Jezus Christus, de Mensenzoon

advertisement
Jezus Christus, de Mensenzoon.
Dan.7:13-14 In mijn nachtelijke visioenen zag ik dat er met de wolken van de hemel Iemand
kwam die eruitzag als een mens. Hij naderde de Oude Wijze en werd voor Hem geleid.
Hem werden macht, eer en het koningschap verleend, en alle volken en naties, welke taal zij
ook spraken, dienden Hem. Zijn heerschappij was een eeuwige heerschappij die nooit ten
einde zou komen, Zijn koningschap zou nooit te gronde gaan.
A: Introductie.
Openb.1:13 ...... en daartussen Iemand die eruit zag als een mens.
Openb.14:14 Toen zag ik deed: een witte wolk, en daarop zat Iemand die eruit zag als een
mens.
Zowel in het Hebreeuws van Dan.7:13-14 als in het Grieks van Openb.1:13 en 14:14 wordt
er gesproken over een Mensenzoon, en dit is een titel die in de Bijbel veelvuldig voor Jezus
wordt gebruikt. Wat Daniël zag in zijn eerste visioen over de eindtijd, zag Johannes ook in
zijn eerste visioen over de eindtijd, namelijk Iemand als een Mensenzoon; maar wat Daniël
slechts zeer beperkt zag, zag Johannes geopenbaard in de meest complete beschrijving
over Jezus als de Mensenzoon. Jezus wordt in het eerste visioen van het boek Openbaring
gezien als de Mensenzoon die de Gemeente door de hele geschiedenis heen heeft geleid
als Priester, Profeet en Koning. Maar in de laatste visioenen in het boek Openbaring wordt
Hij nog vollediger geopenbaard als de Bruidegom, Rechter en Koning voor alle naties op
de aarde. In Zijn leiderschap over de Gemeente wordt Jezus in Openb.1-3 onthuld als de
rechtvaardige Profeet, als de genadige Priester, en als de soevereine Koning. Naarmate het
drama van de eindtijd zich ontvouwt, wordt Zijn leiderschap over de naties steeds meer
zichtbaar in Openb.19-22. De genadige Priester wordt dan in grotere mate geopenbaard als
de gepassioneerde Bruidegom, en de rechtvaardige Profeet wordt dan in grotere mate
geopenbaard als de vurige Rechter. De soevereine Koning van de Gemeente zal daardoor
Zijn heerschappij over de naties van de aarde kunnen uitoefenen.
Jezus als Profeet, Priester en Koning heeft altijd Zijn Gemeente in de geschiedenis toegerust
om trouw aan Hem te zijn; maar deze waarheden zijn van fundamenteel belang voor het volk
van God om deel te kunnen nemen aan Gods plannen voor de eindtijd. De waarheid over
Jezus zal ons hart in vuur en vlam zetten met liefde, ons geloof aanwakkeren met moed, en
ons aanvuren tot daden van gerechtigheid. Jezus geeft ons deze inzichten in Zijn hart en
bediening om de manier waarop wij bidden te beïnvloeden, de profetische gave in ons
krachtig te stimuleren, en ons te motiveren tot dienstbaarheid, zodat Hij Zijn glorie kan
vrijzetten in onze strijd tegen de vijand. Vanuit het getuigenis over de persoonlijkheid van
Jezus zullen wij vanuit een zuivere geest profeteren.
Openb.19:10b Want het getuigenis van Jezus is de geest der profetie (NBG’51).
B: Jezus als de Mensenzoon.
Dan.7:13-14 In mijn nachtelijke visioenen zag ik dat er met de wolken van de hemel Iemand
kwam die eruitzag als een mens. Hij naderde de Oude Wijze en werd voor Hem geleid.
Hem werden macht, eer en het koningschap verleend, en alle volken en naties, welke taal zij
ook spraken, dienden Hem. Zijn heerschappij was een eeuwige heerschappij die nooit ten
einde zou komen, Zijn koningschap zou nooit te gronde gaan.
Daniël zag de Mensenzoon naar de aarde komen temidden van de wolken van de hemel, en
het doel van Zijn komst was dat Hij koninklijke heerschappij zou uitoefenen over alle volken
en naties op de aarde. Jezus Zelf vertelde later aan Zijn elf apostelen, dat Hij zou komen op
de wolken van de hemel, bekleed met macht en grote luister (Matt.24:30). Na de hemelvaart
vertelden twee engelen aan de elf apostelen van Jezus, dat hun Heer op dezelfde wijze zou
terugkeren als zij Hem hadden zien weggaan (Hand.1:11), en zij hadden gezien hoe Jezus
omhooggebracht werd in een wolk (Hand.1:9). Ook Johannes vertelt aan het begin van het
boek Openbaring, dat Jezus zal terugkomen temidden van de wolken (Openb.1:7). Maar
toen Jezus over Zijn terugkeer sprak, gebruikte Hij de titel van Mensenzoon als vervulling
van de profetie uit Dan.7:13-14.
1
Matt.24:30 Dan zal aan de hemel het teken zichtbaar worden dat de komst van de
Mensenzoon aankondigt, en alle stammen op aarde zullen zich van ontzetting op de borst
slaan als ze de Mensenzoon zien komen op de wolken van de hemel, bekleed met macht
en grote luister.
Matt.25:31 Wanneer de Mensenzoon komt, omstraald door luister en in gezelschap van alle
engelen, zal Hij plaatsnemen op Zijn glorierijke troon.
De uitdrukking mensenzoon luidt in het Hebreeuws letterlijk “een zoon van Adam”, en deze
omschrijving komt 153 keer voor in het Oude Testament; de profeet Ezechiël wordt zelfs 93
keer aangesproken met deze titel, die in zijn geval vertaald wordt met mensenkind. Wat
maakt deze veelgebruikte titel dan zo uitzonderlijk in het visioen van Daniël 7, dat de Joden
in Joh.12:34 aan Jezus vragen wie deze Mensenzoon is? Het opmerkelijke is namelijk dat
Jezus in de Bijbel Zichzelf heel vaak omschrijft als de Mensenzoon, waarmee Hij naar het
visioen van Daniël verwijst. Want maar liefst 83 keer wordt deze titel in de vier evangeliën
gebruikt, en vrijwel altijd door Jezus zelf; maar in het boek Handelingen wordt deze titel maar
één keer gebruikt (Hand.7:56). En in 21 apostolische brieven wordt deze titel ook maar één
keer gebruikt, namelijk in Hebr.2:6, en dat is dan een citaat uit Ps.8:5; daarna wordt de titel
nog twee keer gebruikt in Openb.1:13 en 14:14, in de NBV vrij vertaald met Iemand die eruit
zag als een mens. De beschrijving van Jezus als de Mensenzoon wordt dus alleen door
Jezus Zelf gebruikt, met uitzondering van Stefanus (Hand.7:56) en Johannes (Openb.1:13,
14:14). Dit is des te opmerkelijker wanneer wij beseffen dat Jezus de eeuwige Zoon van God
is, maar Zichzelf tijdens Zijn eerste komst op de aarde bijna nooit omschreef als de Zoon van
God. Slechts in enkele uitzonderingen sprak Hij over Zichzelf als de Zoon van God, zoals in
Joh.5:25, 10:36, 11:4. Tegenover de Samaritaanse vrouw beleed Jezus openlijk dat Hij de
Joodse Messias was (Joh.4:25-26), waarbij we moeten beseffen dat de titel Messias een
synoniem is voor de titel Zoon van God (Matt.16:16, Joh.27). Pas aan het einde van Zijn
aardse bediening beleed Jezus openlijk voor het Sanhedrin dat Hij de Joodse Messias,
de Zoon van God was.
Matt.26:63-64 De hogepriester zei: Ik bezweer u bij de levende God, zeg ons of U de
Messias bent, de Zoon van God. Jezus antwoordde: U zegt het. Maar Ik zeg tegen u allen
hier: vanaf nu zult u de Mensenzoon zien zitten aan de rechterhand van de Machtige en
Hem zien komen op de wolken van de hemel.
Marc.14:60-62 De hogepriester stond op en vroeg Jezus: Waarom antwoordt U niet? U hoort
toch wat deze getuigen zeggen? Maar Hij bleef zwijgen en antwoordde niet. Toen vroeg de
hogepriester Hem: Bent U de Messias, de Zoon van de Gezegende? Jezus zei: Dat ben Ik,
en u zult de Mensenzoon aan de rechterhand van de Machtige zien zitten en Hem zien
komen op de wolken van de hemel.
Het is dus zéér opmerkelijk dat Jezus meer dan 80 keer in de evangeliën over Zichzelf
spreekt als de Mensenzoon, maar vrijwel nooit over Zichzelf als de Zoon van God; en toen
Hij aan het einde van Zijn aardse bediening openlijk voor het Sanhedrin getuigde dat Hij de
Zoon van God was, koppelde Hij dit onmiddellijk aan Zijn titel als Mensenzoon. Daarentegen
spraken de mensen nooit over Jezus als de Mensenzoon, maar werd er wel veel vaker over
Hem gesproken als de Zoon van God. De duivel wist zeer goed dat Jezus de Zoon van God
was (Matt.4:3+6); en demonen schreeuwden luid dat Jezus de Zoon van God was, wanneer
zij uitgedreven werden (Matt.8:29, Marc.3:11, Luc.4:41, 8:28), hoewel Jezus hen nadrukkelijk
verbood om deze identiteit van Hem bekend te maken (Marc.3:12, Luc.4:41).
De leerlingen van Jezus geloofden dat Hij de Zoon van God was zoals Petrus in Matt.16:16
en Natanaël - dat is Matteüs - in Joh.1:49, maar Jezus verbood Zijn leerlingen wel om Hem
als de Messias ofwel als de Zoon van God bekend te maken aan de mensen (Matt.16:20).
Ook Johannes de Doper getuigde dat Jezus de Zoon van God was (Joh.1:34), en toen Jezus
over het water liep, raakten al Zijn leerlingen ervan overtuigd dat Hij de Zoon van God was,
waarbij ze aanbiddend voor Hem neerbogen (Matt.14:33). Ook de Romeinse centurion met
zijn soldaten kwamen bij het kruis van Golgotha na een hevige aardbeving tot het besef dat
Jezus Gods Zoon was (Matt.27:54). De engel Gabriël verkondigde aan Maria, de moeder
van Jezus, dat haar kind een Zoon van de Allerhoogste genoemd zou worden en ook Zoon
van God (Luc.1:32+35).
2
Maar terwijl de apostelen in hun apostolische verkondiging nóóit vertelden dat Jezus de
Mensenzoon was, legden zij des te meer nadruk op het feit dat Jezus de Zoon van God was.
Johannes schreef zijn evangelie met de bedoeling dat de lezers van zijn evangelie zouden
geloven dat Jezus de Messias ofwel de Zoon van God was (Joh.20:31). Filippus verkondigde
het evangelie aan een hoge ambtenaar uit Ethiopië met een tekst uit Jesaja als uitgangspunt
(Hand.8:35), en de positieve reactie van deze ambtenaar was dat hij geloofde dat Jezus
Christus de Zoon van God was (Hand.8:37). Nadat Paulus radicaal tot bekering gekomen
was, begon hij onmiddellijk in de Joodse synagogen te verkondigen dat Jezus de Zoon van
God was (Hand.9:20), en hij bewees de Joden aan de hand van de Bijbel dat Jezus de
Messias was (Hand.9:22). In de apostolische brieven wordt in totaal 30 keer gesproken over
Jezus als de Zoon van God, en opmerkelijk genoeg is het Jezus Zelf die als laatste in de
Bijbel Zichzelf omschrijft als de Zoon van God (Openb.2:18). En geloven in Jezus als de
Zoon van God is van cruciaal belang om eeuwig leven te kunnen ontvangen.
1Joh.5:10-12 Wie in de Zoon van God gelooft, draagt het getuigenis in zich. Wie God niet
gelooft, maakt Hem tot leugenaar, omdat hij geen geloof hecht aan het getuigenis dat God
over Zijn Zoon gegeven heeft. Dit getuigenis luidt: God heeft ons eeuwig leven geschonken
en dat leven is in Zijn Zoon. Wie de Zoon heeft, heeft het leven. Wie de Zoon van God niet
heeft, heeft het leven niet.
Maar tegelijkertijd geldt dat wie niet gelooft dat Jezus de Mensenzoon is - d.w.z. dat Hij de
Zoon van God is die mens geworden is - nog steeds niet tot levend geloof in de waarheid
over Jezus gekomen is.
1Joh.4:2-3a De Geest van God herkent u hieraan: iedere geest die belijdt dat Jezus
Christus als mens gekomen is, komt van God. Iedere geest die dit niet belijdt, komt niet
van God......
2Joh.1:7 Er zijn veel dwaalleraren in de wereld verschenen die de komst van Jezus
Christus als mens niet belijden. Dat nu is de verleider, de antichrist!
En terwijl Jezus Petrus gelukkig verklaarde, omdat deze geloofde dat Jezus de Messias, de
Zoon van de levende God was (Matt.16:16-17), vroeg Hij aan de blindgeboren man die door
Hem genezen werd, of hij geloofde dat Jezus de Mensenzoon was.
Joh.9:35-38 Jezus hoorde dat en zocht hem op. Hij vroeg: Gelooft u in de Mensenzoon? Als
ik wist wie het was, heer, zou ik in Hem geloven, zei hij. U kijkt naar Hem en u spreekt met
Hem, zei Jezus. Toen zei de man: Ik geloof, Heer, en hij boog zich voor Jezus neer.
Jezus verkondigde vóór Zijn kruisiging, opstanding en hemelvaart, dat Hij de Mensenzoon
was, en het is noodzakelijk om dat te geloven (Joh.9:35-38); de apostelen verkondigden na
de hemelvaart en de uitstorting van de Heilige Geest dat Jezus de Zoon van God was, en
ook dat is noodzakelijk om te geloven (1Joh.5:10-12). Maar waarom verkondigde Jezus zo
nadrukkelijk dat Hij de Mensenzoon was?
C: Jezus, de mensgeworden Zoon van God.
Joh.1:14 Het Woord is mens geworden en Hij heeft bij ons gewoond, vol van goedheid en
waarheid, en wij hebben Zijn grootheid gezien, de grootheid van de enige Zoon van de
Vader.
1Tim.3:16 Ongetwijfeld is dit het grote mysterie van ons geloof: Hij is geopenbaard in een
menselijk lichaam, in het gelijk gesteld door de Geest, is verschenen aan de engelen,
verkondigd onder de volken, vond geloof in de wereld, is opgenomen in majesteit.
Hebr.10:5-7 Daarom zegt Christus bij Zijn komst in de wereld: Offers en gaven hebt U niet
verlangd, maar U hebt Mij een lichaam gegeven; brand- en reinigingsoffers behaagden U
niet. Toen heb Ik gezegd: Hier ben Ik, want dit staat in de boekrol over Mij geschreven: Ik
ben gekomen, God, om Uw wil te doen.
Toen Jezus, de Zoon van God, over Zichzelf sprak als de Mensenzoon, proclameerde Hij
tegelijkertijd Zijn Goddelijkheid én Zijn menselijkheid, Zijn eeuwige Goddelijke oorsprong en
Zijn menswording voor eeuwig. Jezus is sinds Zijn menswording tegelijkertijd God en Mens,
de enige God-Mens die de schepping ooit zal kennen. Hij is God omdat Hij al van vóór de tijd
één was met God de Vader, en Hij is Mens omdat Hij één geworden is met ons. Hij is de
eeuwige Zoon van God, maar tegelijkertijd de Mensenzoon die door de Vader aangewezen
3
is om de Koning te zijn over alle naties op de aarde (Dan.7:13-14). Hij is de eeuwige God, de
Alfa en Omega van de schepping (Openb.1:11, 22:13), maar tegelijk is Hij de menselijke
Hogepriester temidden van de zeven gouden kandelaars (Openb.1:12-13). Om een echte
Hogepriester te kunnen zijn tussen God en mensen, moest Jezus zowel God als Mens zijn
om te kunnen bemiddelen tussen God en mensen.
1Tim.2:5-6 Want er is maar één God, en maar één bemiddelaar tussen God en mensen,
de mens Christus Jezus, die Zichzelf gegeven heeft als een losgeld voor allen, als het
getuigenis voor de vastgestelde tijd.
Om een bemiddelaar tussen God en mensen te kunnen zijn, moest Jezus God zijn om God
bij de mensen te kunnen vertegenwoordigen, maar Hij moest ook Mens zijn om de mensen
bij God te kunnen vertegenwoordigen. En zo werd Jezus de Mensenzoon ofwel de Zoon van
de mens, zoals het letterlijk in het Grieks staat. De term “zoon van....“ beschreef een persoon
die bepaalde karakteristieke eigenschappen bezat die bij de beschreven naam paste. Zo
kreeg Barnabas bijvoorbeeld de bijnaam “zoon van de vertroosting” (Hand.4:36), omdat hij
bekend stond vanwege zijn bekwame vermogen om mensen te troosten. Johannes en
Jacobus werden zonen van de donder genoemd (Marc.3:17), omdat zij persoonlijkheden
waren met een donderend karakter (zie Luc.10:51-55). De titel Mensenzoon verwijst naar
Jezus als de ideale Mens die alles vervulde wat God voor de mens bedoeld had; Jezus
was als Mens in alle opzichten de Mens zoals God die bedoeld had, en Hij vervulde elk
principe in het woord van God zonder ook maar één keer te falen.
Matt.3:15 Jezus antwoordde: Laat het nu maar gebeuren, want het is goed dat we op deze
manier Gods gerechtigheid vervullen.
Matt.5:17 Denk niet dat Ik gekomen ben om de Wet of de Profeten af te schaffen. Ik ben niet
gekomen om ze af te schaffen, maar om ze tot vervulling te brengen.
Jezus vervulde het hoogste Goddelijke idee over de volmaakte mens, en daardoor werd Hij
de Verlosser die de mensheid zou redden van zonde, en het menselijke ras voor eeuwig zou
leiden naar de volmaakte bestemming van de mensheid. Daarom werd Stefanus, de eerste
martelaar van de christelijke gemeente, enorm bemoedigd door het zien van Jezus als de
Mensenzoon, die in volmaakte overwinning bij de troon van God stond als Degene die in zijn
plaats de dood had ondergaan (Hand.7:55-56). Jezus gebruikte de titel Mensenzoon om Zijn
eerste komst als Verlosser voor zondaars te beschrijven, en ook om Zijn tweede komst als
Koning over de naties van de aarde te beschrijven; dit zijn verreweg de twee belangrijkste
toepassingen van de titel Mensenzoon. Maar er zijn nog andere aspecten gerelateerd aan de
titel Mensenzoon.
1) Jezus beschreef Zichzelf als Mensenzoon om daarmee Zijn sobere levensstijl zonder veel
bezittingen te omschrijven (Matt.8:20, Luc:9:58).
2) Jezus beschreef Zichzelf als Mensenzoon om daarmee aan te geven dat Hij de macht had
om zonden te vergeven (Matt.9:6, Marc.2:10, Luc.5:24).
3) Jezus beschreef Zichzelf als Mensenzoon om daarmee aan te geven dat Hij net als
andere mensen gewoon aards voedsel at en dronk (Matt.11:19, Luc.7:34).
4) Jezus beschreef Zichzelf als Mensenzoon om daarmee aan te geven dat Hij het volledige
gezag over de sabbat had (Matt.12:8, Marc.2:28, Luc.6:5).
5) Jezus beschreef Zichzelf als Mensenzoon om daarmee aan te geven dat Hij de Heer van
de oogst was (Matt.13:37).
6) Jezus beschreef Zichzelf als Mensenzoon om daarmee aan te geven dat Hij autoriteit had
over de engelen (Matt.13:41).
7) Jezus beschreef Zichzelf als Mensenzoon om daarmee aan te geven dat Hij de Verlosser
was voor verloren mensen (Matt.18:11).
8) Jezus beschreef Zichzelf als Mensenzoon om daarmee aan te geven dat Hij gekomen
was om mensen te dienen, zelfs tot in de dood (Matt.20:28).
9) Jezus beschreef Zichzelf als Mensenzoon om daarmee aan te geven dat Hij uit de dood
zou opstaan (Marc.9:9).
10) Jezus beschreef Zichzelf als Mensenzoon om daarmee aan te geven dat Hij zou worden
verraden door mensen (Marc.14:21+41, Luc.9:44, 22:48).
11) Jezus beschreef Zichzelf als Mensenzoon om daarmee aan te geven dat Hij degene was
4
die als verbinding tussen hemel en aarde functioneerde, een verbinding waarlangs engelen
zouden omhoog gaan en neerdalen (Joh.1:51).
12) Jezus beschreef Zichzelf als Mensenzoon om daarmee aan te geven dat Zijn komst naar
de aarde een profetisch teken was voor Zijn generatie (Luc.11:30).
13) Jezus beschreef Zichzelf als Mensenzoon om daarmee aan te geven dat Hij naar de
hemel kon opstijgen, terwijl Hij nog op de aarde leefde (Joh.3:13).
14) Jezus beschreef Zichzelf als Mensenzoon om daarmee aan te geven dat Hij autoriteit
had om oordelen over mensen uit te voeren (Joh.5:27).
15) Jezus beschreef Zichzelf als Mensenzoon om daarmee aan te geven dat Hij degene was
die mensen voedsel geeft dat eeuwig leven geeft (Joh.6:27).
De Heilige Geest gebruikte de titel “mensenkind” 93 keer voor de profeet Ezechiël om
daarmee zijn menselijke zwakheid in zijn profetische bediening mee aan te geven; deze titel
vormde echter geen enkele belemmering voor de kracht en de autoriteit van zijn profetische
bediening. Maar de Joden in de dagen van Jezus slaagden er niet in om verder te kijken dan
de nederige positie van Jezus als Mens en de profetieën over Zijn lijden en sterven om de
werkelijke betekenis van de Mensenzoon uit Dan.7:13-14 te zien. Het menselijke karakter
van de Mensenzoon belemmerde hen om het Goddelijke karakter van de Mensenzoon te
zien vanwege de verharding van hun hart.
Joh.12:32-34 Wanneer Ik van de aarde omhooggeheven word, zal Ik iedereen naar Mij toe
halen. Daarmee bedoelde Hij de wijze waarop Hij zou sterven. Maar wij hebben uit de wet
begrepen dat de Messias eeuwig blijft leven, zeiden de mensen, waarom zegt U dan dat de
Mensenzoon omhooggeheven moet worden? Wie is die Mensenzoon?
D: Jezus als Profeet, Priester en Koning.
In de tijd van het Oude Testament waren er drie heilige functies in Israël waarvoor de zalving
met de Heilige Geest nodig was; elke functie sprak profetisch over de Messias en ook hoe
het volk van God zou functioneren tot aan de terugkeer van Jezus. Jezus Zelf vervulde deze
drie functies ten dele gedurende Zijn 3,5 jaar van bediening tijdens Zijn eerste komst naar de
aarde, maar na Zijn terugkeer bij Zijn tweede komst zal Hij deze drie heilige functies volledig
vervullen voor het oog van de naties op de aarde.
D1: Jezus de Profeet, bewaker van de waarheid.
Jezus beschreef Zichzelf als een profeet die niet geliefd was in Zijn eigen stad en bij Zijn
eigen familie (Matt.13:57, Marc.6:4, Luc.4:24, Joh.4:44); daarmee gaf Hij duidelijk aan dat Hij
Zichzelf ook als een profeet zag. Als profeet is Jezus zowel de bewaker van de waarheid van
Gods woord als degene die de toekomst voorzegt. Want de profeten uit het Oude Testament
dienden God door zowel de toekomst aan te kondigen en daarnaast de waarheid over de
tegenwoordige tijd te verkondigen; en beide aspecten van de profetische bediening werden
ondersteund door demonstraties van kracht. Jezus openbaarde de toekomst aan Johannes
door hem te laten zien hoe de natuurlijke geschiedenis van de mensheid zou eindigen, en
hoe het koninkrijk van God op de aarde gevestigd zou worden, zoals geprofeteerd staat in
Dan.7:13-14. De identiteit van elke rechter-profeet is diepgeworteld in de waarheid over de
persoonlijkheid en bediening van Jezus, want zowel de profeet als de rechter onderscheiden
en verkondigen de waarheid. Jezus is de hoogste vorm van waarheid (Joh.14:6), en alleen
Hij is de uiteindelijke maatstaf voor wat waar en betrouwbaar is (Openb.19:11). Mozes en
Samuël vervulden beiden de dubbelrol van rechter en profeet in Israël; ook de vrouw Debora
vervulde deze dubbelrol (Recht.4:4-5). Er is sprake van serieuze consequenties wanneer
Jezus Zijn waarheid bekendmaakt met kracht, want Johannes was gemachtigd om de
waarheid te spreken over de conditie van de zeven gemeenten in Asia (Openb.2+3), en ook
om over de toekomst te profeteren.
Openb.1:19 Schrijf daarom op wat je gezien hebt, wat er nu is en wat hierna zal gebeuren.
Jezus als Profeet oefent Zijn bediening uit met bovennatuurlijke kracht en grote zuiverheid in
het handhaven van de waarheid.
a) Zijn hoofd en haren zijn wit als wol (Openb.1:14a), waarmee Hij de glorie van de Vader
weerspiegelt (Dan.7:9), en waarmee Hij Zijn zuiverheid benadrukt (Ps.51:6b, Jes.1:18).
5
b) Zijn ogen zijn als een vlammend vuur (Openb.1:14b); dit spreekt van een profetische
zalving, waardoor Hij een volledige kennis heeft die dwars door alle dingen heen dringt,
zoals gloeiend vuur door metaal heen brandt. Zijn oordeel in waarheid werkt als vlammend
vuur, maar spreekt ook van Zijn hartstochtelijke liefde en vurige ijver voor Zijn volk in Zijn
identiteit als Bruidegom-God (Deut.4:24+31).
c) Zijn voeten zijn als gloeiend brons (Openb.1:15a), wat aangeeft dat Hij Zijn hele erfenis
zal zuiveren en alles zal veroordelen wat in strijd is met Zijn heiligheid. Hij zal als Rechter
alles vertrappen wat Zijn liefde als Bruidegom in de weg staat (Jes.63:1-6, Openb.14:19-20,
Openb.19:15).
d) Uit Zijn mond komt een tweesnijdend scherp zwaard (Openb.1:16b), wat spreekt van de
profetische kracht van Zijn woord dat diep in de mens doordringt (Hebr.4:12) om de mensen
op te roepen tot bekering (Openb.2:16). Maar met dit zwaard oefent Hij ook Zijn oordeel uit
over opstandige volken (Openb.19:15a), want dit zwaard is het teken van Zijn majesteit en
glorie (Ps.45:4).
e) Zijn stem klinkt als het geluid van geweldige watermassa's (Openb.1:15b, Ezech.43:2), en
tegelijk als het geluid van een bazuin (Openb.1:10b), waarmee Hij vrijmoedig de mensen
waarschuwt voor wat komen gaat.
Jezus vervult de hoogste vorm van de profetische bediening waar de Heer al tegen Mozes
over gesproken had, en Petrus bevestigde deze identiteit van Jezus als profeet volgens de
woorden van de Heer tegen Mozes. Terwijl Mozes sprak over de noodzaak om rekenschap
af te leggen over ongehoorzaamheid aan Jezus de Profeet, interpreteerde Petrus dit als een
oordeel waardoor iemand uit Gods volk gestoten zal worden. Dit spreekt van de hechte
combinatie tussen de profeet en de rechter binnen één bediening.
Deut.18:17-19 (NBG’51) Toen zeide de HERE tot mij: Het is goed , wat zij gesproken
hebben; een profeet zal Ik hun verwekken uit het midden van hun broederen, zoals gij zijt; Ik
zal Mijn woorden in zijn mond leggen, en hij zal alles tot hen zeggen, wat Ik hem gebied. De
man, die niet luistert naar de woorden welke hij in Mijn naam spreken zal, van die zal Ik
rekenschap vragen.
Hand.3:19-23 Wend u af van uw huidige leven en keer terug tot God om vergeving te krijgen
voor uw zonden. Dan zal de Heer een tijd van rust doen aanbreken en zal Hij de Messias
zenden die Hij voor u bestemd heeft. Dat is Jezus die in de hemel moest worden opgenomen
tot de tijd aanbreekt waarover God van oudsher bij monde van zijn heilige profeten heeft
gesproken en waarin alles zal worden hersteld. Mozes heeft al gezegd: “De Heer, uw God,
zal in uw midden een profeet zoals ik laten opstaan; luister naar hem en naar alles wat hij u
zal zeggen. Wie niet naar deze profeet luistert, zal uit het volk gestoten worden.”
D2: Jezus de Hogepriester, wegbereider tot Gods hart.
Hebr.8:1-2 De kern van mijn betoog is dat wij een Hogepriester hebben die in de hemel
plaatsgenomen heeft aan de rechterzijde van de troon van Gods majesteit en die de dienst
vervult in het ware heiligdom, de tent die door de Heer en niet door mensenhanden is
opgericht.
Hebr.4:14-16 Nu wij een hooggeplaatste Hogepriester hebben die de hemel is doorgegaan,
Jezus, de Zoon van God, moeten we vasthouden aan het geloof dat we belijden. Want de
Hogepriester die wij hebben is er een die met onze zwakheden kan meevoelen, juist omdat
Hij, net als wij, in elk opzicht op de proef is gesteld, met dit verschil dat Hij niet vervallen is tot
zonde. Laten we dus zonder schroom naderen tot de troon van de Genadige, waar we
telkens als we hulp nodig hebben barmhartigheid en genade vinden.
Jezus Christus is onze nieuwtestamentische Hogepriester die alle hindernissen tussen God
en mensen heeft verwijderd, zodat wij vrijmoedig een ontmoeting kunnen hebben met het
hart van God. Jezus heeft de weg gebaand voor individuele personen en voor collectieve
volken, zodat zowel mensen als volledige naties vergeving kunnen ontvangen en gereinigd
kunnen worden van alle ongerechtigheid, zodat zij in de tegenwoordigheid van God kunnen
leven. De apostel Johannes beschreef Jezus in Zijn hogepriesterlijke rol als Degene die
temidden van de zeven gouden kandelaars staat (Openb.1:13). Een zevenarmige gouden
kandelaar stond ook in de tabernakel van Mozes (Ex.25:31-40) in de tegenwoordigheid van
6
God, en zo stond Jezus als de nieuwtestamentische Hogepriester tussen de zeven gouden
kandelaars om de wierook van Zijn voorbede aan de Vader te offeren. Hij was bekleed met
een priesterlijk gewaad en droeg een gouden gordel om Zijn borst (Openb.1:13), zoals de
oudtestamentische hogepriester een gouden rozet op zijn voorhoofd droeg (Ex.28:36-38) en
op de Grote Verzoendag een linnen gordel om zijn middel droeg (Lev.16:4). Jezus is echter
de Hogepriester volgens een ander principe dan het priesterschap in het Oude Testament,
want Hij is Hogepriester volgens de ordening van Melchisedek (Ps.110:4, Hebr.5:6+10,6:20).
Jezus is voor eeuwig onze Hogepriester om voor altijd voorbede voor ons te kunnen doen
(Rom.8:34, Hebr.7:25), en daarmee is Hij de Goddelijke garantie voor onze veiligheid in deze
tijd en in de eeuwigheid. Wanneer een van deze gouden kandelaars onder druk komt te
staan en dreigt te wankelen, zal Jezus de Hogepriester Zijn ene arm uitstrekken naar de
hemel in voorbede tot God, en Zijn andere arm uitstrekken naar de kandelaar om deze voor
omvallen te behoeden. Door Zijn ene arm naar de hemel Zijn andere arm naar de aarde uit
te strekken neemt Jezus de unieke plaats in van de door God aangewezen Bemiddelaar
tussen God en mensen (1Tim.2:5-6). De werkelijke betekenis van Zijn taak als Hogepriester
volgens de ordening van Melchisedek wordt krachtig uitgewerkt in Hebr.7:1-28.
D3: Jezus de Koning, Heerser in de gemeente en over de volken.
Openb.1:5 Jezus Christus ...... de heerser over de vorsten van de aarde.
Als Koning zal Jezus Zijn grote macht op de aarde demonstreren om te laten zien dat Hij alle
autoriteit bezit over de menselijke geschiedenis, zowel in het verleden als in het heden en in
de toekomst (Hebr.13:8), als de Alfa en Omega van de geschiedenis (Openb.1:8, 22:13).
Jezus is de Koning over wie God tot David sprak d.m.v. de profeet Natan, dat Zijn troon nooit
zou wankelen en voor eeuwig zou blijven (2Sam.7:13+16). In Openb.1:13 is Jezus bekleed
met een gouden band om Zijn borst die aan de ene kant spreekt van Zijn hogepriesterschap,
maar aan de andere kant van Zijn koningschap, want een gouden band om de borst van een
koning sprak van het feit dat deze koning een grote overwinning had behaald. Als Koning
heerst Jezus in de eerste plaats over Zijn gemeente, wat gezien wordt in het feit dat Hij de
zeven sterren in Zijn rechterhand vasthield (Openb.1:16+20). Deze sterren spreken van het
apostolische leiderschap in de gemeenten dat onder Zijn volledige gezag en heerschappij
staat. De boodschap van de Koning spreekt over een radicale verandering in de gemeente
en in de wereldwijde samenleving als gevolg van de wereldwijde opwekking die resulteert in
het binnenhalen van de wereldwijde oogst (Openb.7:9-12), de zalving van de Heilige Geest
tot het verrichten van wonderen en tekenen (Marc.16:20), het verplaatsen van financiële
rijkdommen (Hag.2:6-8), bewogenheid voor mensen in de onderkant van de maatschappij,
en de redding van Israël (Rom.11:26).
E: Jezus als Koning, Rechter en Bruidegom.
Terwijl het boek Openbaring begint met de onthulling van Jezus als Profeet, Hogepriester en
Koning, wordt onze Heer - naarmate het proces van de eindtijd vordert - steeds meer onthuld
als Koning, Rechter en Bruidegom. De Heilige Geest zal deze drie aspecten van Jezus in
Zijn persoonlijkheid en Zijn bediening steeds meer onthullen naarmate het proces van de
eindtijd vordert. In Zijn eigen openbaring over de eindtijd in Matt.24-25 toonde Jezus Zichzelf
ook als Koning, Bruidegom en Rechter. Jezus omschreef Zijn tweede komst als de komst
van een Koning die met glorie en majesteit en macht bekleed is (Matt.24:30); Hij beschreef
Zichzelf ook als een Bruidegom in Matt.25:1-13, en tenslotte beschreef Hij Zichzelf als de
Rechter die rechtvaardig vonnis zal uitoefenen over de volken van de aarde (Matt.25:31-46).
In Zijn hartsgesteldheid als Bruidegom komen wij in aanraking met Zijn vurige verlangen
naar ons; in Zijn hartsgesteldheid als Koning komen wij in aanraking met Zijn koninklijke
macht, en in Zijn hartsgesteldheid als Rechter ontdekken wij Zijn vurige ijver waarmee Hij
alles aan de kant zal schuiven wat Zijn liefde in de weg staat. Jezus zal in de eindtijd Zijn
autoriteit en leiderschap openlijk manifesteren voor het oog van alle gelovigen, maar ook
voor alle goddelozen. De rechtvaardige Profeet zal zichtbaar worden als de ijverige Rechter,
de genadige Priester zal Zichzelf betonen als de hartstochtelijke Bruidegom, de soevereine
Koning van de gemeente zal Zijn macht demonstreren over alle volken.
7
De openbaring van Jezus als het Lam van God is diep verbonden met Zijn activiteiten als
Priester en Bruidegom, want er wordt gesproken over de bruiloft van het Lam (Openb.19:7)
en over de bruid ofwel de vrouw van het Lam (Openb.21:9). De onthulling van de gemeente
als de bruid van Christus is sterker verbonden met Jezus als het Lam in Zijn priesterlijke
bediening dan met Jezus als de Koning of als de Profeet. Want de bruid van Christus maakt
zichzelf klaar om als partner van Jezus met Hem samen te werken in de eschatologische
revolutie van de eindtijd. Jezus zal in de gemeente steeds meer geopenbaard worden als de
hartstochtelijke gepassioneerde Bruidegom die vervuld is met een tedere maar ook jaloerse
liefde, waarmee Hij volledig beslag wil leggen op het hart van alle gelovigen. De gemeente
van de eindtijd zal de diversiteit van Gods emoties gaan ervaren, zoals verlangen, tederheid,
intense vreugde en vurige ijver. Deze emoties van God zullen de boodschap van volledige
overgave krachtig ondersteunen; apostolische predikers van de eindtijd zullen de boodschap
van Gods radicale toewijding in Zijn liefde voor ons verkondigen, maar ook onze radicale
toewijding aan Hem in vurige liefde voor Hem. De gemeente zal in offervaardige liefde aan
Jezus gehoorzaam zijn temidden van onderdrukking en vervolging, juist vanwege het vurige
karakter van Goddelijke liefde.
De rol van Jezus als Rechter is ook sterk gericht op Zijn taak als bewaker van de waarheid;
Jezus als de Rechter van de eindtijd zal alle goddeloosheid en ongerechtigheid op de aarde
confronteren met de waarheid, zodat alles aan de kant geschoven zal worden wat Zijn liefde
en Gods plannen voor de eindtijd in de weg staat. De naam van Jezus is daarom “Trouw en
Betrouwbaar” (Openb.19:11), en Zijn naam zal ook zijn “het Woord van God”(Openb.19:13),
maar ook zal Zijn naam luiden “Hoogste Heer en Koning” (Openb.19:16). Terwille van de
waarheid van Gods woord zal Jezus in vurige ijver optreden als rechtvaardige Rechter om
alle onrechtvaardige leiderschap van de aarde te verwijderen en deze te vervangen door Zijn
rechtvaardige wetten, die uitgevoerd zullen worden door rechtvaardige leiders. Er is geen
enkele tegenstrijdigheid tussen Jezus als Koning, als Bruidegom en als Rechter, want Hij
bezit van nature een gepassioneerde liefde en een vurige ijver om alles te verwijderen wat
Zijn liefde in de weg staat. Zijn liefde komt tot expressie in Zijn verlossing voor hen die Hem
met heel hun hart liefhebben, maar ook in Zijn Goddelijke oordelen tegen hen die Hem met
heel hun hart haten. Wij zullen in de eindtijd vol ontzag voor Hem beven, wanneer wij zien
waartoe Zijn liefde in staat is en hoe ver Hij in Zijn liefde wil gaan om Gods doelen voor de
mensheid tot stand te brengen. Zijn liefde zal tot het uiterste gaan (Joh.13:1), en in Zijn
vurige ijver voor de boodschap van liefde werd Hij zelfs een mens om verbrijzeld te worden
door de toorn van God op het kruis van Golgotha.
De centrale boodschap in dit alles is dat God steeds de minst zware middelen gebruikt
om met zo weinig mogelijk schade een zo groot mogelijk aantal mensen te kunnen
laten reageren op het diepst mogelijke niveau van liefde voor Jezus zonder daarbij
hun vrije wil geweld aan te doen.
F: Het grote mysterie van de menswording.
Joh.1:1+14 In het begin was het Woord, het Woord was bij God en het Woord was God……
Het Woord is mens geworden en heeft bij ons gewoond, vol van goedheid en waarheid, en
wij hebben Zijn grootheid gezien, de grootheid van de enige Zoon van de Vader.
1Tim.3:16 Ongetwijfeld is dit het grote mysterie van ons geloof: Hij is geopenbaard in een
sterfelijk lichaam, in het gelijk gesteld door de Geest, is verschenen aan de engelen,
verkondigd onder de volken, vond geloof in de wereld, is opgenomen in majesteit.
Wij weten uit ervaring hoe de mensen zijn, en we kunnen met zekerheid zeggen dat Jezus
Christus totaal anders is. Bijgelovige mensen denken een overeenkomst te zien tussen
Jezus en de stichters van koninkrijken en de afgoden van andere religies, maar die gelijkenis
bestaat niet; want tussen het christelijk geloof en elke willekeurige religie is een oneindige
afstand. Alles wat bekend is over Jezus behoort ons te verbazen en met ontzag te vervullen;
tussen Hem en de rest van de wereld is er geen enkele bestaande vergelijking. Hij is echt
een Persoon op Zichzelf; Zijn gedachten en Zijn gevoelens, de waarheid die Hij verkondigt,
en Zijn manier van overtuigen kunnen niet verklaard worden door menselijke uitleg of door
de natuur van alle dingen. Hoe dicht wij ook naderen, hoe zorgvuldig wij onderzoeken, toch
8
gaat Hij ons begrip te boven; alles aan Hem is groots met een grootsheid die overweldigt.
Zijn geloof is een openbaring vanuit een intelligentie die niet van een mens afkomt; er is een
onvoorstelbare originaliteit in Zijn woorden met onbegrijpelijke diepten. Jezus heeft niets
ontleend aan onze wetenschap; we kunnen absoluut nergens een navolging vinden van het
voorbeeld van Zijn leven dan in Zijn eigen leven alleen. We zullen tevergeefs op zoek gaan
naar een soortgelijk iemand als Jezus Christus, en het zal vergeefse moeite zijn om een
gelijkwaardige boodschap als het evangelie van Jezus te vinden. Noch de geschiedenis,
noch de eeuwigheid, noch de natuur, noch de menselijkheid heeft mij iets te bieden dat ik
kan vergelijken met Jezus en Zijn evangelie. Hoe vaker wij het evangelie overdenken, hoe
meer wij er van verzekerd zullen raken dat er niets is dat te vergelijken is met de wonderen
die Hij deed en de woorden die Hij sprak. Iedereen die het leven van Jezus overdenkt, zal
zich er elke dag opnieuw van bewust worden dat er iets “schandaligs” is gebeurd, namelijk
dat God Zichzelf heeft geopenbaard in een menselijk bestaan.
De Menswording van Jezus is meer dan alleen maar een dogma of doctrine, het is een
voorwerp van contemplatie en meditatie; het is de plaats waar engelen en mensen samen
staren naar een mysterie dat even diep is als de Almachtige Zelf. Zodra er enig begrip ons
verstand binnenkomt, verliest het begrijpen onmiddellijk zijn houvast en daalt af in de afgrond
van absoluut onbegrip. Dit is echte vreugde, namelijk om datgene te overdenken wat nooit
volledig begrepen kan worden. Paulus verklaarde met nadruk dat de grootsheid van het
mysterie van ons geloof niet ter discussie staat, want Jezus werd in het gelijk gesteld door de
Heilige Geest (1Tim.3:16), waaruit blijkt dat de Heilige Geest het volkomen eens was met de
keuze van Jezus om Mens te worden. Paulus sprak ook niet als iemand die niet goed was
geïnformeerd, want hij was zelf in de derde hemel geweest (2Kor.12:2-4); hij had zelf de
Heer in de hemel gezien. Toch verklaarde Paulus met nadruk dat er geen discussie mogelijk
was over de schoonheid van de Menswording van Jezus Christus; engelen staan perplex te
kijken in zulke diepe dingen (1Petr.1:12b), en mensen kunnen totaal niet beseffen wat God
heeft gedaan. Groot is het mysterie van ons geloof! Hebben wij ons ooit afgevraagd wat er
met het menselijke leven aan de hand is dat de Schepper Zelf wilde wonen in een menselijk
lichaam, omdat Hij zoveel plezier in de mens had? Jezus is niet alleen onze Schepper-God,
onze Goddelijke Koning en Heer, maar Hij is nu ook onze oudste Broer (Rom.8:29b). Hoe
heeft de Schepper-God Zichzelf kunnen scheppen als Mens?
Wat is toch dat hartstochtelijke verlangen in de vloedgolf van Gods passie die resulteerde in
het aannemen en omarmen van menselijkheid tot in alle eeuwigheden om voortaan als een
menselijke Koning te regeren tussen mensen? Waar ligt de oorsprong in de gedachten van
God met betrekking tot een onderwerp als de Menswording? Waar begon dit? Hoe is dit zo
gegroeid? Wat was de dialoog binnen de Goddelijke Drie-Eenheid toen het Lam al vóór de
fundering van de wereld werd geslacht in het centrum van de hemelse majesteit (Opb.13:8)?
Hoe mysterieus is dit plan dat werd geboren in het zuivere hart van de oneindige, heilige
God, een perfect plan dat ontworpen is door een perfecte God, om de God-Mens te laten
zitten als Heerser op Zijn troon. Hebben wij er ooit bij stilgestaan dat er op dit moment een
Menselijk lichaam aanwezig is in de Goddelijke Drie-Eenheid? In het centrum van de troon
van God woont een Lam, een afstammeling van David, die geboren werd uit een jonge
Joodse maagd. Deze bovennatuurlijke eenheid tussen God en Mens in één en dezelfde
Persoon is een mysterie, omdat het bedoeld is ons tot aanbidding te brengen en niet alleen
maar om ons te laten begrijpen; het gaat juist om de extase van niet-begrijpen (2Kor.5:13a).
Dit mysterie is binnen de christelijke gemeente altijd het onderwerp van grote liefde voor God
geweest; God werd een Mens en Hij nam onze gedaante aan om ons te kunnen liefhebben.
De gemeente is niet in staat gebleken om de diepte van deze waarheid uit te leggen, maar
doctrine en dogma hebben terecht gezocht naar het afbakenen van de definities over deze
eenheid tussen God en Mens in één en dezelfde Persoon.
De geboorte van de God-Mens bevat de hoogste elementen van mystiek die dit mysterie
omringen en versluieren in wolken van geheimhouding. De engel Gabriël kondigde Maria
aan dat de Heilige Geest op haar zou komen en dat de kracht van de Allerhoogste haar zou
overschaduwen, zodat er een heilig kind geboren zou worden dat de Zoon van God zou
worden genoemd (Luc.1:35). Tevens voegde hij eraan toe dat voor God niets onmogelijk zou
9
zijn (Luc.1:37). Een onvruchtbare oude vrouw werd zwanger van Johannes (Luc.1:24) en
een jonge Joodse maagd werd zwanger door de Heilige Geest; het gevolg is dat engelen
zingen (Luc.2:13-14), dat herders en dorpelingen verbaasd staan (2:15+18), en dat Maria al
de gesproken woorden in haar hart overdenkt (2:19+51b). De vreugde van het christelijk
geloof is om te staren naar het mysterie van de geboorte van Jezus, want Luc.2:7 beschrijft
de geboorte van Jezus als een normale menselijke geboorte inclusief de geboorteweeën.
God werd geboren als een baby, in doeken gewikkeld en in een voederbak gelegd, maar
toch aanbaden de engelen Hem en de herders betoonden Hem hun eer. Lucas vervolgt zijn
verhaal echter met te vertellen dat Jezus niet alleen geboren werd als een mens, maar dat
Hij ook opgroeide als een mens (2:40+52).
Jezus groeide ook in Zijn geest en werd vervuld met wijsheid, en de genade van God was op
Hem; Hij groeide fysiek, emotioneel, mentaal en geestelijk. Maar wat waren de stadia die Hij
doorliep voordat Hij besefte dat Hij de unieke God-Mens was? Wanneer was het moment dat
Hij besefte dat Hij verschilde van andere mensen, want Hij was en bleef altijd zonder zonde
(2Kor.5:21, 1Petr.2:22)? Hoe voelde het toen Zijn mentale en geestelijke capaciteit kwam op
het punt waar Hij herinneringen begon te krijgen aan de hemelse troonzaal? Wat betekende
het voor Hem om het woord van God te lezen en Zich de woorden te herinneren als iets wat
vroeger al uitgesproken was in de hemel? Wat voelde Hij, toen Hij opgroeide en engelen kon
zien in Zijn directe omgeving en ook bij anderen? Hoe was het toen de dag aanbrak dat de
Vader besloot dat Jezus klaar was om geestelijke realiteit te zien in dromen en visioenen, en
om engelen te ontmoeten? Kon Hij Zich op dat moment herinneren dat Hij deze engelen al
eerder had gezien in de hemel, toen Hij nog als de Zoon van God bij de Vader op de troon
zat? De Menswording van Jezus is gehuld in vele mysteries waarover wij tijdens ons leven
kunnen mediteren zonder ooit een einde te zien aan onze verbazing en ook nooit uitgekeken
te raken op dit grote wonder.
Er is veel aan de hand met dit Kind, want Hij is het beloofde nageslacht, Degene over wie
geprofeteerd werd vanaf het eerste moment na de zondeval; de hoop van alle eeuwen rust
op deze Persoon. Laten wij goed kijken naar Degene die bestemd was om Zijn volk van
zonde te bevrijden en om de kop van de slang te vermorzelen; Degene die het gevallen
nageslacht van Adam moest vrijkopen en een koninkrijk van eeuwige gerechtigheid moest
brengen. Nu leven wij in de tijd na de kruisiging en de opstanding, en we zijn vergeven en
vervuld met de Heilige Geest; maar de kribbe nodigt ons uit om opnieuw te komen kijken,
want dat is de plaats waar wij voor het eerst hoop voelden. De kribbe is de plaats waar God
in al Zijn vriendelijkheid zo laag kon afdalen om te delen in mijn levenservaringen, en de
nederigheid in dit alles maakt dat wij neerbuigen, maar de kleine vingers van de baby-Koning
maken dat ons hart zich naar Hem uitstrekt. Bij de kribbe verlies ik mijn slechte humeur en
mijn religieuze hardheid die opgebouwd is vanuit mijn defensieve rechtvaardigheid; bij de
kribbe begint mijn hart zacht te worden en begin ik te communiceren met een God die het
aandurfde om bij ons allen te komen. Hij nodigt mij uit om met Hem te dromen ten behoeve
van allen die nog nooit van Hem gehoord hebben.
Dan.7:13-14 In mijn nachtelijke visioenen zag ik dat er met de wolken van de hemel Iemand
kwam die eruitzag als een mens. Hij naderde de Oude Wijze en werd voor Hem geleid.
Hem werden macht, eer en het koningschap verleend, en alle volken en naties, welke taal zij
ook spraken, dienden Hem. Zijn heerschappij was een eeuwige heerschappij die nooit ten
einde zou komen, Zijn koningschap zou nooit te gronde gaan.
V.v.d.B. 
10
Download