oorspronkelijke stukken Psychische en lichamelijke gezondheidsproblemen van en gebruik van zorg door Afghaanse, Iraanse en Somalische asielzoekers en vluchtelingen* A.A.M.Gerritsen, W.Devillé, F.A.H.van der Linden, I.Bramsen, L.H.M.van Willigen, J.E.J.M.Hovens en H.M.van der Ploeg Zie ook het artikel op bl. 1963. Doel. Vaststellen van de prevalentie van psychische en lichamelijke klachten, en het gebruik van zorg onder volwassen asielzoekers en erkende vluchtelingen uit Afghanistan, Iran en Somalië, in Nederland. Opzet. Dwarsdoorsnedeonderzoek. Methode. Asielzoekers werden benaderd in 14 asielzoekerscentra en vluchtelingen in 3 gemeenten (Arnhem, Leiden en Zaanstad). Tijdens een interview in de eigen taal werden aan hen vragen voorgelegd met betrekking tot: algemene gezondheid, chronische aandoeningen, posttraumatische stressstoornissen (PTSS), depressie- dan wel angstsymptomen, zorggebruik (ten aanzien van medicijnen, ziekenhuisopname; bij huisarts, medisch specialisten, hulpverleners in de geestelijke gezondheidszorg) en achtergrondgegevens. Resultaten. In totaal werden 232 asielzoekers en 178 vluchtelingen geïnterviewd (respons: 89 respectievelijk 59%). Van hen waren 142 (61%) respectievelijk 99 (56%) man en de gemiddelde leeftijd was 34,4 (SD: 11,0) respectievelijk 40,3 (SD: 13,3) jaar. In vergelijking met vluchtelingen rapporteerden asielzoekers vaker een slechte algemene gezondheid (42 respectievelijk 59%), meer symptomen van depressie dan wel angst (39 respectievelijk 68%) en meer symptomen van PTSS (11 respectievelijk 28%). Wat betreft zorggebruik werden er geen verschillen gevonden tussen beide groepen. Conclusie. Asielzoekers hadden meer gezondheidsproblemen dan vluchtelingen, maar rapporteerden niet meer zorggebruik. Verder onderzoek is gewenst om de vraag te kunnen beantwoorden of de gezondheidszorg voldoende toegankelijk is voor asielzoekers. Ned Tijdschr Geneeskd. 2006;150:1983-9 Hoewel er sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw al vluchtelingen naar Nederland komen, zijn er slechts enkele epidemiologische studies uitgevoerd onder deze doelgroep.1-5 Dit terwijl er onder organisaties die betrokken zijn bij de zorgverlening aan deze groepen grote behoefte bestaat aan gegevens over gezondheidsproblemen en zorggebruik. De meeste (inter)nationale studies richten zich op psychische klachten (posttraumatische stressstoornissen (PTSS), depressie en angst) en determinanten hiervan.6 Onderzoek naar lichamelijke klachten en zorggebruik is er in beperkte mate.4 5 7-10 Bovendien richten de meeste studies zich slechts op één land van herkomst, en op asielzoekers óf vluchtelingen, terwijl informatie over gezondheidsverschillen en verschillen in zorggebruik tussen asielzoekers én vluchtelingen belangrijk is voor beleid, preventie en curatie. Alhoewel zowel asielzoekers als vluchtelingen gevlucht zijn uit hun land en mogelijk traumatische ervaringen hebben doorgemaakt in het land van herkomst of tijdens de vlucht, verschillen zij in een aantal opzichten van elkaar. Vluchtelingen hebben een verblijfsstatus, waardoor zij zich hebben kunnen vestigen in Nederland. Zij wonen al een aantal jaren hier en hebben mogelijk werk gevonden en een sociaal net- * raal Geneeskundig Onderzoek; EMGO); mw.F.A.H.van der Linden, gezondheidswetenschapper; mw.dr.I.Bramsen, medisch psycholoog (tevens: EMGO); hr.prof.dr.H.M.van der Ploeg, gezondheidszorgpsycholoog (tevens: EMGO). Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg (NIVEL), Utrecht. Hr.dr.W.Devillé, arts-epidemioloog. Consultancy Gezondheidszorg Vluchtelingen en Mensenrechten, Amsterdam. Mw.dr.L.H.M.van Willigen, arts. DeltaBouman Psychiatrisch Ziekenhuis, Poortugaal. Hr.prof.dr.J.E.J.M.Hovens, psychiater. Correspondentieadres: mw.dr.A.A.M.Gerritsen ([email protected]). Dit onderzoek werd eerder gepubliceerd in BMC Public Health (2004; 4:7) met als titel ‘Health and health care utilisation among asylum seekers and refugees in the Netherlands: design of a study’, in Social Psychiatry and Psychiatric Epidemiology (2006;41:18-26) met als titel ‘Physical and mental health of Afghan, Iranian and Somali asylum seekers and refugees living in the Netherlands’ en in het European Journal of Public Health (2006;16:394-9) met als titel ‘Use of health care services by Afghan, Iranian, and Somali refugees and asylum seekers living in the Netherlands’. VU Medisch Centrum, afd. Medische Psychologie, Van der Boechorststraat 7, kamer D342, 1081 BT Amsterdam. Mw.dr.A.A.M.Gerritsen, epidemioloog (tevens: Instituut voor Extramu- Ned Tijdschr Geneeskd. 2006 9 september;150(36) 1983 werk opgebouwd. Voor asielzoekers is het verkrijgen van een verblijfsstatus onzeker, en daarmee hun hele toekomst. Zij zijn nog niet zo lang in Nederland, hebben mogelijk recent traumatische ervaringen meegemaakt, wonen meestal in een asielzoekerscentrum (AZC) en mogen niet werken. Enerzijds zou men verwachten dat asielzoekers meer psychische klachten hebben gezien hun recentere vluchtgeschiedenis en het onzekere verblijf in Nederland. Maar anderzijds zou het ook mogelijk kunnen zijn dat juist vluchtelingen meer psychische klachten hebben, bijvoorbeeld door de langdurige asielprocedure,3 of doordat zij problemen ervaren met de integratie in de Nederlandse maatschappij. Verder is de verwachting dat asielzoekers meer lichamelijke klachten hebben dan vluchtelingen, omdat zij recent uit gebieden komen met minder (toegankelijke) gezondheidszorg, waardoor zij mogelijk klachten hebben die niet behandeld zijn. Daarnaast zijn er mogelijk lichamelijke klachten die samenhangen met de reden tot vluchten of het gevolg van de vlucht zelf zijn. Verder uiten (gedwongen) migranten psychosociale klachten vaak in eerste instantie in lichamelijke klachten (somatisatie), maar naarmate mensen langer in Nederland verblijven, passen zij zich aan aan de Nederlandse cultuur en vindt er minder somatisatie plaats. Wat betreft het zorggebruik is het zo dat vluchtelingen direct toegang hebben tot de reguliere medische zorg, terwijl van asielzoekers verwacht wordt dat zij altijd eerst naar de praktijkverpleegkundige van de Medische Opvang Asielzoekers (MOA) gaan. Mogelijk heeft de andere organisatie van het zorgsysteem gevolgen voor het zorggebruik van beide groepen. Daarom hebben wij een grootschalige epidemiologische studie uitgevoerd naar de prevalentie van zowel psychische als lichamelijke klachten bij, en het gebruik van zorg door volwassen asielzoekers én vluchtelingen afkomstig uit drie landen (Afghanistan, Iran en Somalië). populatie en methode Het onderzoek werd in de periode 1 juni 2003-30 maart 2004 gehouden onder volwassen (C 18 jaar) asielzoekers en vluchtelingen uit Afghanistan, Iran en Somalië. Onder asielzoekers worden hier verstaan diegenen die nog in de procedure zitten voor het verkrijgen van een verblijfsstatus, relatief kort in Nederland zijn en meestal in een AZC wonen. Met vluchtelingen worden hier diegenen bedoeld die wel een verblijfsstatus hebben en over het algemeen al langere tijd in Nederland verblijven. Voor Afghanistan, Iran en Somalië is gekozen, omdat deze landen op 1 september 2002 op plaats 2, 5 en 7 stonden in de top 10 van landen van herkomst van bewoners van AZC’s (met respectievelijk 7105, 4509 en 3888 bewoners; bron: Immigratieen Naturalisatiedienst. Rapportage vreemdelingenketen mei-augustus 2002. Den Haag, 2002), en omdat er ook 1984 veel vluchtelingen uit deze landen in Nederland wonen (op 1 januari 2002: 28.448 Afghanen, 22.998 Iraniërs en 21.071 Somaliërs; bron: Centraal Bureau voor de Statistiek. StatLine Databank. Heerlen/Voorburg, 2002). Asielzoekers werden benaderd in 14 AZC’s die op basis van toeval geselecteerd werden uit de 46 AZC’s in West-, Midden- en Oost-Nederland. Om vluchtelingen te kunnen benaderen, werden bij de gemeenten Arnhem, Leiden en Zaanstad steekproeven uit de gemeentelijke basisadministratie opgevraagd. Per familie (AZC’s) of adres (gemeenten) werd op basis van toeval 1 persoon geselecteerd voor deelname aan de studie. Het doel was om 100 asielzoekers en 100 vluchtelingen per land van herkomst te interviewen. Geselecteerde personen kregen eerst een brief toegestuurd en daarna werden zij op maximaal 3 tijdstippen benaderd door 1 van de 33 getrainde interviewers, die afkomstig waren uit de 3 landen. Nadat er mondeling ‘informed consent’ was gegeven door de respondenten, werd hun een vragenlijst in de eigen taal aangeboden (verkregen door een proces van heen- en terugvertalen van de Nederlandse lijst). De medisch-ethische toetsingscommissie van het VU Medisch Centrum, Amsterdam, heeft toestemming gegeven voor het uitvoeren van het onderzoek. In het interview werd aan de respondenten gevraagd een inschatting te geven van de eigen gezondheid met behulp van de eerste vraag van de ‘Short form health survey-36’.11 Voor de analysen werd het oordeel gedichotomiseerd in ‘goed’ (uitstekend, zeer goed, goed) versus ‘slecht’ (matig, slecht). De aanwezigheid van chronische aandoeningen werd gemeten met een lijst van het Centraal Bureau voor de Statistiek.12 De respondenten moesten voor 19 ziekten aangeven of zij deze in de afgelopen 12 maanden hadden gehad en op basis hiervan werd het aantal respondenten met meer dan één chronische aandoening berekend. De ‘Harvard trauma questionnaire’ (HTQ) werd gebruikt om de ernst van PTSS in de voorafgaande week te meten (1 = ‘helemaal geen last’ tot 4 = ‘zeer veel last’).13 Een gemiddelde itemscore van C 2,5 op de 16 items, die zijn afgeleid van de DSM IV-criteria, is indicatief voor de diagnose ‘PTSS’. Om de ernst van de depressie- dan wel angstsymptomen in de voorafgaande week te meten, werd de ‘Hopkins symptoms checklist’ (HSCL-25) gebruikt.14 De antwoordmogelijkheden zijn vergelijkbaar met die van de HTQ en als afkappunt werd een gemiddelde itemscore van > 1,75 gehanteerd. Daarnaast werd aan de respondenten gevraagd of zij in de afgelopen 2 maanden contact hadden gehad met de huisarts of met medisch specialisten, in het afgelopen jaar opgenomen waren geweest in een ziekenhuis of contact hadden gehad met hulpverleners van de geestelijke gezondheidszorg (GGZ), en of zij de afgelopen 2 weken medicijnen hadden gebruikt.12 15 Ook werden achtergrondgegevens verzameld met betrekking tot land van herkomst, geslacht, leeftijd, burgerlijke staat, opleidingsniveau, verblijfsduur in Neder- Ned Tijdschr Geneeskd. 2006 9 september;150(36) land, aantal meegemaakte traumatische ervaringen (gemeten met de HTQ), score voor postmigratiestress (eigen lijst met 18 items; hoe hoger de score, hoe meer stress), score voor ervaren sociale steun (eigen lijst met 6 vragen; hoe hoger de score, hoe meer sociale steun) en de mate waarin iemand zich thuis voelde in Nederland (‘erg veel/redelijk veel’ versus ‘een beetje/helemaal niet’). De validiteit en betrouwbaarheid van de meetinstrumenten werden niet getest voor deze specifieke onderzoekspopulatie. De HTQ en HSCL-25 zijn echter veelgebruikte instrumenten in vluchtelingenstudies, waarbij dezelfde afkappunten zijn gebruikt.16 Deze instrumenten bleken in verschillende culturen adequaat symptomen van PTSS, depressie of angst te meten.17 De andere meetinstrumenten zijn in verschillende bevolkingsonderzoeken gebruikt, ook onder niet-westerse migranten.15 Verschillen tussen asielzoekers en vluchtelingen in achtergrondgegevens werden nagegaan door middel van de t-toets en de χ2-toets. De χ2-toets werd tevens gebruikt om (ongecorrigeerde) verschillen in gezondheidsproblemen en zorggebruik tussen de twee groepen te toetsen. Voorts werden met behulp van multivariate logistischeregressieanalyse (gecorrigeerde) oddsratio’s (OR’s) en 95%-BI’s berekend, waarbij duidelijk wordt hoe de verschillen tussen de asielzoekers en de vluchtelingen zijn wanneer gecorrigeerd is voor verschillen in achtergrondkenmerken. Deze oddsratio’s dienen geïnterpreteerd te worden als maat van samenhang en niet als relatief risico. Een uitvoerige beschrijving van de opzet van het onderzoek is elders gepubliceerd.6 resultaten In de onderzoeksperiode werden 479 vluchtelingen in de verschillende gemeenten benaderd. Er voldeden 34 vluchtelingen niet aan de inclusiecriteria (zij waren jonger dan 18 jaar of niet afkomstig uit 1 van de 3 landen of niet als vluchteling naar Nederland gekomen) en 144 konden niet bereikt worden. Verder wilden 123 vluchtelingen niet geïnterviewd worden, met name omdat zij geen tijd hadden of niet geïnteresseerd waren. Uiteindelijk werden 178 vluchtelingen geïnterviewd (59% van de 301 vluchtelingen die aan de inclusiecriteria voldeden en bereikt konden worden; 40% van de 445 vluchtelingen die aan de inclusiecriteria voldeden en benaderd werden). In de AZC’s werden 391 asielzoekers benaderd, van wie 1 jonger dan 18 jaar was en er 128 niet bereikt konden worden. Er wilden 30 asielzoekers niet geïnterviewd worden. In totaal werden er 232 asielzoekers geïnterviewd (89% van de 262 asielzoekers die aan de inclusiecriteria voldeden en bereikt konden worden; 59% van de 390 asielzoekers die aan de inclusiecriteria voldeden en benaderd werden). De respondenten en degenen die niet bereikt konden worden, verschilden niet in leeftijd of geslacht. Responden- ten en non-respondenten (degenen die wel bereikt werden, maar niet geïnterviewd wilden worden) verschilden niet in leeftijd, maar onder vluchtelingen waren mannen iets vaker niet bereid tot deelname. In tabel 1 zijn de kenmerken van de studiepopulatie gepresenteerd. In beide groepen zaten meer mannen dan tabel 1. Kenmerken van de studiepopulatie: vluchtelingen en asielzoekers uit Afghanistan, Iran en Somalië, in Nederland; 1 juni 2003-30 maart 2004* kenmerk land van herkomst Somalië Afghanistan Iran geslacht man vrouw gemiddelde leeftijd in jaren (SD) burgerlijke staat gescheiden nooit getrouwd samenwonend of getrouwd weduwe of weduwnaar opleiding beroepsopleiding of hogeschool/ universiteit middelbare school geen school, religieuze school of basisschool gemiddelde verblijfsduur in Nederland in jaren (SD) gemiddeld aantal meegemaakte traumatische ervaringen (SD)† vluchtelingen asielzoekers (n = 178) (n = 232) 25 (14) 90 (51) 63 (35) 62 (27) 116 (50) 54 (23) 99 (56) 79 (44) 40,3 (13,3) 142 (61) 90 (39) 34,4 (11,0) 25 (14) 36 (20) 110 (62) 7 (4) 15 (7) 64 (28) 142 (62) 10 (4) (n = 231) 92 (52) 59 (33) 67 (29) 83 (36) 27 (15) 82 (35) 8,8 (4,1) 3,4 (1,6) 5,3 (3,6) (n = 172) 6,8 (3,7) (n = 212) gemiddelde score voor postmigratiestress in de voorafgaande week (SD)‡ 1,6 (0,4) (n = 162) gemiddelde somscore voor ervaren sociale steun (SD)§ 4,8 (1,5) (n = 177) zich thuis voelen in Nederland erg veel/redelijk veel 130 (73) een beetje/niet 48 (27) 2,3 (0,5) (n = 119) 3,6 (2,0) (n = 227) 119 (52) 112 (49) (n = 231) *De weergeven getallen zijn aantallen (%) respondenten, tenzij anders is aangegeven. De aantallen zijn gelijk aan de groepstotalen, tenzij anders aangegeven. †Gemeten met de ‘Harvard trauma questionnaire’; uitersten: 0-17.13 ‡Gemeten met een eigen lijst met 18 items; elk item werd gescoord op een schaal van 1 (‘helemaal geen last’)-4 (‘zeer veel last’) en de totale score werd gedeeld door 18 om de gemiddelde score per persoon (uitersten: 1-4) te berekenen. §Gemeten met een eigen lijst met 6 vragen; uitersten: 0-6; hoe hoger de score, hoe meer sociale steun. Ned Tijdschr Geneeskd. 2006 9 september;150(36) 1985 vrouwen. De vluchtelingen waren ouder dan de asielzoekers en verbleven al langere tijd in Nederland. De asielzoekers waren vaker nooit getrouwd dan de vluchtelingen en andersom waren de vluchtelingen vaker gescheiden, maar in beide groepen was de meerderheid getrouwd of samenwonend. Meer dan een derde van de asielzoekers had als opleidingsniveau basisschool of lager, terwijl de helft van de vluchtelingen een beroeps-, hogeschool- of universitaire opleiding had voltooid. Asielzoekers rapporteerden meer traumatische ervaringen meegemaakt te hebben, hadden meer postmigratiestress en minder sociale steun, en voelden zich minder goed thuis in Nederland. De prevalentiecijfers van de gezondheidsproblemen en het zorggebruik staan in tabel 2. Asielzoekers hadden over het algemeen meer gezondheidsproblemen dan vluchtelingen: vaker een slechte algemene gezondheid, meer symptomen van depressie of angst, en meer symptomen van PTSS (hoewel net niet statistisch significant na correctie voor achtergrondgegevens). Alleen voor de chronische aandoeningen werd geen verschil tussen beide groepen gevonden (mediaan: 1; P25-P75: 0-3). De door asielzoekers frequentst gerapporteerde chronische aandoeningen waren: ernstige en hardnekkige rugklachten (87/232; 38%), migraine of ernstige hoofdpijn (88/230; 38%) en ernstige aandoeningen van de nek of schouder (74/232; 32%). Voor vluchtelingen waren dit: ernstige aandoeningen van de nek of schouder (63/178; 35%), andere ernstige of hardnekkige aandoeningen van de elleboog, pols of hand (47/176; 27%) en ernstige en hardnekkige rugklachten (47/178; 26%). Wat betreft gerapporteerd zorggebruik werden er geen verschillen tussen beide groepen gevonden. Voor de hele studiepopulatie was de mediaan 0 (P25-P75: 0-2) voor aantal bezoeken aan een huisarts in de afgelopen 2 maanden. De frequentst gerapporteerde medicijnen die de respondenten gebruikt hadden in de afgelopen 2 maanden waren: pijn- en koortswerende middelen (163/240; 68%), slaap- en kalmeringsmiddelen (53/240; 22%), medicijnen voor maag- en darmklachten (43/240; 18%), vitaminen en mineralen (40/240; 17%) en antidepressiva (34/240; 14%). Iraniërs hadden meer chronische aandoeningen dan Somaliërs, en Afghanen en Iraniërs hadden ten opzichte van Somaliërs meer symptomen van PTSS en van depressie of angst. Wat betreft zorggebruik bezochten Afghanen vaker de huisarts dan Somaliërs, maakten Iraniërs meer gebruik van GGZ-voorzieningen dan Somaliërs, en zowel Afghanen als Iraniërs gebruikten meer medicatie dan Somaliërs. Uitgebreide beschrijvingen van deze en andere resultaten van het onderzoek zijn elders gepubliceerd.18 19 tabel 2. Prevalentie (%) van gezondheidsproblemen en gebruik van gezondheidszorg bij vluchtelingen en asielzoekers uit Afghanistan, Iran en Somalië, in Nederland; 1 juni 2003-30 maart 2004 gezondheidsproblemen slechte algemene gezondheid > 1 chronische aandoening in voorafgaande jaar PTSS-symptomen in voorafgaande week depressie- of angstsymptomen in voorafgaande week zorggebruik huisartsbezoek in voorafgaande 2 maanden bezoek aan een medisch specialist in voorafgaande 2 maanden ziekenhuisopname in voorafgaande jaar contact met een hulpverlener van de geestelijke gezondheidszorg in voorafgaande jaar medicijngebruik in voorafgaande 2 weken vluchtelingen (n = 178) asielzoekers (n = 232) p* OR (95%-BI)† 74 (42) (n = 176) 79 (47) (n = 170) 18 (11) (n = 170) 65 (39) (n = 165) 137 (59) (n = 232) 104 (48) (n = 215) 63 (28) (n = 224) 145 (68) (n = 213) 0,001 1,85 (1,06-3,25) 0,71 1,25 (0,70-2,22) < 0,0001 2,49 (0,99-6,26) < 0,0001 2,63 (1,41-4,93) 88 (50) (n = 177) 35 (20) (n = 176) 21 (12) (n = 174) 17 (10) (n = 176) 107 (61) (n = 177) 101 (46) (n = 219) 48 (23) (n = 213) 28 (12) (n = 230) 35 (15) (n = 227) 134 (58) (n = 232) 0,48 0,81 (0,42-1,56) 0,53 1,12 (0,50-2,51) 0,97 0,81 (0,32-2,09) 0,09 1,00 (0,34-2,90) 0,58 0,70 (0,35-1,40) PTSS = posttraumatische stressstoornis. *p-waarde voor het verschil tussen vluchtelingen en asielzoekers (χ2-toets). †De vluchtelingen vormden de referentiegroep. De oddsratio’s zijn gecorrigeerd voor: land van herkomst, geslacht, leeftijd, burgerlijke staat, opleiding, aantal meegemaakte traumatische ervaringen, gemiddelde score voor postmigratiestress, somscore voor sociale steun, en zich thuis voelen in Nederland. 1986 Ned Tijdschr Geneeskd. 2006 9 september;150(36) beschouwing In deze studie hadden asielzoekers over het algemeen meer gezondheidsproblemen dan vluchtelingen. Blijkbaar zorgen de recentere vluchtgeschiedenis en het onzekere verblijf in Nederland ervoor dat zij meer psychische klachten hadden dan vluchtelingen, die mogelijk een langdurige asielprocedure doorgemaakt hadden en misschien problemen hadden ervaren met de integratie in de Nederlandse maatschappij. Verder wordt de verwachting dat asielzoekers meer lichamelijke klachten hebben dan vluchtelingen niet ondersteund door de resultaten. Ook werden er geen verschillen in zelf gerapporteerd zorggebruik gevonden tussen beide groepen, hoewel asielzoekers meer psychische klachten rapporteren. In alle drie de etnische groepen werd gevonden dat asielzoekers over het algemeen meer gezondheidsproblemen hadden dan vluchtelingen en dat er geen verschil bestaat in zorggebruik. Om die reden zullen de onderzoeksresultaten naar verwachting ook gelden voor andere groepen asielzoekers en vluchtelingen, al zullen er tussen verschillende etnische groepen wel specifieke verschillen bestaan in de prevalentiecijfers zelf, zoals die ook binnen deze studie gevonden zijn (data elders gepubliceerd).18 19 Er is veel gedaan om een zo representatief mogelijke steekproef te verkrijgen van alle vluchtelingen en asielzoekers uit de drie landen van herkomst.6 Ondanks alle inspanningen was het aantal vluchtelingen dat niet bereikt kon worden of niet geïnterviewd wilde worden tamelijk hoog. Dit is een veelvoorkomend probleem in studies onder asielzoekers en vluchtelingen in Nederland.2 3 5 Welke gevolgen de non-respons voor de onderzoeksresultaten heeft, is moeilijk te voorspellen. Mogelijk zijn de actiefste en gezondste vluchtelingen niet geïncludeerd in het onderzoek, omdat zij moeilijker te bereiken zijn. In dat geval zou het werkelijke verschil tussen asielzoekers en vluchtelingen wat betreft gezondheid nog groter kunnen zijn dan dat nu gevonden is. Psychische problemen. De prevalentiecijfers voor PTSS, depressie- dan wel angstsymptomen onder asielzoekers of vluchtelingen die in de (inter)nationale literatuur gerapporteerd worden, variëren sterk.6 Studies zijn onderling moeilijk vergelijkbaar door verschillen in studiepopulatie en gebruikte instrumenten. In een studie onder 54 volwassen Somalische asielzoekers die woonden in 4 AZC’s in Nederland (65% korter dan 6 maanden) werden prevalentiecijfers gevonden voor PTSS (HTQ) en depressie- en angstsymptomen (HSCL-25) van respectievelijk 32, 63 en 36%.5 In de huidige studie waren deze percentages voor de groep Somalische asielzoekers respectievelijk 19 (11/57), 60 (30/50) en 29 (16/56). De prevalentiecijfers voor depressie en angst waren dus vergelijkbaar, maar de prevalentie van PTSS was iets lager. Onder 51 volwassen Afghaanse vluchtelingen die gemiddeld bijna 4 jaar in Nederland woonden, werden op basis van het ‘Composite international diagnostic interview’ (CIDI) de volgende prevalentiecijfers gevonden voor PTSS, depressieve stoornis en gegeneraliseerde angststoornis: 35, 57 en 12%.1 In de huidige studie werden in de groep Afghaanse asielzoekers de volgende percentages gevonden: 25 (29/114), 50 (53/106) en 39 (44/112). De prevalentiecijfers gevonden voor PTSS en depressie waren dus vergelijkbaar, maar de prevalentie van angst was in de huidige studie veel hoger. Tenslotte werden in een studie onder 86 Iraanse en 70 Turkse asielzoekers en vluchtelingen, van wie 70% korter dan een jaar in Nederland verbleef, prevalentiecijfers gevonden voor de diagnose ‘PTSS’ en ‘depressie’ van respectievelijk 11 en 4%.4 In de huidige studie werden in de groep Iraanse asielzoekers voor zowel PTSS als depressiesymptomen percentages van 43 (23/53) gevonden, en voor depressiesymptomen een percentage van 78 (38/49), die beide dus veel hoger zijn. Algemene gezondheid, lichamelijke klachten en zorggebruik. Voor algemene gezondheid, lichamelijke klachten en zorggebruik zijn geen bruikbare vergelijkingsgegevens beschikbaar uit onderzoek onder vluchtelingen en asielzoekers. Om die reden vergelijken wij deze resultaten met die van de ‘Tweede nationale studie’ van het Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg (NIVEL), waarin resultaten voor autochtonen en niet-westerse migranten beschreven staan.20 Er moet wel rekening gehouden worden met het feit dat de 3 groepen – autochtonen, niet-westerse migranten en asielzoekers dan wel vluchtelingen – verschillen in achtergrondgegevens, zoals leeftijd, geslacht en opleidingsniveau. De algemene gezondheid van vluchtelingen (42% (74/176) met een slechte algemene gezondheid) is vergelijkbaar met die van niet-westerse migranten (39%), maar minder goed dan die van autochtonen (18%). Asielzoekers en vluchtelingen rapporteerden vaker meer dan 1 chronische aandoening gehad te hebben (48%) dan autochtonen (30%) en het gemiddelde aantal chronische aandoeningen bij asielzoekers en vluchtelingen (2,0; SD: 2,3) was hoger dan dat van de niet-westerse migranten (1,5; SD: 2,0). Prevalentiecijfers voor contact met de huisarts zijn vergelijkbaar voor alle drie de groepen (asielzoekers dan wel vluchtelingen 48%, niet-westerse migranten 51% en autochtonen 42%), maar het gemiddelde aantal contacten lijkt wat lager voor asielzoekers dan voor vluchtelingen (0,96; SD: 1,39) in vergelijking met autochtonen (1,7; SD: 1,24) en nietwesterse migranten (2,2; SD 1,86). Asielzoekers en vluchtelingen rapporteerden vaker opgenomen te zijn geweest in een ziekenhuis (12%) dan autochtonen (7%) en niet-westerse migranten (8%). Asielzoekers en vluchtelingen hadden ongeveer evenveel contact gehad met GGZ-hulpverleners (13%) als niet-westerse migranten (11%), maar vaker dan autochtonen (6%). Ned Tijdschr Geneeskd. 2006 9 september;150(36) 1987 Conclusie. Voor organisaties die zorg verlenen aan asielzoekers en vluchtelingen biedt deze studie een overzicht van de frequentie waarmee verschillende gezondheidsproblemen vóórkomen onder deze doelgroepen. Zij kunnen deze informatie gebruiken om het zorgaanbod op af te stemmen. Maar ook geven de resultaten aanleiding tot vragen over de toegankelijkheid van de zorg. Zowel asielzoekers als vluchtelingen rapporteerden veel gezondheidsproblemen, maar bezochten weinig de huisarts in vergelijking met autochtonen. Verder was de prevalentie van psychische problemen hoog, met name onder asielzoekers, en was het gebruik van de GGZ relatief laag. Mogelijk ondervonden asielzoekers (en vluchtelingen) problemen als gevolg van cultuuren taalverschillen en zouden betrokken zorgverleners en organisaties moeten proberen de toegankelijkheid te verbeteren. Onderzoek van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) kon niet bevestigen dat de toegankelijkheid van de zorg voor asielzoekers te wensen overlaat. De IGZ uitte echter wel haar zorgen over enige risicofactoren voor de toegankelijkheid, zoals de slechte bereikbaarheid van de MOA buiten spreekuurtijden en het feit dat soms alleen telefonische consultatie van de MOA of huisarts mogelijk is.21 De resultaten van de huidige studie geven aan dat verder onderzoek gewenst is naar de vraag of de zorg voldoende toegankelijk is voor asielzoekers. 6 Belangenconflict: geen gemeld. Financiële ondersteuning: ZonMw-programma ‘Preventie’ (projectnummer 2100.0097). 17 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 18 Aanvaard op 8 mei 2006 19 20 21 Literatuur 1 2 3 4 5 Gernaat HBPE, Malwand AD, Laban CJ, Komproe IH, Jong JTVM de. Veel psychiatrische stoornissen bij Afghaanse vluchtelingen met verblijfsstatus in Drenthe, met name depressieve stoornis en posttraumatische stressstoornis. Ned Tijdschr Geneeskd. 2002;146:1127-31. Heuvel WJ van den. Health status of refugees from former Yugoslavia: descriptive study of the refugees in the Netherlands. Croat Med J. 1998;39:356-60. Laban CJ, Gernaat HB, Komproe IH, Schreuders BA, Jong JT de. Impact of a long asylum procedure on the prevalence of psychiatric disorders in Iraqi asylum seekers in the Netherlands. J Nerv Ment Dis. 2004;192:843-51. Willigen LH van, Hondius AJ, Ploeg HM van der. Health problems of refugees in the Netherlands. Trop Geogr Med. 1995;47:118-24. Roodenrijs TC, Scherpenzeel RP, Jong JTVM de. Traumatische ervaringen en psychopathologie onder Somalische vluchtelingen in Nederland. Tijdschrift voor Psychiatrie. 1998;40:132-42. 1988 Gerritsen AA, Bramsen I, Deville W, Willigen LH van, Hovens JE, Ploeg HM van der. Health and health care utilisation among asylum seekers and refugees in the Netherlands: design of a study. BMC Public Health. 2004;4:7. Redwood-Campbell L, Fowler N, Kaczorowski J, Molinaro E, Robinson S, Howard M, et al. How are new refugees doing in Canada? Comparison of the health and settlement of the Kosovars and Czech Roma. Can J Public Health. 2003;94:381-5. Cheung P, Spears G. Illness aetiology constructs, health status and use of health services among Cambodians in New Zealand. Aust N Z J Psychiatry. 1995;29:257-65. Strand PJ, Jones jr W. Health service utilization by Indochinese refugees. Med Care. 1983;21:1089-98. Oort M van, Deville W, Bakker DH de. Monitoring huisartsenzorg aan asielzoekers. Utrecht: Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg; 2001. McHorney CA, Ware jr JE, Raczek AE. The MOS 36-item short-form health survey (SF-36): II. Psychometric and clinical tests of validity in measuring physical and mental health constructs. Med Care. 1993; 31:247-63. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Permanent onderzoek leefsituatie (POLS). Voorburg: CBS; 2002. Mollica RF, Caspi-Yavin Y, Lavelle J, Tor S, Yang T, Chan S, et al. Harvard trauma questionnaire (HTQ): manual Cambodian, Laotian and Vietnamese versions. Torture. 1996;6(Suppl 1):19-33. Mollica RF, Wyshak G, de Marneffe D, Tu B, Yang T, Khuon F, et al. Hopkins symptoms checklist 25 (HSCL-25): manual Cambodian, Laotian and Vietnamese versions. Torture. 1996;6(Suppl 1):35-42. Schellevis FG, Westert GP, Bakker DH de, Groenewegen PP, Zee J van der, Bensing JM. De Tweede nationale studie naar ziekten en verrichtingen in de huisartsenpraktijk: aanleiding en methoden. Huisarts Wet. 2003;46:7-12. Hollifield M, Warner TD, Lian N, Krakow B, Jenkins JH, Kesler J, et al. Measuring trauma and health status in refugees: a critical review. JAMA. 2002;288:611-21. Kleijn WChr, Hovens JEJM, Rodenburg JJ, Rijnders RJP. Psychiatrische symptomen bij vluchtelingen aangemeld bij het psychiatrisch centrum De Vonk. Ned Tijdschr Geneeskd. 1998;142:1724-8. Gerritsen AA, Bramsen I, Deville W, Willigen LH van, Hovens JE, Ploeg HM van der. Physical and mental health of Afghan, Iranian and Somali asylum seekers and refugees living in the Netherlands. Soc Psychiatry Psychiatr Epidemiol. 2006;41:18-26. Gerritsen AA, Bramsen I, Deville W, Willigen LH van, Hovens JE, Ploeg HM van der. Use of health care services by Afghan, Iranian, and Somali refugees and asylum seekers living in the Netherlands. Eur J Public Health. 2006;16:394-9. Lindert H van, Droomers M, Westert GP. Tweede nationale studie naar ziekten en verrichtingen in de huisartspraktijk. Een kwestie van verschil: verschillen in zelf-gerapporteerde leefstijl, gezondheid en zorggebruik. Utrecht: Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg; 2004. Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ). Toegankelijkheid huisartsenzorg asielzoekers. Den Haag: IGZ; 2003. Abstract Mental and physical health problems of and the use of healthcare by Afghan, Iranian and Somali asylum seekers and refugees Objective. To estimate the prevalence rates of mental and physical health problems and the use of healthcare services among adult asylum seekers and recognised refugees from Afghanistan, Iran and Somalia in the Netherlands. Design. Cross-sectional study. Method. Asylum seekers were approached in 14 reception centres and refugees were interviewed in 3 municipalities (Arnhem, Leiden and Zaanstad). Respondents were interviewed in their own language and asked questions pertaining to: general health, chronic complaints, symptoms of post-traumatic stress disorder (PTSD), symptoms of depression/ Ned Tijdschr Geneeskd. 2006 9 september;150(36) anxiety, the use of healthcare services (general practitioner, medical specialists, hospitalisation, mental-health services, medication) and background variables. Results. A total of 232 asylum seekers and 178 refugees participated (response rates of 89% and 59%, respectively). Of these, 142 (61%) and 99 (56%), respectively were males and the average age was 34.4 (SD: 11.0) and 40.3 (SD: 13.3) years, respectively. Compared to refugees, asylum seekers more often considered their health to be poor (42% and 59%, respectively), had more symptoms of depression/anxiety (39% and 68%, respectively), and had more symptoms of PTSD (11% and 28%, respectively). No differences were found between refugees and asylum seekers in the self-reported use of healthcare services. Conclusion. This study showed that asylum seekers have more health problems than refugees, but that there are no differences in the selfreported use of healthcare services. More research is needed to answer the question if asylum seekers have sufficient access to the healthcare system. Ned Tijdschr Geneeskd. 2006;150:1983-9 Ned Tijdschr Geneeskd. 1906;50II:1519. Ned Tijdschr Geneeskd. 2006 9 september;150(36) 1989