Diagnostiek van gedragsstoornissen

advertisement
Gedragsproblemen bij peuters en
kleuters
Voornamelijk:
• Agressie
• Noncompliance
• Overactiviteit
Enkele aspecten van de (sociale)
ontwikkeling
0m
korte interacties: 1 initiatie + 1 respons
12 m
langere interacties; object-georienteerd;
functioneel spel; toename agressief gedrag en
hyperactiviteit
18 m
complementair en wederkerig sociaal spel
daling van de gehoorzaamheid (compliance)
Enkele aspecten van de sociale
ontwikkeling
24 m
verhoogde responsiviteit, toename sociaal spel,
toename prosociaal gedrag; stijging in
frequentie van agressief gedrag, maar relatieve
daling
36 m
verdere toename agressief gedrag; langere
negatieve interacties
48 m
daling van agressief gedrag
Agressie
• “Een handeling die een ander persoon kwetst of irriteert”
• Diverse indelingen mogelijk
–
–
–
–
Instrumenteel vs. affectief
Direct vs. indirect
Fysiek vs. verbaal
Proactief vs. reactief
• Agressieve kleuters worden vaak verworpen door hun
leeftijdgenoten
Noncompliance
• Niet gehoorzamen in meer dan 50% van de gevallen
• Risico voor de ontwikkeling van conduct disorder op
lagere schoolleeftijd
Noncompliance
• Indien enkel op school, vaak het gevolg van:
–
–
–
–
Niet begrijpen wat de school is
Onzekerheid over de grenzen
Gewoon zijn om in het middelpunt van de belangstelling te staan
Overweldigd door het schoolgebeuren
Stoornis bij jonge kinderen
(Campbell, 1990)
 Patroon of constellatie van symptomen
 Zekere vorm van stabiliteit (≠ aanpassing aan stress of
verandering)
 Symptomen evident in diverse settings en ook bij andere
personen dan de ouders
 Relatief ernstig
 Interferentie met ontwikkelingstaken
3 theoretische modellen
 ‘coercieve theorie (vb. Patterson, 1976, 1982)
 ‘attachment’ theorie (vb. Greenberg et al., 1993)
 Genotype-omgeving theorie (vb. Caspi & Moffit, 1995)
 Passieve effecten
 Evocatieve effecten
Opvoedingsstijlen




2 dimensies: steun en controle
Steun: ook warmte, aanvaarding, liefde, responsiviteit
Controle: ook restrictiviteit en eisen
Maccoby & Martin (1983)
controle
steun
Authoritative
+
+
Authoritarian
+
Permissive
+
Indifferent
-
Opvoedingsstijlen
 Minst gedragsproblemen bij authoritative parenting
 Niet optimale opvoedingsstijlen komen vaker voor bij
stress
Hechting (attachment)
 4 types van hechtingrelatie




A. Avoidant
B. Secure
C. Resistant
D. Anxious-disorganised-disoriented
 Hechtingsrelatie vormt “template” voor latere relaties
(internal “working model”)
 Veilig gehechte kinderen leren reciprociteit en empathie
 Veilig gehechte kinderen vertonen een hogere compliance
en minder agressie
Oppositioneel Opstandige
Stoornis (ODD)
• Bijna steeds in de thuissituatie, maar vaak niet zo duidelijk
op school of elders
• Meer bij moeders dan bij vaders
• Meer bij bekenden dan bij vreemden
• Komt vaak samen voor met ADHD, leerstoornissen of
communicatiestoornissen
• Prevalentiecijfers schommelen tussen 2 en 16%
Oppositioneel Opstandige
Stoornis (ODD)
•
•
•
•
Meer voorkomen bij jongens
Meestal aanvang voor de leeftijd van 8 jaar
Vaak voorloper van conduct disorder
Kwalitatief of kwantitatief verschil met CD
Diagnose en assessment bij jonge
kinderen die verdacht worden van ODD
1. Rating schalen voor ouders
• CBCL 2-3 en CBCL 4-16
• Breed > eng
• Problemen
–
–
–
–
–
–
–
≠ formele diagnostische criteria
Weinig precies op het vlak van ontstaan en duur van symptoompatronen
Geen informatie over cross-situationeel gedrag
Subjectieve interpretatie van de items
Meten we gedrag van het kind of stress van de ouders?
Invloed van impliciete persoonlijkheidstheorie over gedragsstoornissen
Halo-effecten
Diagnose en assessment bij jonge
kinderen die verdacht worden van ODD
2. Interviews
• Bv. DISC-IV
• Vaak maar bruikbaar vanaf 6 jaar
• Precieser dan ratingschalen, maar volstaan niet voor diagnose
• Worden steeds belangrijker
• Training is vereist
Diagnose en assessment bij jonge
kinderen die verdacht worden van ODD
3. Observatie
• meest betrouwbare methode
 duur, moeilijk te organiseren
 herhaalde sampling noodzakelijk bij ODD
• eventueel vervangen door telefonische rapportering
Diagnose en assessment bij jonge
kinderen die verdacht worden van ODD
4. Ouder-kind interacties en gezinsprocessen
• Vragenlijsten en interviews over pathologie bij de ouders (vb.
SCL-90)
• Interviews en observaties over opvoedingsstijl
• Observatie van interactie tussen partners (vb. rollenspel m.b.t.
conflict over opvoeding)
• Stress bij ouders (cfr. OSI)
5. Sociometrie
• Zie oefening
Diagnose en assessment bij jonge
kinderen die verdacht worden van ODD
6. Macrocontextuele factoren
• Buurt waarin men woont
• SES
ODD: diagnose en assessment bij
schoolgaande kinderen en jongeren
1. Zelfrapportering
• YSR 11-18
• Anders moeilijk bij adolescenten
2. Rating schalen voor ouders
• CBCL 4-16
• VvGK 6-12
3. Rating schalen voor leerkrachten
• TRF 4-18
• VvGK 6-12
ODD: diagnose en assessment bij
schoolgaande kinderen en jongeren
4. Interviews
• Bv. DISC-IV
• Vanaf 12 jaar ook van betrokkene zelf
5. Observatie
• Duur, moeilijk te organiseren
• Eventueel vervangen door telefonische rapportering
ODD: Diagnose en assessment bij
schoolgaande kinderen en jongeren
6. Ouder-kind interacties en gezinsprocessen
• Vragenlijsten en interviews over pathologie bij de ouders (vb.
SCL-90)
• Interviews en observaties over opvoedingsstijl
• Observatie van interactie tussen partners (vb. rollenspel m.b.t.
conflict over opvoeding)
• Stress bij ouders (cfr. OSI)
7. Sociometrie
• Zie oefening
ODD: diagnose en assessment bij
schoolgaande kinderen en jongeren
8. Macrocontextuele factoren
• Buurt waarin men woont
• SES
Interventie bij ODD
• Evolutie van PMT (parent management training) naar PCT
(parent-child treatment )
• PMT
– Er wordt gewerkt met de ouders
– Vooral operante technieken worden aangeleerd
– Succes wordt afgewogen aan gedragsveranderingen bij het kind
• PCT
– Er wordt gewerkt met ouders en kind
– Ook aandacht voor positieve communicatie, non-directieve interactie,
problem-solving
– Focus op de interactie, op de relatie
Download