ODD ODD staat voor Oppositioneel Opstandige Gedragsstoornis. Opstandig en agressief gedrag hoort bij het gewone kinderleven. Men spreekt echter van ODD bij een kind als sprake is van langdurig en herhaaldelijk vertonen van agressief, opstandig, antisociaal of tegendraads gedrag. Kinderen met ODD zijn moeilijk in de opvoeding, tonen ongehoorzaam gedrag en verzet, maken ruzie, zijn driftig en houden zich vaak niet aan de regels, maar feitelijk gewelddadig gedrag is niet per se aan de orde. Ze hebben vaak problemen in de sociale omgang, vooral met volwassenen maar ook met leeftijdgenoten. Bij kinderen/jongeren met ODD is sprake van tekorten en vervormingen in de sociale informatieverwerking. ODD komt bij 3,2% van de kinderen voor. Niet zelden gaat de aandoening samen met andere stoornissen, bijvoorbeeld ADHD of autisme, waardoor de diagnose niet eenvoudig te stellen is. Verondersteld wordt dat ODD een milde variant is van CD (conduct disorder) en in tegenstelling tot CD is er geen sprake van agressief, gewelddadig gedrag. Het merendeel van de kinderen met CD (90% procent) heeft vroeger ODD gehad, maar het omgekeerde geldt niet. Lang niet alle kinderen met ODD krijgen CD. Geschat wordt dat een kwart CD krijgt en uiteindelijk ontwikkelt 10% van de kinderen met ODD als volwassene een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Kenmerken Een kind heeft ODD als het voldoet aan 4 of meer van de onderstaande criteria gedurende minimaal 6 maanden. Een patroon met negativistisch, vijandig en openlijk ongehoorzaam gedrag waarin vier (of meer) van de volgende aanwezig zijn: is vaak driftig maakt vaak ruzie met volwassenen is vaak opstandig of weigert zich te voegen naar verzoeken/regels van volwassenen ergert vaak met opzet anderen geeft anderen vaak de schuld van eigen fouten of wangedrag is vaak prikkelbaar en ergert zich gemakkelijk aan anderen is vaak boos en gepikeerd is vaak hatelijk en wraakzuchtig De gedragsstoornis veroorzaakt in significante mate beperkingen in het sociale, school- of beroepsmatig functioneren. De gedragingen komen niet uitsluitend voor tijdens het beloop van een psychotische of stemmingsstoornis. Er wordt niet voldaan aan de criteria van een gedragsstoornis en indien betrokkene achttien jaar of ouder is wordt niet voldaan aan de criteria van de antisociale persoonlijkheidsstoornis. Een kind met ODD heeft - thuis of bij mensen die het goed kent - last van woede-uitbarstingen, koppigheid, het is ongevoelig voor aanwijzingen van volwassenen, niet geneigd om een compromis te zoeken of te overleggen of zich te voegen naar volwassenen. Omgang Er is niet één type ODD. Je zult altijd moeten bekijken welke aanpak bijvoorbeeld de diagnose voor dit specifieke kind in deze specifieke situatie vraagt. In het bepalen van je omgang met/aanpak van gaat het om een goede afstemming tussen de opvoedingsstijl van ouders, de pedagogische aanpak van de begeleider en de behoeften van het kind. Bij de aanpak van de problemen zal je juist sterk moeten letten op de beschermende, protectieve factoren van het kind en van zijn omgeving. Als begeleider kun je een veilige, geruststellende leefwereld bieden. ‘Zware, complexe gevallen’ zullen altijd worden doorverwezen naar bijvoorbeeld Bureau Jeugdzorg (BJZ) of naar kinder- en jeugdpsychiatrie. Voor kinderen met gedragsproblemen in het algemeen geldt dat zij een tekort hebben aan een eigen structurerend, probleemoplossend vermogen. Dit tekort kan zijn ontstaan door een probleem in aanleg of in omgevingsfactoren of door een wisselwerking tussen beide. Bij een aanlegprobleem is het zeer belangrijk dat dit gerespecteerd wordt, niet alleen door de omgeving, maar ook door het kind zelf. Pas als het kind zijn probleem kent en leert accepteren, hebben interventies zin. De persoon zelf is de belangrijkste bron voor verandering. Het is daarom essentieel dat hij hulp krijgt bij het denken over zijn eigen problemen. De aanpak van kinderen met gedrags- en ontwikkelingsstoornissen vraagt altijd een algemene basisaanpak van structuur bieden om hen te helpen hun wereld veiliger, overzichtelijker en beter voorspelbaar te maken. Het verlenen van structuur kan in de ruimtelijke, materiele setting, in sociale situaties en in afspraken over de tijdstructuur thuis en op school. Dit houdt in enerzijds grenzen stellen aan gedrag (basisregels, taalgebruik, zorg voor anderen, en andermans spullen), anderzijds houdt het in ontwikkelingskansen creëren. Dit betekent dat er een duidelijke omgeving wordt geschept, waarin zaken goed geordend zijn, met duidelijke schema’s, roosters en afspraken. Daarnaast is het geven van voldoende ruimte en het vinden van een gezonde balans en voortdurende afstemming van belang. In de omgang met kinderen met ODD is het belangrijk gedragsverandering als begeleidingsdoel te hanteren. Samen met het kind maak je een plan om vaardigheden te versterken die hem helpen sociale problemen op te lossen. Regulatie van boosheid, het tegengaan van impulsiviteit (eerst denken, dan doen) en het bekend maken met gedragsalternatieven zijn doelen die veel aandacht moeten krijgen. Hieronder een beknopte samenvatting van praktische aanwijzingen voor de beste aanpak van oppositionele kinderen/jongeren. - - - Begrens dwars, vijandig gedrag duidelijk: dat gedrag is onacceptabel, maar geef vooral aan welk gedrag je wél wilt zien. Probeer door een beloningssysteem, samen met het kind opgesteld, het gewenste gedrag op te roepen (alternatief gedrag voor ‘verzet’ aanleren) door positief gedrag te benoemen, te oefenen, zelf te laten opschrijven wat goed gaat en te versterken én het ongewenste gedrag te stoppen door begrenzing. Stel kind/jongere verantwoordelijk en aansprakelijk voor eigen gedrag en maak hem bewust van de verkeerde keuzes die hij maakt en bespreek alternatieve keuzes. Confronteer het kind met de gevolgen van zijn eigen daden door hem verantwoordelijk te stellen voor deze gevolgen en hem te vragen op welke manier hij de veroorzaakte problemen denkt op te lossen. Probeer via een cognitieve aanpak de gedachten te herstructureren, waardoor het kind zijn emoties beter kan reguleren. Leg uit dat hij vaak het gedrag van anderen niet reëel en negatief inschat. Probeer op deze manier zijn probleemoplossend vermogen te vergroten. Leer hem zich te verplaatsen in anderen: laat hem zien en ervaren wat het effect van bepaald gedrag op iemand is. Gebruik jezelf als voorbeeld en probeer middels eigen voorbeelden inzicht te geven. Doe een beroep op zijn behoefte om zaken te bepalen door hem verantwoordelijkheid te geven, bijvoorbeeld bij het bedenken van een oplossing voor een veroorzaakt probleem. Handige literatuur en websites - Lieshout, T. van - Pedagogische Adviezen voor Speciale Kinderen. - Baker, J. - Driftbuiten en woedeaanvallen - www.balansdigitaal.nl - www.nji.nl - www.trimbos.nl