BEENOW 2015 Het magazine voor bijengezondheid Een perfecte fruitschaal Kennishiaten over bestuiving aanvullen Varroa bestrijden Efficiënte mijtcontrole voor honingbijen Bosbessenbalans Bestuivers in Canada onderzocht 2015_NUMMER 1 REDACTIONEEL Gezonde bijen zijn niet alleen noodzakelijk als bestuivers voor een duurzame voedselproductie, maar ook vanwege de unieke rol die zij spelen in veel ecosystemen over de gehele wereld. Door de veelheid aan factoren die bijdragen aan een slechte bijengezondheid is het vinden van oplossingen niet gemakkelijk. We beschouwen de gezondheid van bijen als een gedeelde verantwoordelijkheid van de verschillende belanghebbenden en als iets dat gezamenlijk aangepakt moet worden. Bayer neemt, vanuit haar missie ‘Science for a Better Life’, haar rol hierin zeer serieus. Al bijna 30 jaar is de Animal Health divisie van Bayer HealthCare actief betrokken – en blijft dat ook – bij het zoeken naar oplossingen om de gezondheid van honingbijen te verbeteren. We hebben hard gewerkt aan de ontwikkeling van nieuwe en innovatieve technologieën om de Varroamijt, vermoedelijk de belangrijkste factor die invloed heeft op de gezondheid van bijen, te bestrijden. Voor Bayer CropScience is bestuiving belangrijk, niet alleen voor het succes van de zakelijke activiteiten van onze klanten, maar ook voor onze eigen belangen in de koolzaad- en groentezaadwereld. We investeren al tientallen jaren zwaar in onderzoek en ontwikkeling en in uitgebreide beheersmaatregelen om de impact van gewasbeschermingsmiddelen op de gezondheid van bijen te minimaliseren. De veiligheid van de honingbij is al heel lang goed geïntegreerd in het ontwikkelingsproces van nieuwe werkzame stoffen en producten die wij op de markt brengen. In 2011 nam Bayer een strategische beslissing om haar ‘Bee Care’ programma op te zetten. In dat kader zijn tot dusver twee Bee Care Centers geopend, één in 2012 in Duitsland en de andere, die Noord-Amerika bedient, in april 2014. Door het combineren van beschikbare middelen en de deskundigheid over de gezondheid van bijen van onze Animal Health en CropScience activiteiten, stellen de centra ons in staat om ons proactief te richten op een beter contact met een breed scala aan belanghebbenden, om hun vragen en zorgen aan te pakken, en om te zoeken naar mogelijkheden om samen te werken aan vraagstukken omtrent de gezondheid van bijen. Bayer zal een actieve en zichtbare rol blijven spelen in de gezondheid van bijen. In samenwerking met externe partners zullen wij verdere oplossingen voor landbouw en diergezondheid ontwikkelen en leveren. Het samenbrengen van de belangrijkste belanghebbenden, met name boeren en imkers, is een cruciaal onderdeel van dit proces omdat wij een gemeenschappelijk belang hebben bij de gezondheid van bijen. Bernd Naaf Lid van de Raad van Dr. Dirk Ehle Bestuur van Bayer CEO Bayer HealthCare CropScience AG* Animal Health GmbH *verantwoordelijk voor bedrijfsmanagement en personeelsmanagement 2 BEENOW.2015_NUMMER 1 INHOUD Wij zijn er ons allemaal van bewust hoe belangrijk bestuiving is, en niet uitsluitend voor de levering van hoogwaardige, betaalbare voeding over de hele planeet. Als gevolg daarvan werken wij wereldwijd samen met onderzoeksinstituten en universiteiten, imkers en industriële partners aan een aantal uitdagende onderzoeksprojecten en samenwerkingsverbanden. In dit magazine leest u over de resultaten van een aantal van de inspirerende initiatieven waarbij wij betrokken zijn geweest. Redactioneel 2 Nieuws4 Feiten & Cijfers 6 Vooruitzicht60 Colofon61 Onderzoekers bestuderen de rol die bijen spelen bij de bestuiving van gewassen – van conventionele klassiekers tot exotische vruchten _ pagina 8 Canadese bestuivingspopulatie geconfronteerd met uitdagingen. Een landelijk project onderzoekt de multifactoriële oorzaken _ pagina 38 IN HET VELD IN DE BIJENSTAL IN HET GEZOEM Een perfecte fruitschaal Kennishiaten over bestuiving aanvullen Toegangscontrole bij de bijenkorf Nieuwe methode om honingbijen tegen de Varroamijt te beschermen 12 Vliegende vijanden Invasieve soorten bedreigen honingbijenkolonies 16 Een waarschuwingssysteem voor imkers Bepalen van de factoren die de gezondheid van honingbijen beïnvloeden 18 De handen ineenslaan in Azië Imkers en boeren samenbrengen 22 8 De natuur terugbrengen in de velden Het verbeteren van landbouwgebieden voor nuttige insecten 26 Minder spuiten voor betere bescherming Nieuwe manier van spuiten van pesticiden minimaliseert verdere blootstelling van bestuivers Het zoete leven voor bijen Bestuivende insecten beschermen op suikerrietplantages De stofval Verminderen van stof door zaadbehandeling in het veld 34 Mijten opruimen De Arista Bee Research Foundation: De teelt van Varroa-resistente honingbijen 30 48 Strijd tegen Varroa Veldstudie naar efficiënte mijtbestrijding bij honingbijen 42 54 Zuurdampbaden in de bijenkorf Correcte toepassing mierenzuur als Varroamijt-bestrijding 52 Bosbessenbalans CANPOLIN: Canada onderzoekt z’n bestuivers 38 Een voedzame zee aan bloesems Zaad-initiatief ter verbetering van de voeding van bestuivers 46 Door insectenogen Blik op het gezichtsvermogen: Hoe bijen de wereld zien BEENOW.2015_NUMMER 1 58 3 NIEUWS Toxicogenomica Zelfverdedigingsmechanismen van honingbijen Honingbijen hebben natuurlijke metabolische zelfverdedigingsmechanismen tegen bepaalde insecticiden. ontwikkelen van nog specifiekere werkzame stoffen. “Honingbijen hebben zeer effectieve metabolische mechanismen om met bepaalde insecticiden om te gaan”, legt Dr. Ralf Nauen, insecttoxicoloog en Bayer CropScience Research Fellow uit. Hij en zijn team onderzoeken daarom de processen die een rol spelen in het metabolisme van honingbijen en wilde bijen – en welke genen ten grondslag liggen aan elk van deze mechanismen. Zo hopen de wetenschappers er bijvoorbeeld achter te komen waarom honingbijen manieren hebben om met het insecticide thiacloprid om te gaan, maar niet met andere actieve stoffen die op dezelfde plaats in het lichaam van de insecten inwerken. Hiervoor werkt Bayer ook nauw samen met het gerenommeerde Britse instituut Rothamsted Research. Bij de ontwikkeling van nieuwe selectieve insecticiden moeten onderzoekers manieren vinden om plaaginsecten te bestrijden en tegelijkertijd nuttige organismen te beschermen. Als een product Doel van het project is om nieuwe screeningtechnologieën te ontwikkelen. Het plan is dan om werkzame stoffen te testen op een gerichte manier om te zien of de bijen deze beter kunnen verdragen. bijvoorbeeld schadelijk blijkt te zijn voor honingbijen, zal het niet worden goedgekeurd zonder aanzienlijke gebruiksbeperkingen. Wetenschappers kunnen binnenkort ondersteuning krijgen bij het Internationale raad voor de biologische diversiteit Wereldwijd beleidsadvies Zorgen dat wetenschap en beleid effectiever samenwerken – dat is de missie van IPBES, de afkorting van Intergovernmental Science-Policy Platform on Biodiversity and Ecosystem Services. Deze internationale commissie van de Verenigde Naties (VN) verspreidt informatie over de status van en de ontwikkelingen in de biologische diversiteit en ook over de huidige stand van de wetenschap. Deze activiteiten zijn bedoeld om politici, milieuorganisaties en VN-instellingen te ondersteunen in hun besluitvorming. De commissie bestaat uit geselecteerde bekende onderzoekers uit de hele wereld. Dr. Christian Maus, Global Pollinator Safety Manager bij het Bayer Bee Care Center, is inmiddelsbenoemd tot lid van de raad als hoofdauteur voor de beoordeling van bestuiving en bestuivers in verband met de voedselproductie. Hij zal worden betrokken bij de beoordeling van bijvoorbeeld de rol van inheemse en beheerde bestuivers. Hij zal ook worden belast met het evalueren van de wetgeving in verschillende landen op mondiaal niveau, die gerelateerd is aan bestuiving en bestuivers. “Ik ben zeer verheugd om samen met andere onderzoekers te kunnen bijdragen aan het doel om duurzame bestuivingsdiensten een hogere prioriteit in de beleidsvorming te geven”, aldus dr. Maus. 4 BEENOW.2015_NUMMER 1 Dr. Christian Maus werd door het IPBES als hoofdauteur voor de beoordeling van bestuiving en bestuivers benoemd. NIEUWS Software helpt bijen te beschermen Honey Bee Health Coalition Samenwerking via smartphone Alles voor de bijen Boeren en imkers in Canada kunnen nu gemakkelijk in contact komen via de “DriftWatch” software. Een imker controleert zijn mobiele telefoon om te kijken of hij zijn bijenkorven naast het veld met gewassen kan plaatsen. De online software vertelt hem wanneer de boer van plan is om gewasbeschermingsmiddelen toe te passen. De imker kan op die manier het risico voor zijn bijen tot een minimum beperken, zodat ze veilig stuifmeel en nectar in het veld kunnen verzamelen. Vervolgens kunnen de korven worden verwijderd of gesloten tijdens het toepassen van gewasbeschermingsmiddelen. Dit wordt mogelijk gemaakt door de “DriftWatch” software. Imkers en boeren kunnen zich registreren en toegang krijgen door gebruik te maken van een smartphone. Imkers kunnen ook informatie verstrekken over de locatie van hun korven. Op die manier weten boeren of er bijenkorven aanwezig zijn en wanneer de velden zonder nadelige gevolgen voor de bijen kunnen worden bespoten. De software is nu beschikbaar in de provincie Saskatchewan, Canada en in sommige Amerikaanse staten. Bayer CropScience heeft met het ministerie van Landbouw van Saskatchewan samengewerkt om DriftWatch te introduceren en het communicatie-instrument te promoten. In de toekomst zijn de makers van de software, Fieldwatch, van plan om barcodes op bijenkorven te plaatsen. Deze functie moet de juistheid van de informatie verder verbeteren. Bestuivers en neonicotinoïden Realistische condities in het veld Honingbijen zijn belangrijke bestuivers van wilde en gekweekte planten over de hele wereld – van appels tot en met courgettes. Alleen al in de Verenigde Staten bestuiven ze gewassen ter waarde van $ 15 miljard dollar per jaar. Veel factoren maken het leven voor insecten echter moeilijk, zoals bijvoorbeeld ziekten, gebrek aan voedselbronnen en overmatig telen. Imkers, wetenschappers, overheden, boeren en de agrarische industrie moeten samenwerken om deze problemen aan te pakken. In dit kader is Bayer lid van de Honey Bee Health Coalition, die alle betrokken partijen samenbrengt. Het gezamenlijke doel is om de gezondheid van de commerciële honingbijen te versterken. De coalitie is opgericht door het Amerikaanse Keystone Center. Nicaragua: honing als inkomstenbron Hulp voor kleine bijenhouders Hebben neonicotinoïden daadwerkelijk invloed op bestuivende insecten? Veel van de onderzoeken waarin deze gewasbeschermingsmiddelen als gevaarlijk zijn geclassificeerd, vertonen belangrijke wetenschappelijke tekortkomingen. Niettemin is het gebruik van deze insecticiden in Europa sterk beperkt. Bayer ondersteunt daarom een studie waarin de effecten van neonicotinoïden op honingbijen in koolzaadvelden worden onderzocht. Bijenteelt kan boeren in ontwikkelingslanden helpen hun inkomen aan te vullen. Deze olieproducerende plant wordt op grote schaal geteeld, met name in Europa en Amerika. Dit betekent dat de gele bloemen een belangrijke voedingsbron voor honing- en wilde bijen zijn. Het project omvat grootschalige veldstudies in het Verenigd Koninkrijk, Duitsland en Hongarije. Het Britse Centrum voor Ecologie en Hydrologie voert het onderzoek uit en Bayer en Syngenta financieren en ondersteunen dit met hun expertise. Kleinschalige boeren zijn goed voor 50 procent van de wereldwijde voedselproductie. Maar in ontwikkelingslanden zoals Nicaragua moeten ze vechten om te overleven. Om in deze situatie te helpen, steunt Bayer een project van de organisatie Chinantlan,dat boeren extra bronnen van inkomsten biedt: met honingbijen. Met financiële hulp van Bayer biedt Chinantlan geselecteerde boeren bijenkorven en uitrusting voor de bijenteelt aan. Beginnende imkers kunnen dan hun honing verkopen, wat voor hen extra inkomsten genereert. Bovendien kunnen ze de honing ook voor eigen gebruik houden. BEENOW.2015_NUMMER 1 5 INTERESSANTE INFORMATIE OM TE DELEN MET ANDEREN FEITEN & CIJFERS Opmerkelijke feiten over bijen, voedsel en bestuiving 4 3 Een koningin kan tot 4 jaar leven, maar zal doorgaans door de imker na 2 jaar worden vervangen. 2 1 JAREN MAANDEN 20 mm Een kolonie bestaat uit drie soorten honingbijen, elke soort heeft een karakteristieke grootte. 15 mm 10 mm 5 mm KONINGIN DAR WERKSTER 1 300 – 3.000 20.000 – 60.000 Een kolonie bevat normaal gesproken slechts één koningin, een paar honderd darren en tot 60.000 werksters. Werksters zijn onvruchtbaar, de voortplanting wordt dus overgelaten aan de koningin en de darren. De werkster doorloopt verschillende werkstadia, van het onderhouden van het broed en de bijenkorf tot en met het voeren. Een koningin kan wel 2.000 eieren per dag leggen tijdens het hoogtepunt van het Na de paring met darren legt de bijenkoningin haar eieren in de broedcellen die zijn voorbereid door de werksters. Als de cellen klein zijn, laat de koningin sperma uit haar legseizoen. spermatheca vrij en bevrucht ze het ei kort voor het leggen. Uit deze eieren ontwikkelen zich de werksters. In de grotere cellen legt de koningin onbevruchte eieren, hieruit ontwikkelen zich de mannelijke darren. Ontwikkelingsstadia: ei, larve, pop 6 BEENOW.2015_NUMMER 1 150 MILJARD FEITEN & CIJFERS De totale economische waarde van bestuiving door insecten wereldwijd wordt geschat op minstens 150 miljard euro per jaar. STUIFMEEL VAN 90% BLOEMEN van het voedsel in de wereld Bijenstuifmeel is rijker aan eiwitten dan alle andere dierlijke bronnen. Het bevat per gewichtseenheid meer aminozuren dan rundvlees, eieren of kaas. Van de 100 gewassen die 90% van het voedsel in de wereld leveren, profiteren 70 van bestuiving door bijen en andere insecten. 2.000.000 bloemen Lange reis 15 1/ 3 Profiteert van bijen Een derde van alle door de mens geconsumeerde planten zijn in zekere mate afhankelijk van de bestuiving door insecten. miljoen Bijen moeten ongeveer 2.000.000 bloemen bezoeken om 0,5 kg honing te produceren. Honingbijen zoeken hun eten binnen een straal van 3 tot 4 km rondom de bijenkorf. Voor de mens zou dit betekenen dat hij ongeveer 2.500 km zou moeten reizen voor voedsel. Het totaal aantal bijenkolonies in Europa is over de afgelopen 10 jaren stabiel gebleven met ongeveer 15 tot 16 miljoen kolonies. BELANGRIJKE FACTOREN VOOR DE BIJENGEZONDHEID Ongunstige weersomstandigheden Imkermethoden Landbouwmethoden, bijvoorbeeld verkeerde toepassing van gewasbeschermingsmiddelen Mijten, vooral Varroa Gebrek aan genetische diversiteit Virussen en bacteriën Voeding De gezondheid van bijen is een complex vraagstuk, dat wordt beïnvloed door veel verschillende factoren. BEENOW.2015_NUMMER 1 7 KENNISHIATEN OVER BESTUIVING AANVULLEN EEN PERFECTE FRUITSCHAAL Papaja, guave, mango: voor ons mensen vormen deze vruchten een welkome afwisseling van ons normale voedsel. Maar hoe belangrijk zijn deze vruchten voor bijen en andere bestuivers? In veel gevallen weten we relatief weinig over welke insecten op welke manier en op welk moment welke gewassen bestuiven. Op dit moment loopt een gezamenlijk onderzoek van Bayer en de Universiteit van Freiburg om onze kennishiaten op dit gebied aan te vullen en die informatie moet opleveren die kan worden gebruikt voor de ontwikkeling van bij-vriendelijke toepassingsmethoden voor insecticiden in de toekomst. Ongeveer 75 procent van de gewassen in de wereld is voor de bestuiving in zekere mate afhankelijk van insecten, de allerkleinste werkers spelen dus een zeer grote rol. Als bijen, hommels en vliegen geen handje zouden helpen, zouden er minder vruchten en zaden in de velden of aan bomen en struiken groeien. Insecten doen echter meer: hun betrokkenheid kan invloed hebben op de omvang van gewasopbrengsten en de niveaus van voedingsstoffen die deze bevatten. In veel gevallen hebben onderzoekers nog geen consensus bereikt over de rol die bijen spelen bij de bestuiving van gewassen. Zelfs voor echte klassiekers zoals appels, amandelen en koolzaad staan er nog vragen open om maar niet te spreken over de meer “exotische” gewassen zoals guave, mango en cacao. Mangobloesems (boven) zijn afhankelijk van bestuivende insecten voor de ontwikkeling van de sappige vrucht (onder). IN HET KORT 8 BEENOW.2015_NUMMER 1 De betrokkenheid van insecten kan invloed hebben op de omvang van gewasopbrengsten en de niveaus van voedingsstoffen die deze bevatten. “Voor veel gewassen zijn er nog maar weinig gegevens beschikbaar. En zelfs als er gegevens over de bestuiving beschikbaar zijn, dan zijn de resultaten vaak niet eenduidig, waardoor ze moeilijker te beoordelen zijn”, aldus dr. Christian Maus, Global Pollinator Safety Manager bij het Bayer Bee Care Center. Toch zijn gewasbeschermingsonderzoekers er op gebrand alle bestaande informatie te verkrijgen, vooral over de bestuiving van exotische gewassen, omdat het hen helpt bij het ontwikkelen van bij-vriendelijke toepassingsschema’s en richtlijnen voor het gebruik van insecticiden. “Daarvoor moeten we dingen weten zoals welke gewassen honingbijen en andere bestuivers eigenlijk regelmatig bezoeken, gedurende welk deel van het jaar en op welk tijdstip van de dag ze dat doen”, aldus dr. Maus. Daarom ondersteunt Bayer een nieuwe studie waarin alle momenteel beschikbare wetenschappelijke literatuur op het gebied van gewassen wereldwijd wordt doorgespit en samengevat. Het onderzoek wordt uitgevoerd door de werkgroep van prof. Alexandra- //Veel gewassen zijn afhankelijk van bestuiving door insecten. //De exacte rol van bijen en andere insecten is echter vaak niet helder. //Kennishiaten aanvullen: Bayer ondersteunt een wereldwijde literatuurstudie over gewassen. //Meer kennis kan de ontwikkeling van bij-vriendelijke toepassingsmethoden van insecticiden door anderen in de toekomst vergemakkelijken. IN HET VELD Dr. Christian Maus Global Pollinator Safety Manager, Bayer Bee Care Center “Voor veel gewassen zijn er nog maar weinig gegevens beschikbaar. En zelfs als er gegevens over bestuivers beschikbaar zijn, dan zijn deze vaak niet eenduidig, waardoor ze moeilijker te beoordelen zijn.” De meeste papajaplanten zijn zelfbestuivers, ze bestuiven dus hun eigen bloemen. Honingbijen bestuiven veel belangrijke vruchten, noten en groenten die bijdragen aan een gezonde voeding. Maria Klein. Een van de leden van de Werkgroep Natuurbeheer en Landschapsecologie van de Universiteit van Freiburg, dr. Virginie Boreux, heeft twee jaar lang in archieven en online databases gespit – en dat werk heeft zijn vruchten afgeworpen: “In ongeveer 1.500 publicaties, vond ik informatie over meer dan 130 gewassen”, zegt ze. De oudste vondst dateert uit 1881. Dr. Boreux heeft de belangrijkste bevindingen van elk onderzoek vastgelegd en per gewas samengevat in een tabel. Mango’s, bijvoorbeeld, waren het onderwerp van niet meer dan een tiental in het Engels gepubliceerde studies, uitgevoerd in verschillende regio’s. Papaja vrucht Guave vrucht De cacaobloesem (links) wordt bestoven door kleine vliegjes om vruchten (rechts) te produceren. Insectenbestuiving van guavebloemen (boven) kan tot hogere vruchtopbrengsten leiden. BEENOW.2015_NUMMER 1 9 “Hoewel uit sommige studies blijkt dat mango’s door honingbijen en wilde bijen worden bestoven, lijkt het er in andere studies op dat vliegen een belangrijke rol spelen,” aldus dr. Boreux. Onderzoeken welke bestuivers belangrijk zijn voor de fruitoogst, was niet de enige focus van haar werk: Ze was ook geïnteresseerd in de vraag of de insecten de voorkeur gaven aan nectar of aan stuifmeel, wanneer ze precies de planten bezochten en welke omstandigheden de bestuiving bevorderen. Het is een moeizame taak, aangezien niet elk onderzoek informatie over alle belangrijke punten bevat en niet elke bevinding wetenschappelijk verantwoord is. Sommige studies komen zelfs tot tegenstrijdige bevindingen. Daarom concentreert dr. Boreux zich nu op het evalueren van de enorme hoeveelheid gegevens. Het werk bestaat uit het uitfilteren van de belangrijkste en meest betrouwbare gegevens, deze af te wegen en ze vervolgens beschikbaar te maken in een eenvoudig te gebruiken systeem. Maar zelfs als dat eenmaal gedaan is, is de taak van dr. Boreux nog steeds niet afgerond. “Ik weet zeker dat de gegevensbank zal blijven groeien”, zegt ze. “Er zijn nog steeds aanzienlijke hiaten in onze kennis, zodat het onderzoek naar de bestuiving van landbouwgewassen nog lange tijd door zal gaan.” INTERVIEW KENNISHIATEN AANVULLEN Professor Alexandra-Maria Klein leidt de groep Natuurbeheer en Landschapsecologie van de Universiteit van Freiburg, Duitsland. Haar onderzoek richt zich op de ecologie en biodiversiteit van de interactie tussen planten en insecten in cultuurlandschappen. DE RESULTATEN Het onderzoek toont bijvoorbeeld aan dat wilde bijen in hoge mate bijdragen aan de bestuiving van tomaten, sla (voor zaadproductie), meloenen en andere gewassen. De situatie is heel anders bij bijvoorbeeld veldbonen of citrusvruchten, die volgens degeanalyseerde studies meestal bezocht worden door honingbijen. Papaja is één van de populairste tropische vruchten wereldwijd. Het is een belangrijk exportproduct voor ontwikkelingslanden geworden. 10 BEENOW.2015_NUMMER 1 Bovendien kan de samenstelling van bestuivers voor een aantal gewassen van land tot land verschillen. Zo worden uien (voor zaadproductie) bijvoorbeeld in de VS vooral door wilde bijen bestoven, in Pakistan door vliegen en in Polen door honingbijen. IN HET VELD Hoeveel effect hebben bestuivers op gewasopbrengsten? ken over. Bovendien vliegen er veel meer wilde “Dat kan sterk variëren. Sommige kool- een andere individuele plant of plantenvariëteit zaadrassen kunnen geheel zonder hulp van bijen tussen de bloesems dan honingbijen. Dat kan een voordeel zijn als stuifmeel van overgebracht moet worden.” bestuiving door insecten hoge opbrengsten leveren. En bij andere gewassen kan de opbrengst met wel 25 procent oplopen als Welke kennishiaten moeten ook nu nog aangevuld worden? de gevleugelde helpers erbij betrokken zijn. En sommige appel- en kersenrassen zouden “Om te beginnen, strekt onze kennis over de helemaal geen enkele vrucht meer produce- effecten van een bestuivingsstop zich uit tot ren zonder hulp van bestuivende insecten.” slechts enkele gewassen. We weten ook niet Verschillen honingbijen en wilde bijen van elkaar in mate van bestuiving? “Honingbijen zijn zeer sociaal en vormen grote kolonies; dit betekent dat ze zeer efficiënte bestuivers zijn. Maar ze vliegen niet bij lagere temperaturen, wind of motregen. In die situaties nemen hommels de bestuivingsta- veel over welke soorten insecten als bestuivers fungeren of wanneer en hoe ze dat precies doen. Een ander grijs gebied is wat voor soort en hoeveel voedsel en nestmateriaal belangrijk is, vooral voor wilde bijen. De enige manier waarop we erachter kunnen komen hoe we specifieke groepen of soorten van bijen kunnen beschermen, is als we weten welke groepen of soorten afhankelijk zijn van welke planten en – omgekeerd – wat hun eisen voor nesten zijn.” CONCLUSIE Het effect van bestuivers op gewassen kan sterk variëren. Maar de onderzoekers zijn bezig met het aanvullen van de kennishiaten. Hiermee zal het mogelijk zijn om uit te zoeken hoe specifieke bestuivende insecten en de belangrijke diensten die ze leveren voor natuur en mens behouden kunnen worden. BEENOW.2015_NUMMER 1 11 IN HET KORT //Varroamijten kunnen aanzienlijke schade aanrichten als ze in een bijenkorf terecht komen. //Bayer heeft een strategie ontwikkeld waarmee ze hoopt de parasieten bij de ingang van de korf effectief te kunnen bestrijden. //De Varroa Gate komt in een aantal landen in 2017 op de markt. 12 BEENOW.2015_NUMMER 1 IN DE BIJENSTAL NIEUWE METHODE OM HONINGBIJEN TEGEN DE VARROAMIJT TE BESCHERMEN TOEGANGSCONTROLE BIJ DE BIJENKORF Hoewel hij klein is, kan de Varroamijt grote schade aanrichten: De parasiet kan wereldwijd hele bijenkolonies vernietigen. Onderzoekers van Bayer proberen het probleem op te lossen door het ontwikkelen van een speciale toegang die ongenode gasten al in de deuropening aanpakt. Honingbijen zijn de verpersoonlijking van ijverige werkers, maar dat betekent niet dat ze zich altijd onberispelijk gedragen. Ze nemen graag deel aan een aantal stiekeme activiteiten zodra het bloemenaanbod in nazomer en herfst begint te slinken. Ze kruipen dan in naburige bijenkasten om honing te stelen. Maar misschien brengen ze niet alleen voorraden mee naar huis. Soms nemen ze een gevaarlijke passagier mee in hun kielzog: de Varroa destructor mijt. Nadat ze hun eieren op bijenlarven in de honingraatcellen leggen, vermenigvuldigen de mijten zich snel. Hun nageslacht heeft maximaal twee weken nodig om zich – samen met de nieuw uitgekomen bijen – over de gehele korf te verspreiden. De parasieten brengen ziekteverwekkers over die de bijen verzwakken. De afgelopen jaren zijn veel kolonies Westerse honingbijen in Europa en de Verenigde Staten het slachtoffer geworden van de Varroamijt. De bijen hebben daarom de hulp van de mens hard nodig: “De mijt komt oorspronkelijk uit Azië, waar hij een natuurlijke parasiet van de Oosterse honingbij is. De mijt kwam in de jaren ‘70 van de vorige eeuw naar Europa en begon zich in de jaren ‘80 te verspreiden in de Verenigde Staten”, legt dr. Klemens Krieger, die onder andere verantwoordelijk is voor de bijengezondheid in de Animal Health Division bij Bayer HealthCare, uit. “Australië is de enige plek die ze nog niet hebben bereikt.” In tegenstelling tot zijn Aziatische neef, kan de Westerse honingbij zich niet verdedigen tegen de parasiet. Acariciden behoren tot de wapens waarmee mijten worden bestreden. Ze doden mijten zonder gevaar voor de gezondheid van de bijen. De uitdaging is om acariciden in de korf te verspreiden zonder de honing te besmetten. De onderzoekers van Bayer en de bijendeskundigen van de Universiteit van Frankfurt werken samen aan een oplossing: de Varroa Gate – een Net als een teek hecht de Varroamijt zich met zijn kaken vast aan de bij en zuigt zijn bloed op, het zogenaamde hemolymfe. geperforeerde kunststof strook die een acaricide bevat. De strip wordt aangebracht over de ingang van de korf. Als de bijen door één van de gaten in de strook kruipen, plakt de werkzame stof op hun poten of haren. “De strip vult de stof automatisch aan – maar met niet meer dan nodig is. Dat betekent dat het een aantal weken blijft werken”, aldus dr. Krieger. Linkerpagina: Dr. Klemens Krieger volgt de bijen terwijl ze terugvliegen naar de korf. Hij heeft samen met wetenschappelijke partners in heel Europa gewerkt aan het ontwikkelen van een innovatieve bijenkorftoegang. Deze is bedoeld om honingbijen tegen de dodelijke Varroamijt te beschermen. BEENOW.2015_NUMMER 1 13 INTERVIEW Als een bij door een gat in de strip de korf binnenkomt, hecht een deel van het acaricide dat zich aan de rand van het gat bevindt zich aan zijn lichaam en zo transporteert de bij de stof naar binnen. De kunststof strip vult de afgegeven stof meteen weer aan. De Varroamijt is de ergste plaag Dr. Tjeerd Blacquière is Senior Onderzoeker bij Plant Research International van Wageningen University in Nederland. Zijn laboratorium test de werkzaamheid van de Varroa Gate bij bijenstallen van imkers en onderzoekt of de aanbevolen doseringen de juiste zijn. Op welke manier bent u betrokken bij de ontwikkeling van de Varroa Gate? “Onze rol is om een deel van de werkzaamheidstesten in het veld uit te voeren bij de bijenstallen van imkers; ook testen we bij onze bijenstal of de aanbevolen Wat zijn de belangrijkste factoren die de honingbijensterfte beïnvloeden? doseringen correct zijn met het oog op werkzaamheid en veiligheid. Ons onderzoek omvat ook een groep kolonies die niet tegen Varroa worden behandeld. Dit “Het verlies van kolonies in de winter is een groot zou voor sommige fataal kunnen zijn. De resultaten zijn probleem. Alleen heel gezonde winterbijen zorgen echter onderdeel van de gegevens die nodig zijn voor ervoor dat een kolonie tot het voorjaar overleeft. Veel de registratie van de Varroa Gate en de daarin aanwe- invloeden van buitenaf kunnen in de nazomer de zige werkzame stof als diergeneesmiddel voor honing- ontwikkeling van vitale winterbijen aantasten: bijen- bijen tegen varroase.” ziekten en parasieten zoals de darmparasiet Nosema, gebrek aan voeding, of nadelige effecten in de zomer kunnen de hoeveelheid en de kwaliteit van de winter- Welke ontwikkeling verwacht u? bijenpopulaties verminderen. Verreweg de ernstigste plaag is de Varroamijt samen met de virussen die “Wetende dat kolonieverliezen tussen bijenhouders deze verspreidt. onderling sterk variëren, hoop en verwacht ik dat zij van elkaar zullen leren en zodoende hun bijenkorf, hun De rol van de imker is cruciaal om het verliezen van kolonies in de winter te voorkomen. Dit is niet eenvoudig en de instrumenten hiervoor zijn tot op heden beperkt.” bijenstalbeheer en de controle op Varroa zullen verbeteren. Zij hebben meer mogelijkheden nodig dan er nu beschikbaar zijn, omdat er momenteel nog maar weinig effectieve Varroa bestrijdingsmaatregelen beschikbaar zijn in Amerika of Europa. Op de langere termijn is de ontwikkeling van Varroa-resistente honingbijen de 14 BEENOW.2015_NUMMER 1 uiteindelijke oplossing.” IN DE BIJENSTAL De toegang zal imkers helpen om hun kolonies in de nazomer te beschermen tegen Varroa, voordat de bijen beginnen aan hun winterzit. Honingbijen moeten van nazomer tot lente een uitstekende gezondheid hebben om het voortbestaan van de kolonie te verzekeren. Zijn team werkt aan het ontwikkelen van verschillende toegangen met verschillende werkzame stoffen. Daardoor kunnen imkers de acariciden die ze gebruiken afwisselen. Dr. Krieger gelooft dat de twee andere stoffen ook een veelbelovende toekomst hebben: “We testen cumafos al in verschillende concentraties in veldstudies in Duitsland en op Sicilië”, zegt hij. Hij verwacht binnenkort ook amitraz in de volgende testfase op te kunnen nemen. “Als alles goed gaat, zullen we de flumethrine-toegang al in 2017 lanceren”, zegt hij. De toegangen met de twee andere stoffen volgen daarna. Elke toegang krijgt een andere kleur zodat imkers gemakkelijker de behandelingen kunnen afwisselen. “We kunnen alleen voorkomen dat mijten resistent worden door het inzetten van verschillende actieve stoffen”, aldus dr. Krieger. Want zelfs als de imkers erin slagen om hun kolonies succesvol tegen Varroamijten te behandelen, zou een enkele eenzame parasiet kunnen overleven. Tenzij deze robuuste exemplaren met een andere stof worden aangepakt, zullen ze zich vrij in de korf vermenigvuldigen en zich onder de bijenpopulatie mengen. Een ander probleem is dat de bijen die de mijten dragen ze uiteindelijk kunnen verspreiden als ze andere bijenkasten binnenvliegen. Dr. Krieger en zijn collega’s voorzien hun kunststof strips van drie beproefde en geteste actieve acariciden: flumethrine, cumafos en amitraz. “Op dit moment is onze grootste uitdaging het vaststellen van de juiste concentratie van de stoffen”, zegt de bijendeskundige. Daarvoor voeren de onderzoekers grootschalige veldstudies met verschillende Varroa Gates uit in meer dan 400 bijenkorven in heel Europa. Hierdoor kunnen zij verschillende concentraties van de stof en kunststofformuleringen onderzoeken. Met het ontwikkelen van flumethrine strips hebben de onderzoekers de meeste vooruitgang geboekt en zijn ze al tot een optimale dosering gekomen. Om te onderzoeken hoe de strips onder verschillende klimatologische omstandigheden en temperaturen functioneren, lopen er nu onderzoeken in Duitsland, Hongarije en Nederland. De deelnemende laboratoria testen ook honingmonsters op residuen. “Het is duidelijk dat de werkzame stof de honing niet mag verontreinigen”, aldus dr. Krieger. Tot nu toe hebben de tests met flumethrine positieve resultaten opgeleverd, zonder aantoonbare residuen. Dit betekent dat een toegang die flumethrine afgeeft geen invloed heeft op de kwaliteit van de honing. “Dat betekent dat imkers in staat zullen zijn om hun bijen in de korf te beschermen en ook kunnen voorkomen dat nieuwe besmettingen ontstaan”, aldus dr. Krieger. De toegang is dus onderdeel van een geïntegreerd concept voor de bestrijding van de mijten en het weren van de mijten uit bijenkorven. CONCLUSIE Zodra een honingbijkolonie in de nazomer op Varroamijt is gecontroleerd, moeten de mijtenaantallen laag worden gehouden. De Varroa Gate moet daarom nieuwe plagen voorkomen of het verspreiden van mijten vanaf het begin stoppen. BEENOW.2015_NUMMER 1 15 INVASIEVE SOORTEN BEDREIGEN HONINGBIJKOLONIES VLIEGENDE VIJANDEN Geen van beide zijn ze welkom in de bijenkorf: de horzel (Vespa velutina) en de kleine bijenkastkever (Aethina tumida). Ze zijn vanuit het westen en het noorden uit Azië en Afrika getrokken en bedreigen nu honingbijen in Europa en Amerika. Onderzoekers van Bayer zijn op zoek naar effectieve oplossingen tegen deze gevaarlijke insecten. Tot nu toe heeft de kleverige kooi de roofzuchtige bijenkastkever in toom weten te houden. De indringer wordt vastgehouden in een stevige gevangenis die Afrikaanse honingbijen opgebouwd hebben uit propolis, een harsachtig mengsel dat ze zelf verzamelen. Ze plaatsen zelfs een bewaker om de vijand in de gaten te houden. Op die manier verdedigen deze honingbijen zich tegen de vraatzuchtige kevers, die oorspronkelijk afkomstig zijn uit Sub-Saharisch Afrika. Maar sinds 1998 hebben ze zich helaas verspreid naar de VS, Canada, Mexico, Jamaica, Australië en Cuba, waar ze een zeer ernstige plaag voor de Westerse honingbijen blijken te zijn. In 2004 werd de kever in Portugal in een zending van koninginnenbijen uit Texas ontdekt en uitgeroeid. De kleine bijenkastkever heeft nu ook Italië bereikt. vijf millimeter grote kleine bijenkastkever voor de kolonie beter beheersen”, zegt de bijendeskundige. Zodra een kever zich een weg in de korf heeft gebaand, legt die zijn eitjes in beschermde schuilplaatsen die niet kunnen worden bereikt door de bijen. Nadat de larven uitkomen eten ze honing, was en stuifmeel – en vernietigen ze de structuur van de raat. De honing bederft en is niet meer bruikbaar voor menselijke consumptie. Sommige bijenkolonies laten zelfs in een noodzwerm de aangetaste korf achter. Er is nog een andere oorzaak die deze snel vermenigvuldigende kevers gevaarlijk maakt voor bijenkolonies: ze kunnen zeer goed vliegen en afstanden tot 20 kilometer afleggen, waardoor ze zich dus snel kunnen verspreiden. Momenteel zijn er nauwelijks methoden beschikbaar voor de bestrijding van de kever. “In de VS en Canada is het product Check- De kleine bijenkastkever mengt zich onder de honingbijen. De larven van dit schadelijke Afrikaanse insect eten honing, was en stuifmeel en vernietigen de structuur van de raat. Afrikaanse honingbijen weten hoe ze om moeten gaan met deze kever: “In vergelijking met hun Europese familieleden, ontdekken ze het besmette broed eerder en reinigen ze hun bijenkorf grondiger voordat ze uitzwermen”, legt Peter Trodtfeld, imker en Bee Health Expert in het Bayer Bee Care Center, uit. Maar de kevers worden ook steeds slimmer: ze imiteren het gedrag van bedelende bijen om stiekem voedsel te krijgen en kunnen maximaal twee maanden in hun gevangenis overleven. “Gelukkig kunnen ze zich onder deze omstandigheden niet voortplanten of paren”, legt Trodtfeld uit. “Afrikaanse honingbijen kunnen dan ook de risico‘s van de slechts 16 BEENOW.2015_NUMMER 1 IN HET KORT // Invasieve insectensoorten kunnen het ecologisch evenwicht verstoren en bedreigen honingbijenkolonies. // Voorbeelden zijn de komst van de Aziatische hoornaar, Vespa velutina, naar Europa en de verspreiding van de kleine bijenkastkever van Afrika naar Noord-Amerika en Europa. IN HET GEZOEM Doeltreffend bijenhars Propolis is een kleverige massa die bijen gebruiken voor het afdichten van scheuren en barsten in hun huis. Het bestaat voor ongeveer de helft uit hars, een derde was, en tien procent etherische oliën en eiwitten, sporenelementen en vitaminen. Propolis is effectief tegen vele bacteriën, virussen en schimmels. Bijen gebruiken het om hun korven te beschermen, maar de eigenschappen van propolis zijn ook nuttig voor de menselijke gezondheid, bijvoorbeeld voor de behandeling van infecties van huid en slijmvliezen of ter versterking van het immuunsysteem. Bijen verzamelen propolis uit bladknoppen en schors. De kleur is afhankelijk van de soort boom waar die wordt verzameld en kan variëren van geel (elzen), via bruin (populieren) tot zwart (berken). Mite+® van Bayer met de werkzame stof cumafos goedgekeurd”, legt Trodtfeld uit. “Daarnaast is in Canada ook Permanone® met de werkzame stof permethrin geregistreerd, een licht middel dat op de bodem wordt uitgegoten om larven die in de grond leven te bestrijden.” Deze behandelingen moeten worden toegepast in combinatie met een verbeterde bijenteelt en veranderingen in de behandeling van de honing. Als de kever zich eenmaal goed gevestigd heeft, kan deze niet worden uitgeroeid. Strenge regels voor de invoer van honingbijen zijn de belangrijkste verdediging tegen invoer van de kever, samen met andere ernstige plagen en ziekten voor bijen uit het buitenland. In Europa is echter momenteel maar één oplossing: zodra een imker deze kever aantreft moet hij dit melden omdat de kleine bijenkastkever een wettelijk meldingsplichtige plaag in de EU is. Daarom moeten imkers hun korven zeer goed in de gaten houden. Indien een keverplaag zich voordoet, is vroege onderschepping de enige kans op uitroeiing van de kever. Aziatische honingbijen hebben al een manier gevonden om zich tegen Vespa velutina te verdedigen (links): de bijen verzamelen zich rond de horzel (rechts), verwarmen die tot ongeveer 50 °C, en doden hem. Er is nog een andere gevleugelde bedreiging van de Westerse honingbij: Vespa velutina, een horzel die uit Azië afkomstig is. De voornamelijk zwarte horzel wordt gekenmerkt door de brede oranje streep op zijn buik en de fijne gele band op het eerste segment. Deskundigen vrezen een blijvende verstoring van het ecologisch evenwicht als dit insect, dat ongeveer twee centimeter groot is, zich blijft vermenigvuldigen. “Deze horzels zijn niet agressiever dan hun Europese familieleden en zijn niet echt gevaarlijk voor de mens. Maar honingbijen en wilde bijen kunnen lijden onder deze horzels”, legt Trodtfeld uit. Omdat horzels hun nieuwe kolonies vrij dicht bij elkaar maken, is er een zeer hoge concentratie van nesten in een bepaald gebied – en neemt de druk op voedselbronnen toe. En honingbijen staan nu al op het menu van de horzels. De horzel kwam naar Europe in 2004, aan de Atlantische kust van Frankrijk. Van daaruit trok de horzel het Europese vasteland binnen. In 2010 werd de horzel in Spanje aangetroffen, een jaar later in Portugal en in 2014 in Duitsland. Op hun plaats van herkomst hebben Aziatische honingbijenkolonies al een tactiek ontwikkeld om hun korven van deze vijand te bevrijden. Ze vallen de horzels als groep aan en vormen een bal rond hun vijanden, waarna ze de horzels verwarmen tot bijna 50 °C. “De bijen kunnen de hoge temperaturen een tijdje verdragen, maar de horzel sterft”, legt Trodtfeld uit. In Europa weten de bijen echter niet hoe ze de Vespa velutina moeten bestrijden en hebben daarom steun nodig. Voor dit doel wordt de leefwijze van de horzels binnenkort nauwkeurig bestudeerd en worden oplossingen om de Aziatische horzel te bestrijden geëvalueerd. Bayer ondersteunt werk aan een proefschrift waarin deze taak, in samenwerking met het Nationaal Instituut voor Agronomisch Onderzoek (INRA), wordt aangepakt. Het drie jaar durende project is in november 2014 van start gegaan. Hierbij worden insecten uitgerust met elektronische zenders om informatie over de locatie van de kolonies en het jachtgedrag van de dieren te verzamelen. “Omdat horzels hun nesten hoog in de bomen bouwen, zijn ze het grootste gedeelte van het jaar met bladeren bedekt en daarom moeilijk te vinden”, legt dr. Benedicte Laborie, Ecotox Engineer bij Bayer CropScience in Frankrijk, uit. Met de resultaten van het proefschrift hopen deskundigen van Bayer effectieve instrumenten te leveren om deze horzel te kunnen bestrijden – het gebruik van aas zou bijvoorbeeld een optie kunnen zijn. Dr. Laborie: “Als de horzels de werkzame stof in het nest brengen en aan hun larven voeren, zou dat een effectieve maatregel kunnen zijn om deze vijand beter te beheersen.” Tot die tijd kunnen imkers bijen die hun toevlucht zoeken in de korf het beste beschermen door gaas over de gehele ingang te plaatsen, waar de horzels niet doorheen kunnen komen. BEENOW.2015_NUMMER 1 17 BEPALEN VAN DE FACTOREN DIE DE GEZONDHEID VAN HONIGBIJEN BEÏNVLOEDEN EEN WAARSCHUWINGSSYSTEEM VOOR IMKERS De conditie van een honingbijenkolonie is afhankelijk van veel omstandigheden. Met behulp van high-tech methoden bestuderen onderzoekers in Canada en de Verenigde Staten momenteel welke invloed landbouwmethoden, ziekten en weersomstandigheden hebben op insecten. IN HET KORT //Honingbijen worden beïnvloed door diverse factoren, zoals ziekten, weersomstandigheden of landbouwmethoden. //Canadese en Amerikaanse onderzoekers en imkers verzamelen nu meer gegevens om met name de invloed van de landbouw te onderzoeken. //Zij willen aantonen dat bijenteelt en landbouw heel goed naast elkaar kunnen bestaan. Veel factoren hebben invloed op de gezondheid van een honingbijenkolonie, zoals ziekten of het weer. 18 BEENOW.2015_NUMMER 1 “We vinden het belangrijk om te laten zien dat moderne landbouw en bijenteelt naast elkaar kunnen bestaan, zonder een negatieve invloed op elkaar te hebben.” in Canada en de Verenigde Staten. Zijn collega‘s en hij spelen voornamelijk een adviserende rol in het onderzoek en coördineren het team van onderzoekers dat monsters verzamelt en analyseert. Het onderzoeksdoel: “We willen een soort systeem voor vroegtijdige waarschuwing ontwikkelen, dat geactiveerd wordt zodra er risicofactoren voor de gezondheid van de bijen worden vastgesteld”, aldus Rogers. En: “Het is belangrijk voor ons om te laten zien dat de moderne landbouw en de bijenteelt naast elkaar kunnen bestaan zonder een negatieve invloed op elkaar te hebben”, voegt zijn Canadese collega Paul Thiel, Vice President van Innovation & Public Affairs, toe. Imkers en wetenschappers in Canada en de Verenigde Staten zoeken daarom naar antwoord op de vraag: Wat beïnvloedt honingbijen precies als ze zich in een agrarische omgeving bevinden? Twee jaar lang observeerden ze nauwkeurig bijenkorven: de onderzoekers installeerden moderne meetsystemen in de bijenkorven van imkers in Ontario en Quebec in Canada en in Indiana en Utah in de Verenigde Staten. “Ze bevinden zich allemaal in de buurt van gebieden waar maïs groeit. Dat betekent dat we ook de invloed van de landbouw onderzoeken”, legt entomoloog Dick Rogers uit, terwijl hij over het “Sentinel Hive” onderzoeksproject praat. Hij is de manager van Bee Health Research bij het Bayer Bee Care Center in North Carolina en houdt toezicht op het werk De studies lopen nu voor het tweede jaar en er zijn verschillen tussen de Canadese en Amerikaanse studies. “De omstandigheden verschillen weinig van elkaar, maar we zijn zeer geïnteresseerd in elkaars resultaten”, legt Thiel uit. Zo zijn de Amerikaanse imkers bijvoorbeeld meer betrokken bij de bemonstering van bijen en stuifmeel dan hun Canadese collega‘s. En terwijl de onderzoekers in de Verenigde Staten het weer niet direct meten, zijn er naast de Canadese bijenkorven weerstations geplaatst. Deze meten automatisch elke 15 minuten de luchtvochtigheid, temperatuur, windrichting en neerslag. Deze gegevens geven aan in welke mate waarin het weer, vooral koele, regenachtige perioden, het leven van bijen kunnen beïnvloeden. Imkers hebben er natuurlijk van te lijden als het niet goed gaat met de bijen. En dan moeten ze op zoek naar de oorzaak van het probleem en dat is geen gemakkelijke taak. Veel factoren beïnvloeden de gezondheid van de honingbij, zoals ziekten, parasieten, landbouw- en imkermethoden en het weer. IN DE BIJENSTAL INTERVIEW Onderzoek op de imkerij David Shenefield Imker die deelneemt aan het Amerikaanse Sentinel Hive project Het klimaat in de bijenkorf wordt ook geregistreerd. En de korfen van de honingbijen staan op weegschalen die constant het gewicht van de hele bijenkorf bijhouden. Zo kan op elk moment worden nagegaan hoeveel werksters er buiten zijn – een enkele werkster weegt ongeveer 100 milligram, even veel als drie peperkorrels. En lange-termijn gewichtsveranderingen kunnen aangeven wanneer de insecten beginnen met het verzamelen van nectar – een belangrijke indicator voor de algehele gezondheid van de korf. De onderzoekers nemen ook periodiek monsters van honing, nectar en was uit de korf en testen deze op residuen van bestrijdingsmiddelen. Daarnaast verzamelen ze regelmatig levende en dode bijen en sturen deze naar gespecialiseerde laboratoria van samenwerkende partners om ze te controleren op ziekten en parasitaire infecties. In de Verenigde Staten worden de monsters onderzocht in het bijenlaboratorium bij het Noord-Amerikaanse Bayer Bee Care Center in North Carolina. Een grote Hoeveel van uw bijenkorven zijn betrokken bij het project? “We hebben vier bijenkorven in vier verschillende bijenstallen. Elke bijenstal bestaat uit ongeveer 20 bijenkorven. Ze staan in Huntington en Wells Counties in Noordoost-Indiana. “ Wat is uw ervaring met het onderzoek tot nu toe? “Het is tot nu toe een zeer nuttige ervaring geweest en we hebben een aantal goede gegevens verzameld. Het bijzondere aan dit project is dat de informatie en de monsters worden verzameld in de bijenstallen die beheerd worden in de dagelijkse praktijk van de imker en niet in een onderzoeksfaciliteit. En dit type onderzoek is belangrijk, omdat de meeste bijenkorven op deze manier worden beheerd. Ik heb het gevoel dat we op deze manier de beste informatie voor het verbeteren van de gezondheid van de honingbij zullen verkrijgen.” uitdaging voor het project in Canada is het transport van levende bijen voor virusanalyse via de post. De bijen worden nu verzonden via een koeriersdienst in potten met insectennetten in het deksel. De overwinteringsverliezen in de VS in 2013/2014 daalden met 24 procent ten opzichte van het voorgaande jaar. Ook in de meeste Canadese provincies waren de verliezen aanzienlijk lager dan in 2013. Bronnen: “The Bee Informed Partnership” en Canadian Onderzoekers beoordelen bijenkorven in een bijenstal met een kolonie van 50.000 bijen in Lost Hills, Californië. Association of Professional Apiculturists (CAPA) BEENOW.2015_NUMMER 1 19 De partners zijn nu, een jaar later, tevreden met de vooruitgang tot nu toe. Alle kolonies overleefden de eerste winter goed. In Canada werden virale infecties waargenomen bij de meeste levende en dode bijen uit verschillende bijenkorven, maar de virusbelasting bleek laag genoeg te zijn om de bijen gezond te houden. De omstandigheden waaronder virussen daadwerkelijk tot bijensterfte leiden, zullen de komende jaren nader worden onderzocht. De onderzoekers bestuderen ook de invloed van gewasbeschermingsmiddelen. In de eerste tests uit Canada werden resten van twee actieve stoffen gevonden in honing, nectar of stuifmeel – maar de hoeveelheden waren aanzienlijk lager dan de aanvaardbare drempelwaarden. De laboratoria vonden ook kleine hoeveelheden residuen in een aantal van de dode en levende bijen. In de komende maanden zullen de projectpartners doorgaan met het bestuderen van de mate waarin gewasbeschermingsmiddelen en geneesmiddelen voor bijen de gezondheid van een kolonie kunnen beïnvloeden. De resultaten uit de Verenigde Staten zijn nog in bewerking. “Het blijkt dat Varroamijten, voeding en virale ziekten, evenals het werk van de imkers grote invloed hebben op de gezondheid van de honingbij”, vat Thiel samen. Net als de imkers staan de onderzoekers in ieder geval te popelen om erachter te komen wat de volgende projectjaren zullen onthullen. “De deelnemende imkers waarderen het werk dat we aan dit project doen echt, omdat ze daardoor belangrijke nieuwe inzichten verkrijgen in de relatie tussen milieu en ziekteverwekkers”, zegt Rogers. “Dat is de basis voor een beter beheer van honingbijenkolonies.” En hoe meer gegevens de wetenschappers verzamelen, hoe dichter ze bij hun doel komen om een systeem voor vroegtijdige waarschuwing voor een betere bescherming van de bijenkorven te ontwikkelen. 20 BEENOW.2015_NUMMER 1 Dick Rogers Entomoloog en manager van Bee Health Research bij het Bayer Bee Care Center in North Carolina, VS “De deelnemende imkers waarderen het werk dat we aan dit project doen echt, omdat ze daardoor belangrijke nieuwe inzichten verkrijgen in de relatie tussen milieu en ziekteverwekkers.” IN DE BIJENSTAL CONCLUSIE Het Sentinel Hive onderzoek kan helpen om een soort waarschuwingssysteem voor imkers te ontwikkelen, rekening houdend met alle invloeden die de onderzoekers gesignaleerd hebben. Het systeem zal tot verdere studies leiden zodra er risicofactoren voor de gezondheid van bijen worden vastgesteld. BEENOW.2015_NUMMER 1 21 IMKERS EN BOEREN SAMENBRENGEN DE HANDEN INEENSLAAN IN AZIË In een door Bayer ondersteunde studie is de situatie van honingbijen en wilde bijen en de impact van de landbouw in China en India onderzocht. De bevindingen tonen aan dat imkers en boeren in beide landen moeten leren om beter samen te werken. Als het om honing gaat, is China wereldkampioen. De bijen in dat land produceren ongeveer 450.000 ton van de zoete stof per jaar, wat neerkomt op een kwart van de totale wereldproductie. Tegenwoordig exporteert China ongeveer 100.000 ton honing – maar dat was niet altijd het geval. De bijenteelt in Azië is in de afgelopen decennia snel veranderd. Daarop richtte zich een gezamenlijk onderzoek dat wordt uitgevoerd door deskundigen van CropLife Azië en de Chinese Academy of Agricultural Sciences (CAAS) en dat wordt ondersteund door Bayer. Eén van de bevindingen van het onderzoek was dat de bijenteelt in China zich heeft verveelvoudigd – van een half miljoen honingbijenkolonies in 1949 tot bijna negen miljoen in 2011. IN HET KORT // E en nieuwe studie werpt licht op het leven van de bijen in China en India. // Eén probleem in beide landen is de tegenstelling tussen imkers en boeren. // Trainingsprogramma‘s kunnen beide partijen bij elkaar brengen – en de landbouw meer toegankelijk maken voor bestuivende insecten, tot voordeel van beide. 22 BEENOW.2015_NUMMER 1 Deze verandering kan een positief effect hebben op de landbouw van het land. Veel van China‘s gewassen, zoals appels en boekweit, profiteren enorm van de bestuiving door insecten: het resulteert in hogere opbrengsten met een betere kwaliteit. “In Azië worden de gunstige effecten van bestuivers echter nog steeds enorm onderschat. Dit verklaart waarom China zich zo lang bijna uitsluitend op de productie van honing heeft gefocust “, aldus dr. Jing Quan Guo, Asia Pacific Product Stewardship en Sustainability Manager bij Bayer CropScience in Singapore. Door de jaren heen is er dus een kloof tussen imkers en boeren ontstaan. “Maar ze kunnen elkaar steunen en beide profiteren van de samenwerking”, aldus dr. Guo. Er is vooral één onderwerp dat imkers en boeren uit elkaar drijft: het mogelijk onjuist gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Kleine boeren, die de meerderheid van het Chinese voedsel verbouwen, zetten insecticiden vaak verkeerd in – en brengen daardoor nuttige insecten in gevaar. Op hun beurt, weigeren imkers hun kolonies in de buurt van velden te zetten, uit angst dat hun bijen eronder zullen lijden. Dit leidt tot een aantal absurde situaties: “Sommige appeltelers in de provincies Shandong en Sichuan, het noorden en zuidwesten van China, bestuiven hun planten met de hand, omdat wilde bijen alleen geen voldoende hoge opbrengsten kunnen garanderen”, legt dr. Guo uit. IN HET GEZOEM Als Aziatische imkers hun honingbijen (boven) over velden laten vliegen, profiteren de boeren ook, zoals bijvoorbeeld deze Indiase oogstmedewerkers (onder). Dankzij ijverige hommels is de tomatenoogst in het zuiden van China ook goed (rechts). Naast het identificeren van de problemen, biedt het onderzoek van CropLife en CAAS ook oplossingen. Eén daarvan is het trainen van boeren, onder begeleiding van de onderzoekers in samenwerking met de Chinese agrarische instanties. De boeren krijgen advies over hoe ze gewasbeschermingsmiddelen correct moeten gebruiken. Zij kunnen bijvoorbeeld veel insecticiden in de schemering toepassen, als de bijen niet meer actief zijn. Een andere oplossing betreft het samenwerken met de regelgevende instanties voor verdere verbetering van de etikettering van insecticiden – om zo duidelijk en gedetailleerd mogelijk uit te leggen hoe de producten zonder nadelige gevolgen voor nuttige insecten gebruikt moeten worden. Dit zou moeten helpen om imkers en boeren dichter bij elkaar te brengen. De gewasbeschermingsindustrie steunt de aanpak: “Het is onze taak om beide zijden bewust te maken van de manier waarop ze van elkaar kunnen profiteren”, aldus dr. Guo. Als bijen de gewassen bestuiven, kunnen de boeren hogere opbrengsten tegemoet zien. Op hun beurt, zullen imkers profiteren van het toegenomen honingaanbod die hun goed gevoede bijenkolonies produceren. “Het besef van de onderlinge afhankelijkheid tussen landbouw en bijenteelt vordert heel langzaam”, legt dr. Guo uit. Dr. Jing Quan Guo Asia Pacific Product Stewardship en Sustainability Manager bij Bayer CropScience in Singapore. “Imkers en boeren in Azië kunnen elkaar ondersteunen en profiteren van de samenwerking.” BEENOW.2015_NUMMER 1 23 INTERVIEW Landbouw heeft grote invloed Professor Wenjun Peng Hij onderzoekt bijenbestuiving en is werkzaam bij het Instituut voor Bijenteeltonderzoek van de Chinese Academy of Agricultural Sciences (CAAS), gevestigd in Beijing, China. Welke factoren beïnvloeden bestuivers in Azië? “Dat zijn er vele, zoals het omvangrijke gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, veranderingen van de biodiversiteit van planten, de overdracht van ziektekiemen en parasieten tussen soorten en ook het verlies van habitats als gevolg van de ontwikkeling van de De situatie in India – ook onderdeel van de studie – is sterk vergelijkbaar. Mensen daar vertrouwen ook op de hulp van nuttige insecten, gezien het feit dat de helft van alle bewoners van India voorziet in hun levensonderhoud door de landbouw. De landbouwgrond is verdeeld in miljoenen kleine percelen die voor steeds grotere hoeveelheden voedsel moeten zorgen om de groeiende populatie te voeden. Om dit te bereiken, gebruiken kleine boeren elke centimeter van hun land. Helaas kan deze praktijk invloed hebben op de habitats van natuurlijke bestuivers zoals vliegen en wilde bijen. En oneigenlijk gebruik van insecticiden kan schadelijk zijn voor zowel de honingbijen als voor de wilde bijen. Met het oog hierop willen de bij het onderzoek betrokken onderzoekers de Indiase landbouw meer toegankelijk maken voor bestuivende insecten. Naarmate meer insecten het stuifmeel van mango- en sesamplantages verspreiden, zullen de opbrengsten op natuurlijke wijze toenemen. CropLife Asia richt zich op samenwerking met de nationale instanties en start een trainingsprogramma vergelijkbaar met dat voor China. De nadruk zal liggen op het instrueren van boeren om insecticiden in overeenstemming met de instructies op het etiket te gebruiken. Dit zal nuttige insecten beschermen – en zal een belangrijke stap in de richting van de samenwerking tussen imkers en boeren zijn. intensieve landbouw in Azië. Vooral in China heeft de landbouw een grote invloed, omdat die het fundament is van de economie van het land.” Hoe kunnen imkers en boeren beter met elkaar samenwerken? “Er is een bedrijfsmodel met wederzijds voordeel voor de boeren en imkers voorgesteld: het gaat om het verbeteren van de technische opleiding voor zowel fruittelers als imkers. Ze moeten elkaar’s behoeften leren begrijpen, zodat ze beide kunnen profiteren van de toenemende bestuiving door bijen. Dit kan ook fruitteeltgebieden veranderen en het ecologisch toerisme bevorderen. 24 BEENOW.2015_NUMMER 1 Subtiele verschillen Niet alle bijen zijn hetzelfde: er zijn bijvoorbeeld negen verschillende soorten honingbijen. De Westerse honingbij (Apis mellifera) is de meest wijdverspreide bij geworden. Vroeger zoemde deze bij alleen rond in Europa, West-Azië en Afrika. Maar nadat de bij met de reizende mens mee verhuisde, is deze in bijna alle landen van de wereld te vinden. De Aziatische honingbij (Apis cerana), daarentegen, leeft alleen in Azië en is iets kleiner dan zijn westerse neef. De kleinste honingbij is de zwarte dwerg-honingbij (Apis adreniformis). De grootste is de Himalaya klif honingbij (Apis laboriosa) die tot drie centimeter lang kan worden. IN HET GEZOEM Honing voor de wereld 1,6 miljoen ton honing Imkers hebben in 2012 wereldwijd 1,6 miljoen ton honing geoogst. Ongeveer de helft daarvan werd door honingbijen in Azië geproduceerd. AFRICA AFRIKA OCEANIA1,4 1.4% % OCEANIË 10.3 10,3% % EUROPE EUROPA 21.9 21,9 % % AMERICAS AMERIKA 20.1 20,1% % 46.3 46,3% % ASIA AZIË Bron: FAOSTAT CONCLUSIE Het besef van de onderlinge afhankelijkheid tussen landbouw en bijenteelt groeit maar heel langzaam in China en India. Trainingsprogramma’s, verzorgd door CropLife Asia en gesteund door Bayer, informeren boeren en imkers over hoe ze van elkaar kunnen profiteren en bevorderen zo gezonde populaties van bestuivende insecten, waardoor opbrengsten op natuurlijke wijze toenemen. BEENOW.2015_NUMMER 1 25 IN HET KORT //Landbouwgrond biedt vaak weinig beschutting voor nuttige insecten. //Eenvoudige nuttige maatregelen zijn nesthulpmiddelen of bloeiende stroken. //Een Duits veldexperiment toont het positieve effect van dergelijke maatregelen. 26 BEENOW.2015_NUMMER 1 IN HET VELD HET VERBETEREN VAN LANDBOUWGEBIEDEN VOOR NUTTIGE INSECTEN DE NATUUR TERUGBRENGEN IN DE VELDEN Doordat landbouwgrond op de lange termijn weinig onderdak of voedsel biedt, is het geen gastvrije plek voor wilde bijen, hommels en vlinders. Met slechts enkele eenvoudige veranderingen kan het veldleven voor deze insecten een stuk gemakkelijker worden gemaakt. Een meerjarig veldexperiment in Duitsland laat zien hoe kleine maatregelen een groot verschil kunnen maken. Bovendien profiteren ook de boeren van welvarende insectenpopulaties. Insecten en planten hebben samen een pact: hongerige bijen, vlinders en hommels kunnen zichzelf helpen aan de zoete nectar van een plant in ruil voor het verspreiden van het stuifmeel van de plant. En bestuiving heeft voordelen, vooral voor de mens: veel planten die we eten profiteren ervan en andere, zoals amandelen, pompoenen en meloenen zijn er grotendeels afhankelijk van. Veel bloeiende planten hebben ook insecten nodig om ze te bestuiven, zoals veel soorten veldbloemen en wilde bloemen die in de buurt van landbouwpercelen groeien. En dergelijke planten leveren zaden en fruit als voedsel voor andere dieren. wil nu de kenniskloof samen met onderzoekers van het IFAB en het Instituut voor Landschapsecologie en Natuurbescherming in Bühl dichten. Ze hebben bloeiende planten gezaaid en creëerden een thuis voor wilde bijen op twee boerderijen in het Boven-Rijndal in het zuidwesten van Duitsland. De onderzoekers keren elk jaar terug om te bekijken hoe de insectenwereld is veranderd. Tijdens het vier jaar durende project is het aantal soorten bestuivers toegenomen. Bovendien hebben ecologen ook een stijging van het aantal insecten per soort vastgesteld. Maar landbouwgrond is vaak geen erg aangename plek voor hardwerkende insecten. Dit komt doordat de landbouw door de jaren heen is geïntensiveerd. Hoewel door monoculturen zonder natuurlijke perceelsgrenzen een groeiende wereldbevolking gevoed kan worden, maken ze het onmogelijk voor insecten om genoeg voedsel en onderdak te vinden. “Duitsland is één van de vele landen waar grote delen van het agrarische landschap eigenlijk ecologisch niemandsland zijn”, aldus dr. Rainer Oppermann. “We zijn er nu allemaal aan gewend“, voegt hij eraan toe. De ingenieur en agro-ecologisch deskundige is hoofd van het Instituut voor Agro-ecologie en Biodiversiteit (Institut für Agrarökologie und Biodiversität, IFAB) in Mannheim, Duitsland. Zijn team werkt aan de vernieuwing van de banden tussen landbouw en natuur. Toen het project in 2010 begon, zag het er heel anders uit. In dat jaar hebben de onderzoekers op elke boerderij één gebied opgezet waarin ze nieuwe maatregelen uitvoerden en één controlegebied aangehouden – in totaal vier gebieden, elk verspreid over 50 hectare. De projectgebieden werden insectvriendelijk opgezet, de controlegebieden bleven ongewijzigd. Voordat het experiment begon, maakte het team een inventarisatie van de wilde bijen en vlinders die op elke boerderij aanwezig waren. Vervolgens begonnen ze wilde bloemen tussen de maïs- en graanvelden te zaaien. Tien procent van de landbouwgrond werd omgezet in “insectenrestaurants”, waar bestuivers nu hun voedingsstoffen uit klaprozen, zonnebloemen en korenbloemen kunnen aanvullen. Het project heeft ook schuilplaatsen voor bijen getest, zoals aardwallen waar wilde bijen kunnen broeden. Conventionele velden geven bijen niet veel beschutting. “De grond is te dicht begroeid, te schaduwrijk en te koud. Om zich goed te kunnen ontwikkelen, moeten de eieren warm gehouden worden”, aldus dr. Oppermann. Nuttige insecten zoals wilde bijen kunnen ook nestelen in stukken hout waarin gaten zijn geboord, die het onderzoeksteam ook verspreid heeft in de onderzoeksgebieden in het kader van het onderzoek. De insecten waarderen het aanbod: “De situatie Zelfs heel eenvoudige maatregelen kunnen grote veranderingen teweeg brengen. Wilde bloemen in gebieden naast velden laten groeien, is een manier om ervoor te zorgen dat bestuivers een goed aanbod van stuifmeel en nectar krijgen. Nesthulpmiddelen die bijen van onderdak voorzien zijn een andere goede optie. “Maar op dit moment beschikken we niet over veel kwantitatieve, vergelijkende lange-termijn studies over de manier waarop deze gerichte maatregelen van invloed zijn op de diversiteit van insecten”, aldus dr. Christian Maus, Global Pollinator Safety Manager bij het Bayer Bee Care Center. Hij BEENOW.2015_NUMMER 1 27 is de afgelopen vier jaar enorm verbeterd. In eerste instantie ging het heel langzaam, maar nu is het verschil heel duidelijk”, aldus dr. Maus. In het eerste jaar werden er nog maar weinig soorten hommels boven de stroken met wilde bloemen gezien. Maar dat veranderde in de daarop volgende jaren. Het aantal wilde bijensoorten op één boerderij groeide van 31 tot 58, terwijl het op de andere boerderij meer dan verdubbelde, van 34 naar 74. Belinda Giesen-Druse Product Stewardship Manager Bayer CropScience, Duitsland “We willen samenwerken met boeren om te onderzoeken hoe bloemrijke gebieden en andere maatregelen het beste kunnen worden opgezet om de meest veelbelovende resultaten te behalen.” “We hebben ook gezien dat zich hier meer bedreigde soorten hebben gevestigd”, voegt dr. Oppermann toe. Ondertussen stagneerde in de ongewijzigde controlegebieden het aantal soorten. De onderzoekers hebben hetzelfde waargenomen voor vlinders. “Het hele ecologische voedselweb profiteert ervan als er meer soorten zijn”, aldus dr. Oppermann. “Vogels, bijvoorbeeld, hebben meer insecten om op te eten.” En zelfs boeren profiteren van de maatregelen als gebieden met wilde bloemen ook roofinsecten aantrekken die schadelijke insecten, zoals bladluizen, kunnen doden. Het project wordt nu uitgebreid: “We willen onderzoeken of we dit model ook op grootschalige boerderijen in Oost-Duitsland kunnen toepassen. We gaan daar binnenkort op twee boerderijen bloeiende planten zaaien”, zegt Belinda Giesen-Druse, die het project bij Bayer CropScience zal coördineren. De maatregelen zullen gecombineerd worden met ecologische aandachtsgebieden – percelen die bijvoorbeeld deels niet zijn behandeld met meststoffen of gewasbeschermingsmiddelen. Deze zullen vanaf 2015 voor alle boeren in de EU verplicht worden. “We willen samenwerken met de boeren om te onderzoeken hoe bloemrijke gebieden en eventueel andere maatregelen het beste opgezet kunnen worden om de meest veelbelovende resultaten te bereiken”, zegt Giesen-Druse. Dr. Oppermann is hier erg blij mee: “Het is een belangrijke stap en de juiste. Immers, de maatregelen die uitgevoerd moeten worden, moeten overtuigend zijn en resultaten opleveren.” Meer ruimte voor de natuur Het gemeenschappelijke landbouwbeleid van Europa heeft als doel de kloof tussen landbouw en natuur te verkleinen. Eén van de maatregelen hiervoor is de inrichting van ecologische aandachtsgebieden. Hiermee zal in 2015 worden begonnen. In één voorbeeld moeten boeren delen van het land tussen de percelen vrij van gewasbeschermingsmiddelen en meststoffen houden. Deze gebieden kunnen er heel verschillend uitzien. Het kunnen stroken land zijn waar bloemen kunnen groeien, braakland of beboste delen beplant met bomen en struiken. Boeren die meer dan 15 hectare landbouwgrond hebben, moeten vijf procent van de grond inrichten als ecologische aandachtsgebieden. 28 BEENOW.2015_NUMMER 1 IN HET VELD Soorten per 5 meter breed bemonsterd perceel Soorten per 5 meter breed Toename in wilde bijensoorten bemonsterd perceel Waarvan Waarvan bedreigde bedreigde soorten soorten 8 Bloeiende planten en nesthulpmiddelen hebben al effect gehad: steeds meer wilde bijensoorten zoemen rond in de vernieuwde gebieden, waaronder bedreigde soorten. 5 2010 8 17 5 4 4 2010 2012 2012 Planten van bloemstroken en Planten van bloemstroken en installeren van nesthulpmiddelen 17 33 33 15 15 2013 2013 installeren van nesthulpmiddelen Steeds grotere aantallen wilde bijen 2013 2013 De wilde bijen stelden de maatregelen op prijs: in de loop van 2012 het project werden ze steeds vaker in de vernieuwde velden ge-2012 vonden. De meest voorkomende insecten in het gebied waren 2010 hommels, vooral de steenhommel en de aardhommel. 13 2010 1445 1445 101 101 13 Ontwikkeling van aantallen insecten Ontwikkeling van aantallen insecten CONCLUSIE Het veldexperiment toont aan dat eenvoudige maatregelen tot grote veranderingen kunnen leiden. In een volgende stap willen de onderzoekers nagaan of zij hun model kunnen overbrengen naar grootschalige boerderijen. BEENOW.2015_NUMMER 1 29 Sluwe insecten Sommige honingbijen weten wanneer Varroamijten hun nakomelingen in een gesloten broedcel bedreigen. Onderzoekers weten nog niet precies hoe ze dat doen. De werksters ruiken waarschijnlijk de beschadigde larve of de mijt zelf. 30 BEENOW.2015_NUMMER 1 IN DE BIJENSTAL HET KWEKEN VAN VARROA-RESISTENTE HONINGBIJEN MIJTEN OPRUIMEN De Varroamijt is vijand nummer één voor bijen. Sommige kolonies Westerse honingbijen beginnen echter zelf de parasieten te bestrijden. Een Europees-Amerikaans netwerk van onderzoekers en vrijwilligers is van plan om dit gedrag door middel van teelt te versterken, waardoor er Varroa-resistente bijenkolonies ontstaan. Soms worden honingbijen kannibalen: een werkster bijt het deksel van een broedraat af, trekt er een pop uit en verslindt die samen met haar collega‘s. Door middel van deze schijnbaar gruwelijke daad beschermen de bijen hun kolonie, omdat de pop geteisterd werd door een broedende Varroamijt. De parasiet kan zich nu niet meer voortplanten; dit betekent dat er geen nakomelingen zijn die de kolonie kunnen aanvallen. Bijendeskundigen beschrijven dit gedrag, dat oorspronkelijk alleen bekend was bij Aziatische honingbijen, als Varroa-gevoelige hygiëne (VGH; ook wel Varroa Sensitive Hygiene [VSH]). Eeuwenlang hebben de Aziatische honingbijen hun gedrag aangepast aan deze parasiet en ze leven er nu mee samen. De Varroamijt heeft zich nu over het grootste deel van de wereld verspreid en maakt korven onveilig en infecteert Westerse honingbijen die er nog niet mee om kunnen gaan. Als imkers niet ingrijpen, kunnen deze mijten een kolonie binnen twee jaar vernietigen. Zoals BartJan Fernhout, voormalig hoofd van R&D Boxmeer bij MSD Animal Health, uitlegt: “Een aantal honingbijen in Europa en Amerika verwijdert besmette nakomelingen. Hieruit blijkt dat VGH al in onze kolonies bestaat. En we kunnen helpen om dat gedrag breder gevestigd te krijgen.” Daartoe richtte Fernhout in 2013 de non-profit Arista Bee Research Foundation op. Het doel is om Varroa-resistente honingbijen te telen. IN HET KORT //De Varroamijt is de belangrijkste bedreiging voor de Westerse honingbij. //Sommige bijenkolonies hebben de mogelijkheid ontwikkeld om de parasiet uit hun korf te verwijderen. //Via teelt hoopt de Arista Bee Research Foundation dit gedrag te versterken en te behouden. Het nietige gevaar: als imkers niet ingrijpen, kan de Varroamijt binnen twee jaar een kolonie vernietigen. Dit is ook een persoonlijke zaak voor Fernhout, een Nederlandse medisch-bioloog. “Met een paar onderbrekingen heb ik sinds mijn jeugd zelf bijen gehouden. Maar ik had zelf ook problemen met de bestrijding van de Varroamijt. Toen ik mijn twee beste koninginnen door een goedbedoelde behandeling verloor, kwam ik tot een beslissing: stoppen met de bijenteelt of zelf met een betere oplossing komen.” In zijn zoektocht naar een BEENOW.2015_NUMMER 1 31 Samen met vele vrijwillige imkers, heeft BartJan Fernhout tot doel Varroa-resistente honingbijen te telen in Europa. Hiervoor openen ze de bedekte broedraten en tellen de mijten die zich erin bevinden, een monnikenwerk. oplossing, kwam Fernhout VGH tegen. Onderzoekers van het Amerikaanse Ministerie van Landbouw (US Department of Agriculture, USDA), hebben al honingbijen met deze eigenschap geteeld en een onderzoekspopulatie opgezet. Daarom wilde Fernhout dit ook proberen met de Europese bijenteelt. De truc is om een koningin slechts met één dar te kruisen. Normaal gesproken paren maximaal 15 darren met één koningin tijdens haar huwelijksvlucht. “Maar als er slechts twee van haar partners VGH doorgeven, zullen onvoldoende werksters zich bezighouden met het schoonmaakgedrag. Dit betekent dat het zeer moeilijk is om op VGH te zoeken en te selecteren”, legt Fernhout uit. “Als we echter kiezen voor een veelbelovende dar als de enige vader, krijgen we een homogene bijenkolonie.” Alle werksters zijn dan zusters en gedragen zich op dezelfde manier. Een jaar geleden startte het nieuw gecreëerde projectteam van imkers met het op voorhand selecteren van de meest veelbelovende ouderbijen uit bijenkorven met een relatief laag niveau van mijtbe- 32 BEENOW.2015_NUMMER 1 smetting. Bovendien werd het algemene hygiënegedrag bestudeerd door het bevriezen van een klein deel van het broed in de bijenkorf met vloeibare stikstof en te observeren hoe snel de werksters dode nakomelingen verwijderden. Als ze dit snel doen en dezelfde kolonie ook een lager aantal Varroamijten telt na de behandeling, dan is de kans groter dat ze de genen hebben die betrokken zijn bij de gewenste VGH eigenschap. Een koningin en een dar van veelbelovende kolonies worden gekruist. Het projectteam, bestaande uit ervaren imkers uit België, Duitsland, Frankrijk, Nederland en Luxemburg, heeft dit al meer dan 100 keer gedaan. Vervolgens onderwierpen ze de resulterende kolonies aan een echte uithoudingsproef: Zij zorgden ervoor dat de bijenkolonies veel Varroamijten hadden en lieten deze aan hun lot over. Na drie maanden telden de onderzoekers en vrijwilligers geduldig de volwassen en jonge mijten in het broed van de kolonie. De inspanning was de moeite waard: “Meer dan 20 kolonies met een Europese achtergrond toonden duidelijk een VGH gedrag”, legt Fernhout uit. “Dat is een heel goed resultaat.” Koninklijk huwelijk Koninklijke leeftijd Een bijenkoningin begint vroeg met haar koninklijke plichten. Ze begint haar huwelijksvlucht op de leeftijd van één week. Tien meter in de lucht, paart ze met tot 15 darren uit verschillende kolonies. Het hebben van meerdere vaders betekent dat de resulterende bijenkolonie genetisch meer divers is en dus robuuster. Natuurlijke dekking kan voor een gerichte bijenteelt echter niet goed genoeg beheerst worden. Daarom wordt de koningin over het algemeen kunstmatig geïnsemineerd of op geïsoleerde plaatsen gedekt. De levensduur van een typische werkster is 3 tot 6 weken, terwijl de koningin 2 tot 4 jaar kan leven. werkster koningin 1 2 3 4 jaren IN DE BIJENSTAL CONCLUSIE Het zal een aantal jaren duren voordat de eerste Varroa-resistente koninginnen beschikbaar zijn voor imkers. Daarom zullen onderzoekers en imkers ook blijven werken aan andere opties voor de bestrijding van de mijten, zoals meer effectieve behandelingen. Maar het telen Varroa-resistente bijen belooft veel en zou een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de gezondheid van de honingbij op de lange termijn. Links op deze afbeelding de normale ontwikkeling van honingbijbroed dat besmet is met Varroa en rechts wat er gebeurt als de bijen de VGH-eigenschap hebben geërfd: Werksters detecteren de Varroamijt in de gesloten cel, openen de cel en verwijderen de poppen om zo de voortplanting van de mijt te voorkomen. Maar bijen kunnen het nog beter doen: vijf Amerikaanse kolonies waren in staat om bijna alle mijten uit hun nest te verwijderen, waardoor het Varroabesmettingsniveau van 20 – 40 procent daalde tot slechts 1 – 2 procent. De kolonies werden gemaakt met geïmporteerd USDA-VSH sperma van de onderzoekspopulatie. Daarnaast willen de bijenonderzoekers en vrijwilligers het telen met de daaruit voortkomende Europese koninginnen voortzetten en deze hoogwaardige fokdieren ook tot 100 procent VGH aanzetten – en daarmee een volledige verwijdering van de mijten. Daarvoor moest echter wel één probleem worden opgelost: koninginnen die met slechts één dar paren, leggen maximaal zes maanden lang eieren in plaats van de normale drie tot vier jaar. Maar de imkers kunnen niet doorgaan met het telen van de nakomelingen tot de volgende lente. De winters in Noord-Europa zijn voor de bijen te koud om te paren en eieren leggen. Met het oog op het versnellen van het project en het waarborgen van het hoge niveau van de VGH, reisden Fernhout en zijn collega’s daarom naar warmere, zuidelijke regio’s. “We brachten de twaalf meest veelbelovende kolonies naar Spanje. Daar kunnen we tot eind november een nieuwe generatie telen. Daarnaast zal de warmere winter het voortbestaan van de nieuw gecreëerde koninginnen en kolonies ondersteunen”, legt Fernhout uit. Hij is er optimistisch over dat het project succesvol zal zijn. Het uiteindelijke doel komt aanzienlijk dichterbij. “We willen de VGH-eigenschap in zoveel mogelijk honingbijlijnen vestigen”, zegt Fernhout. Tot die tijd moeten er echter nog veel koninginnen worden geteeld. Voor dit doel is de jonge stichting een hecht samenwerkingsverband tussen universiteiten, instellingen en bijenteeltgroepen aan het opbouwen. Er zijn meer middelen nodig om technologieën uit te bouwen en een teeltprogramma van voldoende omvang te creëren. Daarvoor is de non-profit Arista Bee Research Foundation ook afhankelijk van financiering. De steun van overheid, particuliere sponsors en bedrijven is nodig om het teeltprogramma te financieren. Naast financiële steun, zal Bayer ook helpen om de teelt efficiënter te maken. De wetenschappers hopen een genetische merkertest die de VGH-genen in het DNA van de bijen kan lokaliseren, te ontwikkelen. “Dan kunnen we de selectie van de koninginnen aanzienlijk versnellen”, zegt Fernhout. Voor de onderzoekers en vrijwilligers zou dat een grote stap op weg naar Varroa-resistente honingbijen zijn. BEENOW.2015_NUMMER 1 33 NIEUWE MANIER VAN SPUITEN VAN PESTICIDEN MINIMALISEERT VERDERE BLOOTSTELLING VAN BESTUIVERS MINDER SPUITEN VOOR BETERE BESCHERMING Er is reden voor een zekere spanning tussen boeren en imkers. De een moet plagen onder controle zien te houden, terwijl de ander vreest voor de gezondheid van zijn bijen. Maar bijen en gewasbescherming kunnen in harmonie samenwerken – zoals een samenwerkingsproject in Duitsland laat zien. De gele bloemen zijn een belangrijk onderdeel van het menu: koolzaad is een belangrijke voedselbron voor honingbijen. Dit komt grotendeels doordat de olierijke plant een zeer belangrijk grootschalig cultuurgewas is, dat in het voorjaar bloeit op de akkers van Europa. In sommige gevallen verzamelen de honingbijen niet alleen stuifmeel en nectar. Ze kunnen ook onbedoeld gewasbeschermingsmiddelen meenemen die boeren gebruiken om hun bloeiende koolzaadgewassen tegen schimmelziekten en plagen te beschermen. delen worden goedgekeurd voor gebruik in de landbouw, wordt hun effect op bestuivende insecten grondig en uitgebreid getest in het laboratorium en in veldstudies. Alleen actieve stoffen die als veilig voor gebruik worden geclassificeerd, worden goedgekeurd. Toch kunnen zeer kleine hoeveelheden ongewenste residuen, die nog steeds onder het aanvaardbare drempelniveau liggen, hun weg vinden naar de honing. “Open bloemen zijn onvermijdelijk Veel bestuivers behandeld met bestrijdingsmiddelen foerageren op als conventionele spuitmethoden worbloeiend koolzaad. den gebruikt”, aldus dr. Klaus Wallner van het Staatsinstituut voor Bijenteelt aan de Universiteit van Hohenheim. “De actieve stof hoopt Bijenonderzoekers, vertegenwoordizich vervolgens op in de nectar en het stuifmeel, wat gers van toedieningsapparatuur en producenten van gewasbetekent dat het in de voeding van de bestuivers komt.” beschermingsmiddelen werken samen met dr. Wallner om Dit moet normaal gesproken geen probleem voor de praktische, lange-termijn oplossingen ter bescherming van insecten zijn, want voordat gewasbeschermingsmid- IN HET KORT 34 BEENOW.2015_NUMMER 1 //Koolzaad wordt op grote schaal geteeld in Europa. //De gele bloemen zijn ook een belangrijke voedselbron voor bestuivers zoals honingbijen. //De bestuivers kunnen van een nieuwe toepassingstechnologie voor gewasbeschermingsmiddelen profiteren, doordat het residuen in stuifmeel en nectar vermindert. IN HET VELD Droplegs | De onderzoekers ontwikkelden haakvormige extensies die aan de spuitmachine hangen. Deze passen de gewasbeschermingsmiddelen toe onder het bloeiniveau. Het “Dropleg project” is onderdeel van het in heel Duitsland lopende samenwerkingsproject, FITBEE, ondersteund door het Ministerie van Voedselvoorziening, Landbouw en Consumentenbescherming in Duitsland. Doel is om de interacties tussen bijen en hun omgeving beter te begrijpen, om zodoende bijenkolonies tegen ziekten en andere bedreigingen te beschermen. zowel bijen als gewassen te vinden. Ze proberen een nieuwe aanpak voor de toepassing van pesticiden die voordelen heeft voor zowel imkers als boeren: ze ontwikkelden een spuittechniek die de actieve stof op zo’n manier op gewassen, zoals koolzaad, aanbrengt dat wordt voorkomen dat bijen ermee in contact komen. Individuele maatregelen bieden beperkte hulp – een bredere aanpak is vereist. Daarom nemen veertien onderzoeksinstellingen en bedrijven, inclusief Bayer CropScience, deel aan FITBEE om de verschillende mogelijke invloeden op honingbijen te onderzoeken. Het Dropleg-project richt zich op het beantwoorden van de vraag: “Hoe kunnen we de kans dat bijen in contact komen met gewasbeschermingsmiddelen verminderen?” Het idee van de onderzoekers was om de spuitmonden op de machines die de producten toepassen te verlagen. “In plaats van boven de gewassen en op de koolzaadbloemen te spuiten, wordt de actieve stof van onderaf aangebracht op de groene delen van de plant”, legt dr. Wallner, leider van het onderzoeksproject, uit. Het in Metzingen gevestigde partnerbedrijf Lechler, fabrikant van spuitapparatuur, heeft een conventionele veldspuit aangepast: Haakvormige extensies – zogenaamde droplegs – werden op de meterslange spuitboom gemonteerd. De mondstukken hangen als tanden van een Dr. Klaus Wallner Staatsinstituut voor Bijenteelt, Universiteit van Hohenheim, Duitsland “In plaats van boven de gewassen en op de koolzaadbloemen te spuiten, wordt de actieve stof van onderaf toegepast op de groene delen van de plant.” BEENOW.2015_NUMMER 1 35 grote kam aan de spuitmachine en worden door het veld met koolzaad getrokken. Onderzoekers van de Universiteit van Hohenheim vergeleken normaal van bovenaf bespoten gewassen met gewassen die van onderaf werden behandeld met de nieuwe dropleg spuittechniek. Ze verzamelden en analyseerden honingmonsters uit bijenkorven die naast de koolzaadvelden geplaatst werden. De onderzoekers vingen ook bijen die terugvlogen naar de korf en namen monsters van de stuifmeelkorrels op hun poten en uit hun honingmagen. Het resultaat: De residuen van bestrijdingsmiddelen in het stuifmeel daalden tot iets minder dan een kwart van de normale hoeveelheid met de nieuwe techniek in vergelijking met de conventionele methode die ze hadden gebruikt. De projectpartners Bayer CropScience en Syngenta Agro voerden zogenaamde tentexperimenten uit. Daarvoor legden ze grote vluchttenten over de koolzaadplanten aan. “Dit simuleert het ‘worst case scenario’, als insecten alleen stuifmeel uit het behandelde koolzaadveld kunnen verzamelen en niet van andere planten”, aldus dr. Christian Maus, Global Pollinator Safety Manager bij het Bayer Bee Care Center. De hangende spuitmonden presteerden echter ook heel goed in deze tests: Residuen die werden gevonden in bijenkolonies die zich hadden gevoed met koolzaad behandeld met dropleg spuitapparatuur waren aanzienlijk lager dan in de kolonies van conventioneel behandelde koolzaadgewassen. De nieuwe techniek is niet alleen nuttig voor de bestuivers maar ook voor de boeren, omdat de gewasbeschermingsmiddelen worden toegepast tussen de planten, waardoor de invloed van de wind wordt gereduceerd en waardoor driftverliezen aanzienlijk worden verminderd. 36 BEENOW.2015_NUMMER 1 En ook de werkzaamheid van het product gaat zeker niet achteruit. Zelfs plaaginsecten op de bloemen worden getroffen: wanneer de kam met droplegs door het koolzaad gaat, schudt deze de bloemen, waardoor schadelijke insecten zoals de koolzaadsnuitkever van de onderste bladeren afvallen. Daar worden die vervolgens bespoten met gewasbeschermingsmiddelen. Dit proces beschadigt het gewas niet, doordat het zich gemakkelijk buigt en daarna weer strekt. Dr. Wallner: “Het project is een winwin situatie voor alle betrokken partijen.” Koolzaad wordt nu gebruikt als modelcultuur voor de ontwikkeling van de technologie, die in de toekomst ook voor andere gewassen kan worden gebruikt. Na de eerste veelbelovende resultaten in koolzaadvelden, zijn de partners al bezig met de volgende stappen. “We onderzoeken hoe effectief de toegepaste techniek werkt tegen schimmelziekten en snuitkevers, onafhankelijk van het effect ervan op bijen”, legt dr. Wallner uit. Indien het net zo effectief blijkt als gebruikelijke methoden, profiteert iedereen ervan. Imkers kunnen hun bijenkolonies de koolzaadvelden laten bezoeken zonder zich zorgen te maken over ongewenste residuen in de honing, boeren zouden hun gewassen efficiënter kunnen beschermen met minder driftverlies en machinefabrikanten kunnen hun producten verder ontwikkelen. De dropleg technologie is ontwikkeld voor koolzaad als modelgewas. Maar de machine kan in de toekomst ook voor andere gewassen worden gebruikt. IN HET VELD CONCLUSIE Met dedropleg technologie worden gewasbescherminsgmiddelen toegepast onder de bloemen. Dit is gunstig voor boeren en milieu doordat het driftverliezen drastisch vermindert zonder nadelig effect op de werkzaamheid van het product. Het concept heeft zich bewezen in koolzaad, maar kan in de toekomst mogelijk ook worden gebruikt in andere gewassen. BEENOW.2015_NUMMER 1 37 CANPOLIN: CANADA ONDERZOEKT Z’N BESTUIVERS BOSBESSENBALANS De populaties honingbijen en wilde bijen in Canada worden geconfronteerd met problemen die te wijten zijn aan veel verschillende factoren. Dit kan een probleem voor de voedselketen en landbouw worden, omdat veel gewassen sterk afhankelijk zijn van de bestuiving door insecten. Deskundigen van verschillende universiteiten werkten in een landelijk 5 jaar durend onderzoek samen om te kijken wat er gaande is. De Noord-Amerikaanse laag-groeiende bosbes is één van de voornaamste exportproducten van Canada. De bessen danken een deel van dit succes aan honingbijen, hommels en wilde bijen. Dit komt doordat deze bosbes in het algemeen niet in staat is om zichzelf te bevruchten. De struiken produceren alleen bessen als insecten de bestuiving van hen overnemen. fysioloog, voorzitter van Researchman Consulting Inc. en voormalig werknemer van Bayer. “Lange tijd konden we alleen maar speculeren over de reden waarom dit gebeurt en over de staat waarin de hommels en wilde bijen zich bevonden.” Maar nu bevindt deze vermaarde vrucht zich mogelijk in een crisis. Opbrengsten worden steeds lager doordat het aantal wilde bijen dat rond de bosbesstruiken zoemt al jaren daalt en honingbijen schaars zijn. De dalende trend vertoont zich in het hele land. “In het verleden stierven elke winter gemiddeld ongeveer 10 tot 15 procent van de honingbijkolonies. In de afgelopen jaren is dat percentage zelfs opgelopen tot 35 procent”, zegt David Drexler, planten- De bosbessenstruiken produceren alleen bessen als insecten hun bestuiving overnemen. Dit was de aanleiding voor Canada om de balans op te maken van de situatie. “In een landelijk onderzoek om de huidige status van de bestuivers te beoordelen, staken 44 wetenschappers van 26 universiteiten uit het hele land de koppen bij elkaar in het Canadian Pollination Initiative (CANPOLIN). Ze onderzochten meer dan vijf jaar lang de bezige zoemers van Canada. IN HET KORT // Bosbessen behoren tot de belangrijkste exportproducten van Canada. //Insecten bestuiven de bloesems waardoor de vrucht in staat is om zich te ontwikkelen – zoals ze dit ook bij andere cultuurplanten doen. // ’De bestuivers van Canada worden echter met problemen geconfronteerd. // Een landelijk project waarin onderzoek werd gedaan naar de multifactoriële oorzaken, eindigde dit jaar. Bron: 2014 “Pollination in Lowbush Blueberry: A Summary of Research Findings from the Canadian Pollination Initiative” 42 p. ISBN 978-0-9680123-8-3 is online beschikbaar op uoguelph.ca/canpolin. 38 BEENOW.2015_NUMMER 1 IN HET GEZOEM De deskundigen waren specialisten op het gebied van entomologie, gewasbescherming, genetica van plantenpopulaties, ecologie en genomica. Hun taken bestonden onder andere uit het berekenen van de hoeveelheid soorten bestuivers die het land heeft en waarom de aantallen van sommige soorten bestuivers afnemen. Ze analyseerden ook hoe landbeheer, ongunstige weerseffecten en gewasbeschermingsmiddelen van invloed kunnen zijn op de insecten. Bayer ondersteunde onderdelen van het project dat in 2014 werd afgerond, financierde deze en voorzag onderzoekers van advies vanuit een industrieel perspectief. Drexler, die in die tijd bij Bayer werkte, was een van de betreffende consultants: “CANPOLIN creëerde een basis van waaruit we de bijen beter kunnen volgen en een positieve invloed kunnen hebben op de toekomstige levens van onze beheerde en wilde bijenpopulaties.” De CANPOLIN-onderzoekers telden ongeveer 800 verschillende bijensoorten – en dat alleen al in Canada. Schattingen gaan uit van ongeveer 25.000 bijensoorten wereldwijd. De hoeveelheid soorten heeft echter niets te maken met de problemen waarmee de bijen in Canada worden geconfronteerd. Daarvoor zijn vele redenen: “De uitdagingen waar de bestuivers mee geconfronteerd worden, zijn multifactoriële problemen”, aldus dr. Peter Kevan, emeritus-hoogleraar aan de Universiteit van Guelph, Canada, en wetenschappelijk directeur van het Canadian Pollination Initiative. De CANPOLIN deskundigen zijn er bijvoorbeeld in geslaagd om de belangrijkste boosdoener van de achteruitgang van de honingbij te identificeren: het is de Varroamijt, een over de hele wereld gevreesde bijenparasiet. “De bestrijding van het probleem zal waarschijnlijk een enorme uitdaging zijn, omdat de mijt al tegen vele varroaciden bestand is”, zegt Drexler. Om erachter te komen welke mijten tegen welke varroaciden bestand zijn, werkt Bayer momenteel samen met Rothamsted Research in “CANPOLIN creëerde een basis van waaruit we de bijen beter kunnen volgen en een positieve invloed kunnen hebben op de toekomstige levens van onze beheerde en wilde bijenpopulaties.” David Drexler Voorzitter van Researchman Consulting Inc. Bosbessenbloesem (links), vrucht (midden) en klaar voor consumptie (rechts). het Verenigd Koninkrijk, dat zich heeft gespecialiseerd in de aanpak van resistentiekwesties. De weersomstandigheden vormen een ander groot probleem voor Canadese bestuivers, omdat ze voor een verschillende lengte van de seizoenen zorgen. Daardoor kunnen de favoriete bloesems van bijen eerder of juist later dan gebruikelijk bloeien. De insecten kunnen zich onmogelijk elk jaar opnieuw aanpassen, wat betekent dat ze moeite hebben om voldoende voedsel te vinden. En de landbouw helpt ook niet echt mee. Bosbessenstruiken, die niet kunnen bloeien zonder bijen, maken deel uit van de recente problemen. “Dat komt doordat ze geteeld worden in grote gebieden en in monoculturen”, legt dr. Kevan uit. Dit houdt in dat boeren proberen hun akkers vrij te houden van enige andere vormen van concurrerende bloeiende planten. Helaas hebben beheerde en wilde bijen exact deze soorten planten nodig om te overleven. Vooral wilde bijen houden van de nectar en het stuifmeel dat ze in de bosbessenbloesem vinden, maar als dit het enige voedsel op het menu is, krijgen de bijen niet de andere belangrijke voedingsstoffen die ze nodig hebben binnen. Wij mensen zouden hetzelfde probleem “De uitdagingen waar de bestuivers mee geconfronteerd worden, zijn multifactoriële problemen”, aldus dr. Peter Kevan, emeritus hoogleraar aan de Universiteit van Guelph, Canada, en wetenschappelijk directeur van het project. BEENOW.2015_NUMMER 1 39 Dr. Peter Kevan Emeritus hoogleraar aan de Universiteit van Guelph, Canada, en wetenschappelijk directeur van het Canadian Pollination Initiative “We moeten een aantal onconventionele ideeën bedenken – en tijdens het proces nog meer samenwerken met telers dan we tot nu toe doen. Het CANPOLIN-project heeft veel bereikt en veel goede ideeën voor verder onderzoek geproduceerd. Maar er ligt nog een lange weg voor ons voordat alle bijen helemaal gezond zijn en de opbrengsten over het hele land zich beginnen te verbeteren.” CANPOLIN-onderzoekers telden ongeveer 800 verschillende bijensoorten – en dat alleen al in Canada. Schattingen gaan uit van ongeveer 25.000 bijensoorten wereldwijd. hebben als we geen uitgebalanceerd voedsel hadden en elke dag hetzelfde aten – zelfs als dat zoiets gezonds als tomaten zou zijn. Bovendien bloeien bosbessenstruiken slechts een paar weken per jaar. Als de vruchten zich in de zomer ontwikkelen, verliezen de bijen hun voedselbron. “Jammer genoeg is er geen eenvoudige oplossing voor de problemen van onze bestuivers”, aldus dr. Kevan, die de bevindingen van het CANPOLIN-onderzoek samenvat. “We moeten een aantal onconventionele ideeën bedenken – en tijdens het proces nog meer samenwerken met telers dan we tot nu toe doen. Hiermee bedoelt hij gezamenlijke onderzoeksprojecten organiseren, zoals CANPOLIN dat heeft gedaan met bosbessenproducenten, en andere samenwerkingsprojecten die tot doel hebben om nieuwe manieren van bestrijding van plaaginsecten zoals de Varroamijt te ontwikkelen. Dit zal ook helpen om onderzoekers beter inzicht te geven in de fundamentele verbanden tussen de verschillende stressfactoren. Dr. Kevan ziet daarom de behoefte aan betere, nauwere samenwerking tussen imkers en bosbessentelers. Beide partijen zijn gebaat bij het opstellen van gezamenlijke landbeheersplannen. Een boerderij op Prince Edward Island in het oosten van Canada, waar bijenonderzoekers met imkers en bosbessentelers hand in hand samenwerken, bewijst al dat dit mogelijk is. Wilde rozen en andere wilde bloemen groeien tussen de bosbessenvelden om voor een gezondere voeding voor de bestuivers te zorgen. Het resultaat: meer insecten en betere opbrengsten. “De productieniveaus zijn nu bijna net zo hoog als ze een decennium geleden waren”, aldus dr. Kevan. Hij concludeert: “Het CANPOLIN-project heeft veel bereikt en veel goede ideeën voor verder onderzoek geproduceerd. Maar er ligt nog een lange weg voor ons voordat alle bijen helemaal gezond zijn en de oogsten over het hele land zich beginnen te verbeteren.” Een boerderij op Prince Edward Island in het oosten van Canada waar bijenonderzoekers met imkers en bosbessentelers hand in hand samenwerken bewijst dat het vinden van nieuwe manieren van plaagbestrijding kan werken. 40 BEENOW.2015_NUMMER 1 IN HET GEZOEM Trillende bloemen De bosbesbloesem maakt het leven van bestuivers niet gemakkelijk. Elke bij die zijn eiwitrijke pollen wil verzamelen, moet hard werken om deze te pakken te krijgen. Dit komt doordat het stuifmeel is weggestopt in een buisvormige zak, met slechts een kleine opening aan de onderkant. Gelukkig zijn bijen net als hommels zeer vindingrijke wezens. Ze grijpen de bloesem, houden die stevig vast en beginnen te schudden. Dit creëert trillingen die het stuifmeel uit hun bedekking schudt. De bijen gebruiken deze aanpak bij ongeveer acht procent van alle bloeiende planten, zoals tomaten, paprika’s, aubergines en veenbessen. Deskundigen noemen de techniek vibratiebestuiving. CONCLUSIE Er is geen eenvoudige oplossing voor de bestuivingskwestie in Canada. Het CANPOLIN-initiatief heeft de weg vrijgemaakt voor verdere samenwerkingsprojecten om beter inzicht te krijgen in de combinatie van stressfactoren en om oplossingen te ontwikkelen. BEENOW.2015_NUMMER 1 41 VELDSTUDIE NAAR EFFICIËNTE MIJTBESTRIJDING BIJ HONINGBIJEN STRIJD TEGEN VARROA Als de vleugels van jonge bijen misvormd zijn en bijen in het larve-stadium sterven voordat ze de cellen uitkomen is er één ding zeker: de honingbijkolonie is in groot gevaar. Varroamijten en door mijten overgedragen virussen zijn meestal de oorzaak van deze ramp. Een onderzoek in het Duitse Main-Kinzigdistrict, uitgevoerd door het Bijenonderzoeksinstituut van de Universiteit van Frankfurt, laat zien hoe deze parasiet efficiënt in toom kan worden gehouden. IN HET KORT //De Varroamijt is één van de grootste uitdagingen voor imkers in Europa en Noord-Amerika. //Imkers die deelnamen aan een vijf jaar durend veldonderzoek, hadden slechts overwinteringsverliezen van minder dan 10 procent //Om resistentiemechanismen te voorkomen, moeten imkers actieve stoffen afwisselen. De grootste vijand van de Westerse honingbij is niet veel groter dan één millimeter. En de naam van deze parasiet zegt het al: Varroa destructor. De kleine spinachtige doodt hele honingbijenkolonies – en brengt imkers tot wanhoop, vooral in Europa en Noord-Amerika. Dit komt doordat Varroamijten een enorme bedreiging voor de gezondheid van deze belangrijke bestuivers vormen. De parasitaire plaag brengt – net als teken – gevaarlijke virussen over die fataal kunnen zijn voor bijen en hun broed. In de afgelopen jaren zijn er in veel verschillende landen massale hoeveelheden honingbijen gestorven. “In 2011 en 2012 hebben Varroamijten alleen al een derde van de bijenpopulatie in Duitsland uitgeroeid, dat zijn ongeveer 300.000 van de één miljoen De Varroamijt, te zien op de poot van de bij, is een gevaarlijke parasiet voor honingbijen. 42 BEENOW.2015_NUMMER 1 kolonies van het land”, zegt professor Bernd Grünewald, directeur van het Bijenonderzoeksinstituut in Oberursel. “In augustus en september doen de imkers weinig anders dan het bestrijden van de Varroamijt”, aldus dr. Klemens Krieger, hoofd van Global Development Special Projects/Bee Health bij Bayer HealthCare Animal Health. Dit komt omdat het de belangrijkste taak van een imker is om de bijenkolonie klaar te maken voor de overwintering. “Het is belangrijk om de mijten op alle fronten aan te vallen. Gebruikmaking van verschillende werkingsmechanismen helpt om resistentie te voorkomen.” De achtpotige Varroamijt is slechts 1,6 mm groot, maar ziet er onder de elektronenmicroscoop bedreigend uit. IN DE BIJENSTAL Wereldkaart met de verspreiding van de Varroamijt 007 AII 2 HAW 7 197 AND 77 L S DUIT LEN 19 7 PO 197 975 ND 1 RLA MENIË E S T ROE ZWI 987 IË 1 ANN T T I 7 BR 197 OTNJE GRO SPA 7 97 AL 1 TUG POR 7 198 ADA S 1987 N A C V 76 74 59 A 19 A 19 ORE K CHIN ZUID 958 AN 1 JAP D 19 LAN RUS Geen Varroamijtpopulatie in Australië VIË SER 972 IË 1 ZIL BRA IN ENT ARG 975 IË 1 A PAR 71 Y 19 GUA 77 K 19 RIJ ANK FR ESIË TUN 5 197 IË LYB 7 197 6 197 977 IË 1 ITAL Bijendeskundigen over de hele wereld zijn het erover eens dat de Varroa destructor de grootste bedreiging voor de Westerse honingbijen vormt. Tijdens een vijf jaar durende veldproef in het district Main-Kinzig in centraal Duitsland, hebben onderzoekers van het Bijenonderzoeksinstituut samen met imkers onderzocht hoe de dodelijke vijand efficiënt bestreden kan worden. De inspanningen van de deskundigen zijn gericht op afwisselende behandelingsschema’s die uit twee soorten stoffen bestaan. “Het is belangrijk om de mijten op verschillende fronten aan te vallen. Gebruik van verschillende werkingsmechanismen helpt om het opbouwen van resistentie te voorkomen”, legt dr. Krieger uit. Meer dan 2.000 honingbijenkolonies waren bij het onderzoek betrokken, dat begin 2014 is afgesloten. De kern van het onderzoek was gericht op 150 representatieve kolonies van 18 verschillende imkers. Een bijzonder positief aspect was dat twee derde van de bijenkorven in de regio aan het onderzoek deelnamen. “Zo konden we volledig toezicht houden op de manier waarop de kolonies op de afwisselende mijtbestrijdingsmiddelen, genaamd varroaciden, reageerden”, legt dr. Krieger uit. De imkers begonnen met het toedienen van de zeer effectieve varroaciden na de honingoogst. Alle bijenkolonies die in zowel landelijke als in stedelijke gebieden aan het proces deelnamen, werden tijdens dezelfde tijdsperiode behandeld. De middelen werden jaarlijks afgewisseld om te voorkomen dat de Varroamijten resistentie ontwikkelden tegen de varroaciden. IA IND 951 RE 1 1 196 D PO INGA S 4 190 SIË ONE IND NAM VIET 7 196 63 N 19 IJNE LIP E FI 0 200 D LAN ZEE WNIEU 6 200 WIST U DAT? Varroamijten 1,6 mm groot zijn. In vergelijking met de mens, zou dit overeenkomen met een persoon die aangevallen wordt door een parasiet met het formaat van een konijn. BEENOW.2015_NUMMER 1 43 “Kunststof strips die één van de actieve stoffen bevatten, worden in de ruimte tussen de raten van de broedkamer aangebracht”, aldus dr. Krieger. De bijen pikken de werkzame stof op als ze op de stroken kruipen en daarna als ze tegen elkaar in de korf wrijven; ze geven de stof door aan andere bijen – en ook aan de mijten. Tijdens het contact doden de varroaciden de mijten, waarna die vervolgens op de bodem van de korf vallen. Onderzoekers die aan het veldexperiment in het district Main-Kinzig werkten, registreerden wekelijks de aantallen dode parasieten die ze onder in de bijenkorf vonden. De deskundigen van het Bijenonderzoeksinstituut analyseerden begin 2014 de gegevens van het vijf jaar durende veldexperiment. Professor Grünewald: “We verzamelden gedurende vele jaren betrouwbare gegevens over een groot geografisch gebied. Hieruit blijkt dat een uitgebreid behandelingsregime niet alleen de mijten die de kolonies teisteren bestrijdt, maar ook mijten die korven van andere besmette kolonies binnengaan die niet tegelijkertijd werden behandeld.” De resultaten tonen ook aan dat imkers die deelnemen aan het onderzoek zeer succesvol waren bij de overwintering van hun kolonies. “Dit cijfer was, met uitzondering van één jaar, elk jaar aanzienlijk hoger dan 90 procent”, vertelt Professor Grünewald. De deskundigen boekten ook succes op een ander front: Ze zagen dat er een geen enkele vorm van resistentie ontstond. Maar de bijendeskundigen kwamen ook te staan voor een onaangename verrassing: Ondanks een succesvolle behandeling, vertoonden de kolonies in het onderzoek in het daarop volgende jaar weer verschillende niveaus van mijtbesmetting. Zolang er onbehandelde of niet succesvol behandelde kolonies rondzwierven, konden ze elkaar opnieuw over en weer besmetten, omdat de honingbijen van sterkere kolonies de zwakkere in de omgeving van hun winterreserves beroofden toen de externe voedselbronnen in de herfst begonnen te slinken. Helaas brachten de bijen niet alleen voedsel mee terug – maar ook nieuwe Varroamijten. “We waren vooral verbaasd over de mate waarin de kolonies opnieuw werden besmet”, zegt Universitair Hoofddocent dr. Stefan Fuchs, medewerker van het Bijenonderzoeksinstituut in Oberursel. “In sommige gevallen werden meer nieuwe mijten in de kolonies gebracht dan er oorspronkelijk aanwezig waren”, legt hij uit. De onderzoekers onderzochten ook of zich sporen van varroaciden in de bijenwas en honing bevonden. Het Staatsinstituut voor Bijenteelt in Hohenheim analyseerde elk jaar representatieve honing- en wasmonsters. Het resultaat: er werden geen residuen gevonden als de raten naast de stroken met werkzame stof voor de honingoogst werden verwijderd. Dr. Krieger: “Goede bijenteelt omvat een weloverwogen beheer van bijenwas en een scheiding van de broed- en honingkamers. Als dit rigoureus door imkers wordt uitgevoerd, kunnen varroaciden niet in bijenproducten terecht komen.” Uit het onderzoek in het Main-Kinzig-district blijkt dat het alleen mogelijk is om met een gezamenlijke strategie het Varroaprobleem onder controle te krijgen – en dat imkers een grote verantwoordelijkheid dragen voor de gezondheid van de honingbijen. “Het is daarom des te belangrijker dat de imkers openlijk praten over hun successen en mislukkingen en waar mogelijk manieren om samen te werken bespreken”, concludeert professor Grünewald. 44 BEENOW.2015_NUMMER 1 Effectieve kunststof: De varroaciden zijn vastgelegd in kunststof strips die tussen de honingraten worden aangebracht. Professor Bernd Grünewald Directeur van het Bijenonderzoeksinstituut, Oberursel, Duitsland “Onze gegevens tonen aan dat een uitgebreid behandelingsregime niet alleen de mijten die de kolonies teisteren bestrijdt, maar ook de mijten in de korven van andere besmette kolonies die niet tegelijkertijd worden behandeld.” IN DE BIJENSTAL Mijtenprofiel Varroa destructor mijten besmetten in korven levende honingbijen. Buiten het broedseizoen leven vrouwelijke mijten als ectoparasieten op volwassen werksters. Ze banen hun weg naar de zachte intersegmentale membranen. Daarin boren ze een gat en voeden zich met de hemolymfe van de bijen, een vloeistof die vergelijkbaar is met bloed. Dit stelt de mijten in staat om ziekteverwekkers zoals het verkreukelde-vleugelvirus (Deformed Wing Virus, DWV) over te brengen. Geïnfecteerde bijen hebben dusdanig slecht ontwikkelde vleugels dat ze niet in staat zijn om bloemen te bezoeken en stuifmeel te verzamelen. DWV wordt uitsluitend overgedragen door de Varroamijten. De mijten planten zich voort in de verzegelde broedcellen van bijenkolonies. Kort voordat de cellen met was worden afgedekt, kruipen de vrouwelijke mijten in de broedcellen, glijden onder de jonge bijenlarve en voeden zich met hun hemolymfe. Op de bodem van de broedcellen leggen ze vervolgens hun eieren. Door acute DWV-infecties sterven bijen vaak in de cellen voordat ze uitkomen – en vormen daarmee een bedreiging voor het voortbestaan van de hele kolonie. CONCLUSIE Imkers dragen een grote verantwoordelijkheid voor de gezondheid van de honingbijen. Maar ze kunnen de Varroamijt onder controle houden – met goede bijenteeltmethoden en een geharmoniseerde bestrijdingsstrategie. BEENOW.2015_NUMMER 1 45 ZAADINITIATIEF TER VERBETERING VAN DE VOEDING VAN BESTUIVERS EEN VOEDZAME ZEE AAN BLOESEMS Tegenwoordig moeten bijen op veel plaatsen hard hun best doen om voldoende nectar te vinden, vooral in de nazomer. Ze krijgen nu een helpende hand van het ‘Gebieden in Bloei’ project dat door Bayer werd gestart. Honingbijen gedragen zich als eekhoorns: ze verzamelen voedselvoorraden in de zomer, zodat ze in de winter geen honger lijden. Van de nectar die ze van de bloemen verzamelen maken ze honing, waardoor ze in staat zijn om zichzelf en hun kroost tijdens de koude maanden te voeden. Een bijenkolonie heeft ongeveer 20 tot 25 kg honing als voedsel nodig om de winter door te komen. En om een pond honing te produceren, moeten 20.000 tot 60.000 werksters van de kolonie tot 88.500 kilometer vliegen – meer dan twee keer om de hele wereld. Zelfs de ijverigste bijen zijn niet in staat om hun quota te halen als er onvoldoende gevarieerd voedselaanbod is. Op de velden van Europa en Noord-Amerika, waarvan de meeste intensief bewerkt worden, vinden de drukke insecten niet genoeg voedsel of, nog belangrijker, onvoldoende verscheidenheid aan voedsel. Wilde bijen en andere bestuivers, zoals vlinders, lijden ook onder het gebrekkige voedselaanbod, omdat ze – in tegenstelling tot honingbijen – geen imkers hebben die hen suikersiroop voeren als nectar en stuifmeel niet beschikbaar zijn. Klaprozen en korenbloemen zijn populaire voedselbronnen voor bestuivers. IN HET KORT //Honingbijen, wilde bijen en andere insecten vinden niet genoeg voedsel op de intensief bewerkte landbouwpercelen in Europa en Noord-Amerika. //In steden is er ook vaak gebrek aan een divers voedselaanbod voor bestuivers. //Bloemzaadmengsels van Bayer verrijken de voedselbronnen voor insecten in landelijke en stedelijke gebieden. 46 BEENOW.2015_NUMMER 1 “Ons doel is om de diversiteit van het voedselaanbod voor bijen en andere bestuivers in de landelijke gebieden te verbeteren en ondertussen willen we ook het aantal bloemrijke gebieden verhogen en bestaande structuren koppelen,” zegt Fred Klockgether, imker en bijengezondheidsconsultant voor Bayer. “Om hieraan bij te dragen hebben we aan ongeveer 30 gemeenten in Duitsland en Oostenrijk bloemzaden verstrekt, waarmee bloeiende stroken zijn gecreëerd die zowel mooi als voedzaam zijn.” Er duiken ook flinke gebieden met voedende bloemen op bij de Bayer-fabrieken en -kantoren in Europa en Noord-Amerika – en er zijn plannen om het dak van het Bayer Informatie Centrum (BayKomm) in Leverkusen aantrekkelijker te maken voor zowel de bijen als de IN HET GEZOEM INTERVIEW Dr. Sophie Denise-Lecat Verantwoordelijk voor duurzame ontwikkeling bij Bayer CropScience in Frankrijk bezoekers. Tot nu toe heeft het initiatief van Bayer geleid tot de aanplant van bijna 1.000.000 m² aan wilde bloemen, een gebied twee keer zo groot als Vaticaanstad, het kleinste land ter wereld. De eerste resultaten tonen aan dat de bloemenstroken in zowel steden als op het platteland een enorm – positief – verschil maken voor de bestuivers. Dit werd duidelijk in de samenwerkingsstudie van Bayer “Diversiteit aan bestuivers in het zuidwesten van Duitsland,” waar proefvelden, ecologisch verbeterd met een overvloedig aanbod aan wilde bloemen, een sterke stijging van zowel de soortenrijkdom als het aantal wilde bijen en vlinders (zie pagina’s 26 – 29) vertoonden. Dit effect is ook niet onopgemerkt gebleven bij amateurtuinders, want de zakken met gemengde zaden zijn bij veel tuincentra en doe-het-zelf winkels in Duitsland en Oostenrijk te koop. Het duurt ongeveer zes weken om een saaie strook groen gras om te toveren in een kleurrijke bloemenzee. En natuurliefhebbers kunnen van deze pracht genieten zonder er veel werk voor te doen: De wilde bloemen hebben weinig water nodig om te groeien en hoeven slechts een of twee keer per jaar met een machine of met de zeis gemaaid te worden – waardoor ze de perfecte oplossing vormen voor stedelijke gebieden, bijvoorbeeld langs fietspaden of op vluchtheuvels. De bloemrijke gebieden helpen zelfs indirect planten in de stad en op de boerderij te beschermen doordat ze Hoe werd het Bayer-initiatief “Gebieden in Bloei” in Frankrijk ontvangen? “Het is tot nu toe erg succesvol gebleken. Tientallen medewerkers hebben de zaden van de bloeiende planten al gezaaid, zowel in hun eigen tuin als in die van hun vrienden. Bovendien zijn er weelderige stukken bloeiende wilde bloemen ontstaan op drie Bayer-locaties in Frankrijk, en daarnaast hebben we proefvelden waarbij we de effecten van deze diversiteit in het voedselaanbod nauwkeurig bestuderen.” Hoe kan het idee verder verspreid worden? “Naast onze eigen promotionele activiteiten, vertrouwen we op mond-tot-mondreclame. En het werkt. Mereville, een klein stadje buiten Parijs, heeft onlangs contact met ons opgenomen en ons gevraagd of we ook daar wilde bloemenzaden konden leveren. Tegenwoordig beslaan korenbloemen en andere wilde bloemenrassen een totaal van bijna 5.000 vierkante meter in Mereville.” voor voedsel en leefgebied zorgen voor insecten die op schadelijke insecten jagen. Lieveheersbeestjes voeden zich bijvoorbeeld met voor gewassen schadelijke bladluizen. Hiervan profiteren boeren die bloemenstroken naast hun percelen inzaaien. En belangrijke bestuivende insecten, zoals bijen, zullen zoemen van genoegen over de overvloed aan voedzaam voedsel, dat hun dieet zal verbeteren. WIST U DAT? Bijen moeten ongeveer 2.000.000 bloemen bezoeken om 0,5 kg honing te produceren. BEENOW.2015_NUMMER 1 47 BESTUIVENDE INSECTEN BESCHERMEN OP SUIKERRIETPLANTAGES HET ZOETE LEVEN VOOR BIJEN Suikerriet is een belangrijk gewas. Insecten kunnen ook worden aangetrokken door de resterende stompen van dit zoete gras als het eenmaal geoogst is. Of ze dit echt doen, is lang onduidelijk geweest. Een door Bayer gefinancierd onderzoek heeft nu de kennishiaten aangevuld, waardoor het gemakkelijker wordt om bijen en dergelijke te beschermen. De zoete stengels zijn big business in Brazilië: het Zuid-Amerikaanse land is ‘s werelds grootste producent van suikerriet. In 2013 bedekte dit gewas 9,8 miljoen hectare – een gebied groter dan Ierland. En het zoete gras is erg veelzijdig: naast suiker kan er de brandstof ethanol en de beroemde Braziliaanse likeur Cachaça van gemaakt worden. Uit de overgebleven vezelbestanddelen, het zogenaamde bagasse, worden energie en warmte gewonnen. Insecten kunnen ook aangetrokken worden door het suikerriet, maar niet om nectar en stuifmeel te verzamelen. In feite wordt de plant meestal geoogst voordat die kan bloeien. De stengels worden dan dicht bij de grond afgesneden en er blijven alleen korte stompen over. “Het resterende zoete suikersap dat eruit komt nadat het riet is gesneden, kan insecten aantrekken”, legt dr. Christian Maus, Global Pollinator Safety Manager bij het Bayer Bee Care Center, uit. Om het suikerriet tegen in de grond levende insecten te beschermen, worden de overgebleven stompjes met insecticiden besproeid. Daarbij dient schade aan nuttige insecten, zoals wilde bijen, die nog belangrijk bestuivingswerk moeten doen voor andere gewassen, zoals koffie, te worden vermeden. Tot nu toe wisten wetenschappers nog niet zeker of honingbijen en wilde bijen wel rondhangen in het suikerriet of op welk moment van de dag ze ernaar op zoek gaan. “Maar als we weten of daar bijen kunnen worden gevonden en misschien zelfs op welke tijdstippen, kunnen de boeren insecticiden op het optimale moment toepassen en zo contact met bijen voorkomen. Hierdoor is het mogelijk om schadelijke insecten te bestrijden en de nuttige insecten te beschermen”, legt dr. Maus uit. Het kennishiaat is nu aangevuld: in een onderzoek, gefinancierd door Bayer, onderzochten wetenschappers van een partner-laboratorium welke eventuele bijensoorten worden aangetrokken door de Braziliaanse suikerrietvelden na de oogst. IN HET KORT // N a de suikerrietoogst loopt het resterende zoete sap uit de stengels en kan het insecten naar de velden lokken. // Plaaginsecten worden bestreden met behulp van insecticiden, maar om schade aan nuttige insecten te vermijden, moet ervoor worden gezorgd dat deze worden toegepast op het juiste moment. // In een door Bayer gefinancierde studie werd onderzocht welke bijensoorten te vinden zijn in de Braziliaanse velden en op welk moment na de suikerrietoogst. 48 BEENOW.2015_NUMMER 1 IN HET VELD Na de oogst, blijven er alleen maar stompen (links) over op het suikerrietveld. Deze worden besproeid met insecticiden om ze te beschermen tegen in de grond levende insecten. Maar het resterende suikersap dat uit de snijvlakken lekt, kan nuttige insecten zoals angelloze bijen (rechts) aantrekken, schade aan deze insecten dient dus te worden vermeden. BEENOW.2015_NUMMER 1 49 ZOETE ENERGIE Biobrandstof uit suikerriet is een hot topic in Brazilië. Uit deze meerjarige grassen, die zo groot als een mens kunnen worden, kunnen naast suiker en ethanol voor voertuigen nog veel meer producten worden gemaakt. Het vezelige materiaal dat overblijft nadat het suikersap eruit is geperst, levert ook energie voor elektriciteit en warmte. 740 miljoen ton In 2013 werd suikerriet geoogst in Brazilië. Bron: FAO Brazilië is ‚s werelds grootste producent van suikerriet. Het suikersap van de geoogste zoete stengels trekt ook bijen aan, zoals bleek in een door Bayer gefinancierd onderzoek. Het onderzoek werd uitgevoerd in twee van de grootste landbouwgebieden in Brazilië: Paraná en São Paulo. Het onderzoek werd uitgevoerd in twee van de grootste landbouwgebieden in het zuiden van Brazilië, Paraná en São Paulo, waar meer dan de helft van het suikerriet van het land wordt geproduceerd. Op in totaal 16 percelen bekeken de onderzoekers welke bijensoorten zich na de oogst tegoed kwamen doen aan het zoete suikerrietsap. Daarvoor identificeerden en telden ze tussen oktober en december de bijensoorten op het perceel op verschillende dagen en op verschillende momenten van de dag. Daarbij verzamelden de wetenschappers niet alleen gegevens middenin tet perceel, maar ook aan de rand en ongeveer 5 – 10 meter buiten de beteelde oppervlakte. Het resultaat: “Op beidet onderzoeklocaties werden na de suikerrietoogst kleine aantallen bijen gevonden”, legt dr. Maus uit. Het aantal soorten en individuen was afhankelijk van de exacte locatie van de waarneming: wanneer de onderzoekers in het veld zelf telden, vonden ze aanzienlijk minder bijen dan erbuiten. Het merendeel van de bijen die rond de hoofden van de onderzoekers zoemden waren honingbijen of bijen van het geslacht Trigona. De onderzoekers vonden ook andere soorten angelloze bijen, in totaal identificeerden ze 13 soorten. “Oorspronkelijk dachten we dat we weleens dat we geen enkele bij zouden kunnen vinden en dat er geen risico zou zijn van mogelijk schade door insecticiden,” aldus dr. Maus. “Maar uiteindelijk vonden we toch enkele bijensoorten. Ook was het aantal exemplaren vrij laag, 50 BEENOW.2015_NUMMER 1 zeker in vergelijking met andere gewassen die bijen aantrekken, zoals koolzaad of zonnebloemen.” De resultaten dragen bij aan de basiskennis over de situatie van bestuivers in Brazilië. Het onderzoek toont bijvoorbeeld duidelijk regionale verschillen aan; de wetenschappers documenteerden aanzienlijk minder soorten in Paraná dan in São Paulo. Juist deze regionale afwijkingen geven aan waarom de veldstudies zo belangrijk zijn. De samenstelling van de soorten varieert echter niet alleen geografisch. “In andere gewassen dan suikerriet, kunnen heel andere soorten bijen voorkomen”, vertelt dr. Maus. Voor dit onderzoek werkt Bayer samen met collega-bedrijven en voert het ook studies uit in bijvoorbeeld rijst en maïs. De partners Syngenta en BASF onderzoeken ook gewassen zoals koffie, katoen en citrusvruchten. “We delen onze verslagen en resultaten met elkaar”, aldus dr. Maus. “Hoe meer we met z’n allen weten over de gewoonten van belangrijke nuttige insecten, des te beter zullen we in staat zijn om hen te beschermen.” IN HET VELD CONCLUSIE Het onderzoek toont vooral één ding: zelfs binnen hetzelfde land en hetzelfde gewas kunnen bijengemeenschapen sterk variëren. Daarom ondersteunt Bayer samen met collega-bedrijven aanvullende studies op andere gewassen, zoals maïs, citrusvruchten en koffie. BEENOW.2015_NUMMER 1 51 CORRECTE TOEPASSING VAN MIERENZUUR ALS VARROAMIJT-BESTRIJDING ZUURDAMPBADEN IN DE BIJENKORF Het is irriterend voor de Varroamijten: mierenzuur is populair onder imkers om hun honingbijen tegen deze gevaarlijke parasieten te beschermen. Maar als het verkeerd wordt toegepast, kan dit zuur ook schadelijk zijn voor de bijen. Een nieuw onderzoek werpt licht op het proces. IN HET KORT // Mierenzuur is een belangrijk middel voor imkers om de Varroamijt te bestrijden. // De onderzoekers van Bayer onderzochten hoe het zuur optimaal kan worden toegepast. In de nazomer wordt het tijd voor imkers om aan de moeizame taak te beginnen om hun bijenkorven klaar te maken voor de overwintering. Dit is van cruciaal belang om ervoor te zorgen dat er voldoende aantallen honingbijen de koude maanden van het jaar overleven, waardoor zich in het voorjaar weer een sterke kolonie kan ontwikkelen. Een zeer belangrijk onderdeel van dit proces is de bevrijding van de kolonie van dodelijke Varroamijten. De kleine parasieten, en de strijd daar tegen, beheerst de dagelijkse activiteiten van bijna alle imkers over de hele wereld. In deze strijd gebruikt een groot aantal Europese imkers graag mierenzuur. Dit vloeibare bestrijdingsmiddel biedt veel voordelen, omdat het in de bijenkorf verdampt. “Mierenzuur begint in de gasfase te werken. Daardoor kan het doordringen in de verzegelde broedcellen en mijten doden die zich daar voeden”, aldus dr. Ralf Nauen, insecttoxicoloog en Bayer CropScience Research Fellow. Bovendien kunnen de mijten na herhaalde behandeling geen resistentie ontwikkelen tegen de zeer vluchtige organische zuren. Dit komt doordat mierenzuur niet wordt beïnvloed door metabolische enzymen die betrokken zijn bij insecticide-resistentie. Vergeleken met andere acariciden is er een kleine kans op accumulatie, zodat residuen onwaarschijnlijk zijn. Mierenzuur bestrijdt ook Varroamijt-populaties waarvan bekend is dat ze resistent zijn tegen synthetische acariciden, zoals pyrethroïden. In diffusiestudies hebben de onderzoekers getest hoeveel mierenzuur zich een weg door de deksels van de broedcellen baant. 52 BEENOW.2015_NUMMER 1 Mierenzuur heeft echter ook schadelijke neveneffecten op honingbijen als de zuurconcentratie tijdens de behandeling een bepaald niveau overschrijdt. Aan de andere kant, als er niet voldoende mierenzuur verdampt, worden de mijten niet gedood. “Het therapeutische venster, met andere woorden, het concentratiebereik tussen het doden van mijten en het beschadigen van bijen is erg klein”, legt dr. Nauen uit. “Het is daarom belangrijk dat imkers weten welke concentratie mierenzuur toegepast moet worden.” Hoe de mierenzuurdampen worden toegepast is ook afhankelijk van het type verdamper dat wordt gebruikt en van de temperatuur. Dit zette dr. Nauen, samen met Manuel Tritschler, op dat moment werkzaam als bijendeskundige en imker bij het Bayer Bee Care Center, aan om nauwkeurig twee verschillende soorten Nassenheider verdampers te testen. Beide apparaten worden gevuld met 65 procent vloeibaar mierenzuur dat op een mat druppelt en daar verdampt. De snelheid waarmee het zuur druppelt, verschilt voor de zogenaamde verticale verdamper en het horizontale apparaat. In samenwerking met een meester-imker behandelden de onderzoekers in augustus vier honingbijenkolonies – twee met één van beide verdampers en bij verschillende temperaturen. Vervolgens hebben ze de verspreiding van de mierenzuurdamp in de korf gemeten, terwijl ook regelmatig de concentratie van de chemische stof IN DE BIJENSTAL Om erachter te komen hoe mierenzuur verdeeld wordt in de bijenkorf, hebben de onderzoekers gaten in de korf geboord en de zuurconcentratie op verschillende locaties binnenin gemeten. in de lucht werd geregistreerd en de veranderingen daarin met de tijd. “We ontdekten een aantal verschillen”, aldus dr. Nauen, als hij de resultaten van het onderzoek samenvat. “Gedurende drie dagen zorgde de horizontale verdamper niet alleen voor een tamelijk consistente concentratie mierenzuur, die ook nog eens van een voldoende hoog niveau was.” Ook het verticale apparaat is erin geslaagd om deze concentratie te bereiken, maar op minder consistente wijze, wat betekent dat het ook wat langzamer was bij de bescherming van de bijen tegen Varroamijten. Wapen van de natuur Mierenzuur beschermt niet alleen tegen mijten; de chemische stof die eerst door wetenschappers uit enkele mierensoorten werd gewonnen, wordt op natuurlijke wijze geproduceerd en door de mieren als chemische verdedigingsspray gebruikt om hun vijanden af te weren. Ook de larven van de hermelijnvlinder kunnen mierenzuur tot 30 centimeter ver spuiten als ze zich bedreigd voelen. En ook andere dieren zoals kwallen, schorpioenen en kevers maken gebruik van de stof om zichzelf te verdedigen. Zelfs planten benutten de kracht van de chemische stof: de brandharen van brandnetels bevatten ook mierenzuur. Nog een resultaat: hoe hoger de temperatuur, hoe beter de chemische stof verdampt en zich door de hele korf verspreidt. “Imkers moeten deze verdampers ‘s ochtends niet bij lage temperaturen, bv. 15 °C, gebruiken. Onder laboratoriumomstandigheden, bij temperaturen van 25 tot 30 °C, ontstond een ideaal verdampingspatroon”, aldus dr. Nauen. Met de resultaten van het onderzoek kunnen imkers hun korven effectiever behandelen – en er ook voor zorgen dat ze goed voorbereid zijn om de Varroamijten in nazomer en herfst te bestrijden. Nadere inspectie onder de elektronenmicroscoop toont aan dat de verzegelde broedcellen van een honingraat niet luchtdicht zijn. Mierenzuur kan zich dwars door de deksels heen verspreiden en doodt daardoor Varroamijten die zich daar bevinden. BEENOW.2015_NUMMER 1 53 IN HET KORT // Z aadbehandeling is van cruciaal belang voor de landbouw. // O ngewenst stof kan meekomen met de behandelde zaden. // O nderzoekers van Bayer werken aan manieren om dit stof te voorkomen. // M inder stof betekent minder potentieel risico voor bestuivers. Bayer SweepAir-technologie in de praktijk- Een nieuwe manier om zaadbehandeling nog veiliger te maken voor bestuivende insecten. 54 BEENOW.2015_NUMMER 1 IN HET VELD VERMINDEREN VAN STOF DOOR ZAADBEHANDELING OP HET VELD DE STOFVAL Zaadbehandelingsproducten beschermen gewassen zoals koolzaad of maïs tegen schimmelziekten en insectenplagen. Als deeltjes van de beschermende laag die het werkzame insecticide bevatten van het zaad worden afgewreven, kunnen deze honingbijen, wilde bijen en andere nuttige insecten schaden. Onderzoekers van Bayer zijn bezig om het hele zaadbehandelingsproces nog veiliger te maken voor nuttige insecten en het milieu. Om de zaden bevindt zich een dunne, beschermende, meerlaagse omhulling: koolzaad, maïskorrels, granen, soja en andere gewassen zijn vaak gecoat met zaadbehandelingsproducten voor gewasbescherming. Als de zaden ontkiemen en groeien, wordt het werkzame bestanddeel van de systemische stoffen later verplaatst naar de wortels of jonge plantenscheuten om deze tegen schimmels en vraatzuchtige insecten te beschermen. Voor veel gewassen is zaadbehandeling essentieel – want als kwetsbare kiemplanten worden aangevallen door ongedierte, kan de groei van de gewassen en daarmee de opbrengst sterk worden verminderd. Door planten op deze manier vroegtijdig te beschermen, hoeven er later minder gewasbeschermingsmiddelen te worden gespoten, waardoor het potentiële risico voor nuttige bestuivende insecten wordt verminderd. Dit is echter alleen het geval als de beschermende behandeling op de plek blijft waar die effectief moet zijn – op de zaden in het veld. Om dit te bereiken, moeten zaadbehandelingsproducten op de eerste plaats correct worden toegepast door gekwalificeerde professionals en moet de boer deze zorgvuldig volgens de voorschriften hanteren, opslaan en gebruiken. Anders kunnen ze bij het zaaien van het behandelde zaad worden afgewreven waardoor het moeilijk wordt om te voorkomen dat het daarbij ontstaande stof in het milieu terecht komt. Dit gebeurde bijvoorbeeld toen in 2008 maïs werd gezaaid in bepaalde gebieden van Slovenië en Duitsland. Dergelijke ongevallen, hoewel zeer zeldzaam, hebben de bezwaren versterkt tegen het gebruik van neonicotinoïde-houdende zaadbehandelingsmiddelen, die de afgelopen jaren bij het EU publiek in ongenade vielen. Dientengevolge heeft de Europese Commissie het gebruik van dergelijke producten beperkt. Neonicotinoïden zijn echter essentieel voor boeren, omdat ze bijvoorbeeld koolzaad beschermen tegen de aardvlo, die vooral schade aan de jonge planten kan toebrengen. Deze stoffen doden ook ritnaalden, die zich tegoed doen aan maïswortels. Helaas waren de oorzaken van de negatieve incidenten met bestuivers vaak eenvoudig: “Meestal werden de producten gewoon niet goed gebruikt of waren ze van mindere kwaliteit”, legt dr. Reinhard Frießleben, hoofd Application Technology, Bayer CropScience, uit. “Er wordt aanzienlijk minder stof gegenereerd als de zaadbehandelingsproducten een hogere kwaliteit hebben.” Toch wil Bayer de zaadbehandelingsproducten nog veiliger maken om nuttige insecten en hun omgeving te beschermen. In het ‘Zero Dust’ project werken deskundigen van Bayer CropScience en Bayer Technology Services samen aan het creëren van oplossingen om het genereren en de emissie van afgewreven stof tijdens het zaaien van behandeld zaad verder te verminderen. ‘Zero’ duidt in deze context niet op een “wetenschappelijke 0,000 ...” voor stof. Het verwijst naar alle maatregelen die kunnen helpen om het ontstaan en de emissie van stof te verminderen. De doelstellingen voor vermindering van de concentraties zijn afhankelijk van verschillende factoren, zoals gewassen, markten, behandeling en type zaaimachines. De deskundigen nemen het hele proces nauwkeurig onder de loep, van de samenstelling van de werkzame stoffen en additieven in de coating van de zaden tot en met het zaaien van de zaden in het veld. Voor veel gewassen is zaadbehandeling essentieel – want als kwetsbare kiemplanten worden aangevallen door ongedierte, kan de groei van de gewassen en daarmee de opbrengst ernstig worden verminderd. De ontwikkeling van SweepAir, een soort stofzuiger voor zaaimachines, is een van de deelprojecten. Dr. Lubos Vrbka van Bayer CropScience die de technologie mede ontwikkelde, legt het principe uit: “Het afgewreven zaadbehandelingsstof dat tijdens het zaaien van behandeld zaad wordt gegenereerd, wordt uit de lucht verwijderd en in de grond gebracht net als het zaad.” De kern van deze technologie is een zogenaamde cycloonafscheider die gebruikt wordt voor het reini- BEENOW.2015_NUMMER 1 55 gen van de afvoerlucht die door het afzuigsysteem van de zaaimachine wordt gegenereerd. Het mengsel van lucht en de eventuele afgewreven zaadbehandelingsdeeltjes draaien rond in de cycloon. De centrifugale kracht slingert de stofdeeltjes tegen de binnenwand van de container. Van daaruit zinken ze in een verzameltank en worden vervolgens in de grond gebracht. De gereinigde lucht wordt – vlak boven het grondoppervlak – naar buiten afgevoerd. Het gerenommeerde Julius Kühn Instituut in Duitsland heeft het SweepAir systeem al getest. In een gestandaardiseerde test onderzoeken de deskundigen zaaimachinesystemen en vergelijken die met een referentiemachine die lucht en stof naar boven toe uitstoot. Met behulp van dezelfde test werd met het SweepAir cycloonsysteem 99 procent minder stof in de lucht uitgestoten. “Dat is een enorme verbetering”, aldus dr. Björn Schwenninger, ‘Zero Dust’ projectleider bij Bayer CropScience, “zelfs in vergelijking met de aangepaste machines die momenteel beschikbaar zijn, die de lucht vlakbij het grondoppervlakte loslaten. De zogenaamde deflectoren bereiken een stofreductie van ongeveer 90 procent in de gestandaardiseerde test. De SweepAir betekent reductie van de stofvorming met een orde van grootte.” De nieuwe technologie heeft zich overtuigend bewezen onder gecontroleerde omstandigheden. En het ontwikkelde prototype is ook zorgvuldig in het veld getest. “We kunnen een aantal aspecten van de machine verbeteren, voordat de technologie hopelijk wordt overgenomen door een machinefabrikant”, aldus dr. Schwenningen. Boeren en werktuigbouwkundigen hebben al interesse getoond – ook in het belang van de bijen en hun mede-bestuivers. INTERVIEW DE JUISTE AANPAK Karl-Hans Wellen werkt als onderaannemer in de agrarische dienstverlening. Hij heeft het SweepAir prototype op percelen van zijn cliënten getest. Hoe heeft de SweepAir in de praktijk gepresteerd? Zo werkt de SweepAir De afvoerlucht van de zaaimachine die afgewreven zaadbehandelingsstof kan bevatten, wordt in de cycloon geleid. De daarin ronddraaiende lucht, slingert de stofdeeltjes tegen de binnenwand. De stofdeeltjes zinken vervolgens in een opvangbak van waaruit ze in de grond worden gebracht. “De zaaiomstandigheden waren hier in 2014 erg stoffig en droog – een echte belastbaarheidstest voor de apparatuur. Het bleek duidelijk dat we een prototype aan het testen waren. Het heeft nog steeds een paar Gereinigde lucht mankementen; zo raakt het apparaat bijvoorbeeld af en toe verstopt. Maar deze dingen worden opgelost als het materiaal wordt Lucht van zaaimachine verbeterd.” Cyclonische scheiding van lucht en stof Hoe hebben uw klanten op het prototype gereageerd? “Boeren zijn uiterst milieubewust en de Gereinigde lucht dicht bij de grond vrijgegeven Gescheiden stof Roterende klep 56 Stof wordt in de grond gebracht BEENOW.2015_NUMMER 1 SweepAir-technologie is een goede aanpak om de landbouw milieuvriendelijker te maken. Onze klanten waarmee we het systeem getest hebben, waren daarom erg geïnteresseerd.” IN HET VELD Van lab naar veld In het ‘Zero Dust’ project werken deskundigen van Bayer CropScience en Bayer Technology Services aan een verdere vermindering van de vorming en emissie van stof door zaadbehandeling en maken daardoor behandeld zaaigoed nog veiliger voor bestuivers en het milieu. Zo onderzoeken ze bijvoorbeeld hoe ze zaadbehandelings- en filmcoatings moeten formuleren zodat ze beter plakken – via stabiliserende additieven of door het variëren van de deeltjesgrootte. Ze willen ook de toepassingsprocedure van de zaadbehandeling zelf verbeteren. En aangezien er altijd wel een klein beetje stof afwrijft, zijn ze ook bezig met oplossingen om de verspreiding van stof in het veld te verminderen, bijvoorbeeld met de SweepAir. CONCLUSIE Sweepair, de door Bayer ontwikkelde stofverminderende technologie, presteerde overtuigend onder gecontroleerde omstandigheden en in een eerste praktijktest. Wij streven naar samenwerking met machinefabrikanten om de SweepAir beschikbaar te maken en te laten goedkeuren door regelgevende instanties. BEENOW.2015_NUMMER 1 57 BLIK OP HET GEZICHTSVERMOGEN: HOE BIJEN DE WERELD ZIEN DOOR INSECTENOGEN Om als een honingbij te kunnen kijken, is niet zomaar een droom van de entomoloog. Inzicht in de werking van hetn gezichtsvermogen van de bij en in de relevante processen in de hersenen van het insect, kan zelfs helpen bij kasbestuiving en de ontwikkeling van cameratechnologie. Het hebben van duizend ogen in plaats van slechts twee betekent dat de wereld er een stuk anders uitziet: Honingbijen en vele andere insecten zien door facetogen. Deze bestaan uit duizenden zogenaamde ommatidia, waarbij elk ommatidium zich als een afzonderlijk eenvoudig oog gedraagt. Omdat ze zich op een bijna halfrond oppervlak op het hoofd bevinden, wijzen ze een beetje in verschillende richtingen, waardoor de bij een brede kijkhoek heeft. Zo zou een vaas bloemen eruit kunnen met de gezichtsscherpte van een bij Het beeld dat insecten zien, is een combinatie van de inbreng van al hun ommatidia: de wereld door facetogen is niet zo scherp als door de ogen van zoogdieren, maar insecten kunnen nog altijd gemakkelijk zeer snelle bewegingen detecteren: snel vliegende insecten, zoals de honingbij, zien tot 300 beelden per seconde – terwijl wij mensen er niet meer dan 65 kunnen zien. Bovendien ziet de honingbij ook ultraviolet (UV) licht dat normaal niet zichtbaar is voor de mens. Dit is handig bij het zoeken naar voedsel: Speciale A | Toont hoe wij mensen een bloem zouden kunnen zien B | Toont dezelfde bloem gefotografeerd door een UV-filter, zoals honingbijen UV-licht zien C | Toont de bloem gezien door een reeks rietjes om het facetoog van het insect na te bootsen D | Toont een samenvoeging van de via de computer bewerkte foto‘s en geeft een idee van hoe een bij een bloem zou kunnen zien 58 BEENOW.2015_NUMMER 1 pigmenten in bloemen kunnen UV-licht absorberen of reflecteren, waardoor een “landingsbaan” wordt onthuld die de bijen naar de nectar- en stuifmeelwinkel van een plant leidt. De bij leert dat het donkere gebied in het midden van de bloem of stippen aangeven waar de nectar wordt opgeslagen. Toch hebben honingbijen ook een zwak punt in hun gezichtsvermogen, ze zien de kleur rood niet. Levermos (Hepatica nobilis) ziet er bijvoorbeeld voor ons roze uit, maar is blauw voor hommels. Inzicht in het gezichtsvermogen van bijen en de verwerking van de beelden in hun hersenen, kan ook andere onderzoeksgebieden stimuleren. De Australische onderzoeker, Universitair Hoofddocent Adrian Dyer aan de RMIT University in Melbourne, analyseert hoe bijen leren en hoe ze zelfs menselijke IN HET KORT //Honingbijen en andere insecten kijken door facetogen. //Het waarnemen van UV-licht helpt hen om nectar- en stuifmeelrijke bloemen te vinden. //Onderzoek naar de manier waarop bijen visuele beelden verwerken kan helpen bij de toekomstige ontwikkeling van camera‘s en zelfs bij luchtvaartuigen. IN HET GEZOEM INTERVIEW In de hersenen van een bij Wat fascineert u aan bijen? Universitair Hoofddocent Adrian Dyer is oogwetenschapper aan de RMIT University in Melbourne, Australië. Als onderzoeker is hij geïnteresseerd in de manier waarop visuele systemen perceptueel moeilijke taken leren. “Deze insecten kunnen complexe problemen met nogal verbazingwekkend kleine hersenen oplossen. Delen van het onderzoek dat gedurende de laatste twaalf jaar is gedaan, suggereren zelfs dat bijen in staat zijn om problemen op een niveau op te lossen, dat in de buurt komt van wat we zien in zoogdiersystemen.” Hoe kan technologie van uw werk profiteren? “Eén van de dingen waar we mee bezig zijn, is vliegen in een complexe omgeving zonder tegen dingen aan te vliegen. Het probleem hier is snelheid: als er zich sensoren aan de voorkant van een vliegtuig bevinden, moeten de gegevens worden verwerkt door een computer, die vervolgens een ander systeem moet aansturen om een botsing te voorkomen. Tegen de tijd dat dit gebeurt, bent u al neergestort. Voor insecten is dit geen probleem. Dus proberen we te analyseren hoe de hersenen van bijen in staat zijn om dit te doen. Het doel is, bijvoorbeeld, om mogelijk de prestaties van onbemande vliegtuigen te verbeteren.” gezichten kunnen herkennen. Dyer heeft de “Bijenoog-camera” ontwikkeld, om de wereld te zien door de ogen van een insect. Hiervoor fotografeert hij bijvoorbeeld een gele bloem door drie speciale kleurfilters toe te passen en legt de foto’s vervolgens op elkaar. Dit converteert het lichtspectrum dat zichtbaar is voor de mens naar het UVzicht van honingbijen, verandert het contrast en transformeert het in een gekleurde versie zoals een bij die zou waarnemen; de gele bloem is nu roze. Om de facetogen te simuleren, maakt de onderzoeker gebruik van een eenvoudige maar effectieve methode: hij fotografeert de foto van de roze bloem weer door een houten frame gevuld met duizenden rietjes. Het resultaat is een mozaïekbeeld. Met behulp van een computer combineert de bijenonderzoeker de verschillende mozaïekstukken in een normaal beeld, dat er enigszins wazig uitziet. De afbeelding hierboven toont gedetailleerd het oog van een honingbij zoals gezien door een elektronenmicroscoop. Ook de hommels Universitair Hoofddocent Dyer is niet alleen in staat om als een bij te zien. Hij onderzoekt ook op welke wijze bijen de visuele informatie in hun hersenen verwerken. Dit zou kunnen helpen bij de ontwikkeling van gezichtsherkennende camera’s: “Er zijn een heleboel problemen bij het ontwikkelen van algoritmes die gezichten van mensen betrouwbaar kunnen herkennen als het gezichtspunt verandert”, legt hij uit. Begrijpen hoe biologische systemen met deze visuele uitdagingen omgaan, zou dus inzichten kunnen opleveren voor softwareontwikkelaars. Universitair Hoofddocent Dyer: “De kleine insectenhersenen kunnen eventueel voor een aantal zeer efficiënte oplossingen zorgen, die gemakkelijker te ontwikkelen zijn dan de oplossingen die worden verkregen door de verbazingwekkend complexe primaathersenen.” zien hun wereld door facetogen (onder). Snel vliegende insecten, zoals de honingbij, zien tot 300 beelden per seconde – terwijl wij mensen er maximaal 65 kunnen zien. BEENOW.2015_NUMMER 1 59 VOORUITZICHTEN Heel erg bedankt voor uw interesse en dat u de tijd heeft genomen om ons nieuw BEENOW magazine te lezen! Ons Bee Care Programma en alle gerelateerde projecten, waarvan er een aantal in dit magazine werden gepresenteerd, zijn een goed voorbeeld van wat er kan worden bereikt als de betrokken partners bereid zijn om samen te werken en te zoeken naar mogelijkheden om echt een verschil te maken voor de gezondheid van bijen en andere bestuivers. Of het nu gaat om de ontwikkeling van nieuwe technologieën om potentiële risico’s van landbouwmethoden te verminderen of om onderzoeksprojecten gericht op het bestrijden van gezondheidsproblemen bij bijen als gevolg van ondervoeding of ziektes – elk project kan een verschil maken voor bijen en andere bestuivers. Wij willen graag alle projectpartners – zowel extern als intern – hartelijk bedanken voor de verhelderende en inspirerende samenwerkingen en hun bijdragen en grote steun voor dit magazine. Wij verheugen ons op de voortzetting van onze samenwerking en het gezamenlijk ontwikkelen van oplossingen voor de verdere verbetering van de gezondheid van bijen. In heel 2015 zullen we de resultaten van verdere projecten op onze website www.beenow.bayer.com presenteren. En aan het eind van 2015 zullen we de volgende editie van ons magazine BEENOW publiceren. Blijf op de hoogte en schrijf u in voor onze nieuwsbrief als u geïnformeerd wilt blijven. Wij hopen dat u nu beter inzicht heeft gekregen in een aantal van de projecten ter bevordering van een betere gezondheid van bijen waarbij Bayer betrokken is. Als u meer wilt weten over één van de projecten, of uw feedback over dit magazine wilt delen, dan horen wij dat graag van u: [email protected] Annette Schürmann Hoofd van het Bayer Bee Care Center 60 BEENOW.2015_NUMMER 1 Door samen te werken, kunnen we de gezondheid van bijen verbeteren. BEE PART. Colofon BEENOW Het magazine voor bijengezondheid Datum van publicatie: december 2014 Uitgegeven in het Engels, Duits, Spaans, Portugees, Frans en Nederlands UITGEGEVEN DOOR Bayer Bee Care Center Alfred-Nobel-Straße 50 40789 Monheim am Rhein | Duitsland [email protected] REDACTIONEEL TEAM Annette Schürmann, Bayer Bee Care Center Gillian Mansfield, Bayer Bee Care Center transquer GmbH – wissen + konzepte, München LAY-OUT EN ARTWORK ageko . agentur für gestaltete kommunikation DRUKKERIJ HH Print Management Deutschland GmbH ILLUSTRATIES Bayer: p. 6, 7, 9, 14, 32, 43 onder, 56 Fotolia: p. 5 boven, 40, 50 Gabriele Dünwald: p. 25, 29, 43 Arista Bee Research Foundation / Merit de Jong: p. 33 FOTO’S Bayer: p. 4, 5 onder, 7, 9, 12, 13, 15, 18, 19, 20, 21, 23, 25, 26, 28, 29, 31, 33, 35, 39 boven en rechts, 42 rechts, 44, 47, 49, 51, 52, 53, 54, 57, 59 midden, 60 Fotolia: Omslag, p. 5 boven, 6, 10, 11, 30, 34, 37, 39 links, 41, 45, 46 Shutterstock: p. 8, 9, 38, 39 midden, 60/61 achtergrond Arista Bee Research Foundation: p. 32 b-navez_wikimedia: p. 9, cacaobloesem takahasi wikipedia, p. 17, thermische verdediging honingbij Karine Monceau: p. 17 Klaus Wallner: p. 35 onder Martin Schwalbe: p. 40 Paul Krusche, knackbock.blog: p. 42 links Jochen Schneider: p. 59 onder AG Dyer en S Williams: p. 58, 59 boven Privé: p. 10, 14, 24, 56 BEENOW.2015_NUMMER 1 61 beenow.bayer.com beecare.bayer.com twitter.com/bayerbeecare facebook.com/bayerbeecarecenter youtube.com/user/bayerbeecarecenter in linkedin.com/company/bayer-bee-care-center Science For A Better Life