EEN BRIL DIE JE NIET MEER AFZET Het licht is feller geworden, de schaduwen daardoor harder. Na een levertransplantatie heeft verteller en theatermaker Godfried Beumers afgerekend met franjes en versieringen. ,,Ik vind, in al zijn gekte, het leven fantastisch.” door Theo Hakkert foto Carlo ter Ellen Ook nadat hij zelf in december 2009 een nieuwe lever had mogen krijgen, werd Godfried Beumers weer met orgaandonaties geconfronteerd. ,,Ik was bezig met de cast voor een theaterstuk. Een jongen van de middelbare school kwam auditie doen en hij was blind. Hij had een oogziekte, waarbij een vlies over zijn ogen gleed. Alle mogelijke vooroordelen kwamen bij mij op. Wat moest ik met een blinde acteur, er was nog niet eens een stuk? Hij wist überhaupt niet of hij er wel bij kon zijn.” Als er hoornvlies beschikbaar zou komen, werd de jongen waarschijnlijk in de speelperiode geopereerd. ,,‘Kun je straks zien?’ vroeg ik hem. 80, 90 procent. ‘En blijft het dan goed?’ Over acht jaar zou hij weer blind worden. Waarom deed hij het dan? Hij deed gymnasium en wilde rechten studeren. Als hij heel hard zijn best deed, zou hij klaar zijn met zijn studie voordat hij weer blind werd. En de nieuwe tijdschriften zijn er in braille; de oude wetboeken niet.” Godfried Beumers (64) had al een donorcodicil voordat er een centrale registratie was. ,,Na mijn levertransplantatie heb ik nagekeken wat ik precies had ingevuld. Geen mitsen en maren, dacht ik. Toen bleek dat ik destijds mijn ogen had uitgezonderd. Je mocht alles van mij hebben, maar niet mijn ogen. Ogen vond ik zo persoonlijk, ik ben zo’n beeldend ingesteld iemand, met theater komt alles via de ogen. Om sentimentele redenen had ik mijn hoornvlies uitgezonderd. Ik geneerde me dood toen ik die blinde jongen hoorde. Ik heb nog dezelfde dag de registratie gewijzigd. Je mag ook mijn hoornvlies.” Vorige week was zijn kenmerkende stem weer op de radio in spotjes voor de donorweek. Godfried Beumers, ervaringsdeskundige. Een oproep aan een ieder zich aan te melden voor orgaandonatie, kort nadat er in de Tweede Kamer zowaar een meerderheid was voor de donorwet waar Pia Dijkstra zich voor had ingezet. ,,Of ze het oude spotje nog weer mochten gebruiken?” Alles voor de goede zaak, weet Beumers. ,,Ik ben in december 2009 getransplanteerd. Het is een krankzinnig verhaal.” In het voorjaar van 2009 openbaarden zich kwaaltjes. Huidirritatie, ademen stemproblemen. ,,Ik liep bij vijf, zes artsen en therapeuten. Niemand wist wat er aan de hand was. Ik moest maar eens bij een psychiater langs.” De gele kleur die hij in april kreeg, zat bepaald niet tussen de oren. Hij had veel naar Azië gereisd. Niet iets opgelopen daar? Via een internist gespecialiseerd in tropische ziekten kwam hij terecht bij de juiste dokter. Zijn lever bleek zwaar aangetast door twee aangeboren ziektes. ,,De ene aandoening maskeerde de invloed van de andere op de lever.” Het was erger dan gevreesd. De arts in Nijmegen, waar Beumers nu ruim elf jaar woont, stuurde hem naar Groningen, een van de drie ziekenhuizen waar levertransplantaties worden uitgevoerd. ,,Groningen heeft de meeste expertise.” De arts in Groningen kon ruiken en zien, zei hij, dat er een transplantatie nodig was en wel op heel korte termijn. ,,Hij wist alleen niet of hij er snel genoeg bij was. Je kunt ook te ziek zijn. Dan ga je dood. Elk jaar gaan ongeveer 150 mensen dood omdat ze niet meer in aanmerking komen voor een andere lever.” Die dinsdagochtend begin december trok de hemel dicht, sneeuw, een dik pak. ,,Het begin van de langste en barste winter in jaren. ’s Avonds kreeg ik een telefoontje. Meteen naar Groningen. ‘Je wordt vannacht getransplanteerd’ was de boodschap.” Een taxi met sneeuwkettingen. ,,Ik had een kans van 25 procent om de operatie te overleven.” Hij werd wakker, maar dat wilde niet zeggen dat het automatisch goed was. ,,Kon ook zijn dat ze na het open maken iets tegen kwamen. Had allemaal gekund.” Deze lever was geschikt. ,,Het grootste cadeau dat ik ooit in mijn leven heb gehad. Dat besef blijft je bij. Het is een bril die je niet meer afzet.” Wat hem vooraf parten speelde, hoe gek het ook klinkt: hij zou toch echt wel wat hebben? ,,Ik had geprobeerd zo lang mogelijk door te gaan met mijn werk. Op de operatietafel dacht ik: het zal toch niet zo zijn dat als ik straks bij kom de doktoren zeggen: ‘Meneer Beumers, u bent een veel betere acteur dan u zelf denkt. U mankeert niets’. Dat was mijn grootste angst, terwijl ik echt lag dood te gaan.” Eerste kerstdag werd hij voor het eerst voor langere tijd wakker. ,,Paul, mijn partner, zei dat ik een goede kans had. Met wel een paar kritieke weken voor de boeg.” Een enorm geluksgevoel. ,,Maar ik realiseerde mij meteen ook dat ik een cadeau gekregen had. Bij mijn familie in Enschede en elders in het land zouden de flessen open gaan. Er zou op mijn gezondheid worden gedronken. Maar ergens anders was een familie zich aan het voorbereiden op een begrafenis. Dat blijft bij mij meelopen. Het idee dat mijn geluk andermans verdriet is.” Zeven jaar later ziet Godfried Beumers er goed uit. Fit ook. In zijn werkkamer boven hangen foto’s aan de muur van Jenny Arean (,,Onze grootste chansonnière ooit”), Bertolt Brecht, Ramses Shaffy, een portret ook van hemzelf, gefotografeerd door Patricia Steur. Hier en daar maskers, waar hij ooit mee optrad. ,,In Enschede was ik als kind een stil, introvert jongetje. Ik moest me verstoppen achter maskers en poppen om te laten zien en horen wat ik te vertellen had. Vanuit die paradox heb ik altijd gewerkt. Steeds ging bij mij een schil van de ui, tot straks de laatste schil valt.” De vraag laat zichzelf stellen: hoe heeft de transplantatie zijn leven veranderd? ,,Wanneer mij dat wordt gevraagd, zeg ik altijd: ik ben volledig veranderd en ik ben nog steeds dezelfde.” Zijn vader was onderwijzer in St. Isidorushoeve. ,,Ik was de vijfde van zes. Het was een school met twee klassen. Wat zou betekenen dat mijn vader telkens een paar van zijn eigen kinderen in de klas zou hebben. Daarom zijn we naar Enschede verhuisd.” Mijn Enschedese oma leefde met een dochter plus schoonzoon en twee kleinkinderen in een driegeneratiegezin.” Toen omaatje overleed, werd ze thuis opgebaard. ,,Wij speelden rondom de kist. Vanaf de jongste kindertijd ben ik me daardoor bewust dat ik dood zou gaan. Het doodsbesef was er altijd. Toen oma daar lag, werden we er niet van weggehouden.” Hij was er diep van onder de indruk dat ze niets meer deed. ,,Ik ben daar heel lang mee bezig geweest. Dood, wat is dat dan?” Het maakte onder meer dat hij als theatermaker altijd onderwerpen zocht die te maken hadden met het leven van alledag. ,,Theater wordt , net als het leven zelf, pas interessant als er een conflict is, als er iets wringt. Na de transplantatie is het licht feller geworden en daardoor is de schaduw harder.” Keuzes werden harder, scherper. Vanuit het besef dat hij met 64 jaar de jongste niet meer is. ,,Als het leven vier seizoenen is, is dit wel het einde van de herfst. Als ik dit zeg bij voorstellingen en er zitten 60-plussers in de zaal, is de helft woedend. Als 60-jarige hoor je te zeggen dat het 60 het nieuwe 40 is.” Keuzes ook in vriendschappen. ,,Ik heb van een aantal mensen de vriendschap opgezegd. Ik had geen zin meer. Ze praatten al tien jaar op dezelfde manier over dezelfde problemen. Zoek het uit. Dat was niet gemakkelijk, maar met een paar mensen heb ik dat echt zo gedaan. Ik heb geen zin meer mijn energie daar aan te geven.” Minder optreden. Niet langer zoals ooit 300 voorstellingen per jaar, 20 komt eerst. ,,Als verteller wil ik een repertoire dat bij mijn leeftijd en de fase past waarin ik me bevind. Bewuster over de kwetsbaarheid van het leven, over het miraculeuze van het leven. Ik vind, in al zijn gekte, het leven fantastisch. Ik moet het heel erg hebben over de eindigheid en de schoonheid daarvan. Ook moeten we veel duidelijker snappen hoe ongelofelijk rijk wij zijn in Nederland. Als ik de ontevredenheid zie. En de polarisatie, die wordt opgewekt omdat alles in dit land entertainment moet zijn.” Kijkt hij, met dit in het achterhoofd, met spijt terug op zijn leven vóór de transplantatie? ,,Ik heb op één keer na nooit het gevoel gehad dat ik dingen over wilde doen. Ik was 18 en ik was in Ierland. Daar heb ik een ongelooflijk leuke Zweedse jongen ontmoet. Te laat had ik in de gaten dat hij graag iets met mij wilde. Ik durfde niet, ik snapte het niet. Daar heb ik misschien wel iets heel moois laten lopen. Meteen denk ik ook hoe prachtig het is om in je leven iets te hebben waarbij je je afvraagt: als dat nou eens anders was gelopen. Dat is ook rijkdom.” Vóór de operatie destijds stelde een vriendin hem de vraag of het nodig was. Of hij niet klaar was met leven. ,,Vond ik niet. Als ik dood ga, dacht ik, laat ik een aantal dingen heel belabberd achter.” Godfried Beumers geniet des te meer van het leven nu hij nog meer de betrekkelijkheid inziet. ,,Bij veel van wat ik meemaak, denk ik: wat wonderlijk, fascinerend, gruwelijk. En vooral is er de grote onbegrijpelijkheid. Alles wat een beetje van belang is, eindigt bij de grote onbegrijpelijkheid. Eigenlijk snappen we er niks van, eigenlijk hebben we geen idee van wat dan ook. En daar genoegen mee nemen.” Hij vertelt over Ramses Shaffy. ,,Op televisie werd hem gevraagd of hij het geen vervelende gedachte vond dat hij ging sterven. Nee, zei hij, dat is een van de dingen die ik nog nooit heb meegemaakt. Mooi. ‘Misschien’, zei hij, ‘stap ik straks wel een groot geheim binnen’. Dat vind ik een veel prettiger idee dan dat er een hemel is en dat ik voor Gods stoel moet verschijnen.”