<< Logo('s) Vervangen/Toevoegen/Verwijderen>> GEMEENSCHAPPELIJK RAAMWERK VOOR EEN ONDERZOEK NAAR GELETTERDHEID Onderzoek naar Geletterdheid METHODOLOGISCHE HANDLEIDING << Datum invullen>> << Andere relevante informatie op de kaft van de Handleiding invoegen>> 2 Inhoudsopgave Voorwoord................................................................................................................................................................5 Dankwoord ...............................................................................................................................................................6 Hoofdstuk 1: Overzicht van het Onderzoek .............................................................................................................7 1.01 Achtergrond ..............................................................................................................................................7 1.02 Hoofddoelen .............................................................................................................................................7 1.03 Specifieke doelstellingen ..........................................................................................................................8 1.04 Gebruik van informatie .............................................................................................................................8 1.05 Methode voor het verzamelen van gegevens ............................................................................................9 1.06 Doelgroep .................................................................................................................................................9 1.07 Periode voor het verzamelen van gegevens ..............................................................................................9 1.08 Geheimhouding ..................................................................................................................................... 10 1.09 Proxy-Interviews/Tolk ........................................................................................................................... 11 Hoofdstuk 2: Concepten, definities en richtlijnen voor het uitvoeren van een onderzoek naar geletterdheid ...... 12 Hoofdstuk 3: De onderzoeksinstrumenten, -materialen en het proces van het afnemen ....................................... 23 3.01 Belangrijke instrumenten voor het uitvoeren van het onderzoek .......................................................... 23 3.02 Onderzoeksdocumenten en -materialen................................................................................................. 26 3.03 Onderzoeksverloop ................................................................................................................................ 33 3.04 Interviewstappen.................................................................................................................................... 34 Hoofdstuk 4: Planning, organisatie en afname van een onderzoek naar geletterdheid ......................................... 39 4.01 Voorbereidende fase voor gereedheid voor het onderzoek ................................................................... 39 4.02 Aanvang van de fase van de inhoudelijke planning voor de uitvoering van het Onderzoek naar Geletterdheid ................................................................................................................................................. 40 4.03 Verkrijging van hulpmiddelen voor het uitvoeren van het onderzoek .................................................. 41 4.04 Planning van het schema voor het Onderzoek naar Geletterdheid ........................................................ 42 Hoofdstuk 5: Dataverzameling .............................................................................................................................. 47 5.01 Dataverzamelingsmateriaal ................................................................................................................... 47 5.02 Dataverzamelingsfase ............................................................................................................................ 47 5.03 Verantwoordelijkheden Coördinator Dataverzameling (CDV) ............................................................. 49 5.04 Hoofdactiviteiten van Coördinator Dataverzameling (CDV) ................................................................ 50 3 5.05 Verantwoordelijkheden Supervisor ....................................................................................................... 54 5.06 Verantwoordelijkheden Supervisor ....................................................................................................... 54 5.07 Taakmaterialen Interviewer ................................................................................................................... 55 5.08 Responspercentage ................................................................................................................................ 56 5.09 Richtlijnen voor het tot een minimum beperken van de non-respons ................................................... 57 5.10 Responspercentagestrategie Interviewer/Supervisor voor het minimaliseren van non-respons ............ 58 5.11 Voorafgaand onderzoek/proefonderzoek............................................................................................... 58 Hoofdstuk 6: Opleiding ......................................................................................................................................... 66 6.01 Zelfstudie ............................................................................................................................................... 66 6.02 Klassikale training ................................................................................................................................. 68 6.03 Doorlopende training ............................................................................................................................. 68 Hoofdstuk 7: Verwerking, analyse en verspreiding van data ................................................................................ 69 Bijlage A: Aanvullende informatie omtrent het meten van geletterdheid ............................................................. 71 Bijlage B: Aanvullende informatie omtrent de instrumenten voor het Onderzoek naar Geletterdheid ................. 73 Bijlage C: Onderzoeksformulieren en documenten ............................................................................................... 81 Bijlage D: Vragenlijst voor de debriefing van de interviewer ............................................................................... 82 Bijlage E: Opdrachten rond het leescomponent .................................................................................................... 83 4 Voorwoord <<Deze handleiding is bedoeld Nationale Statistiekbureaus en samenwerkende instanties te ondersteunen bij het plannen, ontwikkelen en uitvoeren van een Onderzoek naar Geletterdheid in hun respectieve landen en bij het ontwikkelen van hun Methodologische Handleiding.>> Deze tekst kan worden vervangen en een gepast voorwoord kan worden opgenomen waarin genoemd worden de internationale afspraken inzake geletterdheid, het CARICOM/IDB Regional Public Good Project on Common Framework for Literacy Survey en hun bijdrage aan de ontwikkeling van deze Handleiding, enz. OPMERKING: DE TEKST IN DEZE HANDLEIDING MAG DOOR DE LANDEN WORDEN GEWIJZIGD Het is slechts bedoeld als een richtlijn 5 Dankwoord <<Dankwoord invoegen>> 6 Hoofdstuk 1: Overzicht van het Onderzoek 1.01 Achtergrond Het Onderzoek naar Geletterdheid is erop gericht te voorzien in geldige, betrouwbare en vergelijkbare maten voor geletterdheid onder de volwassen bevolking van de participerende landen. Het onderzoek verzamelt ook achtergrondinformatie over de volwassen bevolking voor een profiel van de bevolkingskenmerken in relatie tot de niveaus van geletterdheid en gecijferdheid. << Naam van het land invullen >> besloot tot het houden van dit onderzoek om informatie te verkrijgen over de verdeling van geletterdheidsvaardigheden over de bevolking en de gebieden waar ingrijpen in onderwijs in lezen en schrijven het meest succesvol zou zijn. << Naam van het land invullen >> hecht groot belang aan de ontwikkeling van de menselijke hulpbronnen daar deze een belangrijk middel vormen voor de duurzame ontwikkeling van de economie. De relatie tussen geletterdheid en sociaaleconomische indicatoren markeert het belang van geletterdheid en de noodzaak tot verbetering met als doel het bevorderen van betere leefomstandigheden. Daarnaast hoopt << Naam van het land invullen >> de onderzoeksresultaten te kunnen aanwenden voor een betere evaluatie en planning van zijn programma's gericht op het terugdringen van de niveaus van analfabetisme. Het << Naam van het land invullen >> Onderzoek naar Geletterdheid wordt uitgevoerd door <<Onderzoek Uitvoerend Bureau>> in samenwerking met <<Naam van Ministerie/Instantie/Partner>>. De methoden gevolgd in dit onderzoek bouwen verder op eerdere onderzoeken naar geletterdheid die in het verleden zijn uitgevoerd, zoals het International Adult Literacy Survey (IALS) en het vervolg daarop, het Adult Literacy and Life-Skills (ALL)-onderzoek. Het << Naam van het land invullen >> Onderzoek naar Geletterdheid omvat tevens het meten van prozageletterdheid, documentgeletterdheid en gecijferdheid. Echter, anders dan het IALS-onderzoek en het ALL-onderzoek omvat dit onderzoek tevens een module voor het meten van een reeks componenten van leesvaardigheid die zal worden afgenomen van de laaggeletterden onder de bevolking. 1.02 Hoofddoelen De hoofddoelen van het Onderzoek naar Geletterdheid zijn: het verkrijgen van kwaliteitsdata betreffende de verspreiding van de geletterdheidsvaardigheden onder volwassenen en jonge mensen in ...; 7 het bevorderen van het effectieve gebruik van de onderzoeksdata bij het formuleren van nationaal beleid, het monitoren en evalueren van de programma’s van het onderzoek; het ontwikkelen van gepaste interventies van het programma ter verbetering van de geletterdheidsniveaus; en het opbouwen van de nationale capaciteit voor het meten van de geletterdheid met behulp van onderzoeksmethoden. 1.03 Specifieke doelstellingen De specifieke doelstellingen van het Onderzoek naar Geletterdheid zijn als volgt: helpen van de Regering de verschillende niveaus van geletterdheid onder personen van 16 tot 65 jaar objectief vast te stellen; vinden van praktische oplossingen en voorstellen voor het verlagen van analfabetisme in al zijn vormen en om het uiteindelijk compleet op te heffen; documenteren hoe vaardigheden van invloed zijn op succes in het werk, met de gezondheid, in het onderwijs en in het maatschappelijk leven; profileren van de vaardigheden van jongeren van 16 tot 25 jaar. Dit zal meer inzicht bieden op de kwaliteit van recente schoolverlaters; maken van geletterdheidsprofielen voor kleine gebieden van programmaplanning en -uitvoering; verhogen van de geletterdheidsniveaus van de bevolking voor het vergroten van haar sociale, gezondheids-, economische en leefniveaus en het elimineren van analfabetisme in al zijn vormen. 1.04 Gebruik van informatie De informatie kan worden gebruikt door: beleidsmakers, voor het plannen van nationale programma's gericht op het verbeteren van de geletterdheidsvaardigheden (waaronder het identificeren van beste praktijken) door hen informatie te verstrekken over de verdeling van de geletterdheids- en gecijferdheidsvaardigheden wat hen kan helpen bij het ontwikkelen van beleid en programma's gericht op het versterken van vaardigheden; functionarissen op lokaal/gemeenschapsniveau, voor het verruimen van programma's voor volwasseneneducatie en andere programma's ter bevordering van geletterdheid; bedrijfs- en onderwijsorganisaties, voor een beter inzicht in de vaardigheden van de beroepsbevolking en het plannen van programma's voor het aanpakken van vaardigheidskloven; sociale/welzijns- en gerelateerde organisaties, maatschappelijk middenveld, voor het assisteren bij de identificatie van personen met verhoogd risico/risicohuishoudens vanwege laaggeletterdheid zodat programma's beter afgestemd kunnen worden op het verbeteren van hun vaardigheden; 8 onderzoekers en andere gebruikers, voor het voorlichten van het publiek over de overeenkomsten en verschillen in de geletterdheid van de volwassen bevolking onder de landen. 1.05 Methode voor het verzamelen van gegevens Het Onderzoek naar Geletterdheid wordt uitgevoerd aan de hand van een onderzoeksmethode met behulp van << potlood en papier (Paper and Pencil Interviewing, PAPI) / de computer (Computer Assisted Personal Interviewing (CAPI) >> [doorhalen wat niet van toepassing is] 1.06 Doelgroep De doelgroep van het onderzoek wordt gevormd door gewoonlijk ingezetenen, van 16 tot 65 jaar, die in een privéhuis wonen op het moment van het onderzoek. Personen die in een instelling wonen zijn uitgesloten van het onderzoek. Instellingen zijn woonruimten waarin de bewoners samenwonen om reden van discipline, gezondheid, onderwijs, godsdienst of ander doel. De geïnstitutionaliseerde populatie bestaat uit personen die geen lid zijn van een huishouden. Dit omvat personen in militaire inrichtingen, justitiële en strafinrichtingen, slaapzalen van scholen en universiteiten, religieuze inrichtingen, ziekenhuizen en dergelijke. Personeel verantwoordelijk voor de dagelijkse leiding van een inrichting dat niet woont in een slaapruimte of soortgelijke accommodatie, maakt geen deel uit van de geïnstitutionaliseerde populatie. Bovendien maken personen die wonen in hotels of pensions geen deel uit van de geïnstitutionaliseerde populatie en zouden derhalve aangemerkt moeten worden als leden van een huishouden van een of meerdere personen, op grond van de arrangementen die ze maken om te voorzien hun noodzakelijke levensbehoeften. De geïnstitutionaliseerde populatie bestaat dus uit bewoners van gevangenissen, ziekenhuizen, bejaardentehuizen, barakken, studentenhuizen enz. 1.07 Periode voor het verzamelen van gegevens Het verzamelen van gegevens voor het Onderzoek naar Geletterdheid vangt aan op <<begindatum voor het verzamelen van gegevens invullen>> en eindigt op<< Einddatum invullen>>. 9 1.08 Geheimhouding Het Onderzoek naar Geletterdheid wordt uitgevoerd op grond van de statistiekwet <<Hoofdstuk>>. Eenieder die werkzaamheden verricht voor dit onderzoek, dient een eed van geheimhouding af te leggen. Het Onderzoek naar Geletterdheid verzamelt persoonlijke informatie van de respondenten. Deze informatie wordt beheerd overeenkomstig de voorschriften opgenomen in de Statistiekwet. De Statistiekwet bepaalt dat de identiteit van de individuele respondenten moet worden beschermd. Daarnaast, zijn alle aspecten van de Statistiekwet die zeer strikte procedures voor het omgaan met en beveiligen van persoonlijke gegevens voorschrijven van toepassing op het verzamelen van gegevens in het kader van het Onderzoek naar Geletterdheid. De gegevens worden niet zo gepubliceerd of verstrekt dat de identiteit van een respondent gemakkelijk kan worden achterhaald. De Statistiekwet staat de publicatie van gegevens van persoonlijke aard niet toe. 10 1.09 Proxy-Interviews/Tolk Proxy-Interview Dit onderzoek staat niet toe dat een proxy-interview wordt afgenomen zonder de participatie van de geselecteerde respondent. (Een proxy is een persoon die gemachtigd is op te treden namens een ander.) Een “geassisteerde respons” is er een die is verkregen van de geselecteerde respondent met assistentie van een ander lid van het huishouden of een tolk. Proxy is niet toegestaan voor het Filterboekje, het Locatorboekje, het Hoofdboekje of de Leesopdrachten. Tolk Een respondent kan behoefte hebben aan de assistentie van een tolk om de vragen van het onderzoek te begrijpen en te beantwoorden. Dit is NIET hetzelfde als een proxy-interview. Een tolk kan worden ingezet om de vragen te vertalen indien de interviewer geen Engels spreekt. Tolken mogen ALLEEN worden ingezet voor het initiële contact, voor het verkrijgen van algemene informatie over de respondent in de Achtergrondvragenlijst (zie blz. 20) en de Exitgesprek. Het Filter-, Locator- en Hoofdboekje (zie blz. 20) MOGEN NIET worden ingevuld met de hulp van een tolk. 11 Hoofdstuk 2: Concepten, definities en richtlijnen voor het uitvoeren van een onderzoek naar geletterdheid Definitie van geletterdheid Geletterdheid kan worden gedefinieerd als het vermogen tot identificeren, begrijpen, interpreteren, creëren, communiceren en berekenen met behulp van gedrukte en geschreven materialen die in verband worden gebracht met variërende contexten. Geletterdheid betreft een continuüm van leren waardoor een individu in staat wordt gesteld zijn of haar doelen te bereiken, zijn of haar kennis en potentieel te ontwikkelen en ten volle te participeren in de gemeenschap en de ruimere samenleving1. << Voor de uitvoering van dit onderzoek, wordt geletterdheid geïnterpreteerd als “officiële taalgeletterdheid” en gedefinieerd als: “De informatie verwerkende vaardigheden (verwijzend naar lees-, schrijf- en rekenvaardigheden) nodig voor het gebruiken van gedrukte materialen waarmee men doorgaans op het werk, thuis en in de gemeenschap te maken krijgt>> [Alternatieve formulering overgenomen uit de ALLS van Bermuda]>> Meten van geletterdheid De beoordeling van geletterdheid is erop ontworpen de functionele geletterdheid te meten. Met andere woorden, het stelt het niveau van geletterdheid van een individu vast aan de hand van een aantal vragen die erop gericht zijn het gebruik van hun lees- en schrijfvaardigheden aan te tonen Dit omvat twee stappen - het objectief toetsen van het vaardigheidsniveau van een volwassene en het toepassen van een standaard van bekwaamheid die het beheersingsniveau definieert. De beoordeling meet de bekwaamheid van de respondenten op drie doorlopende geletterdheidsschalen - prozageletterdheid, documentgeletterdheid en gecijferdheid. Daarnaast verzamelt het gegevens betreffende de componenten van leesvaardigheid. Leescomponenten worden geacht de bouwstenen te zijn waarop het ontstaan van leesvloeiendheid is gebaseerd. Gegevens betreffende de componenten van leesvaardigheid worden verzameld van personen aan het laagste uiteinde van de geletterdheidsschaal alleen (zie bladzijde 21). De bekwaamheid in lezen en schrijven wordt gemeten met behulp van de onderstaande drie domeinen: 1 The Plurality of Literacy and its implications for Policies and Programs, UNESCO Education Sector Position Paper: 13. 2004. 12 Prozageletterdheid - de kennis en vaardigheden nodig voor het begrijpen en gebruiken van informatie in teksten zoals redactionele stukken, nieuwsberichten, gedichten en fictie; bijvoorbeeld, het vinden van een stuk informatie in een krantenartikel, het interpreteren van instructies uit een gezondheidsbrochure, het afleiden van een thema van een gedicht, of contrasterende gezichtspunten uitgedrukt in een hoofdartikel. Documentgeletterdheid - de kennis en vaardigheden vereist voor het lokaliseren en gebruiken van informatie vervat in materiaal zoals sollicitaties, dienstregelingen, kaarten, tabellen en grafieken; bijvoorbeeld, het lokaliseren van een bepaald kruispunt op een stratengids, het gebruiken van een rooster voor het kiezen van de juiste bus, of het invullen van gegevens op een sollicitatieformulier. de kennis en vaardigheden vereist voor het uitvoeren van rekenkundige bewerkingen, losse of opeenvolgende, gebruikmakend van getallen vervat in gedrukte materialen; bijvoorbeeld, het totaliseren van de kosten van twee of meer aankopen, het werken met breuken en decimalen, het invullen van een bestelformulier, of het berekenen van de winst of het verlies op een belegging. De scores voor elk van de drie domeinen worden uitgedrukt in termen van niveaus, waarbij Niveau 1 het laagste bekwaamheidsniveau is. Respondenten die op Niveau 1 scoren, kunnen het best gekarakteriseerd worden als te hebben een zeer beperkte geletterheidsvaardigheid. Ofschoon weinig volwassenen op dit niveau zouden worden beschouwd als “analfabeet” in de historische betekenis van de term, hebben velen niet de lees- en schrijfvaardigheden die nodig zijn om het taalgebruik van de test te begrijpen en zich derhalve te bedienen van deze vormen van communicatie en persoonlijke baat te hebben bij deze activiteit. Echter, personen die vallen binnen niveau 1, kunnen nog wel een grote verscheidenheid van bekwaamheden in termen van de ontwikkeling van leesvaardigheden demonstreren en de beoordeling beoordeelt deze bekwaamheden om de barrières voor hun verbetering te identificeren en de opleidingseisen vast te stellen. Deze informatie zal nuttig blijken voor hen die de volwasseneneducatieprogramma's ontwerpen. << Onderstaande informatie is onder voorbehoud>> De schalen gebruikt bij het scoren op elk van drie domeinen zijn zo samengesteld dat ze lopen van 0 tot 500. Een korte beschrijving van de taken en vaardigheden die aan de basis van elk van de drie schalen liggen, is hieronder opgenomen. • Niveau 1 duidt op personen met zeer povere vaardigheden, waarbij de persoon bijvoorbeeld niet in staat is om uit de informatie die gedrukt staat op de verpakking op te maken wat de juiste medicijndosis is voor een kind. Voor de domeinen proza, documenten en gecijferdheid, is deze score 225 of minder; • Niveau 2 omvat respondenten die alleen overweg kunnen met eenvoudig, duidelijk uiteengezet materiaal waarvan de betrokken taken niet al te ingewikkeld zijn. Het duidt op zwakke vaardigheden, 13 maar een beetje meer verborgen dan Niveau 1. Het identificeert mensen die kunnen lezen, maar zwak presteren bij de test. Ze kunnen “copingvaardigheden” hebben ontwikkeld om de eisen die het dagelijks leven stelt aan hun lees- en schrijfvaardigheid aan te kunnen, maar hun laag bekwaamheidsniveau maakt het omgaan met nieuwe eisen, zoals het leren van nieuwe arbeidsvaardigheden, moeilijk voor hen. Voor de domeinen proza, documenten en gecijferdheid, was deze score 226 - 275; • Niveau 3 wordt beschouwd als een geschikt minimum voor het aankunnen van de eisen van het dagelijks leven en het werk in een complexe, geavanceerde samenleving. Het duidt in grove trekken op het vaardigheidsniveau vereist voor het met succes doorlopen van de middelbare school en toegang tot hoger onderwijs. Het vereist, zoals hogere niveaus, het vermogen om verschillende bronnen van informatie te integreren en complexere problemen op te lossen. Voor de domeinen proza, documenten en gecijferdheid, was deze score 276 - 325; • Niveaus 4 en 5 beschrijven respondenten die een beheersing van een hogere orde van informatieverwerkende vaardigheden vertonen. Voor de domeinen proza, documenten en gecijferdheid, was deze score 376 - 500. Componenten van leesvaardigheid Leescomponenten worden geacht de bouwstenen te zijn waarop het ontstaan van leesvloeiendheid is gebaseerd. Het beschikken over informatie omtrent de productie van component vaardigheden bij de volwassen bevolking en hun relatie met achtergrondvariabelen stelt onderzoekers in staat het niveau van de hulpmiddelen nodig voor het verhogen van de vaardigheidsniveaus te beoordelen en efficiënte curricula te ontwikkelen voor verschillende bevolkingssubgroepen. Bij het ontwikkelen van deze maten in het Engels, werd de Simple View of Reading 2 aangenomen. Deze Simple View poneert twee stellingen: allereerst, dat lezen bestaat uit woordherkenning en taalbegrip; en ten tweede, dat terwijl elk van deze componenten noodzakelijk is voor lezen, geen van beide voldoende is op zich.3 Het stelt ook dat woordherkenning een sterkere voorspeller is van het leesniveau in de vroege jaren van de leesontwikkeling. Naarmate de woordherkenning vloeiender en automatischer wordt, wordt het luisterbegrip een sterkere voorspeller van het leesvermogen, hoewel woordherkenning blijft bijdragen aan significante verschillen zelfs onder bekwame lezers.4 Landen die gebruik maken van de benadering om geletterdheid te meten in andere talen dan het Engels moeten de bouwstenen voor het lezen in hun taal vaststellen en vervolgens geschikte items creëren om ze te meten. 2 De Simple View of Reading veronderstelt dat leesbegrip het product is van woordherkenning en luisterbegrip (Gough & Tunmer, 1986). Hoover and Tunmer, 1993 4 (Gough & Walsh, 1991; Cunningham, Stanovich, & Wilson, 1991; McCormick, 1994). 3 14 Leesvaardigheden Studies hebben aangetoond dat verscheidene vermogens erg belangrijk zijn voor het verwerven van leesvaardigheden. Deze vermogens worden hieronder gedefinieerd: Woordherkenning - Het vermogen nieuwe woorden te decoderen en te herkennen. Dit is een fundamenteel component van vloeiend lezen. Kennis van de Woordenschat - Het vermogen een brede woordenschat te gebruiken. Dit stelt de lezer in staat nieuwe en gevarieerde teksten met minder moeite te lezen. Woordenschat maakt het lezen mogelijk en wordt vergroot door te lezen. Luisterbegrip - Het vermogen gesproken informatie te begrijpen. Sommige volwassenen kunnen problemen hebben met lezen omdat ze algemene problemen hebben met begrijpen. Deze volwassenen zullen ook moeite hebben met het halen van informatie uit ingewikkelde mondelinge tekst. Verwerking en Geheugen - Het vermogen de tekst in segmenten te verdelen en het in het geheugen te organiseren. Geheimhouding Een garantie dat de informatie verstrekt door individuele personen aan de beëdigde onderzoeksmedewerker en de instantie die het onderzoek uitvoert niet zal worden onthuld aan derden. Gebouw Een duurzame fysieke structuur, afgescheiden en onafhankelijk van een andere structuur. Een gebouw kan bestaan uit een of meer kamers of andere ruimte, overdekt met een dak en omgeven door buitenmuren. Een gebouw kan worden gebruikt voor woon-, landbouw-, handels-, industriële of culturele doeleinden of voor het verlenen van diensten. Vrijstaande vertrekken die in verband staan met het hoofdgebouw worden behandeld als onderdeel van dat gebouw, bijvoorbeeld keukens, toiletten, dienstbodenkamers, enz. Een gebouw kan bewoond of leeg (onbewoond) zijn. Gesloten gebouw Een gesloten gebouw is een gebouw dat op het moment van de dataverzameling in gebruik is maar waarvan alle bewoners tijdelijk afwezig zijn, d.w.z. afwezig voor minder dan zes maanden (de buren kunnen gewoonlijk helpen met het identificeren van een gesloten gebouw). Leegstaand gebouw 15 Een leegstaand gebouw is een gebouw dat op het moment van de telling niet wordt gebruikt voor welk doel dan ook. Tot deze categorie behoren ook gebouwen die gedurende zes (6) maanden of langer gesloten zijn. Wooneenheid Een woning/woonruimte/wooneenheid is een onderscheiden gebouwstructuur waarin mensen wonen en die onderdak kan bieden aan een of meerdere huishoudens. Een woonruimte kan zijn een volledig gebouw of een deel van een gebouw gebruikt als leefeenheid. Het kan de vorm aannemen van een huis, een appartement, een groep kamers, of een enkele kamer die wordt bewoond als een afzonderlijke leefeenheid of, indien leeg, bestemd is voor bewoning als afzonderlijke leefeenheid. (Zie ook Afzonderlijke leefeenheid.) De belangrijke factoren bij het identificeren van een woonruimte zijn afzonderlijkheid en zelfstandigheid. Een woonruimte moet direct toegang bieden tot de straat of een gemeenschappelijk(e) portaal, trap, gang of portiek waar de bewoners binnenkomen of vertrekken zonder door een andere leefeenheid te passeren. Directe toegang Een entree naar een leefeenheid direct vanaf de buitenzijde van het gebouw of via een gemeenschappelijke hal (als in een flatgebouw). Afzonderlijke leefeenheid Een afzonderlijke leefeenheid is die waarin: a De bewoner(s) woont (wonen) en eet (eten) (voedsel delen) afzonderlijk van de andere persoon (personen) in het gebouw, en b de bewoner beschikt over directe toegang vanaf de buitenzijde van het gebouw of via een gemeenschappelijke hal (als in een flatgebouw). Indien leeg, zijn de criteria van afzonderlijkheid en directe toegang van toepassing op de toekomstige bewoners. Gesloten wooneenheid Een gesloten wooneenheid is een wooneenheid die bewoond is, maar tijdens de dataverzamelingsperiode zijn de bewoners tijdelijk weg, dat wil zeggen weg voor minder dan zes (6) maanden. Een wooneenheid kan gesloten zijn omdat de bewoners weg zijn, hetzij op vakantie of om een andere reden. In een dergelijk geval kunt u bij de buren informeren hoeveel mensen daar wonen en wat hun familienamen zijn, indien mogelijk. 16 Leegstaande wooneenheid Een wooneenheid die bewoonbaar is maar waar niemand woonde in de censusnacht en waarvan de bewoners weg waren voor meer dan zes maanden plus een dag, moet worden beschouwd als leegstaand. Bij de buren zou dit geverifieerd moeten worden. Particulier huishouden <<Te definiëren door de landen. Zie onderstaand voorbeeld>> Een particulier huishouden bestaat uit een of meer personen die samenwonen (d.w.z. slapen er de meeste nachten in een week 4 van de 7) en ten minste één maaltijd per dag samen gebruiken. Het is belangrijk te vermelden dat een lid van een huishouden geen verwant van het huisgezin hoeft te zijn. Bijvoorbeeld, een kostganger of een huishoudelijke hulp die de meeste nachten in de week blijft slapen, is een lid van het huishouden. Een huishouden kan bestaan uit slechts een persoon, of uit meer dan een gezin, zolang zij woonruimte delen. Een groep niet-verwante samenwonende personen kan ook een huishouden vormen. Men kan veel soorten woonsituaties in het veld tegenkomen en hieronder volgen enkele voorbeelden ter oriëntatie:a. Als iemand recentelijk is ingetrokken bij een groep personen, moet die persoon, mits hij/zij voornemens is met hen zijn/haar een 'thuis' te vormen, worden beschouwd als een lid van dat huishouden. b. Indien een huis is verdeeld in flats of andere aparte woningen, biedt elke zodanige aparte woning onderdak aan ten minste een afzonderlijk huishouden. Een huurder of onderhuurder, indien hij/zij zijn/haar eigen voorzieningen treft voor maaltijden, vormt ook een afzonderlijk huishouden. c. Een bediende die in het huis of in een bijgebouw op het terrein slaapt, moet in de lijst worden opgenomen als lid van het huishouden. Een bediende die niet slaapt op het terrein van zijn/haar werkgever mag niet worden meegeteld als een lid van het huishouden waar hij/zij werkt. d. Een kostganger of kamerhuurder (d.w.z. iemand die de meeste nachten van de week eet en slaapt met het huishouden) moet beschouwd worden als lid van het huishouden. e. Indien er binnen de inrichting (niet-privéwoning) afzonderlijke woonvertrekken zijn voor elk lid van het personeel, met afzonderlijke huishoudelijke voorzieningen, vormen zulke personen afzonderlijke huishoudens. 17 f. Iemand die een kamer huurt maar de maaltijden niet samen met zijn/haar huisbaas of huisbazin gebruikt, vormt een afzonderlijk eenpersoonshuishouden. g. Personen die de meeste nachten van de week niet bij hun gezin wonen, werken en slapen, moeten daar waar zij de meeste nachten slapen worden geteld. Ze kunnen kostganger of kamerhuurder in een huishouden zijn of een afzonderlijk huishouden vormen. h. Personen die vanwege de aard van hun werk (bijv. bewakers, werknemers in ploegendienst, medisch personeel en gezondheidswerkers, enz.) de meeste nachten niet thuis doorbrengen MOETEN geteld worden op dezelfde plaats als de overige leden van hun huishouden (d.w.z. op de plaats waar zij hun normale verblijfplaats hebben). Leegstaande woning/ wooneenheid Elke woning/wooneenheid die op het tijdstip van de dataverzameling niet bewoond is. Een eenheid waarvan de bewoners tijdelijk afwezig zijn, wordt niet beschouwd als leegstaand. Hoofd van het huishouden <<Te definiëren door de landen. Zie onderstaand voorbeeld>> Voor de uitvoering van het onderzoek, moet elk huishouden een hoofd hebben. Het Hoofd van het Huishouden is de persoon die als zodanig wordt erkend door de respondent. In gevallen waarin de respondent het idee van een hoofd niet accepteert, wijs dan een hoofd aan op basis van de bestaande gezinsstructuur en vervolg met het stellen van de controlevragen. Relatie tot het hoofd van het huishouden <<Te definiëren door de landen. Zie onderstaand voorbeeld>> Teneinde uit het onderzoek mogelijke soorten van samenstellingen van huishoudens te kunnen afleiden, worden leden van het huishouden gecategoriseerd in termen van hun relatie tot het hoofd. Het volgende onderscheid wordt gemaakt: (a) (b) Hoofd Echtgenote /Echtgenoot van het hoofd wordt gedefinieerd als de echtgenoot of echtgenote van het hoofd van het huishouden, die lid is van het huishouden. (c) Partner van het hoofd: Wordt gedefinieerd als de levenspartner van het hoofd van het huishouden, die lid is van het huishouden. 18 (d) Kind van het hoofd en echtgenoot/echtgenote/partner: Verwijst naar het kind van de echtgenoot/echtgenote/partner van het hoofd EN het hoofd, of het kind van de levenspartner van het hoofd EN het hoofd, dat lid is van het huishouden. Dit omvat geen geadopteerde kinderen. (e) (f) (g) Kind van het hoofd alleen Kind van de echtgenoot/echtgenote/partner alleen Adoptiefkind van het hoofd en echtgenoot/echtgenote/partner: Verwijst naar het geadopteerde kind van de echtgenoot/echtgenote/partner van het hoofd en het hoofd, dat lid is van het huishouden. Echtgenoot/echtgenote/partner van het kind: Wordt gedefinieerd als de echtgenoot/echtgenote/partner van ofwel het kind van het hoofd of het kind van de echtgenoot/echtgenote/partner van het hoofd, dat lid is van het huishouden. Kleinkind van hoofd/echtgenoot/echtgenote/partner: Wordt gedefinieerd als het kleinkind van ofwel het hoofd, de echtgenoot/echtgenote of partner van het hoofd, dat lid is van het huishouden. Ouder van hoofd/echtgenoot/echtgenote/partner: Wordt gedefinieerd als de ouder van ofwel het hoofd, de echtgenoot/echtgenote of partner van het hoofd, dat lid is van het huishouden. Andere verwant van hoofd/echtgenoot/echtgenote/partner: Dit verwijst naar neven en nichten, ooms, grootouders, overgrootouders, schoonouders enz., van het hoofd, de echtgenoot/echtgenote of partner van het hoofd van het huishouden die leden zijn van het huishouden. Huishoudelijke hulp: Dit verwijst naar een huishoudelijke hulp, bijvoorbeeld dienstmeisje, tuinman of andere werknemer die lid is van het huishouden. Andere niet-verwant: wordt gecategoriseerd als een kostganger of kamerhuurder die lid is van het huishouden. (h) (i) (j) (k) (l) (m) Geslacht Dit wordt gerapporteerd voor iedere persoon (mannelijk of vrouwelijk) en hangt af van het antwoord van de respondent. Leeftijd Leeftijd is het tijdsverloop tussen de datum van geboorte en de datum van het onderzoek uitgedrukt in volle jaren. Wanneer de leeftijd onbekend is, kan een schatting worden gemaakt op basis van verwijzingen naar belangrijke nationale gebeurtenissen zoals orkanen, burgerlijke onrust enz. Onderwijs Onderwijs wordt gedefinieerd als formele, duurzame en georganiseerde communicatie gericht op leren. - Formeel 19 Dit is het hiërarchisch, gestructureerd 'onderwijssysteem' dat loopt van de basisschool tot de universiteit, naast algemene academische studies, een verscheidenheid aan gespecialiseerde programma's en instituten voor voltijds technisch en beroepsonderwijs - Duurzaam Is bedoeld te betekenen dat de leerervaring de elementen heeft van duur en continuïteit. - Georganiseerd Gepland in een patroon of volgorde met gedetailleerde of impliciete doelstellingen. - Communicatie Dit verwijst naar de relatie die bestaat tussen twee of meer personen betrokken bij de overdracht van informatie. - Leren Wordt beschreven als elke verandering in gedrag, informatie, kennis, begrip, attitudes, vaardigheden of capaciteiten die kan worden behouden en die niet kan worden toegeschreven aan fysieke groei of aan de ontwikkeling van overgeërfde gedragspatronen. Alle vormen van leren zijn inbegrepen, zoals universitair, beroepsgericht en fysieke vaardigheden, bijv. atletiek. Training voor het verrichten van werk is derhalve een leerervaring en onderdeel van onderwijs. School/Onderwijsinstelling Een school wordt gedefinieerd als een instituut waar onderwijs- en leeractiviteiten worden georganiseerd als een reguliere en exclusieve activiteit. Bijvoorbeeld: - Onderwijs en opvang voor jonge kinderen/Kleuterschool/Peutertuin/ Deze scholen zijn gericht op kinderen in de leeftijdsgroep 2½ tot 5 jaar. Het is belangrijk te vermelden dat kinderen in dagverblijven niet in deze categorie moeten worden opgenomen. Onthoud dat een school een plek is waar onderwijs- en leeractiviteiten worden georganiseerd als een reguliere en exclusieve activiteit. - Bijzondere scholen Deze scholen zijn opgericht voor het onderwijzen van kinderen “met een beperking”. <<Voor het land specifieke voorbeelden hier opnemen>> Schoolbezoek Dit wordt gedefinieerd als regelmatig bezoeken van een geaccrediteerd onderwijsinstituut of programma, openbaar of particulier, voor georganiseerd leren op elk niveau van onderwijs op het 20 tijdstip van het onderzoek. Het is belangrijk onderscheid te maken tussen bezoeken en ingeschreven staan omdat een persoon kan zijn ingeschreven op een school maar deze niet per definitie hoeft te bezoeken. - Een “ voltijdstudent” is een student wiens voornaamste bezigheid is het bezoeken van school, universiteit of een andere onderwijsinstelling. Een “deeltijdstudent” kan worden gedefinieerd als een student wiens voornaamste bezigheid een andere is dan het bezoeken van school of bezig zijn met het leerproces. “Afstandsonderwijs” wordt gedefinieerd als een vorm van georganiseerde leerervaring waarbij onderwijzen en leren gebeuren met onderwijzers die zich het grootste deel van de tijd op een afstand van de leerlingen bevinden. Het incorporeert alle niveaus van onderwijs en training gebruik makend van vormen van technologie die variëren van het eenvoudige medium drukwerk tot het meer geavanceerd medium technologie met satellieten, teleconferenties, netwerken, televisie, radio-uitzendingen en andere mechanismen. Hoogste niveau van onderwijs Dit heeft betrekking op het hoogste niveau afgerond binnen het meest geavanceerd niveau gevolgd in het onderwijssysteem. Dit concept houdt verband met niet-beroepsgericht onderwijs, d.w.z. leerresultaten op primair, secundair, postsecundair en universitair niveau. Op middelbare scholen waar beroepsgerichte en handelsvakken in het systeem zijn opgenomen, is het concept ook van toepassing. Opgemerkt dient te worden dat in gevallen waarin de respondenten in het buitenland zijn opgeleid, het equivalent moet worden genoteerd. Tijdsreferentieperiode De tijdsreferentieperiode wordt gebruikt voor de vragen over economische activiteit, met andere woorden de afgelopen twaalf (12) maanden (d.w.z. 12 maanden voorafgaand aan het interview). Bijvoorbeeld, als het interview plaatsvindt in juni 2014, dan is de feitelijke referentieperiode van juni 2013 tot mei 2014. Economisch actieve bevolking De economisch actieve bevolking omvat alle personen van beide geslachten die arbeid leveren voor de productie van economische goederen en diensten in de tijdsreferentieperiode d.w.z. de afgelopen twaalf (12) maanden. Het omvat zowel personen in de beroepsbevolking zonder militairen als zij die dienen in de strijdkrachten. De economisch actieve bevolking wordt ook genoemd de beroepsbevolking die bestaat uit twee groepen: (a) (b) de tewerkgestelden de werklozen 21 De niet in een beroep werkzame bevolking (geen deel van de beroepsbevolking) Deze algemene categorie bestaat uit: (i) Personen die expliciet verklaard hebben dat zij niet willen werken (ii) Studenten (voltijds) (iii) Personen die huishoudelijk taken verrichten (iv) De Gepensioneerden (v) De Gehandicapten (vi) De Seniore Burgers (vii) Anderen, bijv. verstandelijk gehandicapten, bewoners van gevangenissen, ziekenhuizen, psychiatrische instellingen enz. Herbezoek Een herhaalbezoek aan een adres om de onderzoeksgegevens te verkrijgen. Huwelijkse staat <<Te definiëren door de landen>> 22 Hoofdstuk 3: De onderzoeksinstrumenten, -materialen en het proces van het afnemen Het << Naam land invullen >> Onderzoek naar Geletterdheid maakt gebruik van diverse instrumenten en andere onderzoeksmaterialen bij het uitvoeren van het veldwerk voor het verzamelen van de vereiste gegevens. <<Met uitzondering van de Leesopdrachten, wordt bij alle onderdelen gebruik gemaakt van potlood en papier (PAPI) indien de PAPI-methode voor dataverzameling wordt toegepast. Bij de CAPI-methode voor dataverzameling, worden alle onderdelen afgenomen met toepassing van de CAPImethode of een andere benadering als aan te geven>> Hieronder volgt een korte uitleg van alle onderdelen van onderzoeksquestionaires. Voor meer details, zie Bijlage B. 3.01 Belangrijke instrumenten voor het uitvoeren van het onderzoek De belangrijkste instrumenten voor het uitvoeren van een onderzoek naar geletterdheid zijn: Vragenlijst over het huishouden Achtergrondvragenlijst Filterboekje Locatorboekje Hoofdboekje Zie de Handleiding voor de Interviewer voor een meer gedetailleerde uiteenzetting van alle vragenlijsten en boekjes. De Vragenlijst over het huishouden (staat gewoonlijk op de eerste bladzijde/dekblad van de Achtergrondvragenlijst (AV) Het doel van de Vragenlijst over het Huishouden is op de eerste plaats het Contact/Entry-gesprek met het Huishouden. Het bevat identificerende informatie over het geselecteerde huishouden en verzamelt informatie om de te selecteren respondent te bepalen. Deze vragenlijst maakt deel uit van de Achtergrondvragenlijst (AV) en houdt onder andere in contact maken met een woning, uzelf introduceren en de reden voor het bezoek aangeven, controlevragen stellen (het onderdeel Controlevragenlijst van de Achtergrondvragenlijst) en één persoon selecteren om te interviewen. Samen met de kaart en informatie verstrekt door het bureau dat het onderzoek uitvoert, stelt het vast dat dit het huishouden is dat deel zal uitmaken van het interviewproces. Daarnaast mag het ook meer dan de eerste bladzijde beslaan, indien de landen besluiten enkele algemene vragen over huisvesting op te nemen die bij de analyse kunnen worden gebruikt. 23 Opmerking: Het onderdeel Contact van de vragenlijst moet van alle geselecteerde huishoudens worden afgenomen en bevat contactinformatie, onderzoeksinformatie en demografische informatie over de leden van het huishouden (d.w.z. controlevragen). Sommige landen kunnen besluiten algemene vraagstukken over huisvesting op te nemen die bij de analyse kunnen worden gebruikt. Nadat het geselecteerde huishouden in het rooster is opgenomen tijdens het controle-onderdeel, wordt de respondent geselecteerd op basis van leeftijd (16-65), geslacht en opleiding, met behulp van de Selectiematrix/Quota. Indien de geselecteerde respondent niet beschikbaar is op het moment van de selectie, zal de interviewer de contactgegevens van de geselecteerde respondent noteren op de vragenlijst en vervolgens een afspraak maken voor het interview (afnemen van de achtergrondvragenlijst en het testboekje). De interviewer zal daarna door middel van persoonlijke bezoeken of telefonisch contact maken. Maximaal drie (3) pogingen in de vorm van persoonlijke bezoeken worden ondernomen om het interview af te nemen. Daarna dient de case aan de Supervisor voorgelegd te worden voor verdere follow-up. Achtergrondvragenlijst (AV) De achtergrondvragenlijst verzamelt algemene informatie over de respondent die voor het interview is geselecteerd, met betrekking tot factoren waarvan wordt aangenomen dat ze verband houden met geletterdheidsvaardigheden, d.w.z. achtergrond, opleiding, arbeidsstatus, geletterdheidspraktijken, enz. De lijst bestaat voornamelijk uit vragen die beantwoorden aan de internationale vereisten voor het onderzoek. De interviewer neemt de Achtergrondvragenlijst (AV) af als een interview met papier en potlood (PAPI)/ CAPI. Speciale instructies voor de interviewer, instructies die aan de respondent moeten worden voorgelezen, staan in de Handleiding voor de Interviewer. De achtergrondvragenlijst bestaat uit 9 hoofdonderdelen als in tabel 1 weergegeven. Tabel 1: Achtergrondvragenlijst Onderdeel per Onderwerp Onderdeel Onderwerp 1. Onderdeel A Achtergrond en Opleiding 2. Onderdeel B Taalinformatie 24 3. Onderdeel C Informatie over ouders 4. Onderdeel D Arbeidsactiviteit 5. Onderdeel E Praktijken op het gebied van Lees-, Schrijf- en Rekenvaardigheid op het Werk 6. Onderdeel F Participatie in Onderwijs en Leren 7. Onderdeel G Praktijken op het Gebied Van Lees-, Schrijf- en Rekenvaardigheid: Algemeen, Sociaal Kapitaal en Welzijn 8. Onderdeel H GICT - Geletterdheid in Informatie- en Communicatietechnologie 9. Onderdeel K Informatie over het Huishouden en Inkomen Filterboekje Het filterboekje bestaat uit 21 opdrachten betreffende onderwerpen handelende over situaties die de mensen gewoonlijk meemaken in het dagelijks leven. Het bestaat uit vragen die geformuleerd zijn om te lijken op met geletterdheid in verband staande activiteiten die mensen gewoonlijk verrichten, zoals het ondertekenen van een bibliotheekkaart of het lezen van een advertentie. De vragen uit dit boekje worden afgenomen van alle geselecteerde respondenten en gescoord door de interviewer. Terwijl de respondent het boekje afwerkt, wordt elk antwoord gescoord door de interviewer. De scoring moet transparant zijn voor de respondent. Het Filterboekje moet worden afgenomen van alle geselecteerde respondenten. De respondent vult het filterboekje volledig in als een interview met papier en potlood (PAPI). Speciale instructies voor de interviewer, instructies die aan de respondent moeten worden voorgelezen, staan in de Handleiding voor de Interviewer. Locatorboekje Het Locatorboekje, dat bestaat uit 49 opdrachten, wordt afgenomen van alle respondenten die een score van 06 tot 15 behalen voor het Filterboekje. De opdrachten in dit boekje zijn gericht op het meten van vaardigheden in proza- en documentgeletterdheid en beslaan activiteiten die mensen gewoonlijk verrichten zoals het lezen van een krant of het volgen van een recept. 25 Hoofdboekje Het Hoofdboekje, dat bestaat uit 57 opdrachten, wordt afgenomen van alle respondenten die een score van 16 of meer behalen voor het Filterboekje. De opdrachten in dit boekje zijn gericht op het meten van vaardigheden in proza- en documentgeletterdheid en beslaan activiteiten die de mensen gewoonlijk verrichten zoals het lezen van een krant of het volgen van een recept. Document opdrachten rond het leescomponent Het document met opdrachten rond het leescomponent is ontworpen voor het meten van een reeks componenten van leesvaardigheid. Deze opdrachten worden afgenomen van alle respondenten met een score van 05 of minder, en 06 tot 15 voor het Filterboekje. Voor enkele van de opdrachten rond het leescomponent worden geluidsopnamen gemaakt met een audiorecorder/bandopname-apparaat, en voor andere worden papieren formulieren gebruikt voor het noteren van de antwoorden. Er zijn 5 Opdrachten rond het leescomponent (zie Bijlage I), te weten: o o o o o PPVT – Peabody Picture Vocabulary Test – verkorte versie RAN – Rapid Automatized Naming TOWRE – Test of Word Reading Efficiency Digit Span Forward/Backward Spelling Exit - in dit onderdeel kent de interviewer een resultaatcode toe aan de case en bedankt de respondent. 3.02 Onderzoeksdocumenten en -materialen Het Onderzoek naar Geletterdheid maakt gebruik van verschillende onderzoeksmaterialen en hulpmiddelen (zie Bijlage G). Deze bestaan uit: Vragenlijst voor de debriefing van de interviewer Antwoordenblad Spelling Adreswijzigingsformulier Kennisgeving van Bezoek Referentiekaart Antwoordenkaart Achtergrondvragenlijst (AV) Kalender Filterscoreformulier PPVT – Peabody Picture Vocabulary Test – Aantekeningenblad van de Interviewer 26 Digit Span Forward - Aantekeningenblad van de Interviewer Digit Span Backward - Aantekeningenblad van de Interviewer Introductiebrief / Brief aan de Respondent Verzendformulier Interviewobservatieverslag Supervisor Checklist voor Respondentenveloppe Respondentenveloppe Melding van Non-Interview Retourformulier Materialen Taakcontrolelijst Voortgangs- en kostenverslag Memo Waarneming Interviewer Respondent ID Respondentenveloppe Korte beschrijving van elk formulier hieronder. Vragenlijst voor de debriefing van de interviewer Een Vragenlijst voor de debriefing van de interviewer wordt door elke interviewer ingevuld aan het eind van de onderzoeksfase dataverzameling. De vragenlijst verzamelt informatie over ervaringen met het onderzoek en eventuele problemen ondervonden tijdens het afnemen van interviews. De informatie verkregen middels deze vragenlijst zal gebruikt worden om de onderzoeksmaterialen en documentatie voor geletterdheidsonderzoeken en andere onderzoeken in de toekomst te verbeteren. Antwoordenblad Spelling Het Antwoordenblad Spelling wordt gebruikt door de geselecteerde respondent voor het noteren van zijn/haar antwoorden op de Spellingtest die deel uitmaakt van het Leescomponent van het onderzoek. Adreswijzigingsformulier Dit adreswijzigingsformulier wordt gebruikt door de Interviewer voor het noteren van een gewijzigd adres indien de geselecteerde respondent van adres verandert gedurende de dataverzamelingsperiode. Kennisgeving van Bezoek De Kennisgeving van Bezoek wordt gebruikt door de Interviewer om een respondent ervan in kennis te stellen dat geprobeerd was een bezoek te brengen en dat de Interviewer op een ander tijdstip zal terugkeren. Referentiekaart De Referentiekaart wordt gebruikt door de Interviewer en bevat belangrijke feiten omtrent het onderzoek. 27 Antwoordenkaart Achtergrondvragenlijst (AV) De Antwoordenkaart Achtergrondvragenlijst (AV) wordt door de interviewer gebruikt bij het stellen van de vragen op de Achtergrondvragenlijst (AV). Het bevat antwoorden/antwoordcategorieën die gebruikt worden voor een reeks vragen op de AV. Kalender De Kalender wordt door de interviewer gebruikt bij het stellen van de vragen op de Achtergrondvragenlijst (AV). Het wordt gebruikt als referentiedocument bij het verwijzen naar activiteiten in het verleden. Filterscoreformulier Het Filterscoreformulier wordt door de Interviewer gebruikt om de antwoorden van de respondent op het Filterboekje te noteren/scoren. PPVT – Peabody Picture Vocabulary Test – Aantekeningenblad van de Interviewer Het PPVT-Aantekeningenblad van de Interviewer wordt door de Interviewer gebruikt om de antwoorden van de respondent op de PPVT-test te noteren en de onjuiste antwoorden aan te geven. Digit Span Forward - Aantekeningenblad van de Interviewer Het Digit Span Forward -Aantekeningenblad van de Interviewer wordt door de Interviewer gebruikt om de antwoorden van de respondent op de Digit Span Forward-test te noteren en de onjuiste antwoorden aan te geven. Digit Span Backward - Aantekeningenblad van de Interviewer Het Digit Span Backward -Aantekeningenblad van de Interviewer wordt door de Interviewer gebruikt om de antwoorden van de respondent op de Digit Span Backward-test te noteren en de onjuiste antwoorden aan te geven. Introductiebrief / Brief aan de Respondent De Introductiebrief wordt opgesteld door <<Onderzoekshoofdkantoor>> om de geselecteerde huishoudens/respondenten te informeren over het Onderzoek. De Interviewers geven deze Brief af bij het allereerste huisbezoek aan het adres. Verzendformulier Het Verzendformulier is bedoeld voor het beheren, controleren en bewaken van de beweging van de onderzoeksmaterialen. Het wordt gebruikt door interviewers, supervisors en het Onderzoekshoofdkantoor elke keer dat ingevulde vragenlijsten of onderzoeksmaterialen worden ingeleverd bij de Supervisor en het <<Onderzoekshoofdkantoor>> respectievelijk. Interviewobservatieverslag van de Supervisor Een Interviewobservatieverslag van de Supervisor wordt verstrekt aan de Supervisor als een gemakkelijke controlelijst van de technieken en methoden van de interviewer. De Supervisor dient 28 voor elk geobserveerd interview een Interviewobservatieverslag van de Supervisor in te vullen voor het registreren van de prestatie van de interviewer. De rubriek opmerkingen op het Interviewobservatieverslag van de Supervisor moet worden gebruikt voor het noteren van vermeldenswaardige observaties, bijv. de totale prestatie van de interviewer (met inbegrip van positieve opmerkingen en gebieden van de prestatie die eventueel verbetering behoeven), problemen tijdens het interview, samenvatting van eventuele bespreking van onderwerpen met de interviewer na het interview, enz. Als een supervisor niet tevreden is over de prestaties van een interviewer, moet de << Naam Uitvoerende Instantie Onderzoek Invullen >> van << Naam Land Invullen >> onmiddellijk daarvan worden verwittigd daar het nodig zou kunnen zijn een interviewer opnieuw op te leiden of het werk van een interviewer opnieuw toe te wijzen. Checklist voor Respondentenveloppe De Checklist voor enveloppe van respondent wordt gebruikt door de interviewer, supervisor en <<Hoofdkantoor>> om de volledige inhoud van de Respondentenveloppe te noteren/te verantwoorden. Respondentenveloppe De taak van een interviewer omvat tevens een Respondentenveloppe voor elk huishouden/elke respondent geselecteerd. De Enveloppe voor de Respondent wordt gebruikt voor het aan de interviewer overdragen van de relevante onderzoeksinstrumenten voor een geselecteerde respondent. Het wordt tevens gebruikt als retourenveloppe door de interviewer, d.w.z. de interviewer gebruikt de Enveloppe van de Respondent voor het aan de Supervisor overdragen van alle onderzoeksinstrumenten van een case. De enveloppe, die vooraf is gevuld op << Hoofdkantoor >>, bevat de volgende informatie: Checklist voor Respondentenveloppe Vragenlijst over het huishouden Achtergrondvragenlijst (AV) Filterboekje Filterscoreformulier Locatorboekje of Hoofdboekje PPVT – Aantekeningenblad van de Interviewer Digit Span Forward - Aantekeningenblad van de Interviewer Digit Span Backward - Aantekeningenblad van de Interviewer Antwoordenblad Spelling 29 Memo Waarneming Interviewer Melding van Non-Interview Adreswijzigingsformulier Melding van Non-Interview De Melding van Non-Interview wordt gebruikt door de Interviewer, Supervisor en/of << Hoofdkantoor >> voor het documenteren (verklaren) van elke non-interviewcase alsook de (eventuele) follow-upactie ondernomen Retourformulier Materialen Het Retourformulier Materialen wordt door de Interviewers gebruikt voor het terugsturen van ongebruikte onderzoeksdocumenten en -materialen naar het << Hoofdkantoor >> aan het eind van de dataverzamelingsperiode. Taakcontrolelijst De Taakcontrolelijst (TCL) is een van de belangrijkste hulpmiddelen waarover Interviewers/Supervisors/Onderzoekshoofdkantoor beschikken en wordt gebruikt voor het beheren van cases. Het wordt bijgewerkt naarmate cases worden afgewerkt tijdens de dataverzameling ter weerspiegeling van het onderstaande: CON – Contact resultaatcodes, FIN – Eindresultaatcodes, Datum of verzending naar Supervisor/ Onderzoekshoofdkantoor, Ongebruikelijke omstandigheden of notities. De Taakcontrolelijst bevat tevens de volgende informatie: Respondent ID (ED NUMMER, HUISHOUDENNO. EN PERSOONSNO. Geselecteerd huisadres en telefoonnummer Naam Interviewer en taaknummer Naam Supervisor en telefoonnummer De informatie in dit verslag wordt samengevat in het Voortgangs- en Kostenverslag en gerapporteerd aan de Supervisor, elke maandag. Opmerking: De TCL behelst vertrouwelijke informatie. Zodra de dataverzameling is voltooid, MOET de TCL worden teruggestuurd naar de << Uitvoerende Instantie Onderzoek >>. Voortgangs- en Kostenverslag Het Voortgangs- en Kostenverslag maakt deel uit van het systeem voor de rapportage van de voortgang en kosten. Het systeem voor de rapportage van de voortgang en de kosten begint op het niveau van de interviewer met het Voortgangs- en Kostenverslag van de Interviewer, dat elke week door de 30 interviewers wordt gebruikt om een overzicht te geven van de vorderingen en eventuele kosten in verband met het verzamelen van gegevens. De informatie van de Taakcontrolelijst wordt samengevat in dit Verslag en elke maandag opgestuurd naar de Supervisor, vervolgens naar het <<Onderzoekshoofdkantoor>> met het oog op het produceren van een samenvattend voortgangsverslag dat op wekelijkse basis wordt vrijgegeven. Observatiememo Interview De Memo Waarneming Interviewer wordt door de Interviewer gebruikt om eventuele problemen ondervonden bij het afnemen van het interview te rapporteren. Respondent ID Een Respondent ID-nummer is essentiële informatie die moet worden toegekend aan iedere geselecteerde respondent tijdens de steekproef. Dit nummer is nodig om de informatie omtrent een geselecteerde respondent te verbinden aan alle dataverzamelingsinstrumenten en onderzoeksbestanden. De Respondent ID is een getal van 10 cijfers, waarbij de eerste 5 cijfers het ED-nummer (ENUMMER) vormen de volgende 3 cijfers het nummer van het huishouden (HUISHOUDENNO) vormen, en de laatste 2 cijfers het persoonsnummer (PERNO) vormen. De Respondent ID moet worden aangegeven voor elke respondent op de Taakcontrolelijst (TCL) en moet ook voorkomen op elk van de onderstaande instrumenten voor dataverzameling: Vragenlijst over het huishouden Achtergrondvragenlijst (AV) Filterboekje Filterscoreformulier Locatorboekje of Hoofdboekje PPVT – Aantekeningenblad van de Interviewer Digit Span Forward - Aantekeningenblad van de Interviewer Digit Span Backward - Aantekeningenblad van de Interviewer Antwoordenblad Spelling Administratieve formulieren (toepasselijke formulieren in de Respondentenveloppe) Etiket op de cassette Respondentenveloppe 31 De taak van een interviewer omvat tevens een Respondentenveloppe voor elk huishouden/elke respondent geselecteerd. De Enveloppe voor de Respondent wordt gebruikt voor het aan de interviewer overdragen van de relevante onderzoeksinstrumenten voor een geselecteerde respondent. De Enveloppe van de Respondent wordt tevens gebruikt als retourenveloppe door de interviewer, d.w.z. de interviewer gebruikt de Respondentenveloppe voor het aan de Supervisor overdragen van alle onderzoeksinstrumenten van een case. 32 3.03 Onderzoeksverloop Onderstaand stroomschema 1 illustreert het verloop van dit onderzoek. Stroomschema 1. Verloop Onderzoek naar Geletterdheid Contact/Entry-gesprek Achtergrondvragenlijst (AV) Filterboekje (21 vragen) Score Filterboekje 05 of minder Score Filterboekje 06 tot 15 Score Filterboekje 16 of meer Locatorboekje Hoofdboekje (49 vragen) (57 vragen) Leesopdrachten - PPVT - RAN - TOWRE - Digit Span - Spelling Exit De Vragenlijst over het Huishouden voor het Contact/Entry-gesprek verstrekt identificerende informatie over het huishouden geselecteerd in het onderzoek en stelt vast dat de interviewer contact heeft gemaakt met het juiste huishouden overeenkomstig de steekproefselectie. Informatie over het aantal bezoeken, duur van het interview, enz. wordt geregistreerd. Wanneer is nagetrokken dat het huishouden in de steekproef valt, wordt de Controlevragenlijst afgenomen op het niveau van het huishouden met als doel het selecteren van de respondent voor participatie in het onderzoek door middel van het toepassen van de Kish-selectietabel. 33 De Controlevragenlijst, het eerste deel van het interview, kan worden beantwoord door elk verantwoordelijk lid van het geselecteerde huishouden. Hierop staan alle leden van het huishouden vermeld, het verzamelt fundamentele demografische gegevens zoals leeftijd, geslacht en huwelijkse staat en bepaalt de verkiesbaarheid voor het interview. De Achtergrondvragenlijst, het Filterboekje en het Exit-interview worden afgenomen van alle respondenten. De eerste vragenlijst die van de geselecteerde respondent wordt afgenomen, is de Achtergrondvragenlijst. Hierna volgt het Filterboekje. Het proces van het afnemen van de andere boekjes hangt af van de score behaald voor het Filterboekje. Het Hoofdboekje wordt afgenomen van respondenten die een score van 16 of meer behalen voor het Filterboekje. Het Locatorboekje wordt afgenomen van respondenten die een score van 06 tot 15 behalen voor het Filterboekje. De Leesopdrachten worden afgenomen van respondenten met een score van 05 of minder voor het Filterboekje, en 06 tot 15 voor het Filterboekje. Opmerkingen: 1. Het Locatorboekje en het Hoofdboekje worden niet afgenomen van respondenten die een score van 05 of minder hadden voor het Filterboekje. 2. De Leesopdrachten worden niet afgenomen van respondenten die een score van 16 of meer hadden. 3.04 Interviewstappen Er zijn 3 verschillende scenario's. De stappen van elk scenario worden bepaald door de score in the Filterboekje als getoond in onderstaande tabel 2. Scenario 1 wordt gevolgd wanneer de respondent een score van 05 of minder heeft voor het Filterboekje; Scenario 2 wordt gevolgd wanneer de respondent een score van 06 tot 15 heeft voor het Filterboekje; en 34 Scenario 3 wordt gevolgd wanneer de respondent een score van 16 of meer heeft voor het Filterboekje. 35 Tabel 2: Onderzoek naar Geletterdheid Stappen per Scenario Scenario 1 Scenario 2 Stap 1: Afnemen van het Contactgedeelte van de Vragenlijst over het huishouden Afnemen van het Contactgedeelte van de Vragenlijst over het huishouden Afnemen van het Contactgedeelte van de Vragenlijst over het huishouden Stap 2: Afnemen van Entryvragen (geselecteerde respondent) Afnemen van Entryvragen (geselecteerde respondent) Afnemen van Entryvragen (geselecteerde respondent) Stap 3: Afnemen van de AV Afnemen van de AV Afnemen van de AV Stap 4: Afnemen van het Filterboekje Afnemen van het Filterboekje Afnemen van het Filterboekje Stap 5: Scoren van het Filterboekje Scoren van het Filterboekje Scoren van het Filterboekje Filterscore is Filterscore is Filterscore is 05 of minder 06 tot 15 16 of meer Afnemen van het Locatorboekje Afnemen van het Hoofdboekje Stap 6: Stap 7: Afnemen van de PPVT-test Afnemen van de PPVT-test Stap 8: Scoren van de PPVT-test Scoren van de PPVT-test Stap 9: Afnemen van de RAN-test Afnemen van de RAN-test Stap 10: Afnemen van de TOWRE-test Afnemen van de TOWRE-test Stap 11: Afnemen van de Digit Span Forward/Backward-test Afnemen van de Digit Span Forward/Backward-test Stap 12: Registreren van de Digit Spantestantwoorden Registreren van de Digit Spantestantwoorden Stap 13: Afnemen van de Spellingtest Afnemen van de Spellingtest Stap 14: Afnemen van het Exit-gesprek Afnemen van het Exit-gesprek Scenario 3 Afnemen van het Exitgesprek 36 Stap 15: Werk nalopen op volledigheid, accuratesse en leesbaarheid Werk nalopen op volledigheid, accuratesse en leesbaarheid Werk nalopen op volledigheid, accuratesse en leesbaarheid Stap 16: Toewijzen Eindstatuscode Toewijzen Eindstatuscode Toewijzen Eindstatuscode Stap 17: Documenten retourneren naar het << Regionaal Nationaal Statistiekbureau>> van <<Naam Land Invullen>> Documenten retourneren naar het << Regionaal Nationaal Statistiekbureau>> van <<Naam Land Invullen>> Documenten retourneren naar het << Regionaal Nationaal Statistiekbureau>> van <<Naam Land Invullen>> Opmerking: Informatie en instructies voor de interviewers evenals de aan de respondent voor te lezen instructies zijn opgenomen in de Handleiding voor de Interviewer. Opdrachten rond het leescomponent De Opdrachten rond het Leescomponent worden afgenomen van de geselecteerde respondent met een score van 05 of minder voor het Filterboekje, en geselecteerde respondenten met een score van 06 tot 15 voor het Filterboekje. Tijdens het interview worden alle opdrachten door u afgenomen. U neemt de test af en noteert de antwoorden tijdens sommige van de opdrachten; bij bepaalde opdrachten schrijft de respondent de antwoorden op; en bij weer andere opdrachten maakt u gebruik van een bandrecorder en timer. Het voorgaande wordt geïllustreerd door de onderstaande tabel 3. Tabel 3: Instrumenten voor Opdrachten rond het leescomponent Instrument Antwoord opgenomen door: Gescoord door: 1. PPVT Interviewer Interviewer 2. RAN Op de band opgenomen << Invullen naam van Onderzoek Uitvoerend Agentschap >> 3. TOWRE Op de band opgenomen << Invullen naam van Onderzoek Uitvoerend Agentschap >> 37 4. Digit Span Op de band opgenomen Interviewer 5. Spelling Respondent Interviewer Speciale instructies voor de interviewer, instructies die aan de respondent moeten worden voorgelezen, en scoringsinstructies staan in de Handleiding voor de Interviewer. Exit Dit is het eindonderdeel van het interview, waarbij een Eindresultaatcode wordt toegewezen aan de case. 3.05 Interviewtijd Tabel 4 hieronder weerspiegelt de geschatte tijden voor het onderzoek per onderdeel. <<de tijden aangegeven in onderstaande tabel moeten worden aangepast op basis van het proefonderzoek>>. Tabel 4: Onderdeel van het Onderzoek volgens Geschatte Duur Onderdeel Duur Contact/Entry (Vragenlijst over het huishouden) 10 minuten Achtergrondvragenlijst 30 minuten Filterboekje 12 minuten Locatorboekje of Hoofdboekje 50 minuten Leesopdrachten 40 minuten Exit 5. 38 Hoofdstuk 4: Planning, organisatie en afname van een onderzoek naar geletterdheid Dit hoofdstuk handelt over het operationele aspect van een Onderzoek naar Geletterdheid. Het begint met kijken naar de voorbereidende fase welke activiteiten identificeert die opgenomen zouden moeten worden in een vroeg stadium in verband met het gereed-zijn voor het onderzoek. Het gaat voort met het daadwerkelijke inhoudelijke werk gerelateerd aan de organisatie van het onderzoek en sluit af met de verwerving van de hulpmiddelen nodig voor het uitvoeren van het onderzoek. 4.01 Voorbereidende fase voor gereedheid voor het onderzoek Het voorbereidende werk voor het Onderzoek naar Geletterdheid bestaat uit een aantal activiteiten. Net als bij de uitvoering van welke complexe statistische activiteit ook, wordt bij de Uitvoerende Instantie van het Onderzoek erop aangedrongen gebruik te maken van technieken voor projectbeheer. Deze zijn planning, uitvoering, bewaking en controle. Enkele essentiële voorbereidende activiteiten voor de uitvoering van het onderzoek naar geletterdheid zijn onder andere: 1. Communicatie/Samenwerking tussen instituten onderling: Het tot stand brengen/voortzetten van communicatie met het ministerie van onderwijs, ministerie van financiën en andere relevante belanghebbenden bij de voorbereiding van de uitvoering van een Onderzoek naar Geletterdheid (ten minste 24 maanden voor de aanvang van het onderzoek). 2. Vaststelling van de methodologie voor dataverzameling - CAPI/PAPI of daarmee verband houdend: Het identificeren/vaststellen van de benadering (op basis van potlood en papier; elektronisch (bijv. op basis van het internet of elektronische verzameling van gegevens niet noodzakelijkerwijs gebaseerd op het internet); elke andere benadering of combinatie van benaderingen te gebruiken voor het uitvoeren van het Onderzoek naar Geletterdheid. Gebaseerd op het CARICOM Regional Public Goods Project zal nuttige informatie beschikbaar zijn bij het vaststellen van de keuze van de methodologie (ten minste 24 maanden voor de aanvang van het onderzoek). 3. Financiële basis voor het Onderzoek: Het voorbereiden van een onderzoeksvoorstel met inbegrip van een budget voor het identificeren van fondsen voor de uitvoering van de activiteit (omvat voorlopige schattingen van activiteiten zoals dataverzameling, interviewerskosten, enz.). Het budget dient derhalve gebaseerd te zijn op een geschatte steekproefgrootte, methode van dataverzameling (gebaseerd op papier tegenover gebaseerd op het internet (of enige andere elektronische aanpak), de infrastructurele/menselijke hulpbronnen vereist en andere relevante informatie nodig voor de generieke template voor kostenbepaling samengesteld in het kader van het CARICOM-Project. 39 Conceptvragenlijsten en andere onderzoeksinstrumenten in verband met drukkosten/inkoopkosten zouden deel moeten uitmaken van het initiële voorstel. Bepaalde informatie zou beschikbaar moeten zijn indien het land had geparticipeerd in Component II van het CARICOM Regional Public Goods Project gerelateerd aan de voorbereiding van het National Implementation Plan (National Planning Report-NPR) zou reeds beschikbaar moeten zijn uit het CARICOM-Project dat landen zou helpen (ten minste 24 maanden voor de aanvang van het onderzoek). 4. Onderzoekskalender: Het voorbereiden van een schema/tijdpad voor het uitvoeren van het onderzoek. De volgorde en geschatte tijd voor elke activiteit zou gepland en gedocumenteerd moeten worden in termen van Begindatum en Einddatum (ten minste 24 maanden voor de aanvang van het onderzoek). 5. Publiciteit voor het Onderzoek: Het ontwikkelen van publiciteits- en communicatiemateriaal om het publiek voor te lichten over het onderzoek teneinde de belangstelling van de mensen te stimuleren en hun medewerking te krijgen. Dit materiaal kan bestaan uit krantenartikelen, onderzoeksposters opgehangen in publieke plaatsen, aankondigingen via televisie en radio, enz. (ten minste 6 maanden voor de aanvang van het onderzoek). 6. Overige sleutelactiviteiten: Er zijn andere cruciale activiteiten waaraan aandacht moet worden besteed in de voorbereidende fase net als bij elk ander onderzoek. Deze zijn onder andere: juridische kwesties, waar van toepassing; gereedheid van kaarten; lijsten van privéwoningen/huishoudens enz. 4.02 Aanvang van de fase van de inhoudelijke planning voor de uitvoering van het Onderzoek naar Geletterdheid Deze fase van het werk bouwt voort op het voorbereidend werk verricht en realiseert de administratieve organisatie voor de uitvoering van het onderzoek. Deze fase brengt derhalve diverse nationale instanties samen in comités die kunnen bestaan uit vertegenwoordigers van het Nationaal Statistiekbureau, ministeries, departementen en instanties van de overheid, niet-gouvernementele organisaties/maatschappelijk middenveld, leden van academische kringen en beleidsgeoriënteerde vertegenwoordiging die betrokken zullen zijn bij het gebruiken van de onderzoeksresultaten. De voornaamste activiteiten in dit kader zijn: 1. Nationaal Onderzoekscomité: Het instellen van een Nationaal Comité Onderzoek naar Geletterdheid (NCOA) voor het organiseren en uitvoeren van het Onderzoek naar Geletterdheid. Als eerder vermeld, dient het NCOA samengesteld te zijn uit vertegenwoordigers van het Nationaal Statistiekbureau, het Ministerie van Onderwijs en andere relevante ministeries, bijvoorbeeld het Ministerie van Arbeid (ten minste 18 maanden voor de aanvang van het onderzoek). 40 2. Aanspreekpunt: Identificeer het Aanspreekpunt (ten minste 24 maanden voor de aanvang van het onderzoek). 3. Vaststelling van de steekproefgrootte: Dit zou gebaseerd moeten zijn op de gewenste mate van precisie en/of foutmarge en betrouwbaarheidsniveau. Landen moeten de foutmarge en het betrouwbaarheidsniveau dat ze normaal zouden hanteren bij hun huishoudonderzoeken voor het komen tot betrouwbare schattingen op subnationaal niveau en voor subgroepen van de bevolking, bepalen (ten minste 18 maanden voor de aanvang van het onderzoek). 4. Tabellenprogramma: Vaststellen van de vereiste kenmerken en categorieën (zoals leeftijd, geslacht en gebied) om voor het land specifieke beleidsregels te formuleren. Dit verschaft informatie voor het tabellenprogramma en de analyse die mogelijk zou zijn (ten minste 18 maanden voor de aanvang van het onderzoek). 5. Samenstelling/aanpassing van Onderzoeksvragenlijsten en andere instrumenten: Opnieuw bekijken en aanpassen van onderzoeksvragenlijsten, testboekjes en maten voor leescomponenten overeenkomstig de richtlijnen. Dataverwerkingspersoneel dient betrokken te worden bij het opnieuw bekijken van de vragenlijsten (ten minste 18 maanden voor de aanvang van het onderzoek). 6. Andere onderzoeksdocumenten en trainingsmaterialen: Opnieuw bekijken en finaliseren van alle onderzoeksdocumenten met inbegrip van trainingshandleiding, instructieboekjes, vragenlijst voor de debriefing, richtlijnen, controleformulieren en scoreformulieren (ten minste 24 maanden voor de aanvang van het onderzoek). 7. Trainingsbehoeften: Identificeer de trainingsbehoeften in relatie tot het uitvoeren van het Onderzoek (ten minste 18 maanden voor de aanvang van het onderzoek). 4.03 Verkrijging van hulpmiddelen voor het uitvoeren van het onderzoek Na de fase van de inhoudelijke planning, is de volgende stap het verkrijgen van de hulpmiddelen nodig voor de geslaagde uitvoering van het onderzoek. Deze zijn onder meer de volgende: 1. Werving van personeel voor het project/onderzoek: Aantrekken van toegewijd personeel voor het Project/Onderzoek verantwoordelijk voor de vlotte uitvoering van het onderzoek (ten minste 12 maanden voor de aanvang van het onderzoek). De Onderzoeks-/Projectcoördinator is bij voorkeur een professional binnen de Onderzoek Uitvoerende Instantie of een Nationale Consultant die in staat is zich voltijds in te zetten voor de duur van het onderzoek. Vanwege de complexe aard van het Onderzoek, dient de 41 Onderzoeks-/Projectcoördinator ten minste 24 maanden voor de aanvang van het onderzoek te worden aangetrokken. 2. Aanschaf van alle onderzoeksmaterialen Op basis van de te volgen methode van dataverzameling (PAPI/CAPI) voor het onderzoek, moet de uitvoerende instantie voor het onderzoek erop toezien dat alle relevante onderzoeksmaterialen worden aangeschaft. Bijvoorbeeld, voor PAPI, worden alle vragenlijsten en daarmee verband houdende materialen gedrukt, alle andere benodigdheden voor dataverzameling en apparatuur voor dataverwerking worden gekocht. Voor CAPI, worden alle apparaten voor dataverzameling en -verwerking gekocht en bij de op het internet gebaseerde benadering, wordt een overeenkomst aangegaan met de eigenaar (ten minste 6 maanden voor de aanvang van het onderzoek). 3. Identificatie en werving van technisch ondersteunend personeel van hoog niveau: Wegens de complexe aard van het onderzoek en de beperkte beschikbaarheid van deskundigen op het gebied van onderzoeken naar geletterdheid in de regio, zal technische ondersteuning van hoog niveau vereist zijn. De uitvoerende instantie voor het onderzoek dient daarom ervoor te zorgen dat zodanige steun is aangetrokken ten minste 2 maanden voordat een specifieke activiteit moet aanvangen. 4.04 Planning van het schema voor het Onderzoek naar Geletterdheid De planning van het schema voor het onderzoek naar geletterdheid garandeert dat alle verrichtingen die moeten worden ondernomen bij de feitelijke uitvoering van het onderzoek, zijn geïdentificeerd en een tijdspanne voor de voltooiing van elke activiteit is toegekend. Tabel 5: Schema voor het Onderzoek naar Geletterdheid Activiteit Data Het team voor het Onderzoek naar Geletterdheid van << Naam Land Invullen >> stelt de hieronder genoemde handleidingen en materialen samen volgens de daarbij vermelde datums. Onderzoekshandleidingen en -materialen Introductiebrieven 2 weken vóór verzameling Procedurehandboek (alleen voor supervisors) 2 weken vóór verzameling (alleen Supervisor) Handleiding voor de Interviewer Opgestuurd naar interviewer als 42 onderdeel van Zelfstudie – 1 week o Oefening voor het minimaliseren van non-respons (met en zonder antwoorden) vóór training o Herhalingsoefening (met en zonder antwoorden) Vragenlijst voor de debriefing van de interviewer Trainingshandleiding (supervisors alleen) o Trainingsagenda o Traning ppt-presentatie (alleen trainer) o Evaluatie Training Formulieren o Taakcontrolelijst (TCL) o Kennisgeving van Bezoek Opgestuurd naar trainees van << Invullen naam Onderzoek Uitvoerende Instantie >> trainingssessie Opgestuurd naar interviewers als onderdeel van Zelfstudie – 1 week vóór training in leslokaal o Referentiekaart o Kalender o Verzendformulier o Voortgangs- en kostenverslag o Retourformulier Materialen Documenten voor het Onderzoek naar Geletterdheid van << Naam Land Invullen >> PPVT-Testboekje- verkorte versie Kaarten voor de Leesopdrachten (6) Antwoordenkaart Achtergrondvragenlijst (AV) Respondentenveloppe (vooraf gevuld door de Coördinator Dataverzameling (CDV)) Opgestuurd naar interviewers als onderdeel van Zelfstudie – 1 week vóór training in leslokaal o Checklist voor Respondentenveloppe o Vragenlijst over het huishouden o Achtergrondvragenlijst (AV) o Filterboekje o Filterscoreformulier o Locatorboekje of Hoofdboekje o PPVT – Aantekeningenblad van de Interviewer 43 o Digit Span Forward Aantekeningenblad van de Interviewer o Digit Span Backward Aantekeningenblad van de Interviewer o Antwoordenblad Spelling o Memo's Waarneming Interviewer o Melding van Non-Interview o Adreswijzigingsformulier Andere benodigdheden Tas Interviewer Bandrecorder, cassettes, etiketten voor cassettes, batterijen, timer Respondentenveloppen 9 ½ x 12 (ruimte voor Respondent ID (ED NUMMER, HUISHOUDEN NO en PER NO) en Resultaatcode) of Etiket 2B-potloden, potloodslijpers, vlakgums Highlighter Opgestuurd naar interviewers als onderdeel van Zelfstudie – 1 week vóór training in leslokaal Zelfstudie Lees de Handleiding voor de Interviewer Maak de Herhalingsoefeningen Maak de oefening voor het minimaliseren van non-respons Bekijk onderzoeksformulieren Vóór de training Klassikale training Training Supervisor/Interviewer <<Begindatum Training Invullen>> tot << Einddatum Training Invullen>> Dataverzameling Voor Interviewer en Supervisors <<Begindatum Verzamelen Invullen>> tot <<Einddatum Verzamelen Invullen>> 44 Onderzoeksdocumenten Interviewers sturen alle volledige Respondentenveloppen naar de Supervisors Elke maandag tijdens dataverzameling Supervisors sturen alle volledige Respondentenveloppen naar de Coördinator Dataverzameling (CDV) Elke vrijdag tijdens dataverzameling Eindlevering van de onderzoeksdocumenten wordt doorgestuurd naar de Coördinator Dataverzameling (CDV) Binnen één week na dataverzameling Beoogde responspercentages 60% afgewerkt tegen <<Streefdatum 1 Invullen>> van dataverzameling 75% afgewerkt tegen <<Streefdatum 2 Invullen>> van dataverzameling 100% afgewerkt tegen <<Streefdatum 3 Invullen>> van dataverzameling Controle inzake voortgang en kosten: Samenvattend Voortgangs- en Kostenverslag Interviewer - Formulier 1 Elke maandag tijdens dataverzameling Samenvattend Voortgangs- en Kostenverslag Supervisor - Formulier 2 Elke woensdag tijdens dataverzameling Samenvattend Voortgangs- en Kostenverslag Coördinator Dataverzameling - Formulier 3 Elke vrijdag tijdens dataverzameling Taakcontrolelijst (TCL) Coördinator Dataverzameling stelt de Taakcontrolelijst (TCL)-Onderzoek naar Geletterdheid van <<Naam Land Invullen Naam>> samen 2 weken vóór dataverzameling 45 Alle kosten in te dienen bij Coördinator Dataverzameling (CDV). 1 week na einde van dataverzameling 46 Hoofdstuk 5: Dataverzameling Het Onderzoek naar Geletterdheid wordt uitgevoerd aan de hand van een onderzoeksmethode met behulp van << potlood en papier (Paper and Pencil Interviewing, PAPI) / de computer (Computer Assisted Personal Interviewing (CAPI) >> [doorhalen wat niet van toepassing is] Getracht wordt het eerste contact te leggen door middel van persoonlijk bezoek. Het doel van het initieel contact is om: de Interviewer te introduceren het huishouden in het rooster op te nemen een lid van het huishouden te selecteren om het interview af te nemen, en een afspraak te maken voor het afnemen van een persoonlijk interview. Maximaal drie (3) pogingen in de vorm van persoonlijke bezoeken worden ondernomen om het interview af te nemen. 5.01 Dataverzamelingsmateriaal Het opstellen van het dataverzamelingsmateriaal voor het Onderzoek naar Geletterdheid van <<Naam Land Invullen>> behelst het volgende: 1. Aanpassing, indien nodig. 2. Het drukken van voldoende hoeveelheden materiaal voor elk trainingsdoel en voor het verzamelen van data voor elke geselecteerde woning. 3. Het gereedmaken van andere benodigdheden vereist door de interviewer. 5.02 Dataverzamelingsfase Na de fasen van planning, organisatie en verwerving is het tijd voor dataverzameling. Voor de uitvoering van het hoofdonderzoek is het evenwel noodzakelijk een proefonderzoek te doen. Het proefonderzoek is een toetsing van het volledig onderzoeksproces en dient voor het testen van alle onderzoeksapparaten en -procedures, van de vragenlijst tot de analyse van de gegevens. Deze fase beslaat eveneens activiteiten die verband houden met het uitvoeren van het hoofdonderzoek. Derhalve zijn activiteiten in dit kader onder andere: Uitdragen van het Onderzoek Lanceer een publiciteitscampagne gericht op het bevorderen van de belangstelling voor het onderzoek onder het grote publiek. Het is belangrijk dat de media van het prille begin af betrokken is bij deze fase met het oog op de voortdurende verslaggeving gedurende de volle periode van het veldwerk (ten minste 6 maanden voor de aanvang van het onderzoek). 47 Training van Onderzoeksmanagers: Consultant(s) moeten worden aangetrokken voor het trainen van onderzoeksmanagers in het uitvoeren van de belangrijke implementatiestappen, bijv. bemonstering; onderzoeksplanning; dataverzameling; dataverwerking met inbegrip van scoren en wegen; en dataanalyse. ondersteuning van het proces (ten minste 1-6 maanden voor de aanvang van het onderzoek). Activiteiten in het kader van het Proefonderzoek tot aan het Veldwerk: Dit houdt in alle activiteiten gerelateerd aan het uitvoeren van het proefonderzoek en omvat tevens de identificatie en aanwerving van veldpersoneel, de selectie van de steekproef, de training van het veldpersoneel en het uitvoeren van het veldwerk (ten minste 6-9 maanden voor de aanvang van het onderzoek). Verwerking van data van proefonderzoek: Deze praktijk maakt het mogelijk de dataverwerkingsprocessen en -procedures te toetsen, met inbegrip van het redigeren en coderen van de Achtergrondvragenlijst, en het scoren van de testboekjes en leescomponenten, de vastlegging van gegevens alsook het afwegen van het databestand (ten minste 6 maanden voor de aanvang van het onderzoek). Evaluatie van het proefonderzoek: Teneinde het proefonderzoek te evalueren, wordt een uitgebreid geheel van retroactieve beoordelingen van operationele resultaten uitgevoerd voor het opsporen en corrigeren van fouten. Consultant(s) moeten worden ingehuurd voor het ondersteunen van dit proces(ten minste 6 maanden voor de aanvang van het onderzoek). Herzien van alle onderzoeksmaterialen en -procedures: Op basis van de ervaring en de resultaten van het proefonderzoek, worden alle onderzoeksmaterialen en -procedures gefinaliseerd voor gebruik in het eigenlijke onderzoek (ten minste 2 maanden voor de aanvang van het onderzoek). Steekproefopzet voor eigenlijk onderzoek: Het finaliseren van de steekproefopzet op basis van de gewenste mate van precisie en/of foutmarge en betrouwbaarheidsniveau (ten minste 6 maanden voor de aanvang van het onderzoek). Taakplanning: Taakplanning is de verantwoordelijkheid van de Coördinator Dataverzameling (CDV) en/of de Supervisors. Het gemiddelde interview duurt waarschijnlijk ongeveer 1,5 tot 2 uur. Verwacht wordt dat een interviewer in staat zal zijn gemiddeld niet meer dan 2 interviews per dag af te nemen. Daarom zou de gemiddelde taakgrootte moeten zijn <<Aantal Cases Interviewer Invullen>>. Een groter aantal zal de kansen van de interviewer om een goed responspercentage te behalen in gevaar brengen. Ongeveer 5-10 interviewers rapporteren aan elke Supervisor. De Supervisors dienen mogelijke problemen met de beschikbaarheid, werklastlimieten, geografie en casesoorten van de interviewers te identificeren. Deze informatie kan een belangrijke invloed hebben op het responspercentage. 48 Dataverzamelingsactiviteiten die verband houden met het uitvoeren van het hoofdonderzoek: Dit omvat alle op publiciteit gerichte activiteiten, de identificatie en aanwerving van veldpersoneel, de training van het veldpersoneel en het uitvoeren van het veldwerk (ten minste 3-6 maanden voor de aanvang van het onderzoek). Het werven van veldpersoneel moet op tijd voor de trainingssessies geschieden; de training van veldpersoneel moet ten minste 6 weken voor de aanvang van het onderzoek gebeuren. De verwerking van data verkregen uit het hoofdonderzoek dient ten minste 1 week na de aanvang van het onderzoek te gebeuren. 5.03 Verantwoordelijkheden Coördinator Dataverzameling (CDV) Vóór het onderzoek Werven van Supervisors en Interviewers Samenstellen van Steekproefbestand in verband met Taakplanning Volledige Taakplanning Supervisors en Interviewers voorzien van Taakcontrolelijst (TCL) Supervisors en Interviewers voorzien van de handleidingen en benodigdheden voor het <<Naam Land Invullen>> Onderzoek naar Geletterdheid Bieden van training als opgenomen in de trainingshandleiding Verstrekken van een budget aan de Supervisors Opstellen van de Introductiebrief aan respondenten - vóór verzameling Tijdens verzameling Erop toezien dat Supervisors en Interviewers de procedures volgen Bieden van technische ondersteuning voor het oplossen van problemen met apparatuur (bandrecorder, timer) Bieden van operationele ondersteuning voor het oplossen van problemen omtrent het onderzoek (concepten en procedures) Opnieuw bekijken van cases (non-respons, weigering, geen contact, overdracht, enz.) Bewaken van de voortgang van het onderzoek om te garanderen dat de doelstellingen worden behaald Initiëren van de hertoewijzing van zaken tussen Supervisors en Interviewers wanneer de rapporten aangeven dat een Interviewer achterloopt Finaliseren van cases opgestuurd naar de Coördinator Dataverzameling Nauwlettend bewaken van de kosten voor training en dataverzameling om te garanderen dat de uitgaven het budget niet overschrijden Het opmaken van een wekelijks verslag inzake voortgang en kosten 49 Na verzameling Vragenlijsten voor de debriefing van de interviewer samenvatten Afronden Evaluatie Onderzoek 5.04 Hoofdactiviteiten van Coördinator Dataverzameling (CDV) Het <<Naam Land Invullen>> Onderzoek naar Geletterdheid eist dat de Coördinator Dataverzameling (CDV) de hoofdactiviteiten als weergegeven door onderstaande tabel 6 plant en implementeert. Tabel 6: Samenvatting van de Hoofdactiviteiten van Coördinator Dataverzameling (CDV) √ Controlelijst van activiteiten voor het Onderzoek 1. Opstellen van een lijst van activiteiten en schema 2. Opstellen van de begroting voor dataverzameling 3. Raming personeelsmiddelen en kosten Aanpassen/Ontwikkelen procedures en materialen voor dataverzameling Handleidingen en trainingsmaterialen (bijv. procedurehandboek, handleiding voor de interviewer, trainingshandleiding, enz.) Veldcontroleformulieren Interviewers (bijv. Taakcontrolelijst (TCL), Kostenverslag, Verzendformulier, enz.) Veldcontroleformulieren Supervisors (bijv. Taakcontrolelijst (TCL), Kostenverslag, Verzendformulier, enz.) Ontwikkelen van Observatieprogramma Interviewer Ontwikkelen van procedures voor herbezoek Supervisor (d.w.z. steekproef van 20% van de taak van elke interviewer) Ontwikkelen Follow-upprocedures bij Non-respons 50 4. Ontwikkelen van procedures voor steekproeftrekking interviewer en instructies interviewer voor het behalen van de distributiedoelen van de steekproef (deze taak kan worden uitgevoerd in samenwerking met de methodoloog van het land). Drukken van dataverzamelingsmaterialen (voldoende hoeveelheden voor dataverzameling en voor trainingsdoeleinden) Trainingshandleiding Supervisor Veldcontroleformulieren Supervisors (bijv. Verzendformulier, Kostenverslag, enz.) Trainingsmaterialen Interviewer Veldcontroleformulieren Interviewers (bijv. Verzendformulier, Kostenverslag, enz.) Dataverzamelingsinstrumenten (Vragenlijst over het Huishouden, Achtergrondvragenlijst (AV)), Filter-, Locator- en Hoofdboekjes) Introductiebrief aan Respondent 5. Aantrekken Supervisor 6. Aantrekken Interviewer 7. Training Supervisor 8. 9. Samenstellen van trainingspakket supervisor voor elke trainee Organiseren trainingslogistiek (kamer, apparatuur, benodigdheden, enz.) Uitvoeren training supervisor Training interviewer Samenstellen van trainingspakket interviewer voor elke trainee Organiseren trainingslogistiek (kamer, apparatuur, benodigdheden, enz.) Uitvoeren training interviewer Samenstellen en distribueren van taakpakketten voor interviewer Overleggen met methodoloog over de levering van het steekproefbestand 51 10. Kopen van enveloppen te gebruiken als Respondentenveloppen (ruimte voor Respondent ID (ED NUMMER, HUISHOUDEN NO en PER NO) en Resultaatcode of Etiket Samenstellen van Respondentenveloppen en benodigdheden (bijv. Vragenlijst over het Huishouden, Achtergrondvragenlijst (AV), Filterboekje, Locatorboekje, Hoofdboekje, Scoreformulieren, Administratieve formulieren) voor elke taak van interviewer Distribueren van taken van interviewer Ontwikkelen van bewakingsprocedures om te garanderen dat de steekproefdoelen worden bereikt 11. Ontwikkelen van bewakingsinstrumenten voor het volgen van het rendement van het onderzoek (per niveau van respondenten), bijv. EXCEL spreadsheet. Ontwikkelen procedures voor verslaglegging inzake voortgang en kosten 12. Ontwikkelen van instrumenten voor het bewaken van voortgang en kosten, zoals het aanmaken van een EXCEL spreadsheet Debriefing van interviewers omtrent ervaring Ontwikkelen van een vragenlijst voor de debriefing 13. Inzamelen van Vragenlijst voor de debriefing van de interviewer en samenvatten van de resultaten (van interviewers en supervisors) Opstellen van een verslag over de dataverzamelingervaringen van het land De Coördinator Dataverzameling (CDV) dient het onderstaande activiteitenschema opnieuw te bekijken en te herzien zodat het de geplande activiteiten van het land weerspiegelt. Tabel 7: Schema van Activiteiten van Dataverzameling voor het Onderzoek Activiteit 1. Aanpassing en drukken van onderzoeksmaterialen 2. Ontvangst van steekproefbestand van methodologie Datum 52 3. Samenstelling en printen van dataverzamelingsmaterialen voor alle geselecteerde huishoudens 4. Aanwerving van Supervisors & Interviewers 5. Distributie van materialen voor zelfstudie supervisor 6. Klassikale Training Supervisor 7. Distributie van materialen voor zelfstudie interviewer 8. Klassikale Training Interviewer 9. Samenstellen taakpakketten interviewer 10. Distribueren taakpakketten interviewer 11. Dataverzameling Tijdens training <<Begindatum Verzameling Invullen>> tot <<Einddatum Verzameling>> 12. Overdracht van Afgewerkte Cases aan de <<Naam Onderzoek Uitvoerend Kantoor Invullen>> van <<Naam Land Invullen>> Interviewers moeten alle volledige Respondentenenveloppen opsturen naar de Supervisors Wekelijks tijdens dataverzameling Supervisors moeten alle volledige respondentenenveloppen opsturen naar de <<Naam Onderzoek Uitvoerend Kantoor Invullen>> van <<Naam Land Invullen>> Wekelijks tijdens dataverzameling Laatste inlevering bij de <<Naam Onderzoek Uitvoerend Kantoor Invullen>> van <<Naam Land Invullen>> Een week na einde van het verzamelen 53 5.05 Verantwoordelijkheden Supervisor De verantwoordelijkheden van de Supervisor zijn onder andere: Vóór verzameling Bijwonen en participeren in training interviewers Toewijzen van cases aan de interviewers Vaststellen van duidelijke productie- en kostendoelen met interviewers Verifiëren of alle benodigdheden zijn ontvangen van de Coördinator Dataverzameling Tijdens verzameling Houden van wekelijkse vergaderingen met interviewers om o de status van elke case opnieuw te beoordelen o uit te vinden hoeveel werk is voltooid o probleemsituaties opnieuw te bekijken o interviewers te motiveren op tijd af te ronden beschikbaar te zijn voor het ontvangen van telefoontjes van interviewers die problemen hebben ondervonden in de loop van de week bewaken voortgang van dataverzameling o bekijken non-respons gerapporteerd door interviewers o implementeren hertoewijzings- en omzettingsprocedures bekijken tijd- en uitgavenrapportage interviewers uitvoeren validatie van aangewezen fractie van werk elke interviewer door respondent op te bellen en een beknopte reeks vragen te stellen redigeren van data verzameld van elke interviewer en dagelijks rapporteren aan de Coördinator Dataverzameling omtrent voortgang onderzoek in zijn/haar district. Na verzameling Ophalen vragenlijsten voor de debriefing van de interviewer Afronden Evaluatie Onderzoek 5.06 Verantwoordelijkheden Supervisor Elke supervisor dient de volgende materialen te ontvangen: Lijst van Interviewers van Supervisor Taakcontrolelijst (TCL) Supervisors legitimatiebewijs Contacttelefoonnummers 54 Extra Respondentenenveloppes bevattende o Vragenlijst over het huishouden o Achtergrondvragenlijst (AV) o Filterboekje o Filterscoreformulier o Locatorboekje of Hoofdboekje o PPVT – Aantekeningenblad van de Interviewer o Digit Span Backward - Aantekeningenblad van de Interviewer o Antwoordenblad Spelling o Administratieve formulieren Extra voorraden van het onderstaand materiaal o Handleiding voor de Interviewer o Handleiding voor de Interviewer o PPVT-Testboekje- verkorte versie o Kaarten voor de Leesopdrachten (6) o Kennisgeving van Bezoek o Kalender o Achtergrondvragenlijst (AV) Referentiekaart o Introductiebrief o Vragenlijst voor de debriefing van de interviewer o Blanco exemplaren Voortgangs- en kostenverslag interviewer o Blanco exemplaren Samenvattend Voortgangs- en kostenverslag Supervisor o Verzendformulier o Werkset Gecijferdheid: Rekenmachine, foto en foto o 2B-potloden, vlakgums en potloodslijpers o Tas Interviewer o Bandrecorder, cassettes, etiketten voor cassettes, batterijen en timer 5.07 Taakmaterialen Interviewer an De << Invullen naam van Onderzoek Uitvoerend Agentschap >> van <<Naam Land Invullen>> stelt samen en distribueert aan iedere interviewer het volgende: Kaart van het Gebied voor Dataverzameling Taakcontrolelijst (TCL) (1) Respondentenveloppen met ruimte voor Respondent ID-Indicator die het volgende omvat: o Checklist voor Respondentenveloppe o Adreswijzigingsformulier o Melding van Non-Interview o Vragenlijst over het huishouden o Achtergrondvragenlijst (AV) 55 o Filterboekje o Filterscoreformulier o Locatorboekje of Hoofdboekje o PPVT – Aantekeningenblad van de Interviewer o Digit Span Forward - Aantekeningenblad van de Interviewer o Digit Span Backward - Aantekeningenblad van de Interviewer o Antwoordenblad Spelling o Memo's Waarneming Interviewer Introductiebrieven Kennisgeving van Bezoek Bandrecorder, cassettes (genoeg voor verwachtte streekproef), etiket voor cassettes, extra batterijen voor bandrecorder en timer Werkset Gecijferdheid - Rekenmachine (1), Foto (1), Liniaal (1) Timer (1) Legitimatiebewijs interviewer (1) Referentiekaart (1) Kalender (1) Antwoordenkaart Achtergrondvragenlijst (AV) (1) Voortgangs- en Kostenverslagen Verzendformulieren Vragenlijst voor de debriefing van de interviewer (1) 2B-potloden, vlakgums, potloodslijpers Tas Interviewer Telefoonnummer van het<< Regionaal Nationaal Statistiekbureau>> van <<Naam Land Invullen>> 5.08 Responspercentage Het welslagen van een onderzoek al het Onderzoek naar Geletterdheid van <<Naam Land Invullen>> hangt af van het aantal respondenten dat informatie verschaft. Het beoogde responspercentage voor het Onderzoek naar Geletterdheid van << Naam Land Invullen >> is 85% afgewerkte interviews. We moeten daarom het laagst mogelijke non-responspercentage zien te behalen. Een interview wordt geacht afgewerkt te zijn indien het overeenkomt met een van de drie scenario's die in onderstaande tabel 8 zijn opgenomen. Tabel 8: Onderzoeksscenario Scenario 1 Contact/Entry Scenario 2 Contact/Entry Scenario 3 Contact/Entry 56 (afgewerkt) (afgewerkt) (afgewerkt) Achtergrondvragenlijst (AV) - (elke vraag proberen) Achtergrondvragenlijst (AV) - (elke vraag proberen) Achtergrondvragenlijst (AV) - (elke vraag proberen) Filterboekje - (elke vraag proberen) Filterboekje - (elke vraag proberen) Filterboekje - (elke vraag proberen) Score Filterboekje 05 of Score Filterboekje 06 minder tot 15 Locatorboekje - (elke vraag proberen) Leesopdrachten- (elke vraag proberen) Leesopdrachten- (elke vraag proberen) Exit Exit Score Filterboekje 16 of meer Hoofdboekje - (elke vraag proberen) Exit 5.09 Richtlijnen voor het tot een minimum beperken van de non-respons Interviewers moeten met zoveel mogelijk respondenten contact maken in de eerste week van dataverzameling. Supervisors moeten erop toezien dat het contactpercentage in deze periode voor elke interviewer zo dicht bij 100% komt als mogelijk. Deze update zal helpen bij het identificeren van mogelijke cases van non-respons die extra aandacht behoeven. Op het niveau van de Coördinator Dataverzameling (CDV) De Coördinator Dataverzameling (CDV) bekijkt wekelijks de voortgangsrapporten om te garanderen dat de volledigheids- en responspercentages worden behaald. De Coördinator Dataverzameling (CDV) ziet erop toe dat de Supervisor cases geregeld opnieuw toewijst zodat ze zich niet ophopen bij een interviewer. Op het niveau van de Supervisor De Supervisor bepaalt of een interviewer aanzienlijk beneden het responspercentage ligt en handelt dienovereenkomstig. Indien nodig, wordt de interviewer gevraagd de cases onmiddellijk over te dragen aan de Supervisor zodat hij/zij deze cases opnieuw kan toewijzen. De Supervisor zorgt voor onmiddellijke follow-upactie van cases van weigering en andere vormen van non-respons. 57 5.10 Responspercentagestrategie Interviewer/Supervisor voor het minimaliseren van nonrespons Letten op het werk van Interviewer - Tijdens de eerste dagen en weken van dataverzameling wordt het werk van iedere interviewer nauwlettend in de gaten gehouden. In de dataverzamelingperiode wordt door de supervisor verder toezicht gehouden op het werk van de interviewer. Interviewers worden tijdens de training ervan op de hoogte gesteld dat toezicht wordt gehouden op hun werk. Observatieprogramma - Elke interviewer wordt tijdens de eerste week van dataverzameling geobserveerd door een supervisor en ten minste nog een keer halverwege de dataverzameling. Verificatiesteekproef - Supervisors maken contact met een steekproef van de cases van de interviewer om het bezoek van de Interviewer en de casestatus na te gaan. Follow-up - De Supervisor onderneemt stappen om cases om te zetten tot afgewerkte interviews indien de Interviewer niet in staat was de medewerking van een geselecteerde persoon te krijgen. Opmerking: Teneinde te garanderen dat de follow-up van non-responscases effectief is, dient iedereen bereid te zijn informatie te bieden waardoor het onderzoek goed zal aanslaan. Alle Interviewers moeten vertrouwd zijn met het doel, de inhoud, de gebruikers, enz. van het onderzoek. 5.11 Voorafgaand onderzoek/proefonderzoek Landen dienen een voorafgaand onderzoek te verrichten. Beoordelingspunten en achtergrondvragen moeten vooraf getest worden op een aantal (30-40) vrijwilligers. Het doel van het vooronderzoek is het identificeren van vragen die cultureel gevoelig kunnen liggen of waarvan de instructies niet al te duidelijk zijn en om na te gaan of de vragen de gewenste informatie opleveren. Het is geen poging om testresultaten te verzamelen of de onderzoeksmethode te controleren. Als zodanig moeten de individuele personen de beoordelingspunten en achtergrondvragen uitvoeren en opnieuw bekijken. Vrijwilligers wordt gevraagd hoe zij aan het antwoord zijn gekomen en om te becommentariëren of de vragen duidelijk waren en of ze op welke wijze ook cultureel gevoelig waren. De praktijktest Landen zijn verplicht een praktijktest uit te voeren. Deze dient om: - de meetbaarheid van de instrumenten vast te stellen; 58 - participanten uit te rusten met ervaring uit de eerste hand met de operationele en logistieke complexiteiten van het opzetten van een vaardigheidsbeoordeling op basis van een onderzoek van huishoudens; - na te gaan hoe goed de beoordelingspunten en de achtergrondvragen functioneren; - de effectiviteit vast te stellen van training en onderzoeksprocedures; en - de geschiktheid van de onderzoeksprocedures te bepalen - essentiële aspecten van de onderzoekskosten en -kwaliteit te bevestigen. Het algemene doel van de praktijktest is de kans te vergroten dat de hoofdstudie de beoogde resultaten van hoge kwaliteit zal opleveren. Het beoordeelt de psychometrische kwaliteiten van meetinstrumenten en valideert de te meten opzet en het protocol voor het testen en scoren. Daarnaast maakt het een evaluatie van de moeilijkheden inherent aan het uitvoeren van de beoordeling voor verschillende segmenten van de bevolking mogelijk. Om dit doel te bereiken moeten participanten een generale repetitie houden van de belangrijkste beoordeling, waarbij zij de beoordeling uitvoeren voor een relatief kleine op het gemak gebaseerde steekproef van individuele personen geselecteerd om een brede variëteit van bekwaamheden te beslaan. De praktijktest dient zoveel mogelijk een generale repetitie te zijn voor het hoofdonderzoek. De Onderzoeksmanager dient erop toe te zien dat het ontwerp en de implementatie van praktijktest dezelfde standaarden volgen als verwacht wordt van het hoofdonderzoek. De praktijktest betreft het afnemen van de volledige batterij onderzoeksinstrumenten van een zorgvuldig geselecteerde steekproef van ruwweg 200 volwassenen in elke testtaal. De steekproef hoeft geen aselecte steekproef te zijn maar is eerder gericht op het omvatten van volwassenen met uiteenlopende capaciteiten. Het kan dus geografisch geclusterd zijn om de kosten van het verzamelen te verminderen, maar het dient wel een mengsel van volwassenen van verschillende achtergronden te omvatten. Uitvoeren van de praktijktest Dit onderdeel verstrekt details over hoe de praktijktest zal worden geïmplementeerd, inclusief een beschrijving van alle procedures voor kwaliteitsbewaking die zullen worden ingesteld en specifieke rollen en verantwoordelijkheden. De praktijktest wordt in stappen geïmplementeerd: 59 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. Specificatie en selectie van de praktijksteekproef Drukken van toereikende hoeveelheden dataverzamelingsmaterialen Werven en trainen van interviewers Verzamelen van praktijktestdata Scoren van de beoordelingsdata Vastleggen van de beoordelingsdata Indiening van een databestand in een standaardformat Voorbereiden van een activiteitenverslag betreffende de praktijktest Analyseren van praktijktestdata Bekijken van materialen en nationaal planningsrapport 1. Specificatie en selectie van de praktijksteekproef De praktijksteekproef hoeft geen willekeurige steekproef te zijn. Integendeel dient het een steekproef te zijn die geselecteerd is om te garanderen dat enkele geletterden op hoog niveau en laag niveau zijn opgenomen. Tweehonderd (200) afgewerkte vragenlijsten zijn nodig. Daarom moeten meer dan 200 individuele personen worden geselecteerd die elk respons geven op de Achtergrondvragenlijst en de filter. De praktijktest vereist een gelijke distributie van de steekproef met betrekking tot de kenmerken die gedacht worden in nauwe relatie te staan tot geletterdheid. Dit houdt in onderwijsniveau (geen onderwijs, basisschool niet afgemaakt, basisschool afgemaakt, middelbare school niet afgemaakt, secundair, tertiair onderwijs). Het kan ook omvatten leeftijd, geslacht en armoede. Om dit te bereiken, moet de steekproef voor de praktijktest doelgericht worden geselecteerd. Het is evenwel mogelijk de praktijktest ook te gebruiken als een repetitie voor de steefproeftrekking voor het verzamelen van de belangrijkste data, door dezelfde methode te volgen bij het selecteren van een fractie van de praktijksteekproef. 2. Drukken van toereikende hoeveelheden dataverzamelingsmaterialen De praktijktest vereist 200 afgewerkte vragenlijsten. Dus zijn instrumenten nodig voor meer dan 200 respondenten. Een grotere oplage is evenwel nodig om de interviewers te kunnen trainen, voor verlies tijdens de praktijktest en voor de noodzaak van controleren en archiveren. Instructies voor de interviewers zijn nodig voor alle interviewers alsook enkele extra formulieren voor archiveren en later gebruik. Handleidingen voor onderzoeksprocedures en daarmee verband houdende documentatie zijn vereist. 60 Indien mogelijk, dient een drukkerij die uiteindelijk de materialen zal drukken voor het hoofdonderzoek geselecteerd te worden, met het oog op mogelijke efficiëntiewinst bij het gebruik van praktijktestmaterialen. Onderzoeksmaterialen moeten gebundeld worden zodat interviewers te gelegener tijd toegang hebben tot de documenten en de vereiste informatie en beoordelingsresultaten kunnen registreren. Het toepassen van de componentmaten vereist eveneens dat elke interviewer een stopwatch heeft alsook een bandrecorder. 3. Werven en trainen van Interviewers en Scorers Training is een belangrijk component om te garanderen dat de studie kwalitatief goede data oplevert. Een standaardprogramma voor de training van interviewers dient door de landen te worden gebruikt. Alle interviewers in een land moeten samen worden getraind. Als dit echter niet mogelijk is, dient dezelfde trainingsagenda te worden gevolgd. Elk land dient 10 tot 20 interviewers in te zetten zodat de maximale taakomvang voor een interviewer in de praktijktest tussen 16 en 25 afgehandelde beoordelingen is tijdens de dataverzamelingsperiode. Zodoende zou de praktijktest in een tot twee weken afgehandeld kunnen worden. Een Hoofdscorer moet worden aangewezen. Deze zal de scoringsactiviteit coördineren en problemen oplossen middels communicatie, indien nodig. Landen zullen ook technische assistentie behoeven voor het verzorgen van een opleiding voor het Nationaal Scorings-/coderingsteam, welke zal bestaan uit praktijkgevallen en afwisselende scenario's. Elk item wordt nauwkeurig beschreven en van de scorers wordt verwacht dat ze een niveau van interne samenhang (betrouwbaarheid binnen het land) en internationale samenhang (betrouwbaarheid tussen landen onderling) bereiken. De hoofdscorer bewaakt de interne samenhang (door middel van een procedure van opnieuw scoren) en lost eventuele problemen op middels arbitrage bij probleemscores of overplaatsing/opnieuw trainen van scorers. A. Bezoldiging Interviewer / Scorer De basis voor het belonen van interviewers en scorers voor hun werk moet onafhankelijk geschieden van het aantal voltooide interviews of gescoorde documenten. Met andere woorden, ze dienen niet op basis van prestatie vergoed te worden. B. C. Interviewers en Scorers ontvangen de volgende minimale training: i) 4 uur – Training in de vorm van zelfstudie ii) 2 dagen training in klasverband Het toezicht over de interviews bestaat onder andere uit: 61 iii) Verificatie van het bezoek van een interviewer voor een steekproef van 5% van de geselecteerde huishoudens/individuele personen in de taak van elke interviewer. iv) Doorlopende controle van het werk van iedere interviewer voor het beoordelen van factoren zoals de kwaliteit van afgewerkte interviews, het aantal afgewerkte interviews, het responspercentage, de gemiddelde duur van het interview en de kosten van de interviewer. v) Voortgangsgesprekken tussen interviewer en supervisor. 4. Verzamelen van praktijktestdata Persoonlijke interviews moeten gebruikt worden voor het screenen van ongeschikte respondenten en het invullen van de Achtergrondvragenlijst, het Filter- en het Locator- en of het Hoofdboekje. Een 'papier-en-potloodmethode' moet worden toegepast bij het invullen van de documenten. Proxyresponses zijn niet aanvaardbaar voor het afwerken van de beoordelingstaakboekjes. 5. Scoren van de beoordelingsdata en codering van de Achtergrondvragenlijst De studie maakt gebruik van open beoordelingsitems met het doel de informatie die elk item oplevert te maximaliseren en de ongestructureerde aard van authentieke lees- en rekenkundige taken voor volwassenen beter te weerspiegelen. Open items vereisen handmatig scoren, een tijdrovende en kostbare bezigheid. De statistische procedures gebruikt om moeilijkheden met items af te leiden en bekwaamheid samen te vatten, zijn gebaseerd op de sterke aanname dat de scoring van gelijkwaardige kwaliteit is binnen en onder de landen. Het ontwerp omvat diverse elementen om te garanderen dat de studie een scoringsbetrouwbaarheid bereikt die deze aanname bevestigt. Er zal worden voorzien in gestandaardiseerde scoringsrubrieken voor alle beoordelingsitems om het scoringsproces te verduidelijken. Deze scoringsrubrieken moeten zo nodig worden vertaald voor gebruik door de scorers. Scoringsrubrieken moeten door elk Nationaal Planningsteam (NPT) worden gecreëerd voor in nationaal verband specifieke items. Door alle elementen van het scoren duidelijk weer te geven, dienen deze rubrieken om de grootte van de verschillen tussen individuele scorers tot een minimum te beperken. De betrouwbaarheid van de scoring wordt gecontroleerd door een tweede scorer die alle praktijktestboekjes opnieuw scoort. Het doel van het herscoren is de scoring te verbeteren en wel zodanig dat de overeenkomst tussen de scorers onderling de 100% zal naderen. Het is evenwel belangrijk op te merken dat het geen vereiste is om individuele cases in overeenstemming te brengen. Als extra kwaliteitscontrole wordt een willekeurige steekproef van ruwweg 10% testboekjes geselecteerd en aan onafhankelijke scoring onderworpen. Het doel van het herscoren is systematische verschillen in de toepassing van de standaardscoringsrubrieken op te sporen en te corrigeren. 62 Waar mogelijk worden de antwoordcategorieën voor vragen over de achtergrondvragenlijst vooraf gecodeerd (d.w.z. numerieke codes dienen opgenomen te worden bij elke responscategorie) om het vastleggen van de antwoorden op de vragenlijst te vergemakkelijken. De achtergrondvragenlijst kan evenwel enkele gegevens van respondenten bevatten die eerst gecategoriseerd moeten worden middels het coderingsproces. Een coderingshandleiding wordt samengesteld voorafgaand aan de praktijktest om scorers door het coderingsproces heen te gidsen. De volgende codeboeken worden gebruikt voor het coderen van opleidingsdata uit de achtergrondvragenlijst - ‘1997 International Standard Classification of Education (ISCED).’ De scoringsrubrieken en de coderingshandleiding worden herzien na de praktijktest om het geleerde te weerspiegelen. 6. Vastleggen van de beoordelingsdata en van de Achtergrondvragenlijst Landen zijn verplicht de scores vast te leggen voor de testitems en antwoorden op achtergrondvragen samen met een identificatienummer waardoor ze gekoppeld kunnen worden voor hetzelfde individu. Teneinde te controleren op invoerfouten wordt aanbevolen dat de data twee keer worden vastgelegd door verschillende operators (100% dataverificatie) en alle afwijkingen worden opgemerkt en gecorrigeerd. Ideaal gezien zou het NPT computerprogramma's moeten gebruiken die: - de uniciteit en integriteit van de registeridentificatienummers controleren met het doel te garanderen dat er slechts één register is per respondent in het bestand en dat het registeridentificatienummer uniek is en in het gespecificeerd format is opgenomen; - margecontroles incorporeren voor elk item zoals gespecificeerd in de scoringsrubrieken en de coderingshandleiding; - de vragenstroom controleren (elk van de respondenten moet verantwoord zijn in elke vraag hetzij door een geldig respons of door gecodeerd te zijn als “geldig overgeslagen” voor die vragen welke niet van toepassing op hen waren); - de samenhang tussen vragen controleren; - 100% verificatie en verbetering van typefouten toestaan; - een identificatienummer insluiten dat het mogelijk maakt de beoordelingsdata te linken aan de data van de achtergrondvragenlijst; en 63 - een codeboek hebben dat voor elk gegevensveld de variabele naam en positie identificeert Fouten geïdentificeerd door het redactiesysteem moeten gecorrigeerd worden indien een correcte waarde logisch kan worden bepaald op grond van het register voor de respondent. Bij niet beantwoording door de respondent, bijv. non-respons op item of volledige non-respons, mogen geen imputatiemethodes worden toegepast om een respons te verschaffen. 7. Indiening van een databestand in een standaardformat Landen zijn verplicht een schoon databestand voor de praktijktest in een standaardformat in te dienen. Het databestand gecreëerd aan het eind van de dataverwerkingsfase zal worden gebruikt in latere stappen, zoals afweging en schatten. Het is dwingend vereist dat het databestand naar behoren is geredigeerd zodat een 'schoon' dataset beschikbaar is voor verdere verwerking. 8. Voorbereiden van een activiteitenverslag betreffende de praktijktest 9. Analyseren van praktijktestdata De analyse koppelt de variabelen van de achtergrondvragenlijst aan de beoordelingsdata met het oog op het identificeren van niet-presterende testitems. Waar een oorzaak voor het niet presteren kan worden geïdentificeerd, worden de items aangepast. 10. Herziening van materialen voor het hoofdonderzoek en voorbereiding van het Nationaal Planningsverslag voor het Hoofdonderzoek - indiening van een herzien nationaal planningsverslag en instrumenten ter goedkeuring; - 20% herscore in plaats van 100% voor de praktijktest en 10% nieuwe vastlegging in plaats van 100% voor de praktijktest; - weging en variantieschattingen; - psychometrische schaalindeling voor vaardigheidsgegevens; - de ontwikkeling en implementatie van een plan voor analyse, verspreiding en communicatie op internationaal en nationaal niveau; en 64 - voorzien in secundair advies. 65 Hoofdstuk 6: Opleiding Een combinatie van Zelfstudie en Klassikale Training is ontwikkeld voor het << Naam Land Invullen >> Onderzoek naar Geletterdheid. 6.01 Zelfstudie Het doel van de zelfstudie is te garanderen dat de interviewers vertrouwd zijn met de voornaamste onderzoekshandleidingen en -materialen in voorbereiding op de klassikale training. De zelfstudie moet aan alle interviewers en supervisors worden verstrekt, één week voor de geplande klassikale training. Dit zou voldoende tijd moeten bieden voor het doen van het zelfstudiesegment van de training en ook helpen garanderen dat het studiemateriaal 'vers in het geheugen' is van de trainees wanneer zij de klassikale trainingssessie aanvangen. Voordat ze de klassikale trainingssessie bijwonen, moeten alle trainees ten minste: 4 uren besteden aan het lezen van de Handleiding voor de Interviewer, en zich vertrouwd hebben gemaakt met de dataverzamelingsinstrumenten (namelijk de Vragenlijst over het Huishouden, de Achtergrondvragenlijst (AV), de Handleiding voor de Interviewer, de Leesopdrachten, enz.). 1 uur besteden aan het maken van de Herhalingsoefeningen; 1 uur besteden aan het maken van de oefening voor het minimaliseren van non-respons. De Herhalingsoefening en de Oefening voor het minimaliseren van non-respons moeten gemaakt worden en naar de klassikale training worden meegenomen om te worden bekeken en besproken. Zelfstudiematerialen De Coördinator Dataverzameling (CDV) dient voldoende tijd in te bouwen om voorbereidingen te treffen voor het Zelfstudiepakket voor de distributie daarvan onder de trainees. Deze voorbereidingen bestaan uit de volgende taken: 1. Aanpassing van het zelfstudiepakket (indien nodig) 2. Drukken 3. Inpakken van de zelfstudiematerialen 4. Distribueren onder Supervisor en Interviewers Het Zelfstudiepakket voor de Interviewer bestaat uit één van elk van de volgende materialen: Instructies Zelfstudie Interviewer Handleiding voor de Interviewer 66 Oefenvragen (zonder antwoorden) Oefening voor het minimaliseren van non-respons (zonder antwoorden) PPVT-Testboekje- verkorte versie Kaarten voor de Leesopdrachten (6) o RAN1, RAN2 (2) o TOWRE-praktijk: Real Words, TOWRE – Real Words, (2) o TOWRE-praktijk: Pseudo Words, TOWRE Pseudo Words (2) Kennisgeving van Bezoek Referentiekaart Antwoordenkaart Achtergrondvragenlijst (AV) Respondentenveloppe bevattende o Checklist voor Respondentenveloppe o Adreswijzigingsformulier o Vragenlijst over het huishouden o Achtergrondvragenlijst (AV) o Filterboekje o Filterscoreformulier o Locatorboekje o Hoofdboekje o PPVT – Aantekeningenblad van de Interviewer o Digit Span Forward - Aantekeningenblad van de Interviewer o Digit Span Backward - Aantekeningenblad van de Interviewer o Antwoordenblad Spelling o Memo's Waarneming Interviewer o Melding van Non-Interview Kalender Introductiebrieven Tas Interviewer Potloden, vlakgums, slijpers Werkset Gecijferdheid: Rekenmachine, Foto, Liniaal Highlighter Bandrecorder, cassettes, etiketten voor cassettes, batterijen, timer Verzendformulieren Retourformulier Materialen Vragenlijst voor de debriefing De telefoonnummers van <<Naam Onderzoek Uitvoerend Kantoor Invullen>> van <<Naam Land Invullen>> 67 6.02 Klassikale training De staf voor de training van interviewers moet capabel zijn om alle aspecten van het interviewwerk te behandelen, met inbegrip van algemene administratie, persoonlijke interviews, contactstrategieën, omzetten van weigeringen en uitvoeren van de beoordelingen. Supervisors en interviewer zullen de training voor het Onderzoek naar Geletterdheid van <<Naam Land Invullen>> bijwonen van <<Begindatum Training Invullen>> tot <<Einddatum Training Invullen>>. De onderwerpen zijn: Presentatie - Trainers/CDV/Gasten Doel van de Training Doel van het Onderzoek naar Geletterdheid van <<Naam Land Invullen>> Overzicht van het Onderzoek Verloop van het Onderzoek Onderzoeksmaterialen Oefeninterviews Herhalingsoefeningen Oefening voor het minimaliseren van non-respons Scoringsoefening (Filterboekje) Conclusies en Evaluatie Administratie 6.03 Doorlopende training Tijdens het verzamelen, kan het zijn dat de <<Naam Onderzoek Uitvoerende Instantie Invullen>> interviewers voor het onderzoek moet vervangen en nieuwe moet trainen. Nieuwe interviewers zijn die interviewers voor wie dit onderzoek nieuw is. Maatregelen MOETEN WORDEN GENOMEN om te garanderen dat deze interviewers de zelfstudie en de klassikale training voor het Onderzoek naar Geletterdheid van <<Naam Land Invullen>> ontvangen. Dit is uitermate belangrijk voor het op consistente wijze verzamelen van data. 68 Hoofdstuk 7: Verwerking, analyse en verspreiding van data [uit te werken] Dit hoofdstuk beslaat de hoofdactiviteiten verband houdende met de verwerking en analyse van data betreffende het hoofdonderzoek als ook de activiteiten voor verspreiding. Dataverwerking: Dit bestaat uit het coderen en redigeren van de achtergrondvragenlijst, het vastleggen van data, het opschonen van de data en het wegen van de databestanden. Dit proces zou ten minste één week na de aanvang van het veldwerk voor het onderzoek moeten beginnen. Data-analyse: Tijdens dit proces worden tabellen gegenereerd op basis van het tabellenprogramma ontworpen tijdens de fase van de inhoudelijke planning van het onderzoek en gefinaliseerd na het proefonderzoek. Data-analyse zou ten minste zes maanden na afsluiting van het veldwerk voor het onderzoek moeten beginnen. Een voorlopig rapport en een eindrapport gebaseerd op het tabulatieprogramma zouden moeten worden opgesteld ongeveer 6-9 maanden na afsluiting van het veldwerk voor het onderzoek. Technische ondersteuning (diensten van een Consultant) kunnen vereist zijn voor het ondersteunen van dit proces. Genereren van synthetische schattingen: Deze activiteit is optioneel en is gebaseerd op de behoefte van het land aan data over geletterdheid. Een extra internationale uitgavenpost is verbonden aan deze activiteit en een Consultant moet worden aangetrokken voor het ondersteunen van dit proces. Analyse, verspreiding en communicatie De intrinsieke waarde van de beoordeling kan uitsluitend worden ontsloten door middel van de analyse, interpretatie en verspreiding van de data. Analyse is een noodzakelijke maar niet toereikende voorwaarde voor het bereiken van een maximaal investeringsrendement. Maximaal rendement wordt uitsluitend gerealiseerd indien de Nationale Projectteams drie bijkomende activiteiten ondernemen: - de resultaten van de analyse worden gebundeld in statistische producten en diensten die de informatiebehoeften en het niveau van technische bekwaamheid van belangrijke groepen gebruikers weerspiegelen; - de conceptie en tenuitvoerlegging van een verspreidingsstrategie die erop gericht is belangrijke groepen gebruikers alert te maken op de beschikbaarheid van producten en diensten en deze groepen toegang te bieden; en - de conceptie en tenuitvoerlegging van een communicatiestrategie die garandeert dat de berichten die voortvloeien uit de studie duidelijk en consistent zijn. Voor dataverzameling op basis van het internet dient een aantal internationale producten en diensten geboden te worden door de eigenaar van de beoordeling, die kunnen worden geïncorporeerd in de 69 nationale strategieën voor analyse, verspreiding en communicatie. Een methodologie en de daarmee verband houdende training moeten aan de participanten worden aangeboden met het oog op het ontwerpen van een nationale strategie voor analyse, verspreiding en communicatie. Deze methode richt zich op de identificatie van het gebruik dat zal worden gemaakt van de data en de belangrijke gebruikersgroepen en hun technische bekwaamheid en de documentatie van informatiemiddelen die beschikbaar zijn. Deze informatie zal worden gebruikt om voorstellen te doen omtrent producten en diensten die er grote kans op maken algemeen gebruikt te worden en die de mogelijkheid van misbruik van de data verkleinen. Op zijn minst worden de Nationale Projectteams aangemoedigd de onderstaande producten te produceren en de onderstaande diensten te bieden: Nationaal Rapport Nationale rapporten bieden belangrijke studiebevindingen en fundamentele technische informatie over de studie aan een breed spectrum van gebruikers. Bekeken vanuit het standpunt van verspreiding dienen de nationale rapporten een adverterende functie, daar ze verklaren dat de data bestaan en dat ze interessant zijn. Bekeken vanuit het oogpunt van communicatie dienen nationale rapporten voor het vaststellen van kernboodschappen en bijgevolg, voor het verkleinen van de kans op misinterpretatie door secundaire gebruikers. Nationaal Technisch Rapport Secundaire gebruikers hebben behoefte aan meer technische documentatie die redelijkerwijs kan worden opgenomen in hun nationaal rapport. Door het behoud van kennis, dragen nationale technische rapporten leveren ook bij aan het overwinnen van de problemen die ontstaan door personeelsverloop. Nationaal microdataset Een groot deel van de secundaire analyse hangt af van de toegang tot individuele microdata en niet zozeer van geaggregeerde tabelgegevens. Nationale Projectteams dienen een nationale microdatabestand te produceren met geassocieerde documentatie en te garanderen dat toegangsmechanismen worden ingesteld om toegang te verschaffen. De werkelijke inhoud van de bestanden en het toegangsmechanisme zullen variëren van land tot land, afhankelijk van hun gebruiken op het gebied van persoonlijke levenssfeer en geheimhouding en het niveau van de technische infrastructuur. Een consultant zal nodig zijn om samen te werken met de Nationale Projectteams aan het produceren van een internationaal analytisch rapport, een internationaal technisch rapport, een microdatabestand in een internationaal standaardformat. 70 Bijlage A: Aanvullende informatie omtrent het meten van geletterdheid Componentvaardigheden De in St. Lucia toe te passen benadering beoordeelt vijf componenten in het Engels die indicatief zijn voor niveaus van verwerving van leesvaardigheid en geïntegreerde leesvaardigheid: a) alfanumerieke perceptuele kennis en bekendheid; b) herkenning van echte en pseudo-woorden; c) woordkennis (vocabulaire); d) werkgeheugen; en e) spelling. Ten aanzien van alfanumerieke perceptuele kennis en bekendheid (a) is aangetoond dat volwassen leerlingen die getraind worden in het herkennen van letters, beter presteren dan andere. Dit schijnt het geval te zijn ongeacht of letters en cijfers het beginpunt waren bij het leren lezen en schrijven. Ten aanzien van woordkennis (c) zijn vocabulairetests opgenomen, gedeeltelijk omdat in ontwikkelingslanden geletterdheid (nog steeds) vaak gekoppeld is aan het leren van een tweede taal. Ten aanzien van (d) is het belangrijkste punt wat betreft het opnemen van een test van het werkgeheugen, dat het bewijs aantoont dat een ontoereikend werkgeheugen het moeilijk maakt voor volwassenen om de brug te slaan naar alinea's en langere teksten. Ten aanzien van (e), anders dan de eerdere componenttoetsen, zien onderzoekers spelling hoofdzakelijk als een resultaat van het verwerven van lees- en schrijfvaardigheid en niet zozeer als een determinant. Bij vaardig lezen zijn deze componenten geïntegreerd voor het ondersteunen van de geletterdheidsprestatie. Tijdens de verwerving, kunnen ze afzonderlijk worden gemeten, waarbij verschillende profielen implicaties hebben voor de volgorde bij de verwerving en de tijdsvereisten van leren en instructie. De eerste twee (a, b) worden primair in verband gebracht met het herkennen van woorden en het leren van woorden. De laatste drie (c, d & e) worden gemeten met woordbetekenissen, zinnen en passages en zijn linguïstische of taalverwerkingstaken. Ehri (1991) beschrijft een ontwikkelingskoers voor het vermogen tot woordherkenning waarbij orthografische kennis wordt gebouwd op een fonologische fundament van overeenstemming tussen beeld en geluid terwijl de leerling algemene spellingspatronen uit zijn of haar vocabulaire van beperkte omvang generaliseert. De verworven orthografische kennis wordt gebruikt om het decoderen van onbekende woorden te ondersteunen, om in het geheugen toegangswegen naar woorden aan te leggen, en om het proces van het verkrijgen van toegang tot woorden op basis van beelden te versnellen. Dit help verklaren hoe individuele personen orthografische en fonologische codes verwerven in een 71 ontwikkelingsvolgorde die het fundament biedt voor de snelle, vloeiende woordherkenning van normale volwassen lezers. De theorie van verbale efficiëntie (Perfetti, 1985) en het interactief-compensatorisch model (Stanovich, 1980) suggereren beide dat beperkingen in lokale processen het leesbegrip negatief beïnvloeden. Ze argumenteerden dat wanneer een individu processen uitvoert die de limieten van het werkgeheugen onder druk zetten hij of zij ofwel een deel van de opgeslagen items zal vergeten of de omvang van de uitvoerende processen toegepast op de gegevens zal beperken, of beide. Zwakke lezers maken waarschijnlijk reeds gebruik van waardevolle middelen in compensatieprocessen om te helpen met woordherkenning en begrip (Stanovich, 1980). Opgemerkt dient te worden dat componentvaardigheden geen niveaus zijn. Bijvoorbeeld, in het Engels kan niet worden aangenomen dat letters vóór woorden komen in termen van moeilijkheidsgraad en daarom is het onmogelijk om niveaus vooraf te definiëren. De maten van het component lezen bieden informatie om aan te tonen waar hoe de componenten interageren ter ondersteuning van het ontstaan van vloeiend en automatisch lezen bij mensen met geringe vaardigheden en als resultaat daarvan kunnen niveaus worden ontwikkeld. Contextualisering en vergelijkbaarheid De sleutel tot het vergelijkend meten van lees- en schrijfvaardigheden (hetzij in de loop van de tijd, tussen talen of landen) ligt in het vasthouden aan een kader, het gebruik van gemeenschappelijke items, en de toepassing van regels voor vertaling en aanpassing en bovenal, afname en analyse op de voorgeschreven wijze. Alle lees- en schrijftaken (en rekentaken) bij de beoordeling stammen af van de items uit het onderzoek Adult Literacy and Lifeskills Survey (ALLS). Deze ALLS-items zijn aangepast aan de culturele context. In gevallen waarin de beoordeling wordt ondernomen in nieuwe talen, of in een unieke culturele setting, kan het creëren van een blok nieuwe items helpen waarborgen dat de lokale cultuur wordt weerspiegeld op een wijze die de psychometrische integriteit van de totale benadering behoudt. De data verkregen bij de beoordeling van de componenten kan evenwel niet bij alle elementen gebruikt worden om vaardigheden te vergelijken voor groepen met verschillende talen. Enkele van de componenttaken zijn voor alle talen onveranderlijk, zoals cijferherkenning, zinsverwerking en vloeiend lezen van passages. De taken gericht op letterherkenning en decodering zijn taal-specifiek, d.w.z. ze moeten voor elke nieuwe doeltaal opnieuw worden ontwikkeld. 72 Dus, elk participerend land zal de componentmaten zo moeten aanpassen dat de idiosyncratische aspecten van zijn taal (talen) worden weerspiegeld.Het is mogelijk om niet de vaardigheden zelf te vergelijken maar de relaties tussen de beheersing van de component vaardigheden en lees- en schrijfvaardigheid. Daarnaast biedt de beoordeling enige informatie over andere soorten geletterdheid, zoals computervaardigheid, door middel van de vragen op de 'Achtergrondvragenlijst'. Bijlage B: Aanvullende informatie omtrent de instrumenten voor het Onderzoek naar Geletterdheid De beoordeling betreft de ontwikkeling en het afnemen van vier onderscheiden instrumentmodules: - een Achtergrondvragenlijst, voor het verzamelen van een breed scala aan variabelen voor gebruik bij het analyseren van de vaardigheidsdata; - een 'filtertest', ontworpen voor het onderscheiden van volwassenen in een groep met grote vaardigheden en een met lage vaardigheden; - een test ontwikkeld voor het bepalen van de lees- en rekenvaardigheid van de groep met een laag vaardigheidsniveau en het relateren van hun resultaten aan de vaardigheidsschalen ontwikkeld voor de groep met een hoog vaardigheidsniveau - (Locator en Componenten); en - een test ontwikkeld voor het bepalen van de lees- en rekenvaardigheid van de groep met een hoog vaardigheidsniveau over een breed scala aan vaardigheden. Het interview begint met een interviewer die een rooster voor het huishouden invult dat ontworpen is voor het identificeren van respondenten die in aanmerking komen om te worden geïnterviewd. Vervolgens wordt één lid van het huishouden willekeurig geselecteerd voor het beantwoorden van de achtergrondvragenlijst en de filtertest. De filtertest bestaat uit relatief eenvoudige lees- en rekenopdrachten. Respondenten die de filtertest met succes afmaken, wordt gevraagd een toets af te leggen in prozageletterdheid, documentgeletterdheid en rekenvaardigheid. Deze toets omvat items die gebruikt worden om de vaardigheidsdata te koppelen aan bestaande internationale schalen en items die ontwikkeld zijn door ontwikkelingslanden. Respondenten met een geringe vaardigheden die er niet in slagen de filtertest te voltooien, wordt gevraagd de locatortest af te leggen - namelijk, een korte toets in prozageletterdheid, documentgeletterdheid en rekenvaardigheid bestaande uit opdrachten met een moeilijkheidsgraad die laag genoeg is om hen te plaatsen op bestaande vaardigheidsschalen - en ook nog de componententest in de doeltaal. 73 Landen met bepaald lage opleidingsniveaus of een specifiek politiek belang bij de vaardigheden en kenmerken van laaggeletterden kunnen besluiten een gereduceerde versie van de opzet te implementeren. Zoals hieronder geïllustreerd, wordt bij de gereduceerde opzet de rechterzijde van de hoofdopzet betreffende hoge vaardigheden achterwege gelaten. Deze benadering verkleint de steekproefgrootte, de kosten en de operationele complexiteit van de beoordeling. Landen die de volledige opzet implementeren, zullen afzonderlijke schattingen van de percentages van de bevolking op elk vaardigheidsniveau kunnen afleiden, d.w.z. niveaus 1, 2, 3, 4 en 5 op elke schaal. Landen die opteren voor het uitvoeren van de gereduceerde opzet, verliezen de mogelijkheid afzonderlijke schattingen te verkrijgen voor niveaus 3, 4 en 5, d.w.z. voor rapportagedoeleinden zullen deze gecombineerd worden. De Gereduceerd Opzet Screener 1200 Achtergrond Vragenlijst 1000 Filter boekje 1000 Filtercriterium Niet toegepast 500 Module A 500 Filtercriterium Voldaan 1500 Module B Taakboekje 1 750 Module B Taakboekje 2 750 74 De Achtergrondvragenlijst (AV) De opzet van de beoordeling omvat het ontwikkelen en afnemen van een achtergrondvragenlijst. Dit dient verschillende doeleinden binnen de studie. Het eerste en meest voor de hand liggend doel van het afnemen van achtergrondvragenlijst is dat het de informatie verschaft voor: het identificeren van bevolkingssubgroepen wier niveau van geletterdheid ze kwetsbaar maakt; het begrijpen van de relatie tussen vaardigheidsniveaus, hetzij goed of slecht; en individuele kenmerken en waargenomen het bepalen van de impact van geletterdheid op een handvol belangrijke economische, maatschappelijke, onderwijs- en gezondheidsresultaten. Het tweede doel gediend door de achtergrondvragenlijst is dat het de informatie aanreikt waardoor de bias in de vaardigheidsschattingen gecompenseerd kan worden. Teneinde de vergelijkbaarheid van de vaardigheidsschattingen te garanderen - een fundamenteel doel van de studie - kunnen vaardigheidsniveaus worden berekend voor die personen die niet voldoende cognitieve data verstrekken om hun vaardigheidsniveau direct in te schatten. De beoordeling maakt gebruik van goed ingeburgerde statistische methodes om vaardigheidsscores af te leiden met gebruikmaking van kenmerken aangereikt door de achtergrondvragenlijst. De Achtergrondvragenlijst wordt ook gebruikt om te controleren dat testitems niet onbillijk waren ten opzichte van een bepaalde groep mensen. Daarnaast wordt het gebruikt als de koppeling met andere onderzoeken. Tot slot, de achtergrondvragenlijst biedt interviewers een manier om respondenten te betrekken in het interviewproces die minder veeleisend is dan de cognitieve test. Zo dient de vragenlijst om het aantal personen dat bereid is cognitieve data te verstrekken, te verhogen. De achtergrondvragenlijst komt met een tijdsdruk daar zowel de achtergrondvragenlijst als de filtertest een beperkte duur van ongeveer 30 minuten totaal hebben. De achtergrondvragenlijst verzamelt informatie zoals achtergrond en kenmerken van de familie (opleiding en taal van de ouders), individuele kenmerken (leeftijd, geslacht, taal, opleidingsniveau en arbeidsstatus), participatie in onderwijs en opleiding, en activiteiten op het gebied van lezen en schrijven met inbegrip van het gebruik van informatie- en communicatietechnologie en andere 75 geletterdheidspraktijken. Daarnaast, mogen worden opgenomen variabelen van menselijk en sociaal kapitaal, kwaliteit van het leven en een serie vragen specifiek voor de domeinen die worden gemeten middels de beoordeling. Behalve de vereiste kernvragen, mogen landen ervoor kiezen land-specifieke vragen op te nemen in de Achtergrondvragenlijst. De totale gecombineerde tijd voor alle additionele vragen die specifiek zijn voor het land, mag gemiddeld niet meer dan 5 minuten zijn. Filtertest/-boekje De Filtertest maakt gebruik van een zorgvuldig geselecteerde subset van items gehaald uit het ALLonderzoek en van de beoordeling van het IALS-onderzoek in Nuevo Leon, als algemene items om individuele personen te plaatsen in een groep met lage of met hoge vaardigheden. Zoals hieronder geïllustreerd, wordt van individuele personen in de groep met een hoog vaardigheidsniveau een test afgenomen die alle items van het ALL-onderzoek omvat met een selectie van de nationaal specifieke items. Hierdoor zal het mogelijk zijn schattingen te maken van het gemiddelde vaardigheidsniveau, en de delen van de bevolking op verschillende vaardigheidsniveaus van de bestaande internationale schalen voor geletterdheid en gecijferdheid. Van individuele personen in de groep met een laag vaardigheidsniveau wordt een test afgenomen die een combinatie is van een selectie van items met een lage moeilijkheidsgraad (ook gehaald uit de items van het ALL-onderzoek) en een reeks instrumenten ontworpen voor het beoordelen van leescomponenten. Items met een lage moeilijkheidsgraad maken het mogelijk individuele personen te plaatsen op de schalen voor proza- en documentgeletterdheid en gecijferdheid, terwijl door de maten voor de componenten de identificatie mogelijk maken van bevolkingssubgroepen die gemeenschappelijke patronen van prestatie met betrekking tot de componenten delen, informatie die cruciaal is voor het vaststellen van het niveau van behoefte aan en de inhoud van remedial teaching alsook voor het bestemmen van de middelen voor de gebieden waar ze de grootste impact kunnen hebben. In beide gevallen krijgen individuele personen eerst de achtergrondvragenlijst die een breed scala aan demografische en sociaaleconomische kenmerken van de respondent en zijn of haar huishouden verzamelt, voorgelegd. De beoordeling voor individuele personen met minder lees- en schrijfvaardigheden De beoordeling van individuele personen met minder lees- en schrijfvaardigheden bestaat uit twee afzonderlijke taken: - Locatorbeoordeling; en - Componentenbeoordeling 76 Locatorbeoordeling Personen met zwakke vaardigheden krijgen een klein aantal items met een lage moeilijkheidsgraad geselecteerd uit de ALL-items, voorgelegd. Deze items maken het mogelijk personen te plaatsen op de bestaande internationale vaardigheidsschalen en de componentresultaten te koppelen aan deze schalen. Componentenbeoordeling De Papier-en-Potloodbeoordeling evalueert zes componenten die indicatief zijn voor niveaus van leesvaardigheidsverwerving en geïntegreerde leesvaardigheid: a) alfanumerieke perceptuele kennis en bekendheid; (benoemen van getallen, snelle benoeming van getallen, benoeming van kleine letters, benoeming van hoofdletters, snelle benoeming van letters) b) woordherkenning; (woordherkenning en snelle woordherkenning) c) decodering (decoderen en snel decoderen) d) woordenschat; d) spelling; en e) werkgeheugen. De data verkregen in de componentenbeoordeling kan evenwel niet gebruikt worden om vaardigheden van landen of groepen met verschillende talen onderling te vergelijken daar het proces voor het leren van een taal ook kan verschillen. a) Alfanumerieke perceptuele kennis en bekendheid Het snel benoemen van alfanumerieke lijsten kan worden gebruikt als basisleesmaat en als covariabele voor een beter begrip van profielen of eliminatie van externe variantie van gevolgtrekkingen die we willen maken omtrent subgroepen. De belangrijkste soorten informatie verstrekt: Index van basis- tot hoge bekendheid met fundamentele perceptuele codes in het Engels (cijfers en letters dienen overbekende symboolsystemen te zijn en frequente blootstelling aan ze zou moeten resulteren in efficiënte perceptuele identificatie). Index van basisuitspraaksnelheden (bij gebreke van andere orale spraakmonsters). (Mensen spreken op verschillende snelheden). 77 Screener voor gebrek bij Rapid Automatized Naming Bij een kleine subset personen zijn onverwacht lage snelheden voor het benoemen van cijfers en letters waargenomen en ontdekt is dat dit gebrek leesstoornissen voorspelt. Deze personen zouden een zeer kleine subgroep zijn (minder dan 1%) en ver onderaan de snelheidsverdeling [verwijzingen naar werk met volwassenen in ontwikkelingslanden opnemen, bijv. Abadzi's werk over herkenning van letters in Burkina Faso dat aantoonde dat volwassenen die een speciale training hadden gevolgd hun vloeiendheid verbeterden]. b) Woordherkenning (Lezen van lijsten) In de reeks tussenliggend en laag niveau dient de informatiewaarde van de woord- en alfanumerieke lijsten een maximale impact te hebben dus zijn ze opgenomen in LAMP als de basiseenheden die gemeten moeten worden. De echte woordenlijsten zijn op volgorde van toenemende (visuele) woord (in)frequentie en complexiteit (d.w.z. letter en lettergreeplengte) Als eerder opgemerkt, een typisch kenmerk van leesvaardigheid is de moeiteloze identificatie van woorden uit spelling zonder de ondersteunende informatie van context. Een vaardig lezer kan de meest bekende (frequent) gespelde woorden die in zijn/haar spraaklexicon voorkomen, met weinig moeite identificeren. De woorden die het minst frequent voorkomen op de echte woordenlijst zijn zeer bekend in de luister/spraakvocabulaire van het grote publiek. Een minder vaardige lezer kan op de klank moeten af gaan, dat wil zeggen een representatie op basis van fonologie/uitspraak creëren en dat vergelijken met bekende woorden in zijn/haar mondelinge lexicon. Dit zou hun verwerkingsproces vertragen. Dat duidt op ofwel inadequaat/verstoord decoderingsvermogen of op mindere blootstelling aan bekende woorden in tekstvorm (vandaar lage niveaus van orthografische kennis), of op beide. c) Woordkennis (Woordenschat) Heel simpel zou het niet kennen van de betekenis van de woorden in de luister- of spraakvocabulaire een barrière kunnen zijn om teksten te lezen. De betekenis van onbekende woorden kan worden afgeleid uit de context (tijdens het lezen of luisteren), maar het kenmerkende hiervan is dat het voorlopige, onzekere en onvolledige woorden en tekst produceert - het begrip daarvan moet apart worden geverifieerd. Het systematisch variëren van de moeilijkheidsgraad van woorden, visueel of geschreven, helpt met het identificeren van de bijdrage van dit component als een barrière voor het verwerven van leesvaardigheid. d) Werkgeheugen als een determinant van zinsverwerking Een verscheidenheid van psychologische studies van het lezen toont aan dat de zin een natuurlijk onderbrekingspunt is bij het lezen van doorlopende tekst. Een vaardig lezer zal doorgaans pauzeren aan het eind van elke zin. Een verscheidenheid aan handelingen wordt typisch verricht, met inbegrip van het coderen van beweringen in de zin, het maken van anaforische gevolgtrekkingen, het relateren van betekeniseenheden aan achtergrondkennis en doorlopende modellen van het passagemodel, en 78 beslissen welke betekeniselementen vast te houden in het werkgeheugen. Zo vereist elke zin enige syntactische en semantische verwerking. Door het beheersen van de moeilijkheidsgraad van de vocabulaire in een zin (gemakkelijke of bekende woorden die de persoon kan herkennen en waarvan de betekenis bekend is), maar de syntactische complexiteit variërend, kan een indicator worden verkregen voor de vaardigheid van de persoon in de syntactische, grammaticale, (en semantische) verwerking van proza op verschillende niveaus van complexiteit. Dit proces hangt af van, of veronderstelt, een adequaat werkgeheugen, iets dat is aangetoond te ontbreken bij vele minder vaardige volwassenen in ontwikkelingslanden. Een 'digit span test' is opgenomen om te beoordelen of dit het geval is. e) Spelling Vaardig lezen is vloeiend (stil of hardop), maar vloeiendheid is meer een waarneembare eigenschap die voortkomt uit vaardig lezen. Vloeiendheid geeft aan dat de visuele woordidentificatieprocessen efficiënt de taalverwerkingssystemen (bijv. werkgeheugen) voeden om resultaat te produceren. De resultaten impliceren niet noodzakelijkerwijs de constructie van betekenis of begrip zoals we ons dat doorgaans voorstellen. Bijvoorbeeld, betekenisloze decodeerbare visuele woordrepresentaties in een grammaticaal bekend tekstpatroon kunnen voldoende informatie bieden om fonologische en syntactische representaties teweeg te brengen, resulterend in vloeiend gelezen koeterwaals - (een beoordelingstechniek die gebruikt zou kunnen worden). Vloeiendheid, evenwel, gedefinieerd als een relatief foutloos lezen van een eenvoudige passage op normale spreeksnelheid, is een solide indicator van de integratie van enkele basiscomponentvaardigheden. Aan de andere kant, tekortkomingen in nauwkeurigheid, snelheid of beide, suggereert moeilijkheden in andere subcomponenten. De taken helpen een profiel te identificeren van een of meer componenten die verdere ontwikkeling behoeven via leren en instructie en die daarom waren opgenomen als onderdeel van de LAMP-maten van componentvaardigheden. Deze maten van vloeiendheid waren niet beschikbaar voor gebruik in St Lucia en zijn daarom vervangen door een spellingtest. Spellingsvaardigheid is hang heel nauw samen met een vloeiende lezing van passages en de afname van de test duurt aanzienlijk korter. Onderzoekers zijn geneigd aan spelling te denken hoofdzakelijk als een resultaat van het verwerven van leesvaardigheid en niet zozeer als een determinant, maar de relatie is er ongetwijfeld een van tweerichtingsverkeer. De beoordeling voor respondenten met grotere lees- en schrijfvaardigheden De test die aan personen met grote vaardigheden wordt voorgelegd bestaat uit twee itemsets: Een set van algemene ALL-items die gebruikt worden voor het relateren van nationale lees-en schrijfvaardigheid en rekenkundige onderlegdheid aan bestaande internationale schalen. Dit kenmerk van de opzet bevredigt het doel van de benchmarking van nationale resultaten aan internationale standaarden. Een set nationaal specifieke items ontwikkeld door de Nationale Projectteams (NPT's) die dienen om: de vaardigheid ten aanzien van welk nationaal item ook te relateren aan de internationale schalen; - de representatie van items met nationale context te vergroten; en 79 - NPT's een diepgaand begrip te geven van hoe de testitems gerelateerd zijn aan de onderliggende theorie en het proces van itemontwikkeling. 80 Bijlage C: Onderzoeksformulieren en documenten (zie aanhangsel) 81 Bijlage D: Vragenlijst voor de debriefing van de interviewer (zie aanhangsel) 82 Bijlage E: Opdrachten rond het leescomponent (zie aanhangsel) 83