Notulen van de vergadering van houders van Rabobank Certificaten

advertisement
Pagina 1 van 6
Onderwerp
Vergaderdatum
Onze referentie
Datum
Bijlage(n)
Pagina
Notulen vergadering van houders van Rabobank Certificaten
19 mei 2016
STAK19052016
5 augustus 2016
Geen
1/6
Notulen van de vergadering van houders van Rabobank
Certificaten gehouden te Utrecht op 19 mei 2016
Aanwezig
75 houders
Gert van Dijk
Jaap Hazen
Bert Trienen
Rogier Everwijn
Ronald Hein
Bas Brouwers
Onno Butter
houders van Rabobank Certificaten
bestuurder A en voorzitter Stichting AK Rabobank Certificaten
bestuurder A Stichting AK Rabobank Certificaten
bestuurder A Stichting AK Rabobank Certificaten
bestuurder B Stichting AK Rabobank Certificaten
bestuurder B Stichting AK Rabobank Certificaten
lid raad van bestuur en CFO Rabobank
secretaris van de vergadering
1. Opening door de voorzitter
De heer Van Dijk, voorzitter van de Stichting AK Rabobank Certificaten (hierna: ‘STAK’) opent de
vergadering. De voorzitter verwelkomt de houders van Rabobank Certificaten (hierna: ‘RC’) en
introduceert de bestuursleden en de heer Brouwers. De voorzitter wijst de heer Butter aan als secretaris
van de vergadering.
2. Mededelingen
Er zijn geen mededelingen.
3. Verslag Rabobank Certificaten en activiteiten van de Stichting AK in 2015
De heer Van Dijk geeft het woord aan de heer Everwijn. Aan de hand van een presentatie geeft hij een
toelichting op de uitgekeerde vergoedingen op RC en gaat hij in op het koersverloop in 2015.
Een certificaathouder vraagt of de vergoeding boven 6,5% kan komen als de rente op de tienjarige
Nederlandse staatslening omhoog gaat. De heer Everwijn bevestigt dit. Rabobank beoogt onder het
vergoedingenbeleid per RC een vergoeding te betalen van het niveau van de meest recente tienjarige
Nederlandse staatslening plus 1,5%-punt, met een minimum van 6,5%.
Een certificaathouder vraagt naar de verhouding tussen particuliere en institutionele beleggers in RC.
De heer Everwijn antwoordt dat dat onbekend is, nu RC vrij worden verhandeld. Bij de beursnotering
begin 2014 was 1 van in totaal 5,9 miljard euro in handen van institutionele beleggers.
Pagina 2 van 6
Een certificaathouder geeft aan dat volgens een medewerker van de Rabobank orderlijn RC aan
meerdere beurzen worden verhandeld. Hij vraagt om welke beurzen het gaat, wat de handelsvolumes
zijn en wie de market makers zijn. De heer Everwijn antwoordt dat RC uitsluitend zijn genoteerd aan
Euronext in Amsterdam en dat er meerdere liquidity providers zijn, waaronder Rabobank. Volgens de
certificaathouder gaf de orderlijnmedewerker aan dat de verhandeling aan meerdere beurzen de
oorzaak zou zijn dat er geen theoretische openingskoers meer wordt gegeven. Hij vraagt om dit na te
gaan, wat de heer Everwijn toezegt (naschrift: de theoretische openingskoers is voorbeurs te vinden
op de website van Euronext. Bij de beoordeling hiervan moet worden bedacht dat niet alle handel in
RC via Euronext plaatsvindt, waardoor de theoretische openingskoers niet steeds een goede indicatie
zal kunnen geven).
4. Beleid van Rabobank in 2015
De heer Van Dijk geeft de heer Brouwers het woord voor een toelichting op het afgelopen boekjaar
van Rabobank.
De heer Brouwers geeft aan dat hij per 1 januari 2016 CFO bij Rabobank is. Hij geeft een presentatie
waarbij hij de jaarcijfers van Rabobank plaatst in de context van de omgeving waarbinnen banken
moeten opereren. Hij gaat daarbij in op het business model van een bank in het algemeen, dat hij
weergeeft als een schematisch vormgegeven ‘bloedsomloop’ van een bank. De heer Brouwers
benoemt de ratio’s die een beeld geven van hoe het met een bank gaat:
•
•
•
de common equity tier 1 (hierna: ‘CET1’) ratio – het CET1-vermogen (waaronder ingehouden
winsten en RC) uitgedrukt tegen de risicogewogen activa1;
het rendement op het tier 1-vermogen – de nettowinst gerelateerd aan het tier 1-vermogen (het
CET1-vermogen aangevuld met onder meer aanvullende kapitaalinstrumenten); en
de efficiencyratio – de verhouding tussen de bedrijfslasten en de baten.
Voor wat betreft de omgeving waarbinnen een bank moet opereren wijst hij op drie grote bewegingen.
Ten eerste moeten banken steeds meer kapitaal en liquide middelen aanhouden. Gevolg is dat de
inkomsten onder druk komen te staan. Meer kapitaal en liquiditeit is duur. Dit leidt tot druk op de
winstgevendheid in het algemeen. Ten tweede bestaat een situatie van lage rente en een fragiele
economie. De verwachting is dat de rente langere tijd erg laag zal blijven. Dat is niet goed voor het
verdienmodel van een bank. Met de Nederlandse economie lijkt het best goed te gaan, maar de vraag
is hoe stabiel dat is. Ten slotte vragen klanten steeds meer om digitalisering. Dat vraagt om een andere
en meer toegespitste vorm van dienstverlening. Klanten kunnen aanbieders steeds beter met elkaar
vergelijken, omdat er meer transparantie is.
Deze omgevingsfactoren hebben de nodige impact op het model van een bank; er ontstaat druk op de
marge en daardoor druk op de inkomsten. Uiteindelijk is er minder ruimte om door winsttoevoeging
het kapitaal te versterken. Dat is niet goed voor de kapitaalspositie die tegelijkertijd op grond van weten regelgeving verder moet worden versterkt. Dit heeft de nodige effecten op de ratio’s van een bank.
Een certificaathouder stelt dat dat effect wordt versterkt door onder meer de bankbelasting, wat de
heer Brouwers beaamt.
1
De activa van een financiële instelling vermenigvuldigd met een weging waarmee het relatieve risico van deze
activa wordt weergegeven.
Pagina 3 van 6
Een certificaathouder vraagt wie bepaalt wat de maatstaven zijn voor risicoweging van activa. De heer
Brouwers antwoordt dat dit een heel actuele vraag is. Onder Bazel 1 golden generieke regels die niet
specifiek genoeg werden gevonden. Vervolgens mochten banken onder Bazel 2 hun eigen en door de
toezichthouder goedgekeurde modellen hanteren om tot meer reële percentages te komen. Nu is de
situatie onder Bazel 3 en 4 dat toezichthouders de regels weer meer aantrekken, omdat het oordeel is
dat die modellen per bank te veel uiteen zijn gaan lopen. Dit zal naar verwachting leiden tot een
zwaardere risicoweging voor Rabobank ten opzichte van de huidige situatie.
Een certificaathouder vraagt hoe het geld kan kosten om liquiditeit aan te houden. De heer Brouwers
geeft aan dat een bank aan de ene kant middelen risicoarm moet wegzetten waarop momenteel geen of
nauwelijks rendement wordt gemaakt. Aan de andere kant wordt er nog wel rente vergoed op de
spaarrekeningen die bij de bank worden aangehouden. Het verschil is dus negatief.
Een certificaathouder vraagt welke strategie Rabobank gaat volgen mocht de spaarrente dalen tot 0%.
De heer Brouwers antwoordt dat de rente voor particuliere klanten vooralsnog geen 0% is en wijst
erop dat in omringende landen deze situatie al aan orde is en dat het spaargeld daar niet massaal wordt
opgenomen. Ten opzichte van de marktrente is de rente op de particuliere spaarrente in Nederland in
relatieve zin nog hoog.
De heer Brouwers belicht vervolgens de belangrijkste cijfers van Rabobank in 2015. De cijfers liggen
in lijn met 2014. De hypotheekportefeuille is onder meer door aflossingen afgenomen. De spaargelden
zijn in het algemeen stabiel gebleven. De marge is op niveau gebleven. De totale kosten zijn ook
ongeveer gelijk gebleven. Door personeelsreductie gaan die kosten dalen, maar moeten er ook
voorzieningen worden getroffen voor een nieuw aangekondigde reorganisatie. De risicokosten zijn
sterk afgenomen door de opleving van de economie in Nederland.
Al met al leidt dat tot een winst van 2,2 miljard euro. De helft daarvan is bestemd voor betalingen op
RC en andere kapitaalinstrumenten. Het CET1-vermogen (waaronder ingehouden winsten en RC) is
uiteindelijk op bijna 29 miljard euro uitgekomen per eind 2015.
Het rendement op het tier 1-vermogen is 6,5% en de efficiencyratio 65%. Als je dat vergelijkt met
andere banken zie je dat Rabobank efficiënter zal moeten gaan opereren. De CET1 ratio is met 13,5%
relatief sterk. Er moet wel worden aangemerkt dat sommige kapitaalinstrumenten die Rabobank heeft
uitgegeven in de toekomst niet meer volledig meetellen als gevolg van nieuwe regelgeving. Als je dat
gegeven meeneemt, blijkt de CET1 ratio ten opzichte van andere banken meer gemiddeld te zijn.
Neem je de totale kapitaalratio dan hoort Rabobank met 23,2% bij de beste banken van Europa wat de
sterke rating van Rabobank mede verklaart. Deze ratio geeft de verhouding weer tussen het
toetsingsvermogen en de risicogewogen activa. Onder het toetsingsvermogen vallen naast het tier 1vermogen met name achtergestelde schulden. Het is Rabobanks ambitie om een bovengemiddeld
sterke kapitaalpositie te hebben en efficiënter te gaan opereren.
De heer Brouwers geeft aan wat de strategie is om dat te bereiken. Rabobank zet in op excellente
klantfocus door dichtbij bankieren en digitalisering. Daarnaast wordt gestreefd naar het flexibiliseren
van de balans, onder meer door focus te leggen op wat de kern is voor de Rabobank en door het
verkopen van delen van leningportefeuilles. Dat kan de kapitaalbehoefte van de bank verminderen.
Het derde punt is verbetering van de performance aan zowel de kosten- als de batenkant, een en ander
afhankelijk van de rentestanden. De heer Brouwers wijst op de vervelende gevolgen voor het grote
Pagina 4 van 6
aantal medewerkers dat hun baan verliest, maar benadrukt de noodzaak hiervan om efficiënter te
kunnen opereren.
Een certificaathouder vraagt tegen de achtergrond van enige kerncijfers hoe Rabobank onder de
huidige omstandigheden en strategie aan 2 miljard euro resultaatsverbetering denkt te kunnen komen,
zoals aangegeven in het jaarverslag. De heer Brouwers antwoordt dat, anders dan de certificaathouder
aangeeft, eventuele winst die Rabobank zou behalen door verkoop van groepsonderdelen geen
onderdeel uitmaakt van de beoogde verbetering. Ook geeft de heer Brouwers aan dat de beoogde
balansverkorting 150 miljard euro bedraagt en niet 250 miljard euro. Desalniettemin erkent de heer
Brouwers dat 2 miljard euro een hoog bedrag is. Los van de lage renteomgeving wijst de heer
Brouwers op segmenten waar Rabobank potentieel heeft om de opbrengsten nog te verbeteren.
Kostenverlaging wordt een belangrijke component.
Een certificaathouder vraagt hoe de resultaten over het eerste kwartaal zijn en de prognose voor de rest
van het jaar. De heer Brouwers geeft aan dat hij daarover geen uitspraken kan doen en verwijst naar de
periodieke momenten waarop cijfers worden gepubliceerd.
Een certificaathouder wijst op de voordelen van het beleid van de ECB. Zo hoeft de staat bijna geen
rente te betalen. Hij vraagt hoe Rabobank de voor- en nadelen van het beleid ziet. De heer Brouwers
geeft hierop zijn persoonlijke visie, niet die van Rabobank. Hij geeft aan dat een lage rente naar zijn
oordeel niet helpt om structureel te reorganiseren. De overheidstekorten laten vooral in Zuid Europa
weinig verbetering zien. Een ander nadeel dat hij ziet, is dat overheden hun eigen valuta proberen te
verlagen, maar omdat iedereen dat doet is het beleid op dat punt ineffectief geworden. Met een lage
marktrente is de enige manier om nog verdere marge te halen het verhogen van de krediettarieven,
omdat banken aan kapitaaleisen moeten voldoen. De heer Brouwers ziet weinig positieve punten in het
huidige beleid.
Een certificaathouder plaatst het winstbegrip in perspectief. Door betaling op kapitaalinstrumenten
blijft van het winstcijfer van 2,2 miljard euro maar 0,9 miljard euro nettowinst over. Hij geeft de
suggestie om dit duidelijker te communiceren. De heer Brouwers kan zich daarin vinden. Hij geeft aan
dat Rabobank zich hiermee aansluit bij de marktusance, maar erkent dat dit wellicht duidelijker voor
het voetlicht kan worden gebracht.
Een certificaathouder vraagt welke boodschap hem als certificaathouder nu wordt gebracht. De heer
Brouwers antwoordt dat hij de positie van Rabobank in de huidige wereld heeft geschetst en aangeeft
welke strategie Rabobank volgt om daarmee om te gaan. De certificaathouder vraagt wat dat dan
betekent voor de RC. De heer Brouwers antwoordt dat RC voor Rabobank een belangrijk instrument
zijn en dat met de kapitaalgroei die Rabobank moet doormaken de kans op terugkoop van RC klein is.
Een certificaathouder geeft aan dat Rabobank een internationaal opererende bank is en dat hij heeft
gelezen dat Rabobank de meeste exposure heeft op risicovolle landen. Hij vraagt zich af of dit in een
roerige wereld nog wordt versterkt en hoe Rabobank daarmee omgaat. De heer Brouwers antwoordt
dat hij zich afvraagt wat de bron is van die informatie. 70% Van het leningenboek is Nederlands
georiënteerd en de rest is redelijk gespreid. Hij herkent het geschetste beeld niet.
Een certificaathouder vraagt wat de grootste uitdaging voor Rabobank in 2016 is. De heer Brouwers
antwoordt dat de uitdaging erin zit om drie dingen tegelijkertijd te gaan doen: balansverkleining,
verbeterde dienstverlening en personeelsreductie.
Pagina 5 van 6
Een certificaathouder vraagt wat de status is van de boete die Rabobank in Amerika boven het hoofd
hangt. De heer Brouwers antwoordt dat er inderdaad een aantal onderzoeken loopt. Gedurende die
onderzoeken wordt door de autoriteiten geen inzicht gegeven in timing en impact. Het is een risico dat
boven de markt hangt en dat niet te kwantificeren valt.
Een certificaathouder vraagt wanneer bij een dalende CET1 ratio de RC worden geraakt. De heer
Brouwers antwoordt dat het minimum niveau om betalingen te doen met ingang van 2016 10,25% is.
De heer Everwijn geeft aan dat de RC niet zoals de nieuwe Additional Tier 1 instrumenten
(instrumenten die volgens de kapitaalregels meetellen voor het tier 1-vermogen, zoals de zogenaamde
CoCo’s) een contractuele trigger kennen. Bij zo’n trigger wordt automatisch afgeschreven op de
nominale waarde van zulke instrumenten als de CET1 ratio beneden een bepaald niveau komt. De RC
kennen zo’n trigger niet en hebben een aanspraak op de reserves en de intrinsieke waarde van de RC
bepaalt de koers daarvan. Wat dat betreft werken de RC als aandelen.
Een certificaathouder vraagt zich af hoe het kan dat een bank in Frankfurt gratis geld kan halen, maar
Rabobank wel bereid is 6,5% vergoeding te betalen op RC. De heer Brouwers antwoordt dat
onderscheid moet worden gemaakt tussen enerzijds kernkapitaal dat bij Rabobank bestaat uit RC en
ingehouden winsten en anderzijds vreemd vermogen dat in Frankfurt kan worden gehaald. RC zijn een
risicovol instrument en vergelijkbaar met aandelen. Het rendement dat wordt betaald is een
weerspiegeling van dat risico.
Een certificaathouder vraagt hoe het personeel bij een zo grote personeelsreductie gemotiveerd kan
blijven, zeker nu de inzet van het personeel nodig is om de strategie succesvol uit te voeren. De heer
Brouwers antwoordt dat dit de komende jaren een van de grootste uitdagingen zal zijn nu
medewerkers van de bank hard zullen worden geraakt. De Rabobank streeft ernaar deze medewerkers
op een nette manier te begeleiden op weg naar een andere baan of door financiële compensatie, maar
geeft aan dat dit niet alle pijn kan wegnemen.
Een certificaathouder wijst erop dat moet worden gewerkt aan een sterke bank en dat aan zwaardere
kapitaaleisen moet worden voldaan. Hij vraagt zich in dit verband af waarom Rabobank dividend
uitkeert en waarom dat niet wordt gepasseerd. De heer Brouwers antwoordt dat Rabobank geen
aandelen kent en geen dividend uitkeert. Hij geeft aan dat van belang is dat banken een bepaald
vertrouwen en een zekere mate van consistentie moeten tonen in verband met nieuwe uitgiftes en
gevolgen voor de beurskoersen.
Een certificaathouder vraagt waarom Rabobank niet meer RC uitgeeft om het kapitaal te versterken.
De heer Brouwers antwoordt dat er een balans moet zijn tussen de winstcapaciteit en het deel van het
kapitaal dat met RC kan worden gevuld. Belangrijk is dat het onderliggende bankbedrijf op langere
termijn sterker wordt.
Een certificaathouder vraagt welk deel van de 12.000 banen die worden geschrapt door natuurlijk
verloop zal verdwijnen. De heer Brouwers antwoordt dat dat op dit moment lastig in te schatten is. Het
programma beslaat drie jaar en wordt momenteel uitgewerkt.
Een certificaathouder vraagt of nog impact wordt verwacht van de betrokkenheid van Rabobank bij
Imtech. De heer Brouwers antwoordt dat hij geen mededelingen kan doen over individuele klanten.
Een certificaathouder vraagt welke elementen van Rabobanks eigen vermogen in 2018 niet meer
Pagina 6 van 6
meetellen voor het bepalen van de kapitaalratio’s. De heer Brouwers antwoordt dat het gaat om
bijvoorbeeld goodwill die is betaald voor bepaalde bedrijven en zelf ontwikkelde software.
Een certificaathouder vraagt of de kans bestaat dat Rabobank een overnamekandidaat wordt. De heer
Brouwers antwoordt dat hij zich dat op dit moment niet kan voorstellen gezien de omvang van de
bank. De heer Van Dijk vult aan dat de coöperatieve structuur een beschermingsconstructie vormt
tegen overnames.
Een certificaathouder wijst erop dat de kredietrisicokosten de afgelopen jaren sterk zijn toegenomen en
wijt dit mede aan automatisering van de kredietverlening. In dit verband vraagt hij of Rabobank ook
heeft gekeken naar het succesvolle model van Svenske Handelsbanken, dat op het gebied van
kredietrisicobeoordeling veel beter functioneert. De heer Brouwers wijst op praktijkvoorbeelden
waarbij automatisering van data-analyse wel goed werkt, maar erkent ook de rol van het menselijk
brein daarbij.
5. Rondvraag & Sluiting
De heer Van Dijk gaat over tot de rondvraag.
Een certificaathouder wijst erop dat het verslag van de vorige vergadering niet is behandeld. Hij noemt
het verslag uitstekend en vraagt of dit een volgende keer op de agenda kan komen. Tevens doet hij de
tekstuele suggestie om waar in het verslag wordt gesproken over ‘devaluatie’ dit te vervangen door
‘waardevermindering’. De heer Van Dijk dankt de certificaathouder voor deze suggesties.
Een certificaathouder merkt op dat het jaarverslag steeds dikker wordt en alleen in het Engels
beschikbaar is. Hij vraagt of er ook een Nederlandstalige samenvatting kan komen. De heer Brouwers
antwoordt dat zo’n samenvatting er al is.
Een certificaathouder doet de suggestie om de heer Draijer eens uit te nodigen voor deze vergadering.
Tevens merkt hij op dat de oproepingsadvertentie alleen in landelijke kranten wordt gepubliceerd en
suggereert om de leden via de lokale banken opmerkzaam te maken dat de vergadering zal worden
gehouden. De heer Van Dijk dankt de certificaathouder hiervoor.
Een certificaathouder vraagt of Rabobank wel eens heeft overwogen om RC tegen andere
vergoedingen uit te geven. De heer Everwijn antwoordt dat op grond van de kapitaalregels er maar één
soort RC kan uitstaan.
De heer Van Dijk bedankt de houders voor hun aanwezigheid en inbreng en sluit de vergadering.
Vastgesteld en ondertekend te Utrecht,
Onno Butter
Secretaris
Gert van Dijk
voorzitter
Download