoffen
komen elkaar tegen. Een deel van de vloeistof
zal weer verdampen en later weer
Pulsar – Chemie vwo bovenbouw deel 1 Uitwerkingen Hoofdstuk 1
condenseren. Door dit herhaalde proces zal op
elke verdieping van de toren een fractie
condenseren en via een pijp naar buiten
stromen.
b Het aardgas wordt afgefakkeld, omdat transport
naar de bewoonde wereld veel te duur is.
c Geef de vergelijking eerst in woorden en stap dan
over op formules.
4
fractie
nummer
1
2
3
4
5
6
7
32
fractie
toepassing
gassen
gasolie en
nafta
kerosine
dieselolie
smeermiddelen
zware
stookolie
bitumen,
asfalt
brandstof voor auto´s
grondstof voor autobenzine
brandstof voor vliegtuigen
brandstof voor dieselmotoren
bescherming van draaiende
onderdelen
brandstof voor scheepsmotoren
afdeklaag op wegen
De bestanddelen van nafta zijn bruikbaar als
brandstof. Voor de motor is het belangrijk dat het
een goede brandstof is, die bijvoorbeeld
gelijkmatig verbrandt. Of het een mengsel of een
zuivere stof is doet daarbij niet ter zake.
33 a Aardolie is niet te vervangen als grondstof voor de
chemische industrie.
b Er zijn andere brandstoffen denkbaar: plantaardige
oliën en vetten, waterstof, het gasmengsel dat
ontstaat door kolenvergassing.
34
Een explosiepunt betekent dat bij slechts één
verhouding een explosie optreedt. Bij
explosiegrenzen zijn bij meer verhoudingen tussen
brandstof en zuurstof explosies mogelijk.
35
lpg
benzine
kerosine
diesel
smeerolie
aardolie
stookolie
residu asfalt
aardgas + zuurstof  koolstofmonooxide +
waterstof
2 CH4(g) + O2(g)  2 CO(g) + 4 H2(g)
d Er ontstaan meerdere koolwaterstoffen, die niet
met name genoemd worden. Bovendien hangt het
van de katalysator af welke stoffen ontstaan.
e Volgens het artikel (tweede alinea) maakt de
fabriek synthetische ruwe olie, die via pijpleidingen
wordt afgevoerd.
■■
2.4 Atoombinding
38 a Zie bron 14.
Een molecuul is een groepje niet-metaalatomen
die aan elkaar zijn gebonden.
b De molecuulformule geeft aan hoeveel atomen en
van welke atoomsoorten in een molecuul aanwezig zijn.
c waterstof: H2
methaan: CH4
koolstofdioxide: CO2
39 a Zie bron 15.
Een gemeenschappelijk elektronenpaar is een
tweetal elektronen, dat zich tussen twee
atoomresten in bevindt. De twee positieve
atoomresten en de twee negatieve elektronen
(gemeenschappelijk elektronenpaar) trekken
elkaar aan.
b De binding tussen twee atomen in een molecuul
heet de atoombinding.
40 a De covalentie van een atoom is het aantal
atoombindingen dat een atoom kan aangaan met
andere atomen.
b De covalentie van waterstof is 1.
c De covalentie van chloor is 1.
41 a Zie vraag 40.
36
‘Verzuipen’ wijst op het overmatig gebruik van een
vloeistof.
Er wordt extra benzine toegevoerd. Bij te veel
benzine is sprake van een onjuiste
mengverhouding zuurstof : benzine. De
verbranding van benzine loopt dan niet goed
meer.
37 a Als een gas wordt afgefakkeld, wordt het gewoon
verbrand.
© Noordhoff Uitgevers
De covalentie van fluor is blijkbaar ook 1, want een
fluoratoom gaat één binding aan met een
waterstofatoom.
b Gebruik bij dit soort vragen altijd Binas. Kijk in
tabel 99.
Broom en jood staan in dezelfde groep als fluor.
Deze elementen lijken dus erg op elkaar. We
verwachten ook voor broom en jood covalentie 1.
17
Pulsar – Chemie vwo bovenbouw deel 1 Uitwerkingen Hoofdstuk 2
42 1
Met een speciale techniek kunnen de atomen
van chloor zichtbaar gemaakt worden. Steeds
blijken twee chlooratomen dichtbij elkaar te
liggen. De afstand tot de andere chlooratomen
is veel groter. Blijkbaar komen de chlooratomen
voor in groepjes van twee. Zo’n groepje van
twee chlooratomen noemen we een chloormolecuul.
47 a Zie bron 17.
Een structuurformule geeft aan hoe een molecuul
is opgebouwd en welke atomen met
atoombindingen aan elkaar gebonden zijn. Die
atoombindingen geven we weer met streepjes.
b Ga eerst na wat de covalentie is van waterstof en
van chloor.
2 Twee positieve atoomresten trekken een
negatief geladen gemeenschappelijk
elektronenpaar aan.
Zowel waterstof als chloor hebben covalentie 1.
De atomen hebben dus één gemeenschappelijk
elektronenpaar. De structuurformule is dus H – Cl.
3
atoomsoort
H
O
N
C
covalentie
1
2
3
4
48
a Waterstof en fluor hebben beide covalentie 1.
Het gaat dus precies zo als bij HCl. De structuurformule van HF is dus H – F
4 Een streepje in een structuurformule geeft een
gemeenschappelijk elektronenpaar aan.
43
Probeer een tekening te maken. De covalentie van
waterstof is bekend.
Waterstof heeft een covalentie 1. In een molecuul
methaan moeten de vier waterstofatomen wel
gebonden zijn aan het koolstofatoom. Er kan geen
waterstofatoom zowel aan het koolstofatoom als
aan een ander waterstofatoom gebonden zijn.
Koolstof heeft dus een covalentie 4.
44
Probeer een tekening te maken. De covalentie van
waterstof is bekend.
Waterstof heeft een covalentie 1. In een molecuul
ammoniak moeten de drie waterstofatomen wel
aan het stikstofatoom gebonden zijn. Er kan geen
waterstofatoom zowel aan een stikstofatoom als
aan een ander waterstofatoom gebonden zijn.
Stikstof heeft dus een covalentie 3.
45
49
atoom
covalentie
afgeleid uit / gevonden via
H
F
Cl
Br
I
O
N
C
1
1
1
1
1
2
3
4
H-H
H-F
H-Cl
overeenkomst met F en Cl
overeenkomst met F en Cl
H-O-H (zie opgave 45)
NH3 (zie opgave 44)
CH4 (zie opgave 43)
18
methaan
c
ethaan
–
b Let eerst weer op de covalentie van beide
atoomsoorten.
Waterstof heeft covalentie 1: een waterstofatoom
heeft altijd één binding met een ander atoom. Een
dubbele binding is dus niet mogelijk.
51
46
b
50 a Bij een dubbele binding bevinden zich niet twee,
maar vier elektronen tussen de twee atoomresten.
Er zijn dus twee gemeenschappelijke
elektronenparen.
We geven een dubbele binding weer met twee
streepjes.
Probeer een tekening te maken. De covalentie van
waterstof is bekend.
Waterstof heeft een covalentie 1. In een molecuul
water moeten de twee waterstofatomen wel aan
het zuurstofatoom gebonden zijn. Er kan geen
waterstofatoom zowel aan een zuurstofatoom als
aan een ander waterstofatoom gebonden zijn.
Zuurstof heeft dus een covalentie 2.
Ga eerst na wat de covalentie is van de atomen.
Ga eerst na wat de covalentie is van de atomen.
a Koolstof heeft covalentie 4, waterstof heeft
covalentie 1.
propaan
b Stikstof heeft een covalentie 3. Tussen de twee
stikstofatoomresten moeten dus drie
gemeenschappelijke elektronenparen getekend
worden:
stikstof
c Silicium heeft gezien de formule covalentie 4,
waterstof heeft covalentie 1.
silaan
© Noordhoff Uitgevers bv
Pulsar – Chemie vwo bovenbouw deel 1 Uitwerkingen Hoofdstuk 1
bevatten. Door deze stoffen te kraken, ontstaat
een extra hoeveelheid benzine.
d Zuurstof heeft covalentie twee. Tussen de twee
zuurstofatoomresten zullen dus twee streepjes
getekend moeten worden: een dubbele binding:
57 De paraffine-olie wordt verhit. We proberen of de
ontwijkende damp gemakkelijk brandbaar is.
Hierbij hoort foto nummer 4.
De ontwijkende damp is niet gemakkelijk
brandbaar.
zuurstof
■■
2.5 Kraken
52
Ga eerst na wat de molecuulformules zijn van
deze stoffen, denk aan de covalenties en teken
dan de structuurformules.
De paraffine-olie wordt samen met de staalwol
verhit. We proberen of de ontwijkende damp
gemakkelijk brandbaar is.
Hierbij hoort foto nummer 1.
De ontwijkende damp is wel gemakkelijk
brandbaar.
De paraffine-olie wordt samen met de staalwol
verhit. We leiden de damp in een erlenmeyer met
broomwater.
Hierbij hoort foto nummer 3.
silaan
De damp blijft gemakkelijk in de erlenmeyer, dus is
de dichtheid van de damp groter dan die van lucht.
De kleur van broomwater is bruingeel.
propaan
53
54
In een molecuul van een verzadigde koolwaterstof
hebben alle C atomen alleen enkelvoudige
bindingen. In een molecuul van een onverzadigde
koolwaterstof komen één of meerdere dubbele
bindingen voor tussen C atomen, C=C.
De damp wordt met broomwater geschud.
Hierbij hoort foto nummer 2.
Als de damp met broomwater wordt geschud, zie
je dat het broomwater kleurloos wordt
58
Als een molecuul niet het maximale aantal
waterstofatomen bevat, is het waarschijnlijk
onverzadigd.
Wat is de definitie van ontleding?
a Bij een ontleding reageert één stof, waarbij twee of
meer stoffen ontstaan.
Bij het kraken levert één koolwaterstof minstens
twee nieuwe stoffen op. Kraken is dus een
ontledingsreactie.
ethaan
b Kraken vindt plaats door de stof te verhitten tot
een hoge temperatuur. Er is dus sprake van
thermolyse.
etheen
59 a Het moet natuurlijk wel een kloppende
reactievergelijking worden!
C14H30(l)  C8H18(l) + C6H12(l)
55
Wanneer heet een koolwaterstof onverzadigd?
b Uit één verzadigde koolwaterstof moeten dan twee
verzadigde koolwaterstoffen ontstaan. Daarvoor
zijn echter onvoldoende waterstofatomen
beschikbaar. Er ontstaat altijd een stof met een
tekort aan waterstofatomen, dus een onverzadigde
stof.
Onverzadigde koolwaterstoffen bevatten C=C
bindingen. In de moleculen van etheen is er een
C=C groep. Etheen is dus een onverzadigde
koolwaterstof.
56 a Er is veel benzine nodig voor het enorme,
wereldwijde verkeer.
b Destillatie is een scheidingsmethode. De stoffen
worden niet omgezet in andere stoffen. Het is dus
geen chemische reactie.
c Bij kraken worden grote moleculen kapot gemaakt.
Er ontstaan kleinere moleculen. Kraken is dus wel
een chemische reactie.
d Aardolie bevat voor een deel stoffen, die niet als
benzine bruikbaar zijn en die te grote moleculen
© Noordhoff Uitgevers
60
–
61 a C18H38(l)  2 C5H10(l) + C8H18(l)
b Kijk naar de reactievergelijking. In welke toestand
verkeren de producten na afloop van de reactie?
Er ontstaat een mengsel van vloeistoffen, dat te
scheiden is door destillatie.
19
Pulsar – Chemie vwo bovenbouw deel 1 Uitwerkingen Hoofdstuk 2
62
–
b Geef dit soort vergelijkingen eerst weer in
woorden. Denk ook aan de regel die geldt bij het
verbranden van een ontleedbare stof.Welke
stoffen ontstaan er?
propaan + zuurstof  koolstofdioxide + water
C3H8(g) + 5 O2(g)  3 CO2(g) + 4 H2O(l)
■■
1
20
Op weg naar het proefwerk
begrip
fossiele brandstof
omschrijving
Brandstof ontstaan na afsterven
van levend materiaal.
volledige verbranding Er ontstaan koolstofdioxide en
van een koolwaterstof water.
onvolledige
Verbranding waarbij te weinig
verbranding
zuurstof aanwezig is. Bij een
koolwaterstof ontstaat dan roet
en/of koolstofmonooxide.
broeikaseffect
Stijging van CO2 gehalte en
daardoor stijging van de
temperatuur.
koolstofdioxide
Deze levert een bijdrage aan
het broeikaseffect.
bio-gas
Gas dat ontstaat door rotting
van organisch afval.
gefractioneerde
Destillatie waarbij mengsels
destillatie
opgedeeld worden in mengsels
met minder stoffen.
atoombinding
Een gemeenschappelijk
negatief elektronenpaar houdt
de positieve atoomresten bij
elkaar.
covalentie
(bron 16) Het aantal bindingen
dat een atoom kan maken met
andere atomen.
structuurformule
(bron 17) Een formule die niet
alleen aangeeft welke atomen
in het molecuul zitten, maar ook
hoe ze aan elkaar gebonden
zijn.
dubbele binding
Dit is een binding gevormd door
2 elektronenparen tussen twee
atomen.
verzadigde kool(bron 19) Een koolwaterstof met
waterstoffen
alleen enkelvoudige bindingen
tussen de koolstofatomen.
onverzadigde kool(bron 19) Een koolwaterstof met
waterstoffen
ook dubbele bindingen tussen
de koolstofatomen (C=C).
kraken
Grote moleculen van
koolstofverbindingen worden in
kleine stukken gebroken.
2
–
3
–
4 a Wat is de covalentie van koolstof? En van
waterstof?
© Noordhoff Uitgevers bv
5 a Waterstof is een belangrijke alternatieve brandstof.
Bij de verbranding van waterstof ontstaan geen
broeikasgassen.
b Bij de verwerking van fossiele brandstoffen komt
koolstofdioxide vrij. Dit is wel een broeikasgas. Het
draagt bij aan het broeikaseffect: opwarming van
de aarde.
c Biomassa kan bestaan uit hout, suikerriet, gras,
hooi, stro, planten uit de sloot, enzovoort.
d In moerassen en magen van koeien ontstaat
waterstof.
e De waterstof die ontstaat, wordt direct gebruikt
door bacteriën die er methaan van maken.
f Voor het groeien van planten is koolstofdioxide
nodig. Bij het verrotten en afbreken van planten
komt weer koolstofdioxide vrij. Het proces is dus
‘CO2-neutraal’. Dat is dus beter dan wanneer
alleen maar CO2 ontstaat.
6 a C6H12O6(aq)  2 C2H6O(aq) + 2 CO2(g)
b Alcohol is een vloeistof. De alcohol bevindt zich in
een waterige oplossing. Er is dus sprake van een
mengsel van twee vloeistoffen.
Water en alcohol zijn te scheiden door destillatie.
c Bij de verbranding van alcohol komt energie vrij.
7
Bij het broeikaseffect gaat het om een stijging van
de hoeveelheid koolstofdioxide en om de
opwarming van de aarde. Onder deze
omstandigheden gaan planten beter groeien.
Beide uitspraken zijn dus juist. Dus antwoord D.
8
Wat zijn de covalenties van fosfor en chloor?
Fosfor heeft een covalentie 3, chloor heeft een
covalentie 1.
De formule van fosforchloride is PCl3.
9 a Welke covalentie heeft waterstof? Waar staat Se
in het periodiek systeem?
Waterstof heeft covalentie 1. Seleen moet dus
covalentie 2 hebben.
b H - Se - H
Pulsar – Chemie vwo bovenbouw deel 1 Uitwerkingen Hoofdstuk 1
10 a Het moet wel een kloppende vergelijking worden!
C16H34(l)  C7H16(l) + C9H18(l)
b Bij het kraken kunnen uit één verzadigde koolwaterstof nooit twee verzadigde koolwaterstoffen
ontstaan. Daarvoor zijn te weinig waterstofatomen
beschikbaar. Op de plaats waar het molecuul is
gebroken, ontbreken de waterstofatomen.
11 a Een koolwaterstof is een stof waarvan de
moleculen zijn opgebouwd uit koolstofatomen en
waterstofatomen.
b kraken
c Als je moleculen sorteert, ben je bezig met een
scheidingsmethode. Het proces van sorteren heet
dus scheiden.
d Bij kraken gaan de moleculen kapot en er ontstaan
nieuwe moleculen. Het is dus een chemische
reactie.
Bij scheiden / sorteren blijven de moleculen
ongewijzigd. Het is dus geen chemische reactie.
21
© Noordhoff Uitgevers
Download