3-7-2013 Micro-organismen Microbiologie • Doel: kennis verkrijgen van – welke micro-organismen mogelijk schade kunnen toebrengen aan dieren/ mensen – de systematiek, bouw, manier van vermenigvuldigen en besmetten van die microorganismen. – erdoor veroorzaakte ziektes, therapie en preventie daarvan 2 Indeling Inleiding, systematiek, begrippen • I. Protozoën + • II. Schimmels en gisten • III. Bacteriën • IV. Virussen + • V. Prionen • VI. Endoparasieten • VII. Ectoparasieten Presentatie + toets 3 1 3-7-2013 Dit schema is uiteraard niet volledig! Begrippen • Infectieziekte: – ziekte veroorzaakt door het binnendringen en zich vermeerderen van een micro-organisme • Symbionten: – samenlevers; zowel micro-organisme als gastheer profiteren ervan (bv. “goede” bacteriën in darmflora) 5 • Apathogeen: – niet-ziekteverwekkend • Voorwaardelijk pathogeen: – alleen ziekte-verwekkend onder bepaalde omstandigheden (verminderde weerstand; bepaald medicijngebruik) • Pathogeen: – ziekte-verwekkend • Virulentie: – mate van “aanvalskracht” 6 2 3-7-2013 Besmetting • Hoe raken dieren besmet met micro-organismen? – Actief – Passief – Directe besmetting: door contact met een ander ziek dier of een drager; kan ook over grote afstand door zwevende micro-organismen in de lucht – Indirecte besmetting: via een tussengastheer (bijv een teek/mug) of via besmette materialen (bijv voerbakjes, kleedjes enz) Gunstige micro-organismen • Niet alle micro-organismen zijn schadelijk: – Bacteriën in de pens – Darmflora – Normale bacteriële huidflora – Schimmels bij de bereiding van kaas • Diergeneeskunde: – Pathogene of voorwaardelijk pathogene microorganismen 3 3-7-2013 I. Protozoën Protozoën • Bouw: ééncellige micro-organismen met celwand, cytoplasma, kern en verschillende organellen • Sommige hebben uitsteeksels waarmee ze zich kunnen voortbewegen (flagellen) Protozoën 4 3-7-2013 Protozoën • Veel protozoën maken verschillende stadia door Coccidiose Cyclus Protozoën • Systematiek: – Coccidiën (Eimeria, Toxoplasma) – Flagellaten (Histomonas, Trichomonas, Giardia) – Encephalitozoön cuniculi – Babesia canis – Leishmania 15 5 3-7-2013 Coccidiose • Komt o.a. voor bij kippen en konijnen • Verschillende soorten • Verschillende stadia ontwikkelen zich in de cellen van de darm beschadiging van darmcellen diarree, soms met bloed bij Coccidiose Coccidiose 6 3-7-2013 Coccidiose • Bij konijn ook aantasting lever • Behandeling/preventie: hygiëne en medicijnen via het voer Coccidiën • Eimeria spp.: – met name bij kip en konijn – ziekte: coccidiose (diarree, produktiedaling) – therapie: coccidiostatica door voer – preventie: hygiëne • Toxoplasma gondii: – apathogeen bij kat, schadelijk voor tussengastheren (o.a. mens) – Pas op bij zwangerschap! 20 Flagellaten • Histomonas: – voortbeweging m.b.v. flagel – bij kip – ziekte: • aantasting lever en darmen • zwarte kam en lellen (“black head disease”) – therapie: metronidazol door voer 21 7 3-7-2013 • Trichomonas: – met name bij duif – ziekte: • “het geel”: gele laag ontstekings-vocht in keel • dalende prestaties, evt. dood – therapie: metronidazol • Giardia: – bij hond en kat, herkauwers en varken en mens – ziekte: • (soms) chronische diarree – therapie: metronidazol 22 Encephalitozoön cuniculi • voorkomen: – met name bij konijn – via besmet konijn (urine en/ of vlees) evt. andere dieren en mens • ziekte: – aantasting nieren en hersenen • geen therapie/ preventie 23 Babesia canis • voorkomen: – bij de hond, vermeerderen in rode bloedcellen, waardoor deze afsterven – infectie via besmette teken • ziekte: – algemeen ziek, ernstige anemie, bloed in urine en faeces, onderhuidse bloedingen • therapie: Imizol • preventie: geen vaccin (meer) 24 8 3-7-2013 Leishmania • voorkomen: – bij de hond, maar ook de mens, vermeerdert in de macrofagen (witte bloedcellen) – infectie via zandvliegjes/ muggen • ziekte: – aantasting huid (vooral van kop), lever en milt, lymfeklieren en nieren • therapie: duur en langdurig • preventie: vaccinatie (Canileish) 25 Leishmania zoönose II. Schimmels en gisten 9 3-7-2013 Schimmels • Bouw: ééncellig zonder kern; kleine organellen in het cytoplasma • Schimmelcellen delen zich; blijven aan elkaar vast zitten → schimmeldraden (mycelia) → vorming van sporen, hiermee directe of indirecte besmetting • In mycelia vorming van sporen die vrijkomen. Kunnen jarenlang in de omgeving overleven (overleven op dood materiaal) → moeilijk te bestrijden Schimmels Schimmels • Hoe maken schimmels een dier ziek? – Schimmels in voer; productie van toxinen (mycotoxinen) – Het lichaam binnendringen (bijv aspergillose in de neusholte of de longen) – Infectie van de huid (ringworm, ringschurft) 10 3-7-2013 Ringworm Ringworm • therapie: – langdurige (orale) behandeling met nystatine, griseofulvine of conazolen – in cattery’s alle dieren (dragers!) – desinfectie omgeving met formaline Gisten – bouw: zie schimmels – vermeerdering: door knopvorming – meestal nuttig, soms schadelijk bij verminderde weerstand Malassezia otitis 11 3-7-2013 III. Bacteriën Bacteriën • Kleine micro-organismen: enkele duizendsten van een millimeter of kleiner • Omgeven door een stevige celwand en een plasmamembraan • Geen kern; wel erfelijk materiaal en verschillende structuren in het cytoplasma • Op celwand uitsteeksels hechten aan een oppervlak of informatie uitwisselen onderling Bacteriën 12 3-7-2013 Bacteriën • Verschillende vormen: Bacteriën • Vermenigvuldigen zich via deling (mitose), afhankelijk van temperatuur, pH, aanwezigheid voedingsstoffen, zuurstofgehalte • Staafvormige bacteriën ook sporenvorming (als er niet genoeg voedingsstoffen meer zijn). Kunnen jaren in de omgeving overleven → moeilijk te bestrijden Bacteriën • Gastheer wordt ziek door de gevormde gifstoffen: – Exotoxinen – Endotoxinen • Voorbeelden: – – – – Salmonella Campylobacter Clostridium Enz, enz, enz 13 3-7-2013 Bacteriën • Hoe weten we met welke bacterie we te maken hebben? – Kleuren – Kweken op bepaalde voedingsbodem – Zuurstof nodig? – Behandelen met antisera (tegen bekende bacterien) Bacteriën • Welke moet je kennen voor de toets? Zie aparte blaadje Bacteriën Behandeling?? Antibiogram? 14 3-7-2013 IV. Virussen Virussen • Kleinste micro-organisme: 0,02 tot 0,2 micrometer • Een hoeveelheid erfelijk materiaal, ingesloten in een omhulsel van eiwit • Geen stofwisseling, kan zich niet zelfstandig voortplanten → gastheer nodig Virussen 15 3-7-2013 Virussen • Hoe maken virussen een dier ziek? – Koppelen zich aan een specifieke celsoort; injecteren daarin het eigen erfelijk materiaal – In de gastheercel geeft het erfelijk materiaal van het virus de opdracht om nieuwe virussen te maken → dood van de gastheercel of zelfs de dood van het organisme waar de cel deel van uitmaakt Parvo Virussen • Welke moet je kennen voor de toets? Zie aparte blaadje 16 3-7-2013 Virussen Behandeling?? Virusvermeerdering stoppen door in te grijpen op stofwisselingsprocessen die voor de cel zelf van levensbelang zijn. Dus liefst: voorkómen! (hygiëne en enten) V. Prionen • kleinste ziekteverwekker, voor zover bekend maar één soort • bestaat uit een vrij kleine eiwitmolecule • vermeerdering, nog onbekend hoe • schaap: Scrapie, rund: BSE (hersenziekten met sponsachtige verandering) VI. Endoparasieten (inwendig) • platwormen (Trematoden) • lintwormen (Cestoden) • rondwormen (Nematoden) 17 3-7-2013 Faecesonderzoek • WEL eieren in faeces: er is een worminfectie aanwezig • GEEN eieren in faeces: betekent NIET dat er geen infectie met wormen is!! Trematoden (platwormen) • parasiet: – leverbot (Fasciola hepatica) • komt voor bij: – rund, andere herkauwers (schaap), konijn en de mens • bouw: – 1 cm. lang, plat “blaadje” – zuignap als mond, geen anus – volwassen bot leeft in lever, richt hier schade aan (hepatitis) • levenscyclus: • eitjes via gal/darm in ontlasting • op wei ontwikkeling tot larve • larve zoekt tussengastheer (waterslakje Lymnea trunculata) • in slakje vorming blaasje met vele nieuwe larven, hechten aan gras • door eten gras larven in darm en door de darmwand naar lever: groei volwassen leverbot (productie eitjes) • preventie infectie: – weides zo droog mogelijk houden – anti-wormmiddelen (afh. van de leverbotvoorspellingen) • therapie infectie: – anti-wormmiddelen 18 3-7-2013 Cestoden (lintwormen) • parasiet: – de lintworm (verschillende soorten) • komt voor bij: – alle diersoorten en de mens (ZOONOSE!) • bouw: – kop (scolex) en lichaam bestaand uit eipakketjes (proglottiden) – hermafrodiet (tweeslachtig; kan zichzelf steeds weer bevruchten) • cyclus: • • • • • • kop zuigt zich vast aan darmwand vormt proglottiden vol met eitjes (‘rijstekorrel’!) proglottide laat los, eitjes in ontlasting eitjes in tussengastheer (bv. de vlo) vormen blaasjes, vol met kopjes vlo opgelikt, kopjes komen vrij, groeien uit tot nieuwe lintwormen • preventie infectie: – vlooienbestrijding! – preventief ontwormen • therapie infectie: – anti-wormmiddelen Cestoden (lintwormen) • Hond en kat: – Dipylidium caninum – Taenia pisiformis – Taenia taeniaformis – Echinococcus granulosus 19 3-7-2013 Cestoden hond/kat (lintwormen hond/kat) • Dipylidium caninum: – in dunne darm hond/kat/mens – proglottiden met eitjes via ontlasting én actief via anus naar buiten (jeuk!) – via oplikken besmette vlooien nieuwe infecties – therapie: anti-wormmiddel (Droncit, Drontal) – preventie: vlooienbestrijding! • Taenia pisiformis: – m.n. bij hond, in dunne darm, max. 2,5 m. lang – cyclus + therapie vergelijkbaar met Dypilidium, echter: • proglottiden minder actief • tussengastheer haas/ konijn • Taenia taeniaformis: – m.n. bij kat, in dunne darm, max. 0,5 m. lang – vgl. Dypilidium, echter: • proglottiden minder actief • tussengastheer rat/ muis • Echinococcus granulosus: – m.n. risico mens i.v.m blazen Nematoden (rondwormen) • Hond/kat: – – – – Toxocara canis Toxocara cati (ZOONOSE) = Toxocara mystax Toxascaris leonina Ancylostoma-soorten • Paard/ezel: – – – – – grote en kleine Strongylus-spp. Strongyloides westeri Dictyocaulus arnfeldi Oxyuris equi/ Trichostrongylus Parascaris equorum 20 3-7-2013 • Herkauwers: – Trichostrongylus-spp. (Ostertagia, Haemonchus, Nematodirus) – Strongylus-spp. (Oesophastomum, Chabertia) – Dictyocaulus viviparus – Thelazia-spp. • Varken: – Ascaris suum Nematoden hond/kat (rondwormen hond/kat) • Toxocara canis: – – – – bij de hond, in dunne darm, max. 20 cm. lang elke hond is geïnfecteerd!! eitjes met ontlasting naar buiten larven vervellen , komen (vaak) rechtstreeks in volgende gastheer – 3 soorten larven: • migrerende larven (schade!) • larven naar darmen (groeien daar uit) • larven in “ruststadium” in organen, • Toxocara canis (vervolg!): – larven in “ruststadium”: • activatie door stijging progesteron • niet gevoelig voor anti-wormmiddelen – DUS pups altijd besmet: • vóór de geboorte in de uterus • na de geboorte via moedermelk – herinfectie teef via opeten besmette ontlasting pups 21 3-7-2013 • Toxocara cati (ZOONOSE) = Toxocara mystax: – bij de kat, in dunne darm, 6-10 cm. lang – verspreiding zie Tox. canis – besmetting NIET in uterus, wel via melk en geïnfecteerde prooidieren • Toxocara leonina: – bij hond en kat, in dunne darm – geen migratie! – rechtstreekse infectie of via besmette muizen • Ancylostoma-spp.: – haak- of mijnwormen, bv. Trichuris vulpis – m.n. bij honden, in dunne en dikke darm; soms bij kat, in maag – infectie op 2 manieren: • door opeten larven (eitjes in faeces) • larven die via huid binnendringen Nematoden paard/ezel (rondwormen paard/ ezel) • grote Strongylus-spp.: – veel paarden besmet, in dikke darm, wormen 2-5 cm. groot – eitjes in faeces, infectie met larven via eten besmet gras – migratie larven door bloedvaten: aantasting wand aneurysma! – risico’s wormaneurysma: • scheuren en verbloeden in buikholte • koliek en dood door darminfarct(en) 22 3-7-2013 • kleine Strongylus-spp.: – – – – in wand dikke darm, 0,5 - 2 cm.lang verspreiding via faeces, GEEN migratie in lichaam “peper- en zoutkorrel”-tekening therapie: • ivermectine • evt. cortico’s (herstel darmwand) en/of antibiotica bij secundaire bacteriele inf. (Salmonellose) – preventie: • regelmatig ontwormen (resistentie) • evt. 1x/week de mest verwijderen uit wei en de “paardebanen” maaien Nematoden herkauwers (rondwormen herkauwers) • Algemeen: – soortspecifiek (dus meestal geen kruisbesmetting) – daardoor bestrijding mogelijk d.m.v. beweidingsschema’s • Trichostrongylus- en Strongylus-spp.: – in lebmaag en dunne darm, resp. dikke darm – m.n. economische schade – preventie: beweidingsschema’s • Dictyocaulus viviparus: – in longen, via ophoesten en doorslikken uiteindelijk eitjes in de mest, larven op de wei (en op hooi!) – schade m.n. door ontwikkeling larven in longweefsel en door allergische reacties hierop – therapie: ivermectine – preventie: vaccinatie 23 3-7-2013 Nematoden varken (rondwormen varken) • Parascaris suum: – bij varken, in dunne darm – verspreiding:eitjes/larven in mest – schade: • m.n. door migratie van larven (naar longen: toename vatbaarheid infecties, en lever: afkeuring) • door diarree t.g.v. wormen in darm – therapie: ivermectine – preventie: hygiëne en preventief ontwormen VII. Ectoparasieten (uitwendig) • • • • • Teken Vlooien Luizen Mijten Vliegen Teken • Parasiet: – Ixodes- en Rhipicephalussoorten – slechts tijdelijk op gastheer (voor bloedmaaltijd): klein wondje – m.n. van belang vanwege overbrenging infectie-ziektes (Lyme-disease en Babesiose) • Cyclus: – teek leeft in omgeving - valt op dier-zuigt bloed - valt af na 1 à 2 weken - legt eitjes-vervellen tot nieuwe teek 24 3-7-2013 Vlooien • parasiet: altijd en overal! – hondevlo (Ctenocephalides canis) – ! kattevlo (Ctenocephalides felis) – mensenvlo (Pulex irritans) – konijnenvlo (Spilopsis cuniculi) • schade: – ontwikkeling tot vlooienplaag – vlooienallergie – jong en/of zwak dier: evt. anemie – overbrengen worminfecties Luizen • parasiet: – leven van huidschilfers of zuigen bloed, 1,5 mm. groot (net te zien) • cyclus: – uit eitjes (neten; kleven aan haren vast) komen larven die weer tot luizen vervellen • therapie: – behandeling met pyrethrine-derivaten (2e keer na 7 dagen!) Mijten • parasieten: – 0,15 tot 0,5 mm. groot • cyclus: – uit eitjes komen larven, die vervellen zich tot luizen • soorten: – – – – – Cheyletiella Demodex Sarcoptes Otodectes Notoedres 25 3-7-2013 • Cheyletiella “vachtmijt”: – bij hond en konijn op huid – schilferige huid, stoffige vacht – therapie: injectie of wassen met ivermectine • Demodex (“jeugdschurft”): – bij de hond, in de haarzakjes – verminderde weerstand – kaalheid en huidontsteking, eerst kop en poten, breidt zich uit – therapie: • kaalscheren • wassen met amitraz-preparaten • antibiotica (secundair Staph.infectie) • liefst niet mee fokken! • Sarcoptes (“schurft”): – borende mijt, bij hond, kat, konijn EN mens; JEUK! – m.n. huid van kop, buik en binnenkant dijen – secundaire bact. infectie (pus) • Otodectes: – oormijt bij hond en kat – korrelige, donkerbruine oorsmeer, met wegrennende mijtjes bij otoscopie • Notoedres: – schurft oorranden en poten, bij kat • Psoroptes cuniculi: – gravende mijt bij konijn – schilferende ontsteking oorschelpen en gehoorgang, met heftige jeuk – therapie: injecties met ivermectine (3x, met steeds 1 week tussentijd) • Knemidocoptes: – gravende mijt bij vogels – veroorzaakt schilferende ontsteking van de poten – therapie: baden met vloeibare paraffine 26 3-7-2013 Vliegen • Myasis – vliegenmaden in huid – m.n. bij konijnen en schapen met diarree, sosm bij paard/rund met wonden • Gasterophilus – eitjes kleven aan haren benen – paard likt ze op, larven in maag 27