September - Digischool

advertisement
September
groep1
taaldoelen:
3.1.A.3
luisterhouding 5 min
3.3.C.1.2 pictogrammen
(eenvoudig)
3.4.D.1.5 herkennen en
omgaan met geluiden
4.1.A.4
beredeneren:
oorzaak – gevolg:
wat doe je als
middel – doel:
wat heb je nodig om…
4.2.B.2
dagritme
thuis – school
4.2.B.3
schooldagen weekend
rekendoelen:
5.1.A.1
licht en donker
5.1.A.2
eenvoudige kleuren:
rood, blauw, geel,
groen, oranje, paars
5.4.D.1
lang – kort,groot - klein
dik – dun, hoog - laag
5.7.G.1
tellen tot 5 met
ondersteuning van liedjes,
plaatjes, spelletjes
5.7.G.2
synchroon tellen tot 5
5.9.I.1
experimenteren en
ervaring opdoen vanuit het
eigen lichaam met lengte
6.1.A.1
het kennen van
lichaamsdelen,
bijlage 1
a. aanwijzen
b. benoemen
c. tekenen (koppoter)
September
groep 2
taaldoelen:
12.1.A.4
luisterhouding 15 min.
12.3.C.1.2 pictogrammen
12.4.D.1.4
12.4.D.2.3
13.1.A.3
13.2.B.2
rijmen zonder visuele
ondersteuning
woorden in
lettergrepen verdelen
beredeneren:
oorzaak – gevolg:
wat doe je als
middel – doel:
wat heb je nodig om…
dagen van de week in
versjes en gewoon
rekendoelen:
14.1.A.1
lichtste, donkerste
14.1.A.2
moeilijke kleuren:
zwart, grijs, wit, rose,
bruin
14.4.D.1
veel – weinig,
breed - smal,
veel – weinig (inhoud
zwaar – licht
14.7.G.1
tellen tot 10 met
ondersteuning van liedjes,
plaatjes, spelletjes
14.7.G.2
getallenrij tot 10
opzeggen
15.1.A.1
het kennen van
lichaamsdelen,
bijlage 1
a. aanwijzen
b. benoemen
c. tekenen
Oktober
Oktober
groep 1
groep 2
taaldoelen:
3.2.B.1
actieve woordenschat
3.4.D.4.2 1 a 2 opdrachten
uitvoeren
3.4.D.4.6 lange onzinwoorden
nazeggen
4.1.A.1
probleempje oplossen
in eenvoudige
praktische situatie
4.1.A.6
combinatie rubriceren
en classificeren
4.2.B.1
dag – nacht
taaldoelen:
12.2.B.1
actieve woordenschat
12.4.D.4.2 3 a 4 opdrachten
uitvoeren
12.4.D.4.5 lange onzinwoorden
nazeggen
13.1.A.4
probleem oplossen
- in een praktische
situatie
- in een eenvoudig
verhaaltje
13.1.A.6
combinatie van
rubriceren en classificeren
13.2.B.1
vandaag – morgen –
gisteren
rekendoelen:
5.2.B.1
abstract herkennen en
tekenen: cirkel,
vierkant, driehoek,
rechthoek
concreet benoemen,
tweedimensionaal:
bol, blokje, dakje,
staaf/balk
6.1.A.2
herkennen van
houdingen en bewegingen,
bijlage 2: a. uitvoeren en
aanwijzen
b. benoemen
rekendoelen:
14.2.B.1
abstract herkennen
en tekenen:
ovaal, ruit,
concreet benoemen,
tweedimensionaal:
kubus, ei
14.3.C.4
probleem oplossen
met één kenmerk
14.7.G.3
synchroon tellen tot 10
14.7.G.4
resultatief tellen tot 10
15.1.A.2
het kennen van
houdingen en bewegingen,
bijlage 2: a. uitvoeren en
aanwijzen
b. benoemen
c. nadoen
November
groep 1
November
groep 2
taaldoelen:
3.1.A.2
concrete begrippen
3.3.C.1.3 beweging van het
schrijven: krabbels,
naam naschrijven
3.4.D.1.4 oriëntatie op rijmen
3.4.D.2.3 rijmzinnen in bekende
versjes afmaken,
onzinrijmen
4.2.B.4
ochtend – middag –
avond
taaldoelen:
12.1.A.2
concrete begrippen
12.3.C.1.3 schrijven eigen naam,
reeksen letterachtige tekens
12.4.D.2.6 rijmwoorden: plaatjes
benoemen, 2 en 3
plaatjes bij elkaar zoeken
12.4.D.3.1 2-3 woorden samen voegen tot een woord
13.2.B.5 vergelijken dag – week,
maand – jaar
13.2.B.6 meten van langere kortere tijdsperiode
rekendoelen:
5.3.C.1
groeperen van
voorwerpen: globaal op
soortnaam
5.3.C.2
op een kenmerk: kleur,
vorm
5.3.C.3
reeksen van twee leggen
op kleur en/of vorm
5.7.G.3
resultatief tellen tot 5
rekendoelen:
14.2.B.2 complexe figuren
analyseren bv. driehoek
in een vierkant
14.3.C.1 groeperen van
voorwerpen: globaal op
soortnaam
14.3.C.2 op meerdere kenmerken
14.3.C.3 reeksen van 3 of 4 leggen
Januari
groep 1
Januari
groep 2
taaldoelen:
3.2.B.2 woordvorming (eenv.)
werkwoordsvormen en
meervoud
3.2.B.3 zinsbouw (eenvoudig)
4 a 5 woorden in verleden
en tegenwoordige tijd
3.3.C.1.1 belangstelling voor schrift,
lees/schrijfhoek
3.4.D.4.1 verhaaltje terugvertellen
eenvoudig liedje reproduceren
3.4.D.5.1 oriëntatie op lange/ korte
woorden
4.2.B.6
visualisering:
lente, zomer, herfst, winter
taaldoelen:
12.2.B.2 woordvorming:
verkleinwoorden,
voegwoorden, bijv. naamw.
12.2.B.3 zinsbouw: 6 a 7 woorden
in verleden en tegenwoordige tijd, lidwoorden,
toekomende tijd, volt. deelw.
12.3.C.1.1 belangstelling voor
schrift, lees/schrijfhoek, boekjes
12.3.C.1.5 bewust maken van de
plaats van woorden, letters,
zinnen: zinnen begin – eind,
begrippen in woorden/ letters:
eerste/ laatste, middelste/
midden, onderaan/ bovenaan,
vooraan/ achteraan,
volgende, daarna, daarvoor
12.4.D.5.1 verschil horen tussen
lange/ korte zin
12.4.D.5.2 verschil horen tussen
lange/ korte woorden
12.4.D.2.4 plaatjes sorteren op
gelijke eindklank
13.2.B.3 visualiseren van
kenmerken van de dagen
van de week/ seizoenen
13.2.B.4
morgen – gisteren
(in kringgesprek, verhaal)
rekendoelen:
5.4.D.2 passief aanwijzen:
vergrotende trap,
overtreffende trap, evenlang
6.2.B.1 hanteren van ruimtelijke
begrippen, bijlage 3:
a. uitvoeren van verbale
opdrachten,
b. noemen van begrippen,
6.2.B.2 structureren van de ruimte
a. nalopen van routes,
rekendoelen:
14.3.C.5
probleemoplossen:
wat hoort er niet bij
14.4.D.2 passief aanwijzen,
actief benoemen: vergrotende
trap, overtreffende trap, gelijk
14.7.G.5 rangtelwoorden tot 10 en
laatste, een na de laatste,
middelste
15.2.B.1hanteren van ruimtelijke
begrippen, bijlage 3
a. uitvoeren,
b. benoemen
15.2.B.2 nalopen en verwoorden
van routes
Februari
Groep 1
Februari
Groep 2
taaldoelen:
3.1.A.1 passieve woordenschat
 luisteren naar verhalen
 kritisch luisteren met
opdracht uitvoeren
3.1.C.1.4 koppelen van geschreven
taal naar gesproken taal v.v.
3.4.D.1.3 verschil horen tussen
woorden bam – boem
3.4.D.2.2 eerste/laatste woord
horen in een reeks van 3
4.1.A.2 oorzaak-gevolg
 visueel: 2 plaatjes-1 erbij;
verwoorden
4.1.A.3 middel-doel
 visueel: 1 plaatjemiddelste plaatje erbij-1
plaatje; verwoorden
taaldoelen:
12.1.A.1 passieve woordenschat
 luisteren naar verhalen
 kritisch luisteren met
opdracht uitvoeren
12.3.C.1.4 koppelen van geschreven taal naar gesproken
taal (woorden, letters,
zinnen)
12.4.D.1.3 verschil horen tussen
woorden bam – boem
12.4.D.2.2 eerste/laatste woord
horen in een zin
12.4.D.2.5 plaatjes sorteren op
gelijke beginklank
13.1.A.1 oorzaak – gevolg
 visueel: 2 plaatjes- 1 erbij;
verwoorden
13.1.A.2 middel – doel
 visueel: 1 plaatjemiddelste plaatje erbij- 1
plaatje; verwoorden
rekendoelen:
5.5.E.1 rangschikken van
voorwerpen: groot – klein
(2-5)
5.5.E.2 rangschikken op één
kenmerk (2-5):
kleurnuances, dikte,
lengte, hoogte, breedte
6.3.C.1 hanteren van ruimtelijke
begrippen, bijlage 4:
a. uitvoeren verbale
opdracht,
b. noemen van begrippen,
6.3.C.2 structureren van de ruimte:
nabouwen van ruimtelijke
situaties
rekendoelen:
14.5.E.1 rangschikken van
voorwerpen: groot – klein
(5-8)
14.5.E.2 rangschikken op meer
kenmerken (5-8)
kleurnuances, dikte,
lengte, hoogte, breedte
14.7.G.6 onzichtbare eenheden
tellen
14.7.G.7 constantie
15.3.C.1 hanteren van ruimtelijke
begrippen, bijlage 4:
a. uitvoeren van verbale
opdrachten,
b. noemen van begrippen
15.3.C.2 structureren van de
ruimte: nabouwen van
ruimtelijke situaties
Maart
Groep 1
Maart
Groep 1
taaldoelen:
3.2.B.4 verhaalopbouw (eenv.)
3.4.D.1.1 woord in reeks horen
 eigen naam
 zelfstandig naamwoord
3.4.D.4.4 nazeggen van zinnen 3 à
4 woorden
4.2.B.8 verschillen tussen jong en
oud ( leeftijdsgeneraties)
taaldoelen:
12.2.B.4 verhaalopbouw
chronologisch
12.4.D.1.1 woord in reeks horen
12.4.D.4.4 nazeggen m.k.m
woorden:
 met v.b. 3-4 woorden
 zonder v.b. 3-4 woorden
13.2.B.7 verschil jong/oud,
vlug/langzaam,
toen/nu/straks,
eerste/laatste
rekendoelen:
5.6.F.1 vergelijken op aantal
concreet: voorwerpen uit
het dagelijks leven
5.6.F.2 begrippen: evenveel, net
zoveel, veel, weinig, meer,
minder
5.7.G.4 rangtelwoorden tot 5 en
eerste - laatste
rekendoelen:
14.6.F.1 vergelijken op aantal van
concreet naar abstract
b.v. minder blokjes dan fiches
14.6.F.2 begrippen: evenveel, net
zoveel, veel, weinig,
meer, minder, meeste,
minste
14.9.I. a. meten:
 schatten lengte, inhoud,
oppervlakte
 meten en vergelijken met
een hulpmiddel (touwtje)
 meten met zelfgekozen
maat (oppervl. en inhoud)
April
Groep 1
April
Groep 2
taaldoelen:
3.2.B.5 rubriceren van
voorwerpen en plaatjes
naar situaties (2-3) ook
verwoorden
3.4.D.2.1 voor elk woord in een zin:
blokje leggen, klappen, lopen
3.4.D.4.5 nazeggen m.k.m. woord
 met v.b. 3 woorden
 zonder v.b. 2 woorden
4.2.B.5 functie van de klok
4.1.A.5 logisch rangschikken met
plaatjes in de tijd
taaldoelen:
12.2.B.5
rubriceren van
voorwerpen en plaatjes
naar situaties 3+
en verwoorden
12.4.D.2.1 voor elk woord in een zin
(3-5): blokje leggen
12.4.D.4.4 nazeggen m.k.m woord
 met v.b. 3 (4) woorden
 zonder v.b. 3 (4) woorden
13.1.A.5 logisch rangschikken van
plaatjes in de tijd (5-6)
rekendoelen:
5.8.H.1 getalbegrip eenvoudig en
concreet:
 cijfersymbool bij 1-5
5.8.H.2 koppeling symbool aan
hoeveelheid van het getal
rekendoelen:
14.8.H.1 getalbegrip van concreet
naar platte vlak:
 cijfersymbool bij 1-10
14.8.H.2 koppeling symbool aan
hoeveelheid van het getal
14.9.I. b. wegen:
 schatten van gewicht met
de handen
 wegen met niet standaard
maten
 wegen met standaard
maten
Mei
Groep 1
Mei
Groep 2
taaldoelen:
3.1.A.3
luisterhouding 10 min
3.4.D.1.2. trefwoord van een
verhaal
3.4.D.4.4 nazeggen van zinnen 3 à
4 woorden
taaldoelen:
12.1.A.4 luisterhouding 20 min
12.4.D.1.2 trefwoord in een verhaal
12.4.D.4.1 geluiden in ritme in de
goede volgorde nadoen
12.4.D.4.6 drie à vier cijfers
nazeggen
rekendoelen:
5.9.I.1.2 meten:
 voorwerpen vergelijken
(oppervlakte, inhoud)
5.9.I.1.3 wegen:
 experimenteren en
ervaring opdoen met
gewicht: op het oog, met
de handen
6.4.D.1 hanteren van ruimtelijke
begrippen, bijlage 5
a. uitvoeren van verbale
opdrachten,
b. noemen van begrippen
6.4.D.2 structureren van
ruimtelijke situaties op
plaatjes:
a. aanwijzen van identieke
plaatjes
rekendoelen:
14.5.E.3 probleemoplossend
seriëren
15.4 D.1 hanteren van ruimtelijke
begrippen, bijlage 5
a. uitvoeren van verbale
opdrachten
b. noemen van begrippen
15.4.D.2 structureren van
ruimtelijke situaties op
plaatjes
a. aanwijzen van identieke
plaatjes
15.4.D.3 structureren van abstracte
figuren
a. naleggen abstracte fig.
15.4.D.4 begrippen lees/
rekenvoorwaarden
(platte vlak)
 woorden in zinnen
 letters in woorden
onderaan, bovenaan,
links onderaan, links, in
het midden, laatste,
vooraan, middelste,
rechts, eerste, achteraan,
volgende, daarna
Juni
Groep 1
Juni
Groep 2
taaldoelen:
Herhalen wat nodig is
3.3.C.1.4 koppelen geschreven taal
naar gesproken taal v.v.
3.4.D.3.1 lettergrepen samenvoegen tot een woord
4.2.B.7 ervaringen van langere –
kortere tijdsperiode
taaldoelen:
Herhalen wat nodig is
12.3.C.1.4 koppelen geschreven
taal naar gesproken taal
(woorden, letters, zinnen)
12.4.D.3.2 twee – drie lettergrepen
samenvoegen tot een
woord
12.4.D.3.3
 klanken samenvoegen tot
een woord (met of zonder
visuele onderst.)
 m.k.m. (zonder onderst.)
 m.k.m.m. en m.m.k.m.
(met visuele onderst.)
rekendoelen:
Herhalen wat nodig is
rekendoelen:
Herhalen wat nodig is
Download