Ik wil Christus kennen… Preek Nieuwjaarsdag 2014 - Martijn Piet In de brief aan de Filippenzen kom je Paulus tegen als een man die dankbaar is voor de gemeente en die zelf vol van vreugde is. Hij roept de gemeenteleden te Filippi op om zich te verheugen in de Here. Maar kijk je naar het leven van Paulus, dan is dat bijzonder, want op dat moment zat hij in Rome gevangen, in huisarrest. Maar daar leek hij niets van te hebben. Paulus had één ding voor ogen, en dat was Jezus Christus leren kennen. Hij was vol van geloof en hoop. Hij wist waar hij naar uit mocht zien, wat er voor hem lag, zijn opstanding, uiteindelijk. En dan één met Jezus zijn. Hij had geleerd zich op Jezus te focussen en dan werd hij blij. Daarmee kon hij alle dingen aan. Hij roept telkens op, dat we ons verblijden. Hoofdstuk 3 van de brief aan de Filippenzen leest een beetje als een nieuwjaarstoespraak. Paulus maakt als het ware de balans op. Hij kijkt terug en maakt een overzicht van winst en verlies. Én hij kijkt vooruit en spreekt van zijn verwachtingen. In het verleden had hij heel wat dingen heel erg belangrijk gevonden: Zijn afkomst, zijn opleiding, zijn status als farizeeër. Als iemand had kunnen roemen in zijn ijver om God zo te dienen, dan was hij dat wel. Laten we maar eens lezen in Fil. 3:7 e.v.: 7 Maar wat voor mij winst was, dat heb ik om Christus’ wil als schade beschouwd. 8 Ja, beslist, ik beschouw ook alles als schade vanwege de voortreffelijkheid van de kennis van Christus Jezus, mijn Heere, om Wie ik dat alles als schade ervaren heb. En ik beschouw het als vuiligheid, opdat ik Christus mag winnen, 9 en in Hem gevonden word, niet met mijn rechtvaardigheid, die uit de wet is, maar die door het geloof in Christus is, namelijk de rechtvaardigheid uit God door middel van het geloof; 10 opdat ik Hem mag kennen, en de kracht van Zijn opstanding en de gemeenschap met Zijn lijden, doordat ik aan Zijn dood gelijkvormig word, 11 in de hoop misschien . . . NBV 11 om hoe dan ook (HSV) te komen tot de opstanding van de doden. De NBV-vertaling suggereert hier twijfel, of zijn opstanding wel zal gebeuren. De HSV heeft daar geen twijfel over, maar weet niet precies ’hoe’. Paulus moet het nog gaan meemaken. Nu even terug naar vers 10. ‘opdat ik Hem mag kennen, en de kracht van Zijn opstanding’ Ja, die willen wij ook ervaren. Maar dan: ‘en de gemeenschap met Zijn lijden, doordat ik aan Zijn dood gelijkvormig word’. Maar Paulus, je weet toch wel van die omwisseling aan het kruis? Jezus heeft dat allemaal voor ons gedragen, zijn lijden en sterven aan het kruis diende er toch toe dat wij niet zouden hoeven te lijden. Hoe kan hij dan zeggen: Ik wil met zijn lijden één worden, ik wil met zijn sterven één worden? Wat bedoelt hij dan te zeggen? Wat voor soort lijden? Er zijn wel mensen die ertoe komen, na dit te hebben gelezen, zichzelf lijden aan te doen. Rond Pasen, op Goede Vrijdag, op de Filippijnen, geselen mensen zich en laten zij zich kruisigen. Maar dit kan Paulus nooit hebben bedoeld. Ook niet het lijden heeft hij voor ogen, dat mensen kunnen meemaken vanwege ziekten of andere tegenslagen. Paulus heeft hier iets anders bedoeld. Je kunt pas opstaan uit de dood, als je dood bent. Als je de opstanding wilt ervaren, dan zal je toch eerst moeten sterven. We kunnen hier denken aan twee dingen. Het eerste is geestelijk. In de Romeinenbrief heeft hij het bijvoorbeeld over de waterdoop: Rom. 6:3 3 Weet u niet dat wij die gedoopt zijn in Christus Jezus, zijn gedoopt in zijn dood? 4 We zijn door de doop in zijn dood met hem begraven om, zoals Christus door de macht van de Vader uit de dood is opgewekt, een nieuw leven te leiden. 5 Als wij delen in zijn dood, zullen wij ook delen in zijn opstanding. 6 Immers, we weten dat ons oude bestaan met hem gekruisigd is omdat er een einde moest komen aan ons zondige leven: we mochten niet langer slaven van de zonde zijn. 7 Wie gestorven is, is rechtens vrij van de zonde. Zoals Christus zich met ons heeft geïdentificeerd, zo mogen wij ons met Hem identificeren. Zoals Christus gestorven is en begraven, zo mogen wij onszelf houden als gestorven. In het ‘watergraf’ hebben wij ons laten begraven. We zijn gestorven aan onszelf, ons eigen ‘ik’, ons ‘ego’ en daarmee komt er ruimte voor het leven van Christus in ons. De doop is een moment, maar daarna komt er voor ons een proces in gang dat je uitleeft in je leven. Als we nu weer in de Filippenzen brief lezen, dan komen we in Paulus een man tegen die al een tijdje onderweg is met de Heer, dan zien we in hem een man die eigenlijk alles al opgegeven heeft, één die gestorven is aan zichzelf. Wat mensen hem ook aandoen, dat kan hem niet meer deren, en alles wat hij voorheen als winst achtte, waar hij op zou kunnen roemen, dat is al vuilnis voor hem geworden. Voor hem is er in zijn leven alleen nog maar Christus en Hem te kennen, wat is overgebleven. Hij weet ook, dat terwijl hij voor Christus gaat en alleen voor Hem, dan krijg je te maken met oppositie. Mensen nemen je dat niet in dank af. Nu leven wij in een vrij en een zeer tolerant Nederland. Maar toch ook, als we radicaal staan voor Jezus, dan zijn er mensen die je omarmen, maar er zijn ook mensen die je wel wat zouden kunnen aandoen. Dan is er oppositie. Wanneer Paulus zelf voor het eerst Filippi bezoekt heeft hij hier ook mee te maken. Hij ontmoet een meisje met een waarzeggende geest. Paulus drijft die geest uit, maar degenen aan wie dat meisje als slavin toebehoort, zijn hun inkomsten kwijt. Zij zorgen ervoor dat Paulus, samen met Silas, in de gevangenis terecht komt. Zij gaan daar niet zitten kniezen, maar zij gaan God grootmaken: ‘Loof de Heer, o mijn ziel, prijs nu zijn heilige naam.’ ‘Here God, U bent niet veranderd, de omstandigheden mogen dat dan wel zijn, maar U bent voor ons nog altijd dezelfde.’ En het is te midden van hun lijden, dat zij de kracht van de opstanding gaan ervaren. Er komt een aardbeving en God maakt alle gevangenen los. Ook de gevangenbewaarder wordt behouden. Paulus ervaart de kracht van de opstanding. In wat wij in de Filippenzenbrief hebben gelezen, zien we dat we de opstanding mogen ervaren – in de toekomst – en dat wij de kracht van de opstanding mogen ervaren – en dat nu. Dit maakt, dat hem niets meer kan schelen, behalve Christus. Hij is los van alles wat hem in het leven houvast zou kunnen geven. Hij heeft het leren afleggen als dingen die hem maar tot last zouden kunnen zijn. Hij zou er maar verstrikt in kunnen raken. En zo kan hij zeggen: ‘Mij kan niets gebeuren. Voor mij is leven Christus en sterven winst.’ Hij vindt zulk soort tegenslag niet eens erg; het is de weg die de Here Jezus ook gegaan is. ‘Kom ik oppositie tegen, nou ja, dan kom ik oppositie tegen.’ Als Jezus dit deed voor mij, waarom zou ik het dan niet doen voor Hem? De Filippenzen brief is een brief met parallellisme. Dat wil zeggen, dat wat er al eerder is gezegd, later weer terug komt. Wat Paulus hier in hoofdstuk drie heeft verteld, dat heeft hij zo ongeveer ook in hoofdstuk twee verteld over Jezus. En hij maakt zo duidelijk, dat wat Jezus heeft gedaan, hij, Paulus, Hem daarin navolgt. Hij zegt namelijk in 2:5-7 5 Laat onder u de gezindheid heersen die Christus Jezus had. 6 Hij die de gestalte van God had, hield zijn gelijkheid aan God niet vast, 7 maar deed er afstand van. Dit moeten we even zetten naast wat Paulus in hoofdstuk 3 zei. Paulus was zo ver gekomen, dat hij afstand was gaan nemen van alles wat hij altijd zo belangrijk was gaan vinden: Zijn afstamming als Jood, zijn opleiding, zijn wetsbetrachting, zijn ijveren tegen de christenen. Jezus had afstand genomen van zijn plaats in de hemel, dicht bij God, zijn Vader. Hij nam de gestalte aan van een slaaf en werd gelijk aan een mens. En als mens verschenen, 8 heeft hij zich vernederd en werd gehoorzaam tot in de dood - de dood aan het kruis. 9 Daarom heeft God hem hoog verheven en hem de naam geschonken die elke naam te boven gaat, 10 opdat in de naam van Jezus elke knie zich zal buigen, in de hemel, op de aarde en onder de aarde, 11 en elke tong zal belijden: ‘Jezus Christus is Heer, ‘tot eer van God, de Vader. Paulus neemt Jezus als zijn grote voorbeeld; Hij die zich nederig heeft opgesteld, om als mens, te dienen als een slaaf ter wille van ons mensen en de wereld. Paulus zegt en maakt dat ook nog waar in zijn leven, die gezindheid moeten wij ook hebben. Zijn brief begint hij dan ook, 1: 1 Van Paulus en Timoteüs, dienaren van Christus Jezus. De Griekse woorden hier gebruikt: δουλοι χριστου ιησου, slaven van Christus Jezus. En nergens in deze brief stelt hij zich op als apostel, nee, ik ben een dienaar en zo wil ik Jezus dienen en de mensen wil ik ook zo dienen. En mijn dienstbaarheid wil ik zo ver laten gaan, dat ik alles wel wil doen en ook nalaten om Christus te zien. Dat is erg radicaal. Maar Paulus zegt: ‘Dit brengt mij zoveel vreugde, want door een dienaar te zijn leer ik Christus steeds beter kennen en ik ervaar de kracht van zijn opstanding in allerlei situaties en omstandigheden’. En hij zegt: ‘Als ik vooruitzie, dan zie ik maar één ding, dan zie ik Jezus. Als ik vooruit zie naar de toekomst – en dat pakt niemand mij af – dan zie ik de vreugde om Christus te kennen. Dan zie ik een finishlijn en een prijs die voor mij ligt. Ik zie de opstanding uit de doden. Ik zie een heel nieuw leven, een heel nieuwe wereld en daar wil ik deel van zijn. Zoals Jezus een dienaar was, God en de mensen gediend heeft en daarna verheerlijkt werd en zijn plaats weer in kon nemen bij zijn Vader, en Koning der koningen werd. Zo ziet Paulus, door zijn leven ook af te leggen en God en mensen te dienen en daarvan de vreugde te ervaren, dat er een verheerlijking is, een opstanding uit de doden. Wij samen met Hem als koningen zullen heersen. En dat plaatje dat hij voor ogen heeft, dat maakt hem blij. Paulus bemoedigt de Filippenzen en laten ook wij bemoedigd zijn, om blij te zijn en ons te verheugen in die God die een hoopvolle toekomst voor ons heeft. Wij zullen misschien nog heel veel in ons leven erg belangrijk vinden. Dan is er nog heel veel te leren van deze Paulus. Er zijn dan mogelijk nog zoveel dingen om waarde aan te hechten, belangrijk te vinden, die je zo maar niet op wil geven. Voor Paulus was alleen belangrijk, wat Christus van hem vindt, wat mensen daar voor opvattingen over kunnen hebben, dat is hij van geen waarde gaan vinden. Daarin ligt een sleutel. Ik ben ervan overtuigd, dat het ervaren van die opstandingskracht van Jezus Christus ook te maken heeft met de mate dat wij het van Hem verwachten. En wij werkelijk ons vertrouwen op Hem stellen. En dan is het mogelijk, dat zoals Paulus het ziet, dat een mens in allerlei omstandigheden kan komen die best pittig zijn, en toch je vreugde niet te verliezen, toch in de blijdschap van de Heere te zijn en vervuld te zijn van een vrede die alle verstand te boven gaat. Christus kennen en de kracht van zijn opstanding, delen in zijn lijden en dood. Op een dag opstaan uit de doden. We weten niet precies hoe. Dat hebben we nog niet meegemaakt. Maar we gaan het meemaken. Zouden we daar niet bij willen zijn?