ELEKTRICITEIT A ELEKTROSTATICA B BEGRIPPEN C METEN D WEERSTAND REVISITED E COMBINATIESCHAKELINGEN F SOMMMEN SPIEKBRIEFJE Spanning = afgegeven energie per lading Stroom = passerende lading per sec Aantal elektronen Weerstand Vermogen = Q e elektronen per seconde stroomstopper = afgegeven energie per sec P stroom I A I B IC I spanning U AB U BC U CD U tot R1 stroom I1 I 2 I 3 I R2 spanning U1 U 2 U 3 U Serie R1 n R2 R3 E el Q Q I t n I t e U R I U E el Eel Q . U .I t Q t Rtot R1 R2 R3 Parallel R3 1 1 1 1 Rtot R1 R2 R3 ELEKTRICITEIT Aat A ELEKTROSTATICA 1 GESCHIEDENIS 1 Stukjes barnsteen met een doek laden (wrijven) Elektriciteitsbronnen: 2 Het wrijven optimaliseren door draaien (elektriseermachine) 1 Laden door wrijven met doeken 2 Elektriseermachine 3 vanvan Volta 3 Zuil Zuil Volta (batterij) (eerste batterij) 4 Generator met bewegende magneten 4 Bewegende magneten voor spoel (generator) VIDEO GESCHIEDENIS ELECTRICITEIT 2 TWEE SOORTEN ELEKTRICITEIT Gilbert 1600 DE MAGNETE Er zijn 2 soorten elektriciteit: na lading door met een doek te wrijven vertonen sommige stoffen glasachtige (+) en andere een barnsteenachtige (-) elektriciteit. Gelijknamige stoffen stoten elkaar af, niet-gelijknamige stoffen trekken elkaar aan +&- of -&+ AANTREKKEN +&+ of -&- AFSTOTEN VIDEO AANTREKKEN EN AFSTOTEN 3 ELEKTRONEN STROMEN 1900 atoomfysica Positieve Kern met Elektronenwolken Elektronen zijn negatief en superklein: e = 1,6 x 10 -19 Coulomb Protonen + Elektronen – Neutronen 0 LIJM Elektrische eigenschappen A Als je barnsteen laadt door met een doek te wrijven gaan er elektronen stromen. Welke kant stromen ze op? Barnsteen wordt negatief elektronen van doek naar staaf B En bij glas? Glas wordt positief elektronen van staaf naar doek C Hoeveel elektronen zijn er nodig om 1 C lading te verplaatsen? aantal taartjes massa hele taart Q 1 18 n 6 , 26 x 10 massa punt e 1,6 x10 19 4 VAN DE GRAAF GENERATOR Draaiende band voert de elektronen af waardoor er een hoogspanning ontstaat. 1 Doorslag als spanning te hoog 2 TL-buis aan door die hoogspanning 3 Afstoting bakjes van aluminiumfolie, Hoe zwaarder hoe langer ‘’t laden duurt. 4 Afstoting paarse haren 5 Afstoting losse papiertjes 6 Zwevend bekertje dat telkens ontlaad VIDEO EXPERIMENTEN VAN DE GRAAF GENERATOR 5 WAAROM AANTREKKEN? Waarom worden er eigenlijk ongeladen papiertjes aangetrokken door geladen staven, als alleen + en – elkaar aantrekken? Achtergrond hiervan is INFLUENTIE, de beïnvloeding van het papiertje door ‘t sterke elektrisch veld van de staaf. In het propje gaan negatieve ladingen naar boven en positieve naar beneden. Vervolgens is aantrekking ALTIJD groter dan afstoting, omdat de minnetjes boven in het papiertje dichterbij zitten dan de plusjes onder! Dan: Aantrekking! Eerst: ladingsscheiding 6 ELECTROSCOOP ELEKTROSCOOP ELEKTRICITEIT zien Isolerend opgehangen geleider (spijker) Met beweegbaar armpje (alu folie) NADEREN TIJDELIJKE UITSLAG AANRAKEN PERMANENTE UITSLAG ELEKTROSCOOP VERKLAARD A Leg uit waarom bij naderen met een positief geladen ballon, de uitslag op de elektroscoop tijdelijk is. Ballon laden door wrijving: positief NADEREN: ladingsscheiding en uitslag VERWIJDEREN mengen lading, geen uitslag B Leg uit waarom de uitslag op de elektroscoop permanent is bij het aanraken van de positief geladen ballon. Ballon laden door wrijving: positief AANRAKEN: lading stroomt de scoop in Blijvende uitslag tot ontlading (aanraken) 7 VERBONDEN ELEKTROSCOPEN 2 elektroscopen zijn via een lange geleidende draad met elkaar verbonden. Nabij 1 van de elektroscopen wordt een + geladen ballon gehouden waardoor beide scopen gaan uitslaan A Teken een ladingsverdeling die dit verklaart. INFLUENTIE: ladingsscheiding waardoor beide scopen uitslaan B Tussen beide scopen zit een drukschakelaar die open wordt gezet, waarna de ballon wordt weggehaald. Leg uit wat er gebeurt. S open: lading mengt niet als je het veld verwijdert. Uitslag blijft! C Wat gebeurt er als je vervolgens de schakelaar sluit? . Ladingen mengen weer uitslag verdwijnt nu wel 8 WIMSHURST ELEKTRISEERMACHINE DEMONSTRATIE + UITLEG ELEKTRICITEIT Aat B BEGRIPPEN BEELDEN Spanning (Volt) Afgegeven energie Stroom (Ampere) Passerende ladingen Weerstand (Ohm) stroomafknijper Aat 1 WAT IS STROOM? A principe gesloten stroomkring Als de + en de – van een batterij geleidend verbonden zijn dan werken de aangesloten apparaten B is materiaal X een geleider? Inklemmen van X in de schakeling tussen krokodillen klemmen is ok: als L uit dan isoleert X passerende lading stroom sec X Q I t 2 STROOM GAAT NOOIT VERLOREN VIDEO STROOM METEN SERIE Ivoor = Ina PARALLEL Itot = I1+I2 3 STROOM METEN A in serie Stroomsterkte = passerende lading/sec Meten door meter IN de keten te zetten AMPEREMETER IN SERIE SCHAKELEN A Alle lampjes in de figuur hiernaast zijn aan elkaar gelijk. Door lampje 1 loopt 0,6 A. r A Hoe groot is de stroomsterkte door: A Lampje 2? Teken de amperemeter. A Lampjes gelijk I2=I1=0,6 (A) B Lampje 6? Teken de amperemeter. Stroom gaat niet verloren parallel telt op I6=I1+I2 = 0,6+0,6 = 1,2 (A) C Lampje 3, 4 en 5? parallel telt op I6=I3+I4 +I5 Lampjes gelijk I3 = I4 = I5 D L6 I3 = I4 = I5=I/3=1,2/3=0,4 (A) Zet de lampjes op volgorde: de gene die het felste brandt voorop. 1,2 A L1 & L2 0,6 A L3 & L4 & L5 0,4 A 4 WAT IS SPANNING? E U Q 1 zuil van volta: maak je eigen batterij! lood + koper nat karton LEDje metaalionen lossen koperdraad op in nat karton 2 in serie: spanning telt op als de batterijen elkaar helpen Utot=1,5+1,5+1,5 = 4,5 V Utot=1,5-1,5+1,5 = 1,5 V Meer volt Radio harder! spanning afgegeven energie lading 5 SPANNING WORDT VERBRUIKT! VIDEO SPANNING METEN SERIE UAB+ UBC=Vbron PARALLEL Vboven=Vonder 6 SPANNING METEN V Spanning = afgegeven energie/lading meten VOOR en NA ieder apparaat VOLTMETER PARALLEL SCHAKELEN parallel V Omdat ze zuiniger met elektriciteit wil omgaan experimenteert Sheila met LEDjes: ze heeft 4 blauwe, 3 rode en 2 witte LEDjes, die ze op een spanningsbron van 12 V aansluit (zie figuur). De LEDjes van dezelfde kleur hebben dezelfde eigenschappen, alle LEDjes branden optimaal. V 12 V A Hoeveel V krijgen de witte LEDjes? Teken hoe je de voltmeter schakelt. parallelle takken spanning gelijk elke tak 12 V witte LEDjes in serie spanning telt op Uwit = 12/2 = 6 V B Hoeveel V krijgen de rode LEDjes? Teken hoe je de voltmeter schakelt. rode LEDjes in serie spanning telt op Urood = 12/3 = 4 V C Hoeveel V krijgen de blauwe LEDjes? blauwe LEDjes in serie spanning telt op Ublauw= 12/4 = 3 V 7a WAT IS WEERSTAND? Weerstanden zijn stroomtegenhouders: hoe meer weerstand hoe minder stroom. Vandaar de afspraak: tand U R I 10 V A 100 Ω A Bereken I bij 100 Ohm en 10 V. B Idem bij 200 Ohm en 10 V. C Idem bij 10 Ohm en 10V. D Bij welke R leidt 10 V tot 100 mA? V APPLET OHMs WET FENDT E Idem voor 100 V en 2 A. F Controleer je antwoorden met het applet van Walter Fendt. 7b WAT IS GELEIDBAARHEID? De geleidbaarheid is het omgekeerde van de weerstand. Hoe beter de geleidbaarheid, hoe kleiner de weerstand. De eenheid is S (siemens) G 1 I R U tand 10 V A A Bereken I bij 0,01 S en 10 V. B Idem bij 0,005 S en 10 V. C Idem bij 0,1 S en 10V. D Bij welke G leidt 10 V tot 100 mA? E Idem voor 100 V en 2 A. F Controleer je antwoorden met de antwoorden op 7a. 100 Ω V 8 BEVEILIGING MET STOPPEN Er treedt kortsluiting op als de plus en de min van een spanningsbron zonder externe weerstand met elkaar verbonden zijn. A Leg uit hoe groot de kortsluit stroom is die je zou verwachten. Ruit 0 I kort U 230 R 0 B In werkelijkheid bedraagt de kortsluitstroom bij een spanning van 230 V nooit meer dan 25 A. Dat komt omdat er altijd nog wel ergens weerstand is die de stroom tegenhoudt. Bereken hoe groot deze minimaal is. Rinw U 230 9() I kort 25 In de groepen thuis wordt beveiligd met stoppen van 16 A: als I>16 A dan smelt de draad binnenin de stop zodat er geen stroom meer kan lopen. C Bereken de maximale weerstand die de groep heeft. Rmax U 230 14,6() I min 16 D Bereken het maximale vermogen van zo´n groep. Pmax UI 230 x16 3.680(W ) 3,68(kW ) ELEKTRICITEIT Aat C METEN THEORIE VERMOGEN bij meer volt brandt een lampje feller P U .I 3 woorden voor 1 ding bij meer stroom brandt lampje ook feller HOE ZIT DAT NOU bij meer vermogen branden lampjes feller ? De hoeveelheid licht (energie) die een lamp uitzendt hangt af van de elektrische energie die de lamp elke seconde gebruikt. Dus: meer elektrisch vermogen meer licht. Doe nu eens iets slims, deel eerst door de lading Q die de energie vervoert en vermenigvuldig er later weer mee: E el E el Q P . U .I t Q t . Thuis gebruiken we andere eenheden dan op school, de kWu ipv de Joule. Wat is het verband tussen die twee eenheden voor energie? E P.t 1(kWu) 3.600.000( J ), want 1(kW ) x1(u ) 1000( J / s ) x3.600( s ) 3.600.000( J ) 1 FIETSLAMPJE In de fitting van een fietslampje staat gegraveerd 6,0 V en 0,50 A. A Wat betekent dat? Het lampje brandt optimaal op 6 V en trekt dan 0,5 A B Welk vermogen verbruikt het lampje als het op 6 V is aangesloten? P U .I 6,0(V ).0,5( A) 3,0(W ) C Wat is dan de weerstand van het lampje? U I R R U 6,0(V ) 12() I 0,5( A) Over een weerstand van 60 Ω wordt een spanning van 30 V gezet. D Bereken het elektrisch vermogen dat de weerstand verbruikt. U 30(V ) 0,5( A) R 60() P U .I 30(V ).0,5( A) 15(W ) U I .R I 2 DE FOUTE KEUKENGROEP A Thuis alles parallel: 230 V ITOT 3,0 kW B Deelstromen uit vermogen en U = 230 V: P1 U .I1 I1 P1 3000W 13,04( A) U 230V I1 P2 U .I 2 I 2 0,8 kW 1,5kW 500 W I2 I3 I4 P3 U .I 3 I 3 P2 800W 3,48( A) U 230V P3\ 1500W 6,52( A) U 230V P4 U .I 4 I 4 P4 500W 2,17( A) U 230V C Stoppen beveiligen op TE VEEL stroom, ivm brandgevaar. Het maximum is 16 A. I tot I1 I 2 I 3 I 4 13,04 3,48 6,52 2,17 25,21 16 A! 3 VOETBALWEDSTRIJD Een avondje voetballen bij kunstlicht vraagt dat de lampen 2,5 uur aanstaan. In het stadion staan 4 palen met 5x8 lampen van 100 (W). De lampen branden op 230 V. 1kWu kost 23 eurocent. A Bereken het totaal vermogen . Ptot 4 x5x8x100(W ) 16000(W ) 16(kW ) B C Bereken de kosten van 1 avondje voetballen. E P.t 16(kW ) x 2,5(u ) 40(kWu) 0,40 x 23 9,20 Hoeveel groepen van 35 A zijn er nodig? P 16.000 P U .I I 70( A) 2 groepen U 230 SPANNING EN STROOM METEN Stroomsterkte = passerende ladingen/sec Meten door A op 1 plek in de keten te zetten A IN SERIE Spanning = afgegeven energie/lading Meten op 2 plaatsen, VOOR en NA apparaat V PARALLEL Weerstand = stroom tegenhouder Meten door spanning te geven en I te meten OHM-SCHAKELING grootheid Meter Symbool Schakeling I Ampèremeter A Serie U Voltmeter R Ohmmeter Parallel V Ω Kring 4 OHMS OF NIET-OHMS? R(1) 4 3 2 1 A 10() 0,4 0,3 0,2 0,1 3 2 1 R(2) 5() 0,6 0,4 0,2 V 1,0 3,3() 0,3 2,0 R (2V ) 4,5() 0,47 3,0 R (3V ) V 5,5() 0,55 R (1V ) A Weerstand = stroom tegenhouder je meet het met een Ohmschakeling Is R U I altijd constant? Draden zijn wel Ohms (R vast). (meer volt heter R stijgt) A Bereken lampweerstand bij 1, 2 en 3V Lampjes zijn niet-Ohms B Bereken de draadweerstanden ELEKTRICITEIT Aat D WEERSTAND REVISITED 1 Vervangingsweerstand stromen te llen op : I bron I1 I 2 I 3 spanningen tellen op : Vbron VAB VBC VCD stroomster kte overal zelfde IA IB IC ID I Ohm V IR toepassen IRtot IR1 IR2 IR3 IR tot I(R 1 R 2 R 3 ) stroom wegdelen R tot R 1 R 2 R 3 spanning alle takken gelijk V1 V2 V3 Vbron V Ohm I V/R toepassen V V V V Rtot R1 R2 R3 V 1 1 1 V( ) Rtot R1 R2 R3 spanning wegdelen 1 1 1 1 Rtot R1 R2 R3 2 SERIE Teken de meters die de spanningen meet die lampje en weerstand verbruiken en de ampèremeter die de stroom meet. Wat kan er zoal uit komen? 12 V A V 1 V 2 12 V Ohms wet : I 100 Ω onder de 12 V I V1 V2 U R 12 0,12( A) 100 R L KERSTBOOMSCHAKELING. Teken meters die de spanning van 1 lampje en de stroom door de 11 gelijke lampjes meet, PL=10(W). Wat kan er uitkomen? A 220 V U 220 20(V ) 11 V P 10W IL U 20V I 0,5( A) 3 PRACTICUM Mieke is een lief meisje met veel belangstelling voor natuurkunde. Op school krijgt ze 3 weerstanden van resp. 20, 30 en 60 Ohm. A Teken de schakeling waarmee Mieke de vervangingsweerstand meet als ze in serie zijn geschakeld. B Bereken die vervangingsweerstand. A V Rtot R1 R2 R3 20 30 60 110 Serie: Rtot groter dan de grootste C Teken de schakeling waarmee Mieke de vervangingsweerstand meet als ze parallel zijn geschakeld. D Bereken ook deze vervangingsweerstand. 1 1 1 1 1 1 1 Rtot R1 R2 R3 20 30 60 1 3 2 1 1 Rtot 10 Rtot 60 10 V A Rtot kleiner dan de kleinste 4 BEVEILIGING MET STOPPEN Er treedt kortsluiting op als de plus en de min van een spanningsbron zonder externe weerstand met elkaar verbonden zijn. A Leg uit hoe groot de kortsluit stroom is die je zou verwachten. Ruit 0 I kort U 230 R 0 B In werkelijkheid bedraagt de kortsluitstroom bij een spanningsbron van 230 V nooit meer dan 25 A. Dat komt omdat er altijd inwendige weerstand is die de stroom tegenhoudt. Bereken hoe groot deze minimaal is. Rinw U 230 9() I kort 25 In de groepen thuis wordt beveiligd met stoppen van 16 A: als I>16 A dan smelt de draad binnenin de stop zodat er geen stroom meer kan lopen. C Bereken de minimale weerstand die de groep heeft. Rmin U 230 14,6() I max 16 D Bereken het maximale vermogen van zo´n groep. Pmax UI 230 x16 3.680(W ) 3,68(kW ) 5 DRAADWEERSTAND groter is naarmate de lengte L groter is: groeit als het oppervlakte A kleiner is: van het materiaal afhangt: geleiders isolatoren R~L R ~ 1/A R~ρ LAGE weerstand HOGE weerstand R L A V Soortelijke weerstand ρ Weerstand van een kubus van 1 m3 van een bepaald materiaal (L = 1 m, A = 1 m2) ρkoper = 17x10-9(Ωm), ρplastic = 1,0x103 (Ωm) Hoe groot is de weerstand van een koperdraad met lengte 30 cm en doorsnede 0,020 (mm2)? L 17 x10 9 (m) x0,30(m) 5,1x10 9 (m 2 ) R 0,255() 2 2 8 2 A 2,0 x10 (mm ) 2,0 x10 (m ) A 6 DRAAD DIKTE Op een klosje zit 10 m geïsoleerd ijzerdraad. De draad is zo dun dat je de dikte niet nauwkeurig genoeg kunt meten met een schuifmaat. Je kunt de weerstand van de draad wel berekenen, door er een spanning van 1,53 V over te zetten en de stroomsterkte te meten. Deze is 4,49 mA. A Teken de benodigde schakeling en bereken de weerstand van de draad. A V Rdraad U 1,53(V ) 1,53(V ) 341() I 4,49(mA) 0,00449( A) De soortelijke weerstand van ijzer is 105 X10-9 Ωm B Bereken de dikte van de draad. l l 105x10 9 (m)10(m) Rdraad AR l A 3,1x10 9 (m 2 ) A R 341() A 0,31x10 8 2 A r r D 2r 2 6,3x10 5 (m) 0,065(mm) 3,14 7 DRAADWEERSTAND Op een klosje zit 10 meter geïsoleerd koperdraad. De draad heeft een dikte van 0,15 mm. De soortelijke weerstand van koper is 17x10-9 (Ωm) De doorsnede van een draad is cirkelvormig. A Bereken de oppervlakte van de doorsnede van de draad in m2. A r 2 3,14 x0,075 2 (mm2 ) 1,77 x10 2 (mm2 ) 1,77 x10 8 (m 2 ) 1(mm) 10 6 (m 2 ) A 1,77 x10 2 x10 6 (m 2 ) 1,77 x10 8 (m 2 ) B Bereken de weerstand van de draad. R l 10(m) 17 x10 9 (m) 9,6() 8 2 A 1,77 x10 (m ) 8 REKENEN AAN GROEPSINDELING Thuis is alles parallel geschakeld, in deze groep zijn dat een oven 2 kW, een koffiezetapparaat (0,8 kW), vaatwasser (3 kW) en een lamp (100 W). A Bereken de deelstromen. B Springt de 16 A stop? ITO T 230 V 2,0 kW 0,8 kW I1 I2 U 230 IA1 Eerst 8,7 ( Ade ) R uit P=U.I: 26,4() 1 deelstromen 3,0 kW I 1 8,7 I3 U 230 P1 2000 I 8 , 7 ( A ) R 65,7() I1 2 82 ,7 ( A) I2 3,5 U 230 I4 100 W U 230 P2 800 ,0 ( A) R33,5( A) 17,7() II23 13 I 13 , 0 U 230 3 B De stop springt, want: U 230 U bron 230V P03,4 ( A 3000 I ) R 575 ( ) I I 25,7( A)!!!) bron I 34 413,0I( A) 0,4 I I I I TOT 1 2 3 8,9 4 R 4 tot U 230 P 100 I TOT 8,7 31,5 13,0 0,4 I 41 4 1 1 0,4 1( A) 1 0,11133 Rtot 8,9() U 230 I TOT 25,60(,11133 A) 16( A) Rtot 26,4 65,7 17,7 575 C Bereken achtereenvolgens: de weerstand per apparaat, de totale weerstand en de stroom die de bron zou leveren als de stop NIET zou springen. 9 IDEALE AMPEREMETER Als je de stroomsterkte I in een schakeling wilt weten schakel je een ampèremeter in serie, als hiernaast. We gaan rekenen aan het meten met ampèremeters die een eigen weerstand hebben: Ubron = 30 V, R1= 10, R2 =20 Ω, RA: 10 1 Ω. A A Verwachte stroom uit Ohms wet Rtot R1 R2 10 20 30 I theorie B Gemeten stroom als RA = 10Ω Rtot 30 RA 30 10 40 D Wat is een ideale amperemeter? Ideale ampèremeter heeft weerstand 0! U bron 30 0,75( A) Rtot 40 meetfout 25% U bron 30 0,97( A) Rtot 31 meetfout 3% I gemeten C Gemeten stroom als RA = 1Ω Rtot 30 RA 30 1 31 U bron 30 1,00( A) Rtot 30 I gemeten 10 IDEALE VOLTMETER Als je de spanning U die een weerstand R2 verbruikt wilt weten schakel je een voltmeter parallel, als hiernaast We gaan rekenen aan het meten met ampèremeters die een eigen weerstand hebben: Ubron =30 V, R1=10, R2 =20 Ω, RV: 20 1000 Ω. A Verwachte spanning uit Ohms wet V U 2,theorie I theorie.R2 1,0 x 20 20(V ) B Gemeten voltage als RV = 20Ω 2x 20 Ω parallel, dus parallelle weerstand 10 Ω En totale weerstand Rtot = 10 + 10 = 20 Ω U 30 I bron bron 1,5( A) Rtot 20 C Gemeten stroom als RA = 1.000Ω 20 en 1000 Ω par, ga na dat Rpar = 19,6 Ω en totale weerstand Rtot = 10 + 19,6 = 29,6 Ω I bron U bron 30 1,01( A) Rtot 29,6 D Wat is een ideale voltmeter? U 2,meet I bron.R2 1,5 x10 15ipv 20(V ) 25%fout U 2,meet I bron.R2 1,01x19,6 19,9 ipv 20,0(V 0,5%fout Ideale voltmeter trekt geen stroom en heeft DUS weerstand ∞ ELEKTRICITEIT Aat E F COMBINATIESCHAKELINGEN combinatieschakelingen COMBINATIESCHAKELINGEN I In onderstaande 4 plaatjes staan telkens dezelfde 3 weerstanden, maar in verschillende schakelingen: R1 = 210, R2 = 84 en R3 = 12 Ω. A Bereken telkens eerst de totale weerstand en daarna de stroom die de bron levert als Ubron=30(V). B Bepaal vervolgens alle deelstromen en deelspanningen. Rtot R1 R2 R3 Rtot 210 84 12 306() U bron I .Rtot U bron 30 I 0,098( A) Rtot 306 U (1) IR1 0,098x210 20,6(V ) U (2) IR2 0,098x84 8,2(V ) U (3) IR3 0,098 x12 1,2(V ) U tot U 1 U 2 U 3 U tot 20,6 8,2 1,2 U tot 30(V ) COMBINATIESCHAKELINGEN II 1 1 1 1 1 1 1 Rtot R1 R2 R3 210 84 12 1 0,0048 0,0119 0,0833 0,1000 Rtot Rtot 1 10() 0,1000 U bron I .Rtot I U bron 30 3,0( A) Rtot 10 U 30 0,143( A) R1 210 U 30 I2 0,357( A) R2 84 U 30 I3 2,500( A) R3 12 I1 I I1 I 2 I 3 I 0,143 0,357 2,500 I 3,0( A) COMBINATIESCHAKELINGEN III 1 1 1 1 1 R par R1 R2 210 84 1 0,0048 0,0119 0,0167 R par R par 1 59,8() 0,0167 Rtot R par R3 60 12 72() I tot U bron 30 0,42( A) Rtot 72 U 3 I tot .R3 0,42 x12 5,04(V ) U par 30 U 3 30 5,0 25(V ) U 25,0 I1 0,12( A) R1 210 U 25 I2 0,30( A) R2 84 I I1 I 2 I 0,12 0,30 I 0,42( A) COMBINATIESCHAKELINGEN IV 1 1 1 1 1 R par R2 R3 84 12 1 0,0119 0,0833 0,0952 R par R par 1 10,5() 0,0952 Rtot R par R1 10,5 210 220,5() I tot U bron 30 0,136( A) Rtot 220,5 U 1 I tot .R1 0,136 x 210 28,6(V ) U par 30 U 1 30 28,6 1,4(V ) I2 U 1,4 0,0167( A) R2 84 U 1,4 I3 0,1167( A) R3 12 I I2 I3 I 0,1167 0,0167 Afrondingsfoutje! I 0,134( A) COMBINATIESCHAKELING V Het fietslampje (6V; 50mA) in de schakeling hiernaast brandt goed. A Laat zien dat R2 = 40 Ω. Upar = 12 - 4 = 8 (V) U2 = 8 - 6 = 2 (V) R2 U2 2(V ) 40() I boven 0,050( A) B Bereken R1. I onder U par Ronder 8(V ) 0,025( A) 320() Itot =Iboven+Ionder=0,050+ 0,025= 0,075 (A) R1 U1 4(V ) 53,3() I tot 0,075( A) COMBINATIESCHAKELING VI Een lampje (6,0 V; 3,2 A) is met 3 weerstanden in de combinatieschakeling van hiernaast geschakeld. R1 = 10 , R2 = 40 en R3 = 60 . De lamp brandt normaal (dat is dus 6,0 V) A Bereken de weerstand van de lamp bij 6 V. Rlamp U 6,0V 1,875 1,9() I 3,2 A B Bereken de vervangingsweerstand van de schakeling. 1 1 1 1 0,109 R par 9,2() R par 11,875 40 0,109 Rtot 9,2 60 69,2() C Bepaal de stroomsterkte in R2 en bereken daaruit de spanning over R2. 40 Ronder I onder Vonder Rboven 3,37 xRboven 11,875 I 3,2 boven 0,95( A) 3,37 3,37 IRonder 0,95 x 40 38(V ) D Bereken hoeveel elektronen er per seconde door de lamp gaan als I=3,2 A. n I 3,2(C / s ) 19 2 , 0 x 10 (1 / s ) 19 t e 1,6 x10 (C ) ELEKTRICITEIT Aat F SOMMEN 1 1 SIDDERAAL Bij serieschakeling telt de spanning op, dus het aantal cellen n is: n U tot 500 3.333 3,3x10 2 () U cel 0,15 2 A Die 500 V staat over de hele lengte van het beest, het hangt er dus maar van af waar je het beest aanraakt (halverwege krijg je 250 V). B De stroom door je lijf hangt volgens Ohm af van spanning (van de bron) en van jouw weerstand. 3 Vermogen uit spanning en stroom P=U.I = 500 (V)x 1 (A) = 500 (W) 4 Ingewikkeld, en niet makkelijk te vinden, er is sprake van kleine wisselstromen en grote schokken. Waarschijnlijk meet het beest via terugkerende stromen op een of andere manier de weerstand van het water. 5 De zee is zout, dan zijn de stromen te groot en valt er niks te meten? 6 De stroom moet niet via je hart kunnen weglekken, je hand lijkt dus gevaarlijker (vooral de linkerhand). 2 7 FIETSDYNAMO De afstand bij een versnelde beweging is de oppervlakte onder de v,t-grafiek: s opp(v, t grfk ) 11,5hok 11,5 x1(m / s) x0,2( s) 2,25(m) 8 Versnelling is de snelheidstoename in 1 sec: a v 0,21(m / s) 0,525 0,53(m / s 2 ) t 0,40( s) d 9 Je moet een gewone Ohmschakeling tekenen, met de voltmeter parallel, en de ampèremeter in serie met de weerstand. Het vermogen P van de bron is dan P = U.I. 10 De grootste weerstand heeft de laagste I achterlicht heeft de grootste weerstand. A V 11 Beide lampjes krijgen 6V,de ene trekt 0,43 A de andere 0,11 A, dus Pbron Pvoor Pachter UI voor U .I achter 6 x(0,43 0,11) 6 x0,54 3,24(W ) 3 OUDE EN NIEUWE LAMPEN 12 Geleidbaarheid uit de wet van Ohm: 1 I 0,045( A) G 0,009( Siemens) R U 5(V ) 13 Blauwe grafiek: minder stroom lagere geleidbaarheid oude lampje 14 Deze 12W lamp geeft evenveel licht als het vroegere peertje van 60W. 15 Besparing in procenten: WINST 60 12 48 BESPARING x100 x100 x100 50% TOTAAL 60 60 16 Uren licht per dag: UREN 25.000(u ) 25.000 UREN PER DAG 4,56(u / dag ) AANTAL DAGEN 15 x365(dagen) 5.475 n 17 Energieverbruik per dag E Pt 0,012(kW ) x 4,56(u ) 0,055(kWu) 18 De magnetron verbruikt 700/12 = 58,33 x zo veel energie als het LEdje, en kan dus bij dezelfde energie 24x60/58,33 = 24,7 25 minuten aanstaan. 19 Energiekosten per jaar E Pt 0,012(kW ) x365 x 24(u ) 105(kWu) x0,23 E 24,18 20 Mogelijke besparing BESPARING WINST 105 x100 x100 2,5% TOTAAL 4200 4 ACHTERRUITVERWARMING 21 Eerst de stroom uit vermogen en spanning: P 180(W ) 14,06( A) U 12,8(V ) dan de weerstand van de achterruitverwarming uit de wet van Ohm P U .I I Rachterruit U 12,8(V ) 0,91() I 14,06( A) 22 Deze weerstand is de weerstand van de hele verwarming: door 1 van de parallelle draden loopt 1/13e van de totale stroom Weerstand van 1 draad is 13x zo groot als van de hele schakeling. 23 Een draad vervalt dan (oneindige weerstand) Er zijn minder draden over, namelijk 12 ipv 13 Er loopt minder stroom, namelijk 12/13e deel van 14,06 (A) = 12,98(A) De weerstand is iets hoger geworden: Rnieuw U 12,8(V ) 0,99() I 12,98( A) 5 BOLBLIKSEM 24 Relatief stabiel vanwege siliciumdraden na gewone inslag, maar er is veel meer! 25 Weerstand water uit spanning en stroom: Rwater U 5.000(V ) 83() I 60( A) 26 Eerst vermogen e P U .I 5.000(V ).60( A) 3,0 x10 5 (W ) 0,3(MW ) dan energie: E .P.t 300.000 x0,1()30.000( J ) 30(kJ ) 27 Deze bron is wel heel erg moeilijk te beheersen: je weet niet waar en wanneer het onweert (op aarde 400x per sec) en zulke inslagen zijn nogal gevaarlijk (zeker 2 doden per jaar in nederland). 28 Afstand tot de onweersbui: s v.t 330(m / s) x8,0( s) 2630(m) 2,63(km) 6 DE NUNA 29 Vanwege het rendement van 25% is er 4x zoveel vermogen aan zonne-energie op de NUNA gevallen, dat betekent een intensiteit van (W/m2): P 4 x1500(W ) 6.000(W ) I 714(W / m 2 ) 2 m2 A 8,4(m ) 8,4( ) 30 1,7 kW is er nodig, dat is meer dan de 1,5 kW die de zon levert. Er moet dus energie bij uit de accu’s. 31 Eerst 320 km met 120 km/u, dan 180 km met 50 km/u: t tot t1 t 2 320 180 2,67 3,60 6,27(u ) 120 50 32 5 uur rijden met 100 km/u kost 5x1,7=8,5(kWu) aan mechanische energie. Er was in de accu aan het begin van de rit 5 kWu beschikbaar. Is er ook inderdaad 3,5 kWu bij gemaakt door de zon? Etot E1 E2 P1t1 P2 t 2 2 x1,5 3x0,24 3,72(kWu) Dit is maar net genoeg om de overkant te halen in het loeihete Australie! 7 DE LAMP EN DE DRAAD Hiernaast zie je de U,I-grafiek van een lamp. De lamp wordt parallel met een weerstand van 10 aangesloten op een batterij van 3,0 V. 33 Teken de (U,I)-grafiek van de 10-Ohms weerstand in deze figuur in . 34 Leg met behulp van die figuur uit hoeveel stroom de batterij bij parallelschakeling levert. I par I lamp I R 0,53 0,30 0,83( A) Even later wordt de lamp in serie met de weerstand van 10 aangesloten op dezelfde batterij van 3,0 V. 35 Teken in de 2e fig. de (U,I)-karakteristiek van de weerstand in en bepaal de stroom die de batterij levert. I 0,20( A) U bron 0,5 1,8 2,3(V ) I 0,30 23( A) U bron 10,,0732,0,343,,00((VV)) EINDE Natuurkunde gaat niet over de natuur, maar over een aparte, gestileerde wereld die nog het meest lijkt op de wereld van de techniek. Bij ons gaat het over de vraag welke principes er achter de zichtbare verschijnselen zitten. Waarom bliksemt het, waarom zijn de trajecten van de bliksem zo grillig en waar komt de donder vandaan. Wij vinden onweer net zo fascinerend als jij, maar we zijn tevreden als we het principe kennen dat je doorslag krijgt als de doorslagspanning van 3 kV/cm overschreden is. De vormen die jij op de foto’s ziet doen we af als typisch chaotisch en daar blijft het dan verder bij. De natuurkundige denkt niet na over hetgeen de dichter imponeert. Over onweer, St-Elmusvuur en over poollicht hebben dichters net zo veel te zeggen als wij. video onweer compilatie