Het magazine voor bijengezondheid Een perfecte

advertisement
BEENOW
2015
Het magazine voor bijengezondheid
Een perfecte fruitschaal
Kennishiaten over bestuiving aanvullen
Varroa bestrijden
Efficiënte mijtcontrole voor honingbijen
Bosbessenbalans
Bestuivers in Canada onderzocht
2015_NUMMER 1
REDACTIONEEL
Gezonde bijen zijn niet alleen noodzakelijk als
bestuivers voor een duurzame voedselproductie,
maar ook vanwege de unieke rol die zij spelen
in veel ecosystemen over de gehele wereld.
Door de veelheid aan factoren die bijdragen aan
een slechte bijengezondheid is het vinden van
oplossingen niet gemakkelijk. We beschouwen de
gezondheid van bijen als een gedeelde verantwoordelijkheid van de verschillende belanghebbenden en als iets dat gezamenlijk aangepakt
moet worden.
Bayer neemt, vanuit haar missie ‘Science for a
Better Life’, haar rol hierin zeer serieus.
Al bijna 30 jaar is de Animal Health divisie van
Bayer HealthCare actief betrokken – en blijft dat
ook – bij het zoeken naar oplossingen om de gezondheid van honingbijen te verbeteren. We hebben hard gewerkt aan de ontwikkeling van nieuwe
en innovatieve technologieën om de Varroamijt,
vermoedelijk de belangrijkste factor die invloed
heeft op de gezondheid van bijen, te bestrijden.
Voor Bayer CropScience is bestuiving belangrijk, niet alleen voor het succes van de zakelijke
activiteiten van onze klanten, maar ook voor onze
eigen belangen in de koolzaad- en groentezaadwereld. We investeren al tientallen jaren zwaar
in onderzoek en ontwikkeling en in uitgebreide
beheersmaatregelen om de impact van gewasbeschermingsmiddelen op de gezondheid van
bijen te minimaliseren. De veiligheid van de
honingbij is al heel lang goed geïntegreerd in
het ontwikkelingsproces van nieuwe werkzame
stoffen en producten die wij op de markt brengen.
In 2011 nam Bayer een strategische beslissing
om haar ‘Bee Care’ programma op te zetten. In
dat kader zijn tot dusver twee Bee Care Centers
geopend, één in 2012 in Duitsland en de andere,
die Noord-Amerika bedient, in april 2014. Door
het combineren van beschikbare middelen en de
deskundigheid over de gezondheid van bijen van
onze Animal Health en CropScience activiteiten,
stellen de centra ons in staat om ons proactief te
richten op een beter contact met een breed scala
aan belanghebbenden, om hun vragen en zorgen
aan te pakken, en om te zoeken naar mogelijkheden om samen te werken aan vraagstukken
omtrent de gezondheid van bijen.
Bayer zal een actieve en zichtbare rol blijven
spelen in de gezondheid van bijen. In samenwerking met externe partners zullen wij verdere
oplossingen voor landbouw en diergezondheid
ontwikkelen en leveren. Het samenbrengen van
de belangrijkste belanghebbenden, met name
boeren en imkers, is een cruciaal onderdeel van
dit proces omdat wij een gemeenschappelijk
belang hebben bij de gezondheid van bijen.
Bernd Naaf
Lid van de Raad van
Dr. Dirk Ehle
Bestuur van Bayer
CEO Bayer HealthCare
CropScience AG*
Animal Health GmbH
*verantwoordelijk voor bedrijfsmanagement en personeelsmanagement
2
BEENOW.2015_NUMMER 1
INHOUD
Wij zijn er ons allemaal van bewust hoe belangrijk bestuiving is, en niet uitsluitend voor de
levering van hoogwaardige, betaalbare voeding over de hele planeet. Als gevolg daarvan
werken wij wereldwijd samen met onderzoeksinstituten en universiteiten, imkers en industriële
partners aan een aantal uitdagende onderzoeksprojecten en samenwerkingsverbanden. In
dit magazine leest u over de resultaten van een aantal van de inspirerende initiatieven waarbij
wij betrokken zijn geweest.
Redactioneel 2
Nieuws4
Feiten & Cijfers
6
Vooruitzicht60
Colofon61
Onderzoekers bestuderen de rol die bijen
spelen bij de bestuiving van gewassen – van
conventionele klassiekers tot exotische
vruchten _ pagina 8
Canadese bestuivingspopulatie geconfronteerd met uitdagingen. Een landelijk
project onderzoekt de multifactoriële
oorzaken _ pagina 38
IN HET VELD
IN DE BIJENSTAL IN HET GEZOEM
Een perfecte fruitschaal
Kennishiaten over bestuiving
aanvullen Toegangscontrole bij de bijenkorf
Nieuwe methode om honingbijen tegen
de Varroamijt te beschermen 12
Vliegende vijanden
Invasieve soorten bedreigen
honingbijenkolonies 16
Een waarschuwingssysteem voor
imkers
Bepalen van de factoren die de gezondheid van honingbijen beïnvloeden 18
De handen ineenslaan in Azië
Imkers en boeren samenbrengen
22
8
De natuur terugbrengen in de velden
Het verbeteren van landbouwgebieden
voor nuttige insecten
26
Minder spuiten voor betere
bescherming
Nieuwe manier van spuiten van
pesticiden minimaliseert verdere
blootstelling van bestuivers
Het zoete leven voor bijen
Bestuivende insecten beschermen
op suikerrietplantages De stofval
Verminderen van stof door
zaadbehandeling in het veld 34
Mijten opruimen
De Arista Bee Research Foundation:
De teelt van Varroa-resistente
honingbijen 30
48
Strijd tegen Varroa
Veldstudie naar efficiënte mijtbestrijding
bij honingbijen 42
54
Zuurdampbaden in de bijenkorf
Correcte toepassing mierenzuur als
Varroamijt-bestrijding
52
Bosbessenbalans
CANPOLIN: Canada onderzoekt z’n
bestuivers
38
Een voedzame zee aan bloesems
Zaad-initiatief ter verbetering van de
voeding van bestuivers
46
Door insectenogen
Blik op het gezichtsvermogen:
Hoe bijen de wereld zien
BEENOW.2015_NUMMER 1
58
3
NIEUWS
Toxicogenomica
Zelfverdedigingsmechanismen van honingbijen
Honingbijen hebben natuurlijke metabolische zelfverdedigingsmechanismen tegen bepaalde
insecticiden.
ontwikkelen van nog specifiekere werkzame stoffen. “Honingbijen hebben zeer
effectieve metabolische mechanismen
om met bepaalde insecticiden om te
gaan”, legt Dr. Ralf Nauen, insecttoxicoloog en Bayer CropScience Research
Fellow uit. Hij en zijn team onderzoeken
daarom de processen die een rol spelen
in het metabolisme van honingbijen en
wilde bijen – en welke genen ten grondslag liggen aan elk van deze mechanismen. Zo hopen de wetenschappers er
bijvoorbeeld achter te komen waarom
honingbijen manieren hebben om met
het insecticide thiacloprid om te gaan,
maar niet met andere actieve stoffen die
op dezelfde plaats in het lichaam van de
insecten inwerken. Hiervoor werkt Bayer
ook nauw samen met het gerenommeerde Britse instituut Rothamsted Research.
Bij de ontwikkeling van nieuwe selectieve insecticiden moeten onderzoekers
manieren vinden om plaaginsecten te
bestrijden en tegelijkertijd nuttige organismen te beschermen. Als een product
Doel van het project is om nieuwe screeningtechnologieën te ontwikkelen. Het
plan is dan om werkzame stoffen te testen op een gerichte manier om te zien of
de bijen deze beter kunnen verdragen.
bijvoorbeeld schadelijk blijkt te zijn voor
honingbijen, zal het niet worden goedgekeurd zonder aanzienlijke gebruiksbeperkingen. Wetenschappers kunnen
binnenkort ondersteuning krijgen bij het
Internationale raad voor de biologische diversiteit
Wereldwijd beleidsadvies
Zorgen dat wetenschap en beleid effectiever samenwerken – dat is de missie van IPBES, de afkorting van Intergovernmental Science-Policy Platform on Biodiversity and
Ecosystem Services. Deze internationale commissie van de Verenigde Naties (VN) verspreidt informatie over de status van en de ontwikkelingen in de biologische diversiteit
en ook over de huidige stand van de wetenschap. Deze activiteiten zijn bedoeld om
politici, milieuorganisaties en VN-instellingen te ondersteunen in hun besluitvorming.
De commissie bestaat uit geselecteerde bekende onderzoekers uit de hele wereld.
Dr. Christian Maus, Global Pollinator Safety Manager bij het Bayer Bee Care Center,
is inmiddelsbenoemd tot lid van de raad als hoofdauteur voor de beoordeling van
bestuiving en bestuivers in verband met de voedselproductie. Hij zal worden betrokken bij de beoordeling van bijvoorbeeld de rol van inheemse en beheerde bestuivers.
Hij zal ook worden belast met het evalueren van de wetgeving in verschillende landen op mondiaal niveau, die gerelateerd is aan bestuiving en bestuivers. “Ik ben zeer
verheugd om samen met andere onderzoekers te kunnen bijdragen aan het doel om
duurzame bestuivingsdiensten een hogere prioriteit in de beleidsvorming te geven”,
aldus dr. Maus.
4
BEENOW.2015_NUMMER 1
Dr. Christian Maus werd door het IPBES
als hoofdauteur voor de beoordeling van
bestuiving en bestuivers benoemd.
NIEUWS
Software helpt bijen te
beschermen
Honey Bee Health Coalition
Samenwerking
via
smartphone
Alles voor
de bijen
Boeren en imkers in Canada kunnen nu gemakkelijk in contact komen via de “DriftWatch” software.
Een imker controleert zijn mobiele telefoon om te kijken of hij zijn bijenkorven naast
het veld met gewassen kan plaatsen. De online software vertelt hem wanneer de
boer van plan is om gewasbeschermingsmiddelen toe te passen. De imker kan op
die manier het risico voor zijn bijen tot een minimum beperken, zodat ze veilig stuifmeel en nectar in het veld kunnen verzamelen. Vervolgens kunnen de korven worden
verwijderd of gesloten tijdens het toepassen van gewasbeschermingsmiddelen.
Dit wordt mogelijk gemaakt door de “DriftWatch” software. Imkers en boeren kunnen
zich registreren en toegang krijgen door gebruik te maken van een smartphone. Imkers kunnen ook informatie verstrekken over de locatie van hun korven. Op die manier
weten boeren of er bijenkorven aanwezig zijn en wanneer de velden zonder nadelige
gevolgen voor de bijen kunnen worden bespoten. De software is nu beschikbaar in de
provincie Saskatchewan, Canada en in sommige Amerikaanse staten. Bayer CropScience heeft met het ministerie van Landbouw van Saskatchewan samengewerkt om
DriftWatch te introduceren en het communicatie-instrument te promoten. In de toekomst zijn de makers van de software, Fieldwatch, van plan om barcodes op bijenkorven te plaatsen. Deze functie moet de juistheid van de informatie verder verbeteren.
Bestuivers en neonicotinoïden
Realistische condities in het veld
Honingbijen zijn belangrijke bestuivers van wilde en gekweekte planten
over de hele wereld – van appels tot
en met courgettes. Alleen al in de
Verenigde Staten bestuiven ze gewassen ter waarde van $ 15 miljard
dollar per jaar. Veel factoren maken
het leven voor insecten echter moeilijk, zoals bijvoorbeeld ziekten, gebrek aan voedselbronnen en overmatig telen. Imkers, wetenschappers,
overheden, boeren en de agrarische
industrie moeten samenwerken om
deze problemen aan te pakken. In dit
kader is Bayer lid van de Honey Bee
Health Coalition, die alle betrokken
partijen samenbrengt. Het gezamenlijke doel is om de gezondheid van
de commerciële honingbijen te versterken. De coalitie is opgericht door
het Amerikaanse Keystone Center.
Nicaragua: honing als inkomstenbron
Hulp voor kleine bijenhouders
Hebben neonicotinoïden daadwerkelijk invloed op
bestuivende insecten? Veel van de onderzoeken
waarin deze gewasbeschermingsmiddelen als gevaarlijk zijn geclassificeerd, vertonen belangrijke
wetenschappelijke tekortkomingen. Niettemin is
het gebruik van deze insecticiden in Europa sterk
beperkt. Bayer ondersteunt daarom een studie
waarin de effecten van neonicotinoïden op honingbijen in koolzaadvelden worden onderzocht.
Bijenteelt kan boeren in ontwikkelingslanden helpen hun inkomen aan te vullen.
Deze olieproducerende plant wordt op grote
schaal geteeld, met name in Europa en Amerika.
Dit betekent dat de gele bloemen een belangrijke voedingsbron voor honing- en wilde bijen zijn.
Het project omvat grootschalige veldstudies in het
Verenigd Koninkrijk, Duitsland en Hongarije. Het
Britse Centrum voor Ecologie en Hydrologie voert
het onderzoek uit en Bayer en Syngenta financieren en ondersteunen dit met hun expertise.
Kleinschalige boeren zijn goed voor 50 procent van de wereldwijde voedselproductie. Maar in ontwikkelingslanden zoals Nicaragua moeten ze vechten
om te overleven. Om in deze situatie te helpen, steunt Bayer een project van
de organisatie Chinantlan,dat boeren extra bronnen van inkomsten biedt:
met honingbijen. Met financiële hulp van Bayer biedt Chinantlan geselecteerde boeren bijenkorven en uitrusting voor de bijenteelt aan. Beginnende
imkers kunnen dan hun honing verkopen, wat voor hen extra inkomsten
genereert. Bovendien kunnen ze de honing ook voor eigen gebruik houden.
BEENOW.2015_NUMMER 1
5
INTERESSANTE INFORMATIE OM TE DELEN MET ANDEREN
FEITEN & CIJFERS
Opmerkelijke feiten over bijen, voedsel en bestuiving
4
3
Een koningin kan tot 4 jaar
leven, maar zal doorgaans
door de imker na 2 jaar
worden vervangen.
2
1
JAREN
MAANDEN
20 mm
Een kolonie bestaat uit
drie soorten honingbijen,
elke soort heeft een
karakteristieke grootte.
15 mm
10 mm
5 mm
KONINGIN
DAR
WERKSTER
1
300 – 3.000
20.000 – 60.000
Een kolonie bevat normaal
gesproken slechts één koningin, een paar honderd darren
en tot 60.000 werksters.
Werksters zijn onvruchtbaar,
de voortplanting wordt dus
overgelaten aan de koningin en
de darren.
De werkster doorloopt
verschillende werkstadia,
van het onderhouden van
het broed en de bijenkorf
tot en met het voeren.
Een koningin kan wel 2.000
eieren per dag leggen tijdens
het hoogtepunt van het
Na de paring met darren legt de bijenkoningin haar eieren
in de broedcellen die zijn voorbereid door de werksters.
Als de cellen klein zijn, laat de koningin sperma uit haar
legseizoen.
spermatheca vrij en bevrucht ze het ei kort voor het
leggen. Uit deze eieren ontwikkelen zich de werksters.
In de grotere cellen legt de koningin onbevruchte eieren,
hieruit ontwikkelen zich de mannelijke darren.
Ontwikkelingsstadia:
ei, larve, pop
6
BEENOW.2015_NUMMER 1
150 MILJARD
FEITEN & CIJFERS
De totale economische waarde van bestuiving door insecten wereldwijd wordt
geschat op minstens 150 miljard euro per jaar.
STUIFMEEL
VAN
90%
BLOEMEN
van het voedsel in de wereld
Bijenstuifmeel is rijker aan eiwitten dan
alle andere dierlijke bronnen. Het bevat
per gewichtseenheid meer aminozuren
dan rundvlees, eieren of kaas.
Van de 100 gewassen die 90% van het voedsel in de wereld
leveren, profiteren 70 van bestuiving door bijen en andere
insecten.
2.000.000 bloemen
Lange reis
15
1/ 3
Profiteert
van bijen
Een derde van alle door de mens
geconsumeerde planten zijn in zekere
mate afhankelijk van de bestuiving
door insecten.
miljoen
Bijen moeten ongeveer 2.000.000 bloemen
bezoeken om 0,5 kg honing te produceren.
Honingbijen zoeken hun eten
binnen een straal van 3 tot 4 km
rondom de bijenkorf. Voor de
mens zou dit betekenen dat hij
ongeveer 2.500 km zou moeten
reizen voor voedsel.
Het totaal aantal bijenkolonies in Europa is over
de afgelopen 10 jaren stabiel gebleven met
ongeveer 15 tot 16 miljoen kolonies.
BELANGRIJKE FACTOREN VOOR DE BIJENGEZONDHEID
Ongunstige
weersomstandigheden
Imkermethoden
Landbouwmethoden,
bijvoorbeeld verkeerde
toepassing van gewasbeschermingsmiddelen
Mijten, vooral Varroa
Gebrek aan genetische
diversiteit
Virussen en bacteriën
Voeding
De gezondheid van bijen is een complex vraagstuk,
dat wordt beïnvloed door veel verschillende factoren.
BEENOW.2015_NUMMER 1
7
KENNISHIATEN OVER BESTUIVING AANVULLEN
EEN PERFECTE FRUITSCHAAL
Papaja, guave, mango: voor ons mensen vormen deze vruchten een welkome afwisseling van ons normale
voedsel. Maar hoe belangrijk zijn deze vruchten voor bijen en andere bestuivers? In veel gevallen weten we
relatief weinig over welke insecten op welke manier en op welk moment welke gewassen bestuiven. Op dit
moment loopt een gezamenlijk onderzoek van Bayer en de Universiteit van Freiburg om onze kennishiaten
op dit gebied aan te vullen en die informatie moet opleveren die kan worden gebruikt voor de ontwikkeling
van bij-vriendelijke toepassingsmethoden voor insecticiden in de toekomst.
Ongeveer 75 procent van de gewassen in de wereld is voor de bestuiving
in zekere mate afhankelijk van insecten, de allerkleinste werkers spelen dus
een zeer grote rol. Als bijen, hommels
en vliegen geen handje zouden helpen,
zouden er minder vruchten en zaden
in de velden of aan bomen en struiken
groeien. Insecten doen echter meer:
hun betrokkenheid kan invloed hebben
op de omvang van gewasopbrengsten
en de niveaus van voedingsstoffen die
deze bevatten. In veel gevallen hebben
onderzoekers nog geen consensus bereikt over de rol die bijen spelen bij de
bestuiving van gewassen. Zelfs voor
echte klassiekers zoals appels, amandelen en koolzaad staan er nog vragen
open om maar niet te spreken over de
meer “exotische” gewassen zoals guave, mango en cacao.
Mangobloesems (boven) zijn afhankelijk van
bestuivende insecten voor de ontwikkeling
van de sappige vrucht (onder).
IN HET
KORT
8
BEENOW.2015_NUMMER 1
De betrokkenheid van insecten
kan invloed hebben op de omvang van gewasopbrengsten
en de niveaus van voedingsstoffen die deze bevatten.
“Voor veel gewassen zijn er nog maar
weinig gegevens beschikbaar. En zelfs
als er gegevens over de bestuiving
beschikbaar zijn, dan zijn de resultaten vaak niet eenduidig, waardoor ze
moeilijker te beoordelen zijn”, aldus dr.
Christian Maus, Global Pollinator Safety
Manager bij het Bayer Bee Care Center.
Toch zijn gewasbeschermingsonderzoekers er op gebrand alle bestaande
informatie te verkrijgen, vooral over de
bestuiving van exotische gewassen,
omdat het hen helpt bij het ontwikkelen
van bij-vriendelijke toepassingsschema’s en richtlijnen voor het gebruik van
insecticiden. “Daarvoor moeten we dingen weten zoals welke gewassen honingbijen en andere bestuivers eigenlijk
regelmatig bezoeken, gedurende welk
deel van het jaar en op welk tijdstip van
de dag ze dat doen”, aldus dr. Maus.
Daarom ondersteunt Bayer een nieuwe studie waarin alle momenteel beschikbare wetenschappelijke literatuur
op het gebied van gewassen wereldwijd wordt doorgespit en samengevat.
Het onderzoek wordt uitgevoerd door
de werkgroep van prof. Alexandra-
//Veel gewassen zijn afhankelijk van bestuiving door insecten.
//De exacte rol van bijen en andere insecten is echter vaak niet helder.
//Kennishiaten aanvullen: Bayer ondersteunt een wereldwijde literatuurstudie
over gewassen.
//Meer kennis kan de ontwikkeling van bij-vriendelijke toepassingsmethoden
van insecticiden door anderen in de toekomst vergemakkelijken.
IN HET VELD
Dr. Christian Maus
Global Pollinator Safety
Manager, Bayer Bee
Care Center
“Voor veel gewassen
zijn er nog maar weinig
gegevens beschikbaar.
En zelfs als er gegevens over bestuivers
beschikbaar zijn, dan
zijn deze vaak niet
eenduidig, waardoor
ze moeilijker te beoordelen zijn.”
De meeste papajaplanten zijn
zelfbestuivers, ze bestuiven
dus hun eigen bloemen.
Honingbijen bestuiven veel belangrijke
vruchten, noten en groenten die bijdragen
aan een gezonde voeding.
Maria Klein. Een van de leden van de Werkgroep
Natuurbeheer en Landschapsecologie van de Universiteit van Freiburg, dr. Virginie Boreux, heeft
twee jaar lang in archieven en online databases gespit – en dat werk heeft zijn vruchten afgeworpen:
“In ongeveer 1.500 publicaties, vond ik informatie
over meer dan 130 gewassen”, zegt ze. De oudste
vondst dateert uit 1881. Dr. Boreux heeft de belangrijkste bevindingen van elk onderzoek vastgelegd en per gewas samengevat in een tabel. Mango’s, bijvoorbeeld, waren het onderwerp van niet
meer dan een tiental in het Engels gepubliceerde
studies, uitgevoerd in verschillende regio’s.
Papaja vrucht
Guave vrucht
De cacaobloesem (links) wordt bestoven door kleine
vliegjes om vruchten (rechts) te produceren.
Insectenbestuiving van guavebloemen (boven)
kan tot hogere vruchtopbrengsten leiden.
BEENOW.2015_NUMMER 1
9
“Hoewel uit sommige studies blijkt dat mango’s door
honingbijen en wilde bijen worden bestoven, lijkt het
er in andere studies op dat vliegen een belangrijke rol
spelen,” aldus dr. Boreux. Onderzoeken welke bestuivers belangrijk zijn voor de fruitoogst, was niet de enige
focus van haar werk: Ze was ook geïnteresseerd in de
vraag of de insecten de voorkeur gaven aan nectar of
aan stuifmeel, wanneer ze precies de planten bezochten en welke omstandigheden de bestuiving bevorderen. Het is een moeizame taak, aangezien niet elk onderzoek informatie over alle belangrijke punten bevat
en niet elke bevinding wetenschappelijk verantwoord is.
Sommige studies komen zelfs
tot tegenstrijdige bevindingen.
Daarom concentreert dr. Boreux zich nu op het evalueren van de enorme hoeveelheid gegevens. Het werk
bestaat uit het uitfilteren van de belangrijkste en meest
betrouwbare gegevens, deze af te wegen en ze vervolgens beschikbaar te maken in een eenvoudig te gebruiken systeem. Maar zelfs als dat eenmaal gedaan is,
is de taak van dr. Boreux nog steeds niet afgerond. “Ik
weet zeker dat de gegevensbank zal blijven groeien”,
zegt ze.
“Er zijn nog steeds aanzienlijke hiaten
in onze kennis, zodat het onderzoek
naar de bestuiving van landbouwgewassen nog lange tijd door zal gaan.”
INTERVIEW
KENNISHIATEN
AANVULLEN
Professor Alexandra-Maria Klein leidt de
groep Natuurbeheer en Landschapsecologie
van de Universiteit van Freiburg, Duitsland.
Haar onderzoek richt zich op de ecologie en
biodiversiteit van de interactie tussen planten
en insecten in cultuurlandschappen.
DE RESULTATEN
Het onderzoek toont bijvoorbeeld aan dat
wilde bijen in hoge mate bijdragen aan de
bestuiving van tomaten, sla (voor zaadproductie), meloenen en andere gewassen.
De situatie is heel anders bij bijvoorbeeld
veldbonen of citrusvruchten, die volgens
degeanalyseerde studies meestal bezocht
worden door honingbijen.
Papaja is één van de populairste tropische vruchten
wereldwijd. Het is een belangrijk exportproduct voor
ontwikkelingslanden geworden.
10
BEENOW.2015_NUMMER 1
Bovendien kan de samenstelling van bestuivers voor een aantal gewassen van land
tot land verschillen. Zo worden uien (voor
zaadproductie) bijvoorbeeld in de VS vooral
door wilde bijen bestoven, in Pakistan door
vliegen en in Polen door honingbijen.
IN HET VELD
Hoeveel effect hebben bestuivers
op gewasopbrengsten?
ken over. Bovendien vliegen er veel meer wilde
“Dat kan sterk variëren. Sommige kool-
een andere individuele plant of plantenvariëteit
zaadrassen kunnen geheel zonder hulp van
bijen tussen de bloesems dan honingbijen.
Dat kan een voordeel zijn als stuifmeel van
overgebracht moet worden.”
bestuiving door insecten hoge opbrengsten
leveren. En bij andere gewassen kan de
opbrengst met wel 25 procent oplopen als
Welke kennishiaten moeten ook
nu nog aangevuld worden?
de gevleugelde helpers erbij betrokken zijn.
En sommige appel- en kersenrassen zouden
“Om te beginnen, strekt onze kennis over de
helemaal geen enkele vrucht meer produce-
effecten van een bestuivingsstop zich uit tot
ren zonder hulp van bestuivende insecten.”
slechts enkele gewassen. We weten ook niet
Verschillen honingbijen en wilde
bijen van elkaar in mate van bestuiving?
“Honingbijen zijn zeer sociaal en vormen grote kolonies; dit betekent dat ze zeer efficiënte
bestuivers zijn. Maar ze vliegen niet bij lagere
temperaturen, wind of motregen. In die
situaties nemen hommels de bestuivingsta-
veel over welke soorten insecten als bestuivers
fungeren of wanneer en hoe ze dat precies
doen. Een ander grijs gebied is wat voor soort
en hoeveel voedsel en nestmateriaal belangrijk
is, vooral voor wilde bijen. De enige manier
waarop we erachter kunnen komen hoe we
specifieke groepen of soorten van bijen kunnen
beschermen, is als we weten welke groepen of
soorten afhankelijk zijn van welke planten en –
omgekeerd – wat hun eisen voor nesten zijn.”
CONCLUSIE
Het effect van bestuivers op gewassen
kan sterk variëren. Maar de onderzoekers
zijn bezig met het aanvullen van de kennishiaten. Hiermee zal het mogelijk zijn om
uit te zoeken hoe specifieke bestuivende
insecten en de belangrijke diensten die ze
leveren voor natuur en mens behouden
kunnen worden.
BEENOW.2015_NUMMER 1
11
IN HET KORT
//Varroamijten kunnen aanzienlijke schade aanrichten als ze in een
bijenkorf terecht komen.
//Bayer heeft een strategie ontwikkeld waarmee ze hoopt de
parasieten bij de ingang van de korf effectief te kunnen bestrijden.
//De Varroa Gate komt in een aantal landen in 2017 op de markt.
12
BEENOW.2015_NUMMER 1
IN DE BIJENSTAL
NIEUWE METHODE OM HONINGBIJEN TEGEN DE VARROAMIJT TE BESCHERMEN
TOEGANGSCONTROLE
BIJ DE BIJENKORF
Hoewel hij klein is, kan de Varroamijt grote schade aanrichten: De parasiet kan wereldwijd hele bijenkolonies
vernietigen. Onderzoekers van Bayer proberen het probleem op te lossen door het ontwikkelen van een speciale
toegang die ongenode gasten al in de deuropening aanpakt.
Honingbijen zijn de verpersoonlijking van ijverige werkers,
maar dat betekent niet dat ze zich altijd onberispelijk gedragen. Ze nemen graag deel aan een aantal stiekeme activiteiten zodra het bloemenaanbod in nazomer en herfst begint te
slinken. Ze kruipen dan in naburige bijenkasten om honing te
stelen. Maar misschien brengen ze niet alleen voorraden mee
naar huis. Soms nemen ze een gevaarlijke passagier mee in
hun kielzog: de Varroa destructor mijt. Nadat ze hun eieren
op bijenlarven in de honingraatcellen leggen, vermenigvuldigen de mijten zich snel. Hun nageslacht heeft maximaal
twee weken nodig om zich – samen met de nieuw uitgekomen bijen – over de gehele korf te verspreiden. De parasieten
brengen ziekteverwekkers over die de bijen verzwakken.
De afgelopen jaren zijn veel kolonies Westerse honingbijen
in Europa en de Verenigde Staten het slachtoffer geworden
van de Varroamijt. De bijen hebben daarom de hulp van de
mens hard nodig: “De mijt komt oorspronkelijk uit Azië, waar
hij een natuurlijke parasiet van de Oosterse honingbij is. De
mijt kwam in de jaren ‘70 van de vorige eeuw naar Europa
en begon zich in de jaren ‘80 te verspreiden in de Verenigde
Staten”, legt dr. Klemens Krieger, die onder andere verantwoordelijk is voor de bijengezondheid in de Animal Health
Division bij Bayer HealthCare, uit. “Australië is de enige plek
die ze nog niet hebben bereikt.”
In tegenstelling tot zijn Aziatische neef, kan de Westerse honingbij zich niet verdedigen tegen de parasiet. Acariciden
behoren tot de wapens waarmee mijten worden bestreden.
Ze doden mijten zonder gevaar voor de gezondheid van de
bijen. De uitdaging is om acariciden in de korf te verspreiden zonder de honing te besmetten. De onderzoekers van
Bayer en de bijendeskundigen van de Universiteit van Frankfurt werken samen aan een oplossing: de Varroa Gate – een
Net als een teek hecht de Varroamijt zich met zijn kaken
vast aan de bij en zuigt zijn bloed op, het zogenaamde
hemolymfe.
geperforeerde kunststof strook die een acaricide bevat. De strip wordt aangebracht over de ingang van de
korf. Als de bijen door één van de gaten in de strook
kruipen, plakt de werkzame stof op hun poten of haren. “De strip vult de stof automatisch aan – maar met
niet meer dan nodig is. Dat betekent dat het een aantal weken blijft werken”, aldus dr. Krieger.
Linkerpagina:
Dr. Klemens Krieger volgt de bijen terwijl ze terugvliegen naar de korf. Hij heeft samen met
wetenschappelijke partners in heel Europa gewerkt aan het ontwikkelen van een innovatieve
bijenkorftoegang. Deze is bedoeld om honingbijen tegen de dodelijke Varroamijt te beschermen.
BEENOW.2015_NUMMER 1
13
INTERVIEW
Als een bij door een gat in de strip de korf binnenkomt, hecht een deel van het
acaricide dat zich aan de rand van het gat bevindt zich aan zijn lichaam en zo
transporteert de bij de stof naar binnen. De kunststof strip vult de afgegeven stof
meteen weer aan.
De Varroamijt is de ergste plaag
Dr. Tjeerd Blacquière is Senior Onderzoeker bij Plant
Research International van Wageningen University in
Nederland. Zijn laboratorium test de werkzaamheid van
de Varroa Gate bij bijenstallen van imkers en onderzoekt
of de aanbevolen doseringen de juiste zijn.
Op welke manier bent u betrokken bij de
ontwikkeling van de Varroa Gate?
“Onze rol is om een deel van de werkzaamheidstesten
in het veld uit te voeren bij de bijenstallen van imkers;
ook testen we bij onze bijenstal of de aanbevolen
Wat zijn de belangrijkste factoren die de
honingbijensterfte beïnvloeden?
doseringen correct zijn met het oog op werkzaamheid
en veiligheid. Ons onderzoek omvat ook een groep
kolonies die niet tegen Varroa worden behandeld. Dit
“Het verlies van kolonies in de winter is een groot
zou voor sommige fataal kunnen zijn. De resultaten zijn
probleem. Alleen heel gezonde winterbijen zorgen
echter onderdeel van de gegevens die nodig zijn voor
ervoor dat een kolonie tot het voorjaar overleeft. Veel
de registratie van de Varroa Gate en de daarin aanwe-
invloeden van buitenaf kunnen in de nazomer de
zige werkzame stof als diergeneesmiddel voor honing-
ontwikkeling van vitale winterbijen aantasten: bijen-
bijen tegen varroase.”
ziekten en parasieten zoals de darmparasiet Nosema,
gebrek aan voeding, of nadelige effecten in de zomer
kunnen de hoeveelheid en de kwaliteit van de winter-
Welke ontwikkeling verwacht u?
bijenpopulaties verminderen. Verreweg de ernstigste
plaag is de Varroamijt samen met de virussen die
“Wetende dat kolonieverliezen tussen bijenhouders
deze verspreidt.
onderling sterk variëren, hoop en verwacht ik dat zij
van elkaar zullen leren en zodoende hun bijenkorf, hun
De rol van de imker is cruciaal om het verliezen van
kolonies in de winter te voorkomen. Dit is niet eenvoudig en de instrumenten hiervoor zijn tot op heden
beperkt.”
bijenstalbeheer en de controle op Varroa zullen verbeteren. Zij hebben meer mogelijkheden nodig dan er nu
beschikbaar zijn, omdat er momenteel nog maar weinig effectieve Varroa bestrijdingsmaatregelen beschikbaar zijn in Amerika of Europa. Op de langere termijn
is de ontwikkeling van Varroa-resistente honingbijen de
14
BEENOW.2015_NUMMER 1
uiteindelijke oplossing.”
IN DE BIJENSTAL
De toegang zal imkers helpen om hun kolonies in de nazomer te beschermen tegen Varroa, voordat de bijen beginnen aan hun winterzit.
Honingbijen moeten van nazomer tot lente een uitstekende gezondheid hebben om het voortbestaan van de kolonie te verzekeren.
Zijn team werkt aan het ontwikkelen van verschillende toegangen met verschillende werkzame stoffen. Daardoor kunnen
imkers de acariciden die ze gebruiken afwisselen.
Dr. Krieger gelooft dat de twee andere stoffen ook een veelbelovende toekomst hebben: “We testen cumafos al in verschillende concentraties in veldstudies in Duitsland en op Sicilië”,
zegt hij. Hij verwacht binnenkort ook amitraz in de volgende
testfase op te kunnen nemen. “Als alles goed gaat, zullen we
de flumethrine-toegang al in 2017 lanceren”, zegt hij. De toegangen met de twee andere stoffen volgen daarna. Elke toegang krijgt een andere kleur zodat imkers gemakkelijker de
behandelingen kunnen afwisselen.
“We kunnen alleen voorkomen dat mijten
resistent worden door het inzetten van
verschillende actieve stoffen”,
aldus dr. Krieger. Want zelfs als de imkers erin slagen om hun
kolonies succesvol tegen Varroamijten te behandelen, zou
een enkele eenzame parasiet kunnen overleven. Tenzij deze
robuuste exemplaren met een andere stof worden aangepakt,
zullen ze zich vrij in de korf vermenigvuldigen en zich onder
de bijenpopulatie mengen. Een ander probleem is dat de bijen
die de mijten dragen ze uiteindelijk kunnen verspreiden als ze
andere bijenkasten binnenvliegen.
Dr. Krieger en zijn collega’s voorzien hun kunststof strips van
drie beproefde en geteste actieve acariciden: flumethrine,
cumafos en amitraz. “Op dit moment is onze grootste uitdaging het vaststellen van de juiste concentratie van de stoffen”,
zegt de bijendeskundige. Daarvoor voeren de onderzoekers
grootschalige veldstudies met verschillende Varroa Gates uit
in meer dan 400 bijenkorven in heel Europa. Hierdoor kunnen
zij verschillende concentraties van de stof en kunststofformuleringen onderzoeken.
Met het ontwikkelen van flumethrine strips hebben de onderzoekers de meeste vooruitgang geboekt en zijn ze al tot
een optimale dosering gekomen. Om te onderzoeken hoe de
strips onder verschillende klimatologische omstandigheden
en temperaturen functioneren, lopen er nu onderzoeken in
Duitsland, Hongarije en Nederland. De deelnemende laboratoria testen ook honingmonsters op residuen. “Het is duidelijk
dat de werkzame stof de honing niet mag verontreinigen”, aldus dr. Krieger. Tot nu toe hebben de tests met flumethrine
positieve resultaten opgeleverd, zonder aantoonbare residuen. Dit betekent dat een toegang die flumethrine afgeeft geen
invloed heeft op de kwaliteit van de honing.
“Dat betekent dat imkers in staat
zullen zijn om hun bijen in de korf te
beschermen en ook kunnen voorkomen
dat nieuwe besmettingen ontstaan”,
aldus dr. Krieger. De toegang is dus onderdeel van een geïntegreerd concept voor de bestrijding van de mijten en het weren
van de mijten uit bijenkorven.
CONCLUSIE
Zodra een honingbijkolonie in de nazomer
op Varroamijt is gecontroleerd, moeten de
mijtenaantallen laag worden gehouden.
De Varroa Gate moet daarom nieuwe
plagen voorkomen of het verspreiden van
mijten vanaf het begin stoppen.
BEENOW.2015_NUMMER 1
15
INVASIEVE SOORTEN BEDREIGEN HONINGBIJKOLONIES
VLIEGENDE VIJANDEN
Geen van beide zijn ze welkom in de bijenkorf: de horzel (Vespa velutina) en de kleine bijenkastkever
(Aethina tumida). Ze zijn vanuit het westen en het noorden uit Azië en Afrika getrokken en bedreigen
nu honingbijen in Europa en Amerika. Onderzoekers van Bayer zijn op zoek naar effectieve oplossingen
tegen deze gevaarlijke insecten.
Tot nu toe heeft de kleverige kooi de roofzuchtige bijenkastkever in
toom weten te houden. De indringer wordt vastgehouden in een stevige gevangenis die Afrikaanse honingbijen opgebouwd hebben uit
propolis, een harsachtig mengsel dat ze zelf verzamelen. Ze plaatsen
zelfs een bewaker om de vijand in de gaten te houden. Op die manier
verdedigen deze honingbijen zich tegen de vraatzuchtige kevers, die
oorspronkelijk afkomstig zijn uit Sub-Saharisch Afrika. Maar sinds
1998 hebben ze zich helaas verspreid naar de VS, Canada, Mexico,
Jamaica, Australië en Cuba, waar ze een zeer ernstige plaag voor
de Westerse honingbijen blijken te zijn. In 2004 werd de kever in
Portugal in een zending van koninginnenbijen uit Texas ontdekt en
uitgeroeid. De kleine bijenkastkever heeft nu ook Italië bereikt.
vijf millimeter grote kleine bijenkastkever voor de
kolonie beter beheersen”, zegt de bijendeskundige.
Zodra een kever zich een weg
in de korf heeft gebaand, legt
die zijn eitjes in beschermde
schuilplaatsen die niet kunnen
worden bereikt door de bijen.
Nadat de larven uitkomen eten ze honing, was en
stuifmeel – en vernietigen ze de structuur van de
raat. De honing bederft en is niet meer bruikbaar
voor menselijke consumptie. Sommige bijenkolonies laten zelfs in een noodzwerm de aangetaste
korf achter.
Er is nog een andere oorzaak die deze snel vermenigvuldigende kevers gevaarlijk maakt voor bijenkolonies: ze kunnen zeer goed vliegen en afstanden
tot 20 kilometer afleggen, waardoor ze zich dus snel
kunnen verspreiden. Momenteel zijn er nauwelijks
methoden beschikbaar voor de bestrijding van de
kever. “In de VS en Canada is het product Check-
De kleine bijenkastkever mengt zich onder de honingbijen. De larven
van dit schadelijke Afrikaanse insect eten honing, was en stuifmeel en
vernietigen de structuur van de raat.
Afrikaanse honingbijen weten hoe ze om moeten gaan met deze
kever: “In vergelijking met hun Europese familieleden, ontdekken ze
het besmette broed eerder en reinigen ze hun bijenkorf grondiger
voordat ze uitzwermen”, legt Peter Trodtfeld, imker en Bee Health
Expert in het Bayer Bee Care Center, uit. Maar de kevers worden
ook steeds slimmer: ze imiteren het gedrag van bedelende bijen
om stiekem voedsel te krijgen en kunnen maximaal twee maanden in hun gevangenis overleven. “Gelukkig kunnen ze zich onder
deze omstandigheden niet voortplanten of paren”, legt Trodtfeld uit.
“Afrikaanse honingbijen kunnen dan ook de risico‘s van de slechts
16
BEENOW.2015_NUMMER 1
IN HET KORT
// Invasieve insectensoorten kunnen het ecologisch evenwicht verstoren en bedreigen
honingbijenkolonies.
//
Voorbeelden zijn de komst van de Aziatische hoornaar, Vespa velutina, naar Europa
en de verspreiding van de kleine bijenkastkever van Afrika naar Noord-Amerika en
Europa.
IN HET GEZOEM
Doeltreffend bijenhars
Propolis is een kleverige massa die
bijen gebruiken voor het afdichten
van scheuren en barsten in hun huis.
Het bestaat voor ongeveer de helft uit
hars, een derde was, en tien procent
etherische oliën en eiwitten, sporenelementen en vitaminen. Propolis is
effectief tegen vele bacteriën, virussen en schimmels. Bijen gebruiken
het om hun korven te beschermen,
maar de eigenschappen van propolis zijn ook nuttig voor de menselijke
gezondheid, bijvoorbeeld voor de behandeling van infecties van huid en
slijmvliezen of ter versterking van het
immuunsysteem.
Bijen verzamelen propolis uit bladknoppen en schors. De kleur is afhankelijk van de soort boom waar die
wordt verzameld en kan variëren van
geel (elzen), via bruin (populieren) tot
zwart (berken).
Mite+® van Bayer met de werkzame stof
cumafos goedgekeurd”, legt Trodtfeld
uit. “Daarnaast is in Canada ook Permanone® met de werkzame stof permethrin
geregistreerd, een licht middel dat op de
bodem wordt uitgegoten om larven die
in de grond leven te bestrijden.” Deze
behandelingen moeten worden toegepast in combinatie met een verbeterde
bijenteelt en veranderingen in de behandeling van de honing. Als de kever zich
eenmaal goed gevestigd heeft, kan deze
niet worden uitgeroeid.
Strenge regels voor de invoer van honingbijen zijn de belangrijkste verdediging tegen invoer van de kever, samen
met andere ernstige plagen en ziekten
voor bijen uit het buitenland. In Europa is
echter momenteel maar één oplossing:
zodra een imker deze kever aantreft
moet hij dit melden omdat de kleine bijenkastkever een wettelijk meldingsplichtige plaag in de EU is. Daarom moeten
imkers hun korven zeer goed in de gaten houden. Indien een keverplaag zich
voordoet, is vroege onderschepping de
enige kans op uitroeiing van de kever.
Aziatische honingbijen hebben al een manier gevonden om zich tegen Vespa velutina te
verdedigen (links): de bijen verzamelen zich rond de horzel (rechts), verwarmen die tot
ongeveer 50 °C, en doden hem.
Er is nog een andere gevleugelde bedreiging van de
Westerse honingbij: Vespa velutina, een horzel die uit
Azië afkomstig is.
De voornamelijk zwarte horzel wordt gekenmerkt door de brede oranje streep op zijn
buik en de fijne gele band op het eerste segment. Deskundigen vrezen een blijvende
verstoring van het ecologisch evenwicht als dit insect, dat ongeveer twee centimeter
groot is, zich blijft vermenigvuldigen. “Deze horzels zijn niet agressiever dan hun
Europese familieleden en zijn niet echt gevaarlijk voor de mens. Maar honingbijen
en wilde bijen kunnen lijden onder deze horzels”, legt Trodtfeld uit. Omdat horzels
hun nieuwe kolonies vrij dicht bij elkaar maken, is er een zeer hoge concentratie
van nesten in een bepaald gebied – en neemt de druk op voedselbronnen toe. En
honingbijen staan nu al op het menu van de horzels.
De horzel kwam naar Europe in 2004, aan de Atlantische kust van Frankrijk. Van
daaruit trok de horzel het Europese vasteland binnen. In 2010 werd de horzel in
Spanje aangetroffen, een jaar later in Portugal en in 2014 in Duitsland. Op hun plaats
van herkomst hebben Aziatische honingbijenkolonies al een tactiek ontwikkeld om
hun korven van deze vijand te bevrijden. Ze vallen de horzels als groep aan en vormen
een bal rond hun vijanden, waarna ze de horzels verwarmen tot bijna 50 °C. “De
bijen kunnen de hoge temperaturen een tijdje verdragen, maar de horzel sterft”, legt
Trodtfeld uit.
In Europa weten de bijen echter niet hoe ze de Vespa velutina moeten bestrijden
en hebben daarom steun nodig. Voor dit doel wordt de leefwijze van de horzels
binnenkort nauwkeurig bestudeerd en worden oplossingen om de Aziatische horzel
te bestrijden geëvalueerd. Bayer ondersteunt werk aan een proefschrift waarin deze
taak, in samenwerking met het Nationaal Instituut voor Agronomisch Onderzoek
(INRA), wordt aangepakt. Het drie jaar durende project is in november 2014 van start
gegaan. Hierbij worden insecten uitgerust met elektronische zenders om informatie
over de locatie van de kolonies en het jachtgedrag van de dieren te verzamelen.
“Omdat horzels hun nesten hoog in de bomen bouwen, zijn ze het grootste gedeelte
van het jaar met bladeren bedekt en daarom moeilijk te vinden”, legt dr. Benedicte
Laborie, Ecotox Engineer bij Bayer CropScience in Frankrijk, uit.
Met de resultaten van het proefschrift hopen deskundigen van Bayer effectieve
instrumenten te leveren om deze horzel te kunnen bestrijden – het gebruik van aas
zou bijvoorbeeld een optie kunnen zijn. Dr. Laborie: “Als de horzels de werkzame
stof in het nest brengen en aan hun larven voeren, zou dat een effectieve maatregel
kunnen zijn om deze vijand beter te beheersen.” Tot die tijd kunnen imkers bijen die
hun toevlucht zoeken in de korf het beste beschermen door gaas over de gehele
ingang te plaatsen, waar de horzels niet doorheen kunnen komen.
BEENOW.2015_NUMMER 1
17
BEPALEN VAN DE FACTOREN DIE DE GEZONDHEID VAN HONIGBIJEN BEÏNVLOEDEN
EEN WAARSCHUWINGSSYSTEEM VOOR IMKERS
De conditie van een honingbijenkolonie is afhankelijk van veel omstandigheden. Met behulp van high-tech
methoden bestuderen onderzoekers in Canada en de Verenigde Staten momenteel welke invloed landbouwmethoden, ziekten en weersomstandigheden hebben op insecten.
IN HET KORT
//Honingbijen worden beïnvloed
door diverse factoren, zoals
ziekten, weersomstandigheden of
landbouwmethoden.
//Canadese en Amerikaanse onderzoekers en imkers verzamelen nu
meer gegevens om met name de
invloed van de landbouw te onderzoeken.
//Zij willen aantonen dat bijenteelt
en landbouw heel goed naast
elkaar kunnen bestaan.
Veel factoren hebben invloed op de
gezondheid van een honingbijenkolonie,
zoals ziekten of het weer.
18
BEENOW.2015_NUMMER 1
“We vinden het belangrijk om
te laten zien dat moderne
landbouw en bijenteelt naast
elkaar kunnen bestaan,
zonder een negatieve invloed
op elkaar te hebben.”
in Canada en de Verenigde Staten. Zijn
collega‘s en hij spelen voornamelijk een
adviserende rol in het onderzoek en coördineren het team van onderzoekers
dat monsters verzamelt en analyseert.
Het onderzoeksdoel: “We willen een
soort systeem voor vroegtijdige waarschuwing ontwikkelen, dat geactiveerd
wordt zodra er risicofactoren voor de
gezondheid van de bijen worden vastgesteld”, aldus Rogers. En: “Het is belangrijk voor ons om te laten zien dat
de moderne landbouw en de bijenteelt
naast elkaar kunnen bestaan zonder
een negatieve invloed op elkaar te hebben”, voegt zijn Canadese collega Paul
Thiel, Vice President van Innovation &
Public Affairs, toe.
Imkers en wetenschappers in Canada
en de Verenigde Staten zoeken daarom
naar antwoord op de vraag: Wat beïnvloedt honingbijen precies als ze zich
in een agrarische omgeving bevinden?
Twee jaar lang observeerden ze nauwkeurig bijenkorven: de onderzoekers
installeerden moderne meetsystemen
in de bijenkorven van imkers in Ontario
en Quebec in Canada en in Indiana en
Utah in de Verenigde Staten. “Ze bevinden zich allemaal in de buurt van gebieden waar maïs groeit. Dat betekent
dat we ook de invloed van de landbouw
onderzoeken”, legt entomoloog Dick
Rogers uit, terwijl hij over het “Sentinel
Hive” onderzoeksproject praat. Hij is
de manager van Bee Health Research
bij het Bayer Bee Care Center in North
Carolina en houdt toezicht op het werk
De studies lopen nu voor het tweede jaar en er zijn verschillen tussen de
Canadese en Amerikaanse studies.
“De omstandigheden verschillen weinig van elkaar, maar we zijn zeer geïnteresseerd in elkaars resultaten”, legt
Thiel uit. Zo zijn de Amerikaanse imkers
bijvoorbeeld meer betrokken bij de bemonstering van bijen en stuifmeel dan
hun Canadese collega‘s. En terwijl de
onderzoekers in de Verenigde Staten
het weer niet direct meten, zijn er naast
de Canadese bijenkorven weerstations
geplaatst. Deze meten automatisch elke
15 minuten de luchtvochtigheid, temperatuur, windrichting en neerslag. Deze
gegevens geven aan in welke mate
waarin het weer, vooral koele, regenachtige perioden, het leven van bijen
kunnen beïnvloeden.
Imkers hebben er natuurlijk van te lijden
als het niet goed gaat met de bijen. En
dan moeten ze op zoek naar de oorzaak
van het probleem en dat is geen gemakkelijke taak. Veel factoren beïnvloeden de gezondheid van de honingbij,
zoals ziekten, parasieten, landbouw- en
imkermethoden en het weer.
IN DE BIJENSTAL
INTERVIEW
Onderzoek
op de imkerij
David Shenefield
Imker die deelneemt aan het Amerikaanse Sentinel Hive project
Het klimaat in de bijenkorf
wordt ook geregistreerd. En
de korfen van de honingbijen
staan op weegschalen die
constant het gewicht van de
hele bijenkorf bijhouden. Zo
kan op elk moment worden
nagegaan hoeveel werksters
er buiten zijn – een enkele
werkster weegt ongeveer
100 milligram, even veel als
drie peperkorrels. En lange-termijn gewichtsveranderingen kunnen aangeven
wanneer de insecten beginnen met het verzamelen van
nectar – een belangrijke indicator voor de algehele gezondheid van de korf.
De onderzoekers nemen ook
periodiek monsters van honing, nectar en was uit de
korf en testen deze op residuen van bestrijdingsmiddelen. Daarnaast verzamelen ze
regelmatig levende en dode
bijen en sturen deze naar gespecialiseerde laboratoria van
samenwerkende partners om
ze te controleren op ziekten
en parasitaire infecties.
In de Verenigde Staten worden de monsters onderzocht
in het bijenlaboratorium bij
het
Noord-Amerikaanse
Bayer Bee Care Center in
North Carolina. Een grote
Hoeveel van uw bijenkorven zijn betrokken bij het project?
“We hebben vier bijenkorven in vier verschillende bijenstallen. Elke bijenstal
bestaat uit ongeveer 20 bijenkorven. Ze staan in Huntington en Wells Counties
in Noordoost-Indiana. “
Wat is uw ervaring met het onderzoek tot nu toe?
“Het is tot nu toe een zeer nuttige ervaring geweest en we hebben een aantal
goede gegevens verzameld. Het bijzondere aan dit project is dat de informatie
en de monsters worden verzameld in de bijenstallen die beheerd worden in de
dagelijkse praktijk van de imker en niet in een onderzoeksfaciliteit. En dit type
onderzoek is belangrijk, omdat de meeste bijenkorven op deze manier worden
beheerd. Ik heb het gevoel dat we op deze manier de beste informatie voor het
verbeteren van de gezondheid van de honingbij zullen verkrijgen.”
uitdaging voor het project in Canada is
het transport van levende bijen voor virusanalyse via de post. De bijen worden
nu verzonden via een koeriersdienst in
potten met insectennetten in het deksel.
De overwinteringsverliezen in
de VS in 2013/2014 daalden
met 24 procent ten opzichte van het voorgaande jaar.
Ook in de meeste Canadese
provincies waren de verliezen
aanzienlijk lager dan in 2013.
Bronnen: “The Bee Informed Partnership” en Canadian
Onderzoekers beoordelen bijenkorven in een bijenstal
met een kolonie van 50.000 bijen in Lost Hills, Californië.
Association of Professional Apiculturists (CAPA)
BEENOW.2015_NUMMER 1
19
De partners zijn nu, een jaar later, tevreden
met de vooruitgang tot nu toe. Alle kolonies
overleefden de eerste winter goed. In Canada
werden virale infecties waargenomen bij de
meeste levende en dode bijen uit verschillende bijenkorven, maar de virusbelasting
bleek laag genoeg te zijn om de bijen gezond te houden. De omstandigheden waaronder virussen daadwerkelijk tot bijensterfte
leiden, zullen de komende jaren nader worden onderzocht.
De onderzoekers bestuderen ook de invloed
van gewasbeschermingsmiddelen. In de
eerste tests uit Canada werden resten van
twee actieve stoffen gevonden in honing,
nectar of stuifmeel – maar de hoeveelheden
waren aanzienlijk lager dan de aanvaardbare drempelwaarden. De laboratoria vonden
ook kleine hoeveelheden residuen in een
aantal van de dode en levende bijen. In de
komende maanden zullen de projectpartners doorgaan met het bestuderen van de
mate waarin gewasbeschermingsmiddelen
en geneesmiddelen voor bijen de gezondheid van een kolonie kunnen beïnvloeden.
De resultaten uit de Verenigde Staten zijn
nog in bewerking.
“Het blijkt dat Varroamijten,
voeding en virale ziekten,
evenals het werk van de imkers
grote invloed hebben op de
gezondheid van de honingbij”,
vat Thiel samen. Net als de imkers staan
de onderzoekers in ieder geval te popelen
om erachter te komen wat de volgende projectjaren zullen onthullen. “De deelnemende
imkers waarderen het werk dat we aan dit
project doen echt, omdat ze daardoor belangrijke nieuwe inzichten verkrijgen in de
relatie tussen milieu en ziekteverwekkers”,
zegt Rogers. “Dat is de basis voor een beter beheer van honingbijenkolonies.” En hoe
meer gegevens de wetenschappers verzamelen, hoe dichter ze bij hun doel komen
om een systeem voor vroegtijdige waarschuwing voor een betere bescherming van
de bijenkorven te ontwikkelen.
20
BEENOW.2015_NUMMER 1
Dick Rogers
Entomoloog en manager
van Bee Health Research bij
het Bayer Bee Care Center
in North Carolina, VS
“De deelnemende
imkers waarderen het
werk dat we aan dit
project doen echt,
omdat ze daardoor
belangrijke nieuwe inzichten verkrijgen in de
relatie tussen milieu en
ziekteverwekkers.”
IN DE BIJENSTAL
CONCLUSIE
Het Sentinel Hive onderzoek kan helpen
om een soort waarschuwingssysteem voor
imkers te ontwikkelen, rekening houdend
met alle invloeden die de onderzoekers
gesignaleerd hebben. Het systeem zal tot
verdere studies leiden zodra er risicofactoren voor de gezondheid van bijen worden
vastgesteld.
BEENOW.2015_NUMMER 1
21
IMKERS EN BOEREN SAMENBRENGEN
DE HANDEN INEENSLAAN
IN AZIË
In een door Bayer ondersteunde studie is de situatie van honingbijen en wilde bijen en de impact van
de landbouw in China en India onderzocht. De bevindingen tonen aan dat imkers en boeren in beide
landen moeten leren om beter samen te werken.
Als het om honing gaat, is China wereldkampioen. De
bijen in dat land produceren ongeveer 450.000 ton van
de zoete stof per jaar, wat neerkomt op een kwart van de
totale wereldproductie. Tegenwoordig exporteert China
ongeveer 100.000 ton honing – maar dat was niet altijd
het geval. De bijenteelt in Azië is in de afgelopen decennia snel veranderd. Daarop richtte zich een gezamenlijk
onderzoek dat wordt uitgevoerd door deskundigen van
CropLife Azië en de Chinese Academy of Agricultural
Sciences (CAAS) en dat wordt ondersteund door Bayer.
Eén van de bevindingen van het onderzoek was dat de bijenteelt in China
zich heeft verveelvoudigd – van een
half miljoen honingbijenkolonies in
1949 tot bijna negen miljoen in 2011.
IN HET KORT
// E
en nieuwe studie werpt licht op het
leven van de bijen in China en India.
// Eén probleem in beide landen is de
tegenstelling tussen imkers en boeren.
// Trainingsprogramma‘s kunnen beide partijen bij elkaar brengen – en de landbouw
meer toegankelijk maken voor bestuivende insecten, tot voordeel van beide.
22
BEENOW.2015_NUMMER 1
Deze verandering kan een positief effect hebben op de
landbouw van het land.
Veel van China‘s gewassen, zoals
appels en boekweit, profiteren
enorm van de bestuiving door
insecten: het resulteert in hogere
opbrengsten met een betere
kwaliteit.
“In Azië worden de gunstige effecten van bestuivers
echter nog steeds enorm onderschat. Dit verklaart
waarom China zich zo lang bijna uitsluitend op de productie van honing heeft gefocust “, aldus dr. Jing Quan
Guo, Asia Pacific Product Stewardship en Sustainability
Manager bij Bayer CropScience in Singapore. Door de
jaren heen is er dus een kloof tussen imkers en boeren
ontstaan. “Maar ze kunnen elkaar steunen en beide profiteren van de samenwerking”, aldus dr. Guo.
Er is vooral één onderwerp dat imkers en boeren uit
elkaar drijft: het mogelijk onjuist gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Kleine boeren, die de meerderheid van het Chinese voedsel verbouwen, zetten
insecticiden vaak verkeerd in – en brengen daardoor
nuttige insecten in gevaar. Op hun beurt, weigeren imkers hun kolonies in de buurt van velden te zetten, uit
angst dat hun bijen eronder zullen lijden. Dit leidt tot
een aantal absurde situaties: “Sommige appeltelers in
de provincies Shandong en Sichuan, het noorden en
zuidwesten van China, bestuiven hun planten met de
hand, omdat wilde bijen alleen geen voldoende hoge
opbrengsten kunnen garanderen”, legt dr. Guo uit.
IN HET GEZOEM
Als Aziatische imkers hun honingbijen (boven) over velden laten vliegen, profiteren
de boeren ook, zoals bijvoorbeeld deze Indiase oogstmedewerkers (onder). Dankzij
ijverige hommels is de tomatenoogst in het zuiden van China ook goed (rechts).
Naast het identificeren van de problemen, biedt het onderzoek van CropLife en CAAS ook oplossingen. Eén daarvan is het trainen van boeren,
onder begeleiding van de onderzoekers in samenwerking met de Chinese
agrarische instanties. De boeren krijgen advies over hoe ze gewasbeschermingsmiddelen correct moeten gebruiken. Zij kunnen bijvoorbeeld
veel insecticiden in de schemering toepassen, als de bijen niet meer actief
zijn. Een andere oplossing betreft het samenwerken met de regelgevende
instanties voor verdere verbetering van de etikettering van insecticiden –
om zo duidelijk en gedetailleerd mogelijk uit te leggen hoe de producten
zonder nadelige gevolgen voor nuttige insecten gebruikt moeten worden.
Dit zou moeten helpen om imkers en boeren dichter bij elkaar te brengen.
De gewasbeschermingsindustrie steunt de aanpak: “Het is onze taak om
beide zijden bewust te maken van de manier waarop ze van elkaar kunnen profiteren”, aldus dr. Guo. Als bijen de gewassen bestuiven, kunnen
de boeren hogere opbrengsten tegemoet zien. Op hun beurt, zullen imkers profiteren van het toegenomen honingaanbod die hun goed gevoede
bijenkolonies produceren. “Het besef van de onderlinge afhankelijkheid
tussen landbouw en bijenteelt vordert heel langzaam”, legt dr. Guo uit.
Dr. Jing Quan Guo
Asia Pacific Product Stewardship en Sustainability
Manager bij Bayer CropScience in Singapore.
“Imkers en boeren in Azië
kunnen elkaar ondersteunen en
profiteren van de samenwerking.”
BEENOW.2015_NUMMER 1
23
INTERVIEW
Landbouw heeft
grote invloed
Professor Wenjun Peng
Hij onderzoekt bijenbestuiving en is werkzaam bij het Instituut voor Bijenteeltonderzoek van de Chinese Academy of Agricultural Sciences (CAAS),
gevestigd in Beijing, China.
Welke factoren beïnvloeden bestuivers in Azië?
“Dat zijn er vele, zoals het omvangrijke gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, veranderingen van de biodiversiteit van planten,
de overdracht van ziektekiemen en parasieten tussen soorten en
ook het verlies van habitats als gevolg van de ontwikkeling van de
De situatie in India – ook onderdeel van
de studie – is sterk vergelijkbaar. Mensen daar vertrouwen ook op de hulp van
nuttige insecten, gezien het feit dat de
helft van alle bewoners van India voorziet
in hun levensonderhoud door de landbouw. De landbouwgrond is verdeeld in
miljoenen kleine percelen die voor steeds
grotere hoeveelheden voedsel moeten
zorgen om de groeiende populatie te
voeden. Om dit te bereiken, gebruiken
kleine boeren elke centimeter van hun
land. Helaas kan deze praktijk invloed
hebben op de habitats van natuurlijke
bestuivers zoals vliegen en wilde bijen.
En oneigenlijk gebruik van insecticiden
kan schadelijk zijn voor zowel de honingbijen als voor de wilde bijen. Met het oog
hierop willen de bij het onderzoek betrokken onderzoekers de Indiase landbouw
meer toegankelijk maken voor bestuivende insecten. Naarmate meer insecten
het stuifmeel van mango- en sesamplantages verspreiden, zullen de opbrengsten
op natuurlijke wijze toenemen.
CropLife Asia richt zich op samenwerking met de nationale instanties en start
een trainingsprogramma vergelijkbaar
met dat voor China. De nadruk zal liggen op het instrueren van boeren om
insecticiden in overeenstemming met
de instructies op het etiket te gebruiken. Dit zal nuttige insecten beschermen – en zal een belangrijke stap in de
richting van de samenwerking tussen
imkers en boeren zijn.
intensieve landbouw in Azië. Vooral in China heeft de landbouw een
grote invloed, omdat die het fundament is van de economie van
het land.”
Hoe kunnen imkers en boeren beter met elkaar
samenwerken?
“Er is een bedrijfsmodel met wederzijds voordeel voor de boeren
en imkers voorgesteld: het gaat om het verbeteren van de technische opleiding voor zowel fruittelers als imkers. Ze moeten elkaar’s
behoeften leren begrijpen, zodat ze beide kunnen profiteren van de
toenemende bestuiving door bijen. Dit kan ook fruitteeltgebieden
veranderen en het ecologisch toerisme bevorderen.
24
BEENOW.2015_NUMMER 1
Subtiele verschillen
Niet alle bijen zijn hetzelfde: er zijn bijvoorbeeld negen verschillende soorten honingbijen. De Westerse honingbij
(Apis mellifera) is de meest wijdverspreide bij geworden. Vroeger zoemde deze
bij alleen rond in Europa, West-Azië en
Afrika.
Maar nadat de bij met de reizende mens
mee verhuisde, is deze in bijna alle landen van de wereld te vinden. De Aziatische honingbij (Apis cerana), daarentegen, leeft alleen in Azië en is iets kleiner
dan zijn westerse neef. De kleinste honingbij is de zwarte dwerg-honingbij
(Apis adreniformis). De grootste is de
Himalaya klif honingbij (Apis laboriosa)
die tot drie centimeter lang kan worden.
IN HET GEZOEM
Honing voor de wereld
1,6 miljoen ton
honing
Imkers hebben in 2012 wereldwijd 1,6 miljoen ton honing geoogst. Ongeveer de helft daarvan werd door
honingbijen in Azië geproduceerd.
AFRICA
AFRIKA
OCEANIA1,4
1.4%
%
OCEANIË
10.3
10,3%
%
EUROPE
EUROPA
21.9
21,9 %
%
AMERICAS
AMERIKA
20.1
20,1%
%
46.3
46,3%
%
ASIA
AZIË
Bron: FAOSTAT
CONCLUSIE
Het besef van de onderlinge afhankelijkheid tussen landbouw en bijenteelt groeit
maar heel langzaam in China en India.
Trainingsprogramma’s, verzorgd door
CropLife Asia en gesteund door Bayer,
informeren boeren en imkers over hoe
ze van elkaar kunnen profiteren en
bevorderen zo gezonde populaties
van bestuivende insecten, waardoor
opbrengsten op natuurlijke wijze
toenemen.
BEENOW.2015_NUMMER 1
25
IN HET KORT
//Landbouwgrond biedt vaak weinig
beschutting voor nuttige insecten.
//Eenvoudige nuttige maatregelen zijn
nesthulpmiddelen of bloeiende stroken.
//Een Duits veldexperiment toont het positieve effect van dergelijke maatregelen.
26
BEENOW.2015_NUMMER 1
IN HET VELD
HET VERBETEREN VAN LANDBOUWGEBIEDEN VOOR NUTTIGE INSECTEN
DE NATUUR TERUGBRENGEN
IN DE VELDEN
Doordat landbouwgrond op de lange termijn weinig onderdak of voedsel biedt, is het geen gastvrije plek
voor wilde bijen, hommels en vlinders. Met slechts enkele eenvoudige veranderingen kan het veldleven
voor deze insecten een stuk gemakkelijker worden gemaakt. Een meerjarig veldexperiment in Duitsland
laat zien hoe kleine maatregelen een groot verschil kunnen maken. Bovendien profiteren ook de boeren
van welvarende insectenpopulaties.
Insecten en planten hebben samen een pact: hongerige bijen,
vlinders en hommels kunnen zichzelf helpen aan de zoete nectar van een plant in ruil voor het verspreiden van het stuifmeel
van de plant. En bestuiving heeft voordelen, vooral voor de
mens: veel planten die we eten profiteren ervan en andere, zoals amandelen, pompoenen en meloenen zijn er grotendeels
afhankelijk van. Veel bloeiende planten hebben ook insecten
nodig om ze te bestuiven, zoals veel soorten veldbloemen en
wilde bloemen die in de buurt van landbouwpercelen groeien.
En dergelijke planten leveren zaden en fruit als voedsel voor
andere dieren.
wil nu de kenniskloof samen met onderzoekers van het
IFAB en het Instituut voor Landschapsecologie en Natuurbescherming in Bühl dichten. Ze hebben bloeiende
planten gezaaid en creëerden een thuis voor wilde bijen
op twee boerderijen in het Boven-Rijndal in het zuidwesten van Duitsland. De onderzoekers keren elk jaar
terug om te bekijken hoe de insectenwereld is veranderd. Tijdens het vier jaar durende project is het aantal
soorten bestuivers toegenomen. Bovendien hebben
ecologen ook een stijging van het aantal insecten per
soort vastgesteld.
Maar landbouwgrond is vaak geen erg aangename plek voor
hardwerkende insecten. Dit komt doordat de landbouw door
de jaren heen is geïntensiveerd. Hoewel door monoculturen
zonder natuurlijke perceelsgrenzen een groeiende wereldbevolking gevoed kan worden, maken ze het onmogelijk voor
insecten om genoeg voedsel en onderdak te vinden. “Duitsland is één van de vele landen waar grote delen van het agrarische landschap eigenlijk ecologisch niemandsland zijn”, aldus
dr. Rainer Oppermann. “We zijn er nu allemaal aan gewend“,
voegt hij eraan toe. De ingenieur en agro-ecologisch deskundige is hoofd van het Instituut voor Agro-ecologie en Biodiversiteit (Institut für Agrarökologie und Biodiversität, IFAB) in
Mannheim, Duitsland. Zijn team werkt aan de vernieuwing van
de banden tussen landbouw en natuur.
Toen het project in 2010 begon, zag het er heel anders uit. In dat jaar hebben de onderzoekers op elke
boerderij één gebied opgezet waarin ze nieuwe maatregelen uitvoerden en één controlegebied aangehouden
– in totaal vier gebieden, elk verspreid over 50 hectare.
De projectgebieden werden insectvriendelijk opgezet,
de controlegebieden bleven ongewijzigd. Voordat het
experiment begon, maakte het team een inventarisatie
van de wilde bijen en vlinders die op elke boerderij aanwezig waren. Vervolgens begonnen ze wilde bloemen
tussen de maïs- en graanvelden te zaaien. Tien procent
van de landbouwgrond werd omgezet in “insectenrestaurants”, waar bestuivers nu hun voedingsstoffen uit
klaprozen, zonnebloemen en korenbloemen kunnen
aanvullen. Het project heeft ook schuilplaatsen voor
bijen getest, zoals aardwallen waar wilde bijen kunnen
broeden. Conventionele velden geven bijen niet veel
beschutting. “De grond is te dicht begroeid, te schaduwrijk en te koud. Om zich goed te kunnen ontwikkelen, moeten de eieren warm gehouden worden”, aldus dr. Oppermann. Nuttige insecten zoals wilde bijen
kunnen ook nestelen in stukken hout waarin gaten zijn
geboord, die het onderzoeksteam ook verspreid heeft
in de onderzoeksgebieden in het kader van het onderzoek. De insecten waarderen het aanbod: “De situatie
Zelfs heel eenvoudige maatregelen kunnen grote veranderingen teweeg brengen. Wilde bloemen in gebieden naast velden
laten groeien, is een manier om ervoor te zorgen dat bestuivers een goed aanbod van stuifmeel en nectar krijgen. Nesthulpmiddelen die bijen van onderdak voorzien zijn een andere
goede optie. “Maar op dit moment beschikken we niet over
veel kwantitatieve, vergelijkende lange-termijn studies over de
manier waarop deze gerichte maatregelen van invloed zijn op
de diversiteit van insecten”, aldus dr. Christian Maus, Global
Pollinator Safety Manager bij het Bayer Bee Care Center. Hij
BEENOW.2015_NUMMER 1
27
is de afgelopen vier jaar enorm verbeterd. In eerste instantie ging het heel
langzaam, maar nu is het verschil heel
duidelijk”, aldus dr. Maus. In het eerste
jaar werden er nog maar weinig soorten
hommels boven de stroken met wilde
bloemen gezien. Maar dat veranderde
in de daarop volgende jaren. Het aantal wilde bijensoorten op één boerderij
groeide van 31 tot 58, terwijl het op de
andere boerderij meer dan verdubbelde, van 34 naar 74.
Belinda Giesen-Druse
Product Stewardship Manager
Bayer CropScience, Duitsland
“We willen samenwerken met
boeren om te onderzoeken
hoe bloemrijke gebieden en
andere maatregelen het beste kunnen worden opgezet
om de meest veelbelovende
resultaten te behalen.”
“We hebben ook gezien dat zich hier
meer bedreigde soorten hebben gevestigd”, voegt dr. Oppermann toe. Ondertussen stagneerde in de ongewijzigde
controlegebieden het aantal soorten.
De onderzoekers hebben hetzelfde
waargenomen voor vlinders.
“Het hele ecologische voedselweb profiteert ervan als er meer soorten zijn”,
aldus dr. Oppermann. “Vogels, bijvoorbeeld, hebben meer insecten om op te
eten.” En zelfs boeren profiteren van de
maatregelen als gebieden met wilde
bloemen ook roofinsecten aantrekken
die schadelijke insecten, zoals bladluizen, kunnen doden.
Het project wordt nu uitgebreid: “We willen onderzoeken of we dit model ook op
grootschalige boerderijen in Oost-Duitsland kunnen toepassen. We gaan daar
binnenkort op twee boerderijen bloeiende planten zaaien”, zegt Belinda
Giesen-Druse, die het project bij Bayer
CropScience zal coördineren. De maatregelen zullen gecombineerd worden
met ecologische aandachtsgebieden –
percelen die bijvoorbeeld deels niet zijn
behandeld met meststoffen of gewasbeschermingsmiddelen. Deze zullen vanaf 2015 voor alle boeren in de EU verplicht worden. “We willen samenwerken
met de boeren om te onderzoeken hoe
bloemrijke gebieden en eventueel andere
maatregelen het beste opgezet kunnen
worden om de meest veelbelovende resultaten te bereiken”, zegt Giesen-Druse.
Dr. Oppermann is hier erg blij mee:
“Het is een belangrijke stap
en de juiste. Immers, de
maatregelen die uitgevoerd
moeten worden, moeten
overtuigend zijn en resultaten
opleveren.”
Meer ruimte voor de natuur
Het gemeenschappelijke landbouwbeleid van Europa heeft als doel de kloof
tussen landbouw en natuur te verkleinen. Eén van de maatregelen hiervoor is
de inrichting van ecologische aandachtsgebieden. Hiermee zal in 2015 worden
begonnen. In één voorbeeld moeten boeren delen van het land tussen de
percelen vrij van gewasbeschermingsmiddelen en meststoffen houden. Deze
gebieden kunnen er heel verschillend uitzien. Het kunnen stroken land zijn
waar bloemen kunnen groeien, braakland of beboste delen beplant met bomen
en struiken. Boeren die meer dan 15 hectare landbouwgrond hebben, moeten
vijf procent van de grond inrichten als ecologische aandachtsgebieden.
28
BEENOW.2015_NUMMER 1
IN HET VELD
Soorten per 5 meter breed
bemonsterd
perceel
Soorten
per 5 meter
breed
Toename
in wilde
bijensoorten
bemonsterd perceel
Waarvan
Waarvan
bedreigde
bedreigde
soorten
soorten
8
Bloeiende planten en nesthulpmiddelen hebben al effect gehad:
steeds meer wilde bijensoorten
zoemen rond in de vernieuwde
gebieden, waaronder bedreigde
soorten.
5
2010
8
17
5
4 4
2010
2012
2012
Planten van bloemstroken en
Planten
van bloemstroken
en
installeren
van nesthulpmiddelen
17
33
33
15
15
2013
2013
installeren van nesthulpmiddelen
Steeds grotere aantallen
wilde bijen 2013
2013
De wilde bijen stelden de maatregelen op prijs: in de loop van
2012
het project werden ze steeds vaker in de vernieuwde velden ge-2012
vonden. De meest voorkomende
insecten in het gebied waren
2010
hommels, vooral de steenhommel en de aardhommel.
13
2010
1445
1445
101
101
13
Ontwikkeling van aantallen insecten
Ontwikkeling van aantallen insecten
CONCLUSIE
Het veldexperiment toont aan dat eenvoudige maatregelen tot
grote veranderingen kunnen leiden. In een volgende stap willen de
onderzoekers nagaan of zij hun model kunnen overbrengen naar
grootschalige boerderijen.
BEENOW.2015_NUMMER 1
29
Sluwe insecten
Sommige honingbijen weten
wanneer Varroamijten hun
nakomelingen in een gesloten broedcel bedreigen.
Onderzoekers weten nog
niet precies hoe ze dat doen.
De werksters ruiken waarschijnlijk de beschadigde
larve of de mijt zelf.
30
BEENOW.2015_NUMMER 1
IN DE BIJENSTAL
HET KWEKEN VAN VARROA-RESISTENTE HONINGBIJEN
MIJTEN OPRUIMEN
De Varroamijt is vijand nummer één voor bijen. Sommige kolonies Westerse honingbijen beginnen echter zelf
de parasieten te bestrijden. Een Europees-Amerikaans netwerk van onderzoekers en vrijwilligers is van plan
om dit gedrag door middel van teelt te versterken, waardoor er Varroa-resistente bijenkolonies ontstaan.
Soms worden honingbijen kannibalen: een werkster bijt het deksel van
een broedraat af, trekt er een pop uit en verslindt die samen met haar
collega‘s. Door middel van deze schijnbaar gruwelijke daad beschermen
de bijen hun kolonie, omdat de pop geteisterd werd door een broedende
Varroamijt. De parasiet kan zich nu niet meer voortplanten; dit betekent
dat er geen nakomelingen zijn die de kolonie kunnen aanvallen.
Bijendeskundigen beschrijven dit gedrag, dat oorspronkelijk alleen bekend was bij Aziatische honingbijen, als Varroa-gevoelige hygiëne (VGH;
ook wel Varroa Sensitive Hygiene [VSH]). Eeuwenlang hebben de Aziatische honingbijen hun gedrag aangepast aan deze parasiet en ze leven
er nu mee samen. De Varroamijt heeft zich nu over het grootste deel van
de wereld verspreid en maakt korven onveilig en infecteert Westerse honingbijen die er nog niet mee om kunnen gaan. Als imkers niet ingrijpen,
kunnen deze mijten een kolonie binnen twee jaar vernietigen. Zoals BartJan Fernhout, voormalig hoofd van R&D Boxmeer bij MSD Animal Health,
uitlegt: “Een aantal honingbijen in Europa en Amerika verwijdert besmette
nakomelingen. Hieruit blijkt dat VGH al in onze kolonies bestaat. En we
kunnen helpen om dat gedrag breder gevestigd te krijgen.” Daartoe richtte Fernhout in 2013 de non-profit Arista Bee Research Foundation op.
Het doel is om Varroa-resistente
honingbijen te telen.
IN HET KORT
//De Varroamijt is de belangrijkste bedreiging voor de Westerse
honingbij.
//Sommige bijenkolonies hebben de mogelijkheid ontwikkeld
om de parasiet uit hun korf te verwijderen.
//Via teelt hoopt de Arista Bee Research Foundation dit gedrag
te versterken en te behouden.
Het nietige gevaar: als imkers niet ingrijpen, kan de
Varroamijt binnen twee jaar een kolonie vernietigen.
Dit is ook een persoonlijke zaak voor Fernhout,
een Nederlandse medisch-bioloog. “Met een paar
onderbrekingen heb ik sinds mijn jeugd zelf bijen gehouden. Maar ik had zelf ook problemen
met de bestrijding van de Varroamijt. Toen ik mijn
twee beste koninginnen door een goedbedoelde
behandeling verloor, kwam ik tot een beslissing:
stoppen met de bijenteelt of zelf met een betere oplossing komen.” In zijn zoektocht naar een
BEENOW.2015_NUMMER 1
31
Samen met vele vrijwillige imkers, heeft BartJan Fernhout tot doel Varroa-resistente honingbijen te telen in Europa. Hiervoor openen ze de
bedekte broedraten en tellen de mijten die zich erin bevinden, een monnikenwerk.
oplossing, kwam Fernhout VGH tegen.
Onderzoekers van het Amerikaanse
Ministerie van Landbouw (US Department of Agriculture, USDA), hebben al
honingbijen met deze eigenschap geteeld en een onderzoekspopulatie opgezet. Daarom wilde Fernhout dit ook
proberen met de Europese bijenteelt.
De truc is om een
koningin slechts met
één dar te kruisen.
Normaal gesproken paren maximaal 15
darren met één koningin tijdens haar huwelijksvlucht. “Maar als er slechts twee
van haar partners VGH doorgeven, zullen onvoldoende werksters zich bezighouden met het schoonmaakgedrag.
Dit betekent dat het zeer moeilijk is om
op VGH te zoeken en te selecteren”, legt
Fernhout uit. “Als we echter kiezen voor
een veelbelovende dar als de enige vader, krijgen we een homogene bijenkolonie.” Alle werksters zijn dan zusters en
gedragen zich op dezelfde manier.
Een jaar geleden startte het nieuw gecreëerde projectteam van imkers met het op
voorhand selecteren van de meest veelbelovende ouderbijen uit bijenkorven
met een relatief laag niveau van mijtbe-
32
BEENOW.2015_NUMMER 1
smetting. Bovendien werd het algemene
hygiënegedrag bestudeerd door het bevriezen van een klein deel van het broed
in de bijenkorf met vloeibare stikstof en
te observeren hoe snel de werksters
dode nakomelingen verwijderden. Als
ze dit snel doen en dezelfde kolonie ook
een lager aantal Varroamijten telt na de
behandeling, dan is de kans groter dat
ze de genen hebben die betrokken zijn
bij de gewenste VGH eigenschap. Een
koningin en een dar van veelbelovende
kolonies worden gekruist. Het projectteam, bestaande uit ervaren imkers uit
België, Duitsland, Frankrijk, Nederland
en Luxemburg, heeft dit al meer dan
100 keer gedaan. Vervolgens onderwierpen ze de resulterende kolonies aan
een echte uithoudingsproef: Zij zorgden
ervoor dat de bijenkolonies veel Varroamijten hadden en lieten deze aan hun lot
over. Na drie maanden telden de onderzoekers en vrijwilligers geduldig de volwassen en jonge mijten in het broed van
de kolonie. De inspanning was de moeite
waard: “Meer dan 20 kolonies met een
Europese achtergrond toonden duidelijk
een VGH gedrag”, legt Fernhout uit. “Dat
is een heel goed resultaat.”
Koninklijk huwelijk
Koninklijke leeftijd
Een bijenkoningin begint vroeg met
haar koninklijke plichten. Ze begint
haar huwelijksvlucht op de leeftijd
van één week. Tien meter in de
lucht, paart ze met tot 15 darren uit
verschillende kolonies. Het hebben
van meerdere vaders betekent dat
de resulterende bijenkolonie genetisch meer divers is en dus robuuster. Natuurlijke dekking kan voor een
gerichte bijenteelt echter niet goed
genoeg beheerst worden. Daarom
wordt de koningin over het algemeen kunstmatig geïnsemineerd of
op geïsoleerde plaatsen gedekt.
De levensduur van een typische werkster is 3 tot 6 weken, terwijl de koningin
2 tot 4 jaar kan leven.
werkster
koningin
1
2
3
4
jaren
IN DE BIJENSTAL
CONCLUSIE
Het zal een aantal jaren duren voordat
de eerste Varroa-resistente koninginnen
beschikbaar zijn voor imkers.
Daarom zullen onderzoekers en imkers
ook blijven werken aan andere opties
voor de bestrijding van de mijten, zoals
meer effectieve behandelingen. Maar
het telen Varroa-resistente bijen belooft
veel en zou een belangrijke bijdrage
kunnen leveren aan de gezondheid van
de honingbij op de lange termijn.
Links op deze afbeelding de normale ontwikkeling van honingbijbroed dat besmet is met Varroa en rechts wat er gebeurt als de bijen
de VGH-eigenschap hebben geërfd: Werksters detecteren de Varroamijt in de gesloten cel, openen de cel en verwijderen de poppen om
zo de voortplanting van de mijt te voorkomen.
Maar bijen kunnen het nog beter doen: vijf Amerikaanse
kolonies waren in staat om bijna alle mijten uit hun nest te
verwijderen, waardoor het Varroabesmettingsniveau van
20 – 40 procent daalde tot slechts 1 – 2 procent. De kolonies werden gemaakt met geïmporteerd USDA-VSH sperma
van de onderzoekspopulatie. Daarnaast willen de bijenonderzoekers en vrijwilligers het telen met de daaruit voortkomende Europese koninginnen voortzetten en deze hoogwaardige
fokdieren ook tot 100 procent VGH aanzetten – en daarmee
een volledige verwijdering van de mijten.
Daarvoor moest echter wel één probleem worden opgelost:
koninginnen die met slechts één dar paren, leggen maximaal
zes maanden lang eieren in plaats van de normale drie tot
vier jaar. Maar de imkers kunnen niet doorgaan met het telen van de nakomelingen tot de volgende lente. De winters in
Noord-Europa zijn voor de bijen te koud om te paren en eieren
leggen. Met het oog op het versnellen van het project en het
waarborgen van het hoge niveau van de VGH, reisden Fernhout en zijn collega’s daarom naar warmere, zuidelijke regio’s.
“We brachten de twaalf meest veelbelovende kolonies naar
Spanje. Daar kunnen we tot eind november een nieuwe generatie telen. Daarnaast zal de warmere winter het voortbestaan
van de nieuw gecreëerde koninginnen en kolonies ondersteunen”, legt Fernhout uit.
Hij is er optimistisch over dat het project succesvol zal zijn.
Het uiteindelijke doel komt aanzienlijk dichterbij. “We willen de
VGH-eigenschap in zoveel mogelijk honingbijlijnen vestigen”,
zegt Fernhout. Tot die tijd moeten er echter nog veel koninginnen worden geteeld. Voor dit doel is de jonge stichting een
hecht samenwerkingsverband tussen universiteiten, instellingen en bijenteeltgroepen aan het opbouwen.
Er zijn meer middelen nodig om technologieën uit te bouwen en een teeltprogramma
van voldoende omvang te creëren.
Daarvoor is de non-profit Arista Bee Research Foundation ook
afhankelijk van financiering. De steun van overheid, particuliere sponsors en bedrijven is nodig om het teeltprogramma
te financieren. Naast financiële steun, zal Bayer ook helpen
om de teelt efficiënter te maken. De wetenschappers hopen
een genetische merkertest die de VGH-genen in het DNA van
de bijen kan lokaliseren, te ontwikkelen. “Dan kunnen we de
selectie van de koninginnen aanzienlijk versnellen”, zegt Fernhout. Voor de onderzoekers en vrijwilligers zou dat een grote
stap op weg naar Varroa-resistente honingbijen zijn.
BEENOW.2015_NUMMER 1
33
NIEUWE MANIER VAN SPUITEN VAN PESTICIDEN MINIMALISEERT VERDERE BLOOTSTELLING
VAN BESTUIVERS
MINDER SPUITEN VOOR
BETERE BESCHERMING
Er is reden voor een zekere spanning tussen boeren en imkers. De een moet plagen onder controle zien
te houden, terwijl de ander vreest voor de gezondheid van zijn bijen. Maar bijen en gewasbescherming
kunnen in harmonie samenwerken – zoals een samenwerkingsproject in Duitsland laat zien.
De gele bloemen zijn een belangrijk onderdeel
van het menu: koolzaad is een belangrijke
voedselbron voor honingbijen. Dit komt
grotendeels doordat de olierijke plant
een zeer belangrijk grootschalig cultuurgewas is, dat in het voorjaar
bloeit op de akkers van Europa.
In sommige gevallen verzamelen
de honingbijen niet alleen stuifmeel en nectar. Ze kunnen ook
onbedoeld
gewasbeschermingsmiddelen
meenemen
die boeren gebruiken om hun
bloeiende koolzaadgewassen
tegen schimmelziekten en plagen te beschermen.
delen worden goedgekeurd voor
gebruik in de landbouw, wordt
hun effect op bestuivende insecten grondig en
uitgebreid getest in
het
laboratorium
en in veldstudies.
Alleen
actieve
stoffen die als
veilig voor gebruik worden
geclassificeerd,
worden goedgekeurd. Toch
kunnen
zeer
kleine hoeveelheden ongewenste residuen, die
nog steeds onder het
aanvaardbare drempelniveau liggen, hun weg
vinden naar de honing.
“Open bloemen zijn onvermijdelijk
Veel bestuivers
behandeld met bestrijdingsmiddelen
foerageren op
als conventionele spuitmethoden worbloeiend koolzaad.
den gebruikt”, aldus dr. Klaus Wallner van
het Staatsinstituut voor Bijenteelt aan de Universiteit van Hohenheim. “De actieve stof hoopt
Bijenonderzoekers,
vertegenwoordizich vervolgens op in de nectar en het stuifmeel, wat
gers van toedieningsapparatuur en producenten van gewasbetekent dat het in de voeding van de bestuivers komt.”
beschermingsmiddelen werken samen met dr. Wallner om
Dit moet normaal gesproken geen probleem voor de
praktische, lange-termijn oplossingen ter bescherming van
insecten zijn, want voordat gewasbeschermingsmid-
IN HET KORT
34
BEENOW.2015_NUMMER 1
//Koolzaad wordt op grote schaal geteeld in Europa.
//De gele bloemen zijn ook een belangrijke voedselbron voor bestuivers zoals honingbijen.
//De bestuivers kunnen van een nieuwe toepassingstechnologie voor gewasbeschermingsmiddelen
profiteren, doordat het residuen in stuifmeel en
nectar vermindert.
IN HET VELD
Droplegs | De onderzoekers ontwikkelden
haakvormige extensies die aan de spuitmachine
hangen. Deze passen de gewasbeschermingsmiddelen toe onder het bloeiniveau.
Het “Dropleg project” is onderdeel van het in heel Duitsland lopende samenwerkingsproject, FITBEE, ondersteund
door het Ministerie van Voedselvoorziening, Landbouw en
Consumentenbescherming in Duitsland. Doel is om de interacties tussen bijen en hun omgeving beter te begrijpen,
om zodoende bijenkolonies tegen ziekten en andere bedreigingen te beschermen.
zowel bijen als gewassen te vinden. Ze proberen een nieuwe aanpak
voor de toepassing van pesticiden die voordelen heeft voor zowel imkers als boeren: ze ontwikkelden een spuittechniek die de actieve stof op
zo’n manier op gewassen, zoals koolzaad, aanbrengt dat wordt voorkomen dat bijen ermee in contact komen. Individuele maatregelen bieden
beperkte hulp – een bredere aanpak is vereist. Daarom nemen veertien
onderzoeksinstellingen en bedrijven, inclusief Bayer CropScience, deel
aan FITBEE om de verschillende mogelijke invloeden op honingbijen te
onderzoeken. Het Dropleg-project richt zich op het beantwoorden van de
vraag: “Hoe kunnen we de kans dat bijen in contact komen met gewasbeschermingsmiddelen verminderen?” Het idee van de onderzoekers
was om de spuitmonden op de machines die de producten toepassen te
verlagen. “In plaats van boven de gewassen en op de koolzaadbloemen
te spuiten, wordt de actieve stof van onderaf aangebracht op de groene
delen van de plant”, legt dr. Wallner, leider van het onderzoeksproject, uit.
Het in Metzingen gevestigde partnerbedrijf Lechler, fabrikant van spuitapparatuur, heeft een conventionele veldspuit aangepast: Haakvormige extensies – zogenaamde droplegs – werden op de meterslange
spuitboom gemonteerd. De mondstukken hangen als tanden van een
Dr. Klaus Wallner
Staatsinstituut voor Bijenteelt,
Universiteit van Hohenheim, Duitsland
“In plaats van boven
de gewassen en op de
koolzaadbloemen te spuiten,
wordt de actieve stof van
onderaf toegepast op de
groene delen van de plant.”
BEENOW.2015_NUMMER 1
35
grote kam aan de spuitmachine en worden door
het veld met koolzaad getrokken. Onderzoekers
van de Universiteit van Hohenheim vergeleken
normaal van bovenaf bespoten gewassen met
gewassen die van onderaf werden behandeld met
de nieuwe dropleg spuittechniek. Ze verzamelden
en analyseerden honingmonsters uit bijenkorven
die naast de koolzaadvelden geplaatst werden.
De onderzoekers vingen ook bijen die terugvlogen
naar de korf en namen monsters van de stuifmeelkorrels op hun poten en uit hun honingmagen. Het
resultaat:
De residuen van bestrijdingsmiddelen in het stuifmeel daalden tot
iets minder dan een kwart van de
normale hoeveelheid met de nieuwe
techniek in vergelijking met de conventionele methode die ze hadden
gebruikt.
De projectpartners Bayer CropScience en Syngenta Agro voerden zogenaamde tentexperimenten
uit. Daarvoor legden ze grote vluchttenten over
de koolzaadplanten aan. “Dit simuleert het ‘worst
case scenario’, als insecten alleen stuifmeel uit het
behandelde koolzaadveld kunnen verzamelen en
niet van andere planten”, aldus dr. Christian Maus,
Global Pollinator Safety Manager bij het Bayer Bee
Care Center. De hangende spuitmonden presteerden echter ook heel goed in deze tests: Residuen
die werden gevonden in bijenkolonies die zich hadden gevoed met koolzaad behandeld met dropleg
spuitapparatuur waren aanzienlijk lager dan in de
kolonies van conventioneel behandelde koolzaadgewassen.
De nieuwe techniek is niet alleen
nuttig voor de bestuivers maar ook
voor de boeren, omdat de gewasbeschermingsmiddelen worden toegepast tussen de planten, waardoor
de invloed van de wind wordt gereduceerd en waardoor driftverliezen
aanzienlijk worden verminderd.
36
BEENOW.2015_NUMMER 1
En ook de werkzaamheid
van het product gaat zeker
niet achteruit. Zelfs plaaginsecten op de bloemen worden getroffen: wanneer de
kam met droplegs door het
koolzaad gaat, schudt deze
de bloemen, waardoor schadelijke insecten zoals de
koolzaadsnuitkever van de
onderste bladeren afvallen.
Daar worden die vervolgens
bespoten met gewasbeschermingsmiddelen.
Dit
proces beschadigt het gewas niet, doordat het zich
gemakkelijk buigt en daarna
weer strekt.
Dr. Wallner: “Het
project is een winwin situatie voor alle
betrokken partijen.”
Koolzaad wordt nu gebruikt
als modelcultuur voor de
ontwikkeling van de technologie, die in de toekomst
ook voor andere gewassen
kan worden gebruikt. Na de
eerste veelbelovende resultaten in koolzaadvelden, zijn
de partners al bezig met de
volgende stappen. “We onderzoeken hoe effectief de
toegepaste techniek werkt
tegen schimmelziekten en
snuitkevers,
onafhankelijk
van het effect ervan op bijen”, legt dr. Wallner uit. Indien het net zo effectief blijkt
als gebruikelijke methoden,
profiteert iedereen ervan.
Imkers kunnen hun bijenkolonies de koolzaadvelden laten bezoeken zonder
zich zorgen te maken over
ongewenste residuen in de
honing, boeren zouden hun
gewassen efficiënter kunnen beschermen met minder
driftverlies en machinefabrikanten kunnen hun producten verder ontwikkelen.
De dropleg
technologie
is ontwikkeld
voor koolzaad
als modelgewas. Maar de
machine kan
in de toekomst
ook voor andere gewassen
worden
gebruikt.
IN HET VELD
CONCLUSIE
Met dedropleg technologie worden
gewasbescherminsgmiddelen toegepast
onder de bloemen. Dit is gunstig voor
boeren en milieu doordat het driftverliezen
drastisch vermindert zonder nadelig effect
op de werkzaamheid van het product. Het
concept heeft zich bewezen in koolzaad,
maar kan in de toekomst mogelijk ook
worden gebruikt in andere gewassen.
BEENOW.2015_NUMMER 1
37
CANPOLIN: CANADA ONDERZOEKT Z’N BESTUIVERS
BOSBESSENBALANS
De populaties honingbijen en wilde bijen in Canada worden geconfronteerd met problemen die te wijten
zijn aan veel verschillende factoren. Dit kan een probleem voor de voedselketen en landbouw worden,
omdat veel gewassen sterk afhankelijk zijn van de bestuiving door insecten. Deskundigen van verschillende universiteiten werkten in een landelijk 5 jaar durend onderzoek samen om te kijken wat er gaande is.
De Noord-Amerikaanse laag-groeiende bosbes is één
van de voornaamste exportproducten van Canada. De
bessen danken een deel van dit succes aan honingbijen,
hommels en wilde bijen. Dit komt doordat deze bosbes in het algemeen niet in staat is om zichzelf te bevruchten. De struiken produceren alleen bessen als insecten de
bestuiving van hen overnemen.
fysioloog, voorzitter van Researchman Consulting Inc. en voormalig werknemer van Bayer. “Lange tijd konden we alleen maar
speculeren over de reden waarom dit gebeurt en over de staat
waarin de hommels en wilde bijen zich bevonden.”
Maar nu bevindt deze vermaarde vrucht zich mogelijk in een crisis. Opbrengsten worden steeds lager
doordat het aantal wilde
bijen dat rond de bosbesstruiken zoemt al jaren daalt en honingbijen
schaars zijn. De dalende
trend vertoont zich in het
hele land.
“In het verleden stierven elke
winter gemiddeld ongeveer 10 tot
15 procent van de honingbijkolonies.
In de afgelopen jaren is dat percentage zelfs
opgelopen tot 35 procent”, zegt David Drexler, planten-
De bosbessenstruiken
produceren alleen
bessen als insecten
hun bestuiving
overnemen.
Dit was de aanleiding
voor Canada om de balans op te maken van de
situatie. “In een landelijk
onderzoek om de huidige status van de bestuivers te beoordelen, staken
44 wetenschappers van 26
universiteiten uit het hele land
de koppen bij elkaar in het Canadian Pollination Initiative (CANPOLIN). Ze onderzochten meer dan vijf jaar
lang de bezige zoemers van Canada.
IN HET KORT
// Bosbessen behoren tot de belangrijkste exportproducten van Canada.
//Insecten bestuiven de bloesems waardoor de vrucht in staat is om zich te ontwikkelen – zoals ze dit ook bij
andere cultuurplanten doen.
// ’De bestuivers van Canada worden echter met problemen geconfronteerd.
// Een landelijk project waarin onderzoek werd gedaan naar de multifactoriële oorzaken, eindigde dit jaar.
Bron: 2014 “Pollination in Lowbush Blueberry: A Summary of Research Findings from the Canadian Pollination Initiative” 42 p.
ISBN 978-0-9680123-8-3 is online beschikbaar op uoguelph.ca/canpolin.
38
BEENOW.2015_NUMMER 1
IN HET GEZOEM
De deskundigen waren specialisten op het gebied
van entomologie, gewasbescherming, genetica
van plantenpopulaties, ecologie en genomica. Hun
taken bestonden onder andere uit het berekenen
van de hoeveelheid soorten bestuivers die het land
heeft en waarom de aantallen van sommige soorten bestuivers afnemen. Ze analyseerden ook hoe
landbeheer, ongunstige weerseffecten en gewasbeschermingsmiddelen van invloed kunnen zijn op
de insecten. Bayer ondersteunde onderdelen van
het project dat in 2014 werd afgerond, financierde
deze en voorzag onderzoekers van advies vanuit
een industrieel perspectief. Drexler, die in die tijd bij
Bayer werkte, was een van de betreffende consultants: “CANPOLIN creëerde een basis van waaruit
we de bijen beter kunnen volgen en een positieve
invloed kunnen hebben op de toekomstige levens
van onze beheerde en wilde bijenpopulaties.”
De CANPOLIN-onderzoekers telden ongeveer 800
verschillende bijensoorten – en dat alleen al in
Canada. Schattingen gaan uit van ongeveer 25.000
bijensoorten wereldwijd. De hoeveelheid soorten
heeft echter niets te maken met de problemen
waarmee de bijen in Canada worden geconfronteerd. Daarvoor zijn vele redenen: “De uitdagingen
waar de bestuivers mee geconfronteerd worden,
zijn multifactoriële problemen”, aldus dr. Peter
Kevan, emeritus-hoogleraar aan de Universiteit van
Guelph, Canada, en wetenschappelijk directeur
van het Canadian Pollination Initiative.
De CANPOLIN deskundigen zijn er bijvoorbeeld in
geslaagd om de belangrijkste boosdoener van de
achteruitgang van de honingbij te identificeren: het
is de Varroamijt, een over de hele wereld gevreesde bijenparasiet. “De bestrijding van het probleem
zal waarschijnlijk een enorme uitdaging zijn, omdat de mijt al tegen vele varroaciden bestand is”,
zegt Drexler. Om erachter te komen welke mijten
tegen welke varroaciden bestand zijn, werkt Bayer
momenteel samen met Rothamsted Research in
“CANPOLIN creëerde
een basis van waaruit we
de bijen beter kunnen
volgen en een positieve
invloed kunnen hebben
op de toekomstige levens
van onze beheerde en
wilde bijenpopulaties.”
David Drexler
Voorzitter van Researchman
Consulting Inc.
Bosbessenbloesem (links), vrucht (midden) en klaar voor consumptie (rechts).
het Verenigd Koninkrijk, dat zich heeft gespecialiseerd in de aanpak van
resistentiekwesties. De weersomstandigheden vormen een ander groot
probleem voor Canadese bestuivers, omdat ze voor een verschillende
lengte van de seizoenen zorgen. Daardoor kunnen de favoriete bloesems
van bijen eerder of juist later dan gebruikelijk bloeien. De insecten kunnen zich onmogelijk elk jaar opnieuw aanpassen, wat betekent dat ze
moeite hebben om voldoende voedsel te vinden. En de landbouw helpt
ook niet echt mee. Bosbessenstruiken, die niet kunnen bloeien zonder
bijen, maken deel uit van de recente problemen. “Dat komt doordat ze
geteeld worden in grote gebieden en in monoculturen”, legt dr. Kevan
uit. Dit houdt in dat boeren proberen hun akkers vrij te houden van enige
andere vormen van concurrerende bloeiende planten.
Helaas hebben beheerde en wilde bijen exact deze soorten planten nodig
om te overleven. Vooral wilde bijen houden van de nectar en het stuifmeel
dat ze in de bosbessenbloesem vinden, maar als dit het enige voedsel
op het menu is, krijgen de bijen niet de andere belangrijke voedingsstoffen die ze nodig hebben binnen. Wij mensen zouden hetzelfde probleem
“De uitdagingen waar de bestuivers mee geconfronteerd worden, zijn multifactoriële problemen”,
aldus dr. Peter Kevan, emeritus hoogleraar aan de
Universiteit van Guelph, Canada, en wetenschappelijk directeur van het project.
BEENOW.2015_NUMMER 1
39
Dr. Peter Kevan
Emeritus hoogleraar aan de Universiteit van Guelph, Canada,
en wetenschappelijk directeur van het Canadian Pollination Initiative
“We moeten een aantal onconventionele ideeën bedenken – en tijdens het proces nog meer samenwerken met telers dan we tot nu toe
doen. Het CANPOLIN-project heeft veel bereikt en veel goede ideeën
voor verder onderzoek geproduceerd. Maar er ligt nog een lange weg
voor ons voordat alle bijen helemaal gezond zijn en de opbrengsten
over het hele land zich beginnen te verbeteren.”
CANPOLIN-onderzoekers telden ongeveer 800 verschillende bijensoorten – en dat alleen al in Canada. Schattingen gaan uit van ongeveer 25.000 bijensoorten wereldwijd.
hebben als we geen uitgebalanceerd voedsel hadden en elke dag
hetzelfde aten – zelfs als dat zoiets gezonds als tomaten zou zijn.
Bovendien bloeien bosbessenstruiken slechts een paar weken
per jaar. Als de vruchten zich in de zomer ontwikkelen, verliezen
de bijen hun voedselbron. “Jammer genoeg is er geen eenvoudige
oplossing voor de problemen van onze bestuivers”, aldus dr. Kevan,
die de bevindingen van het CANPOLIN-onderzoek samenvat. “We
moeten een aantal onconventionele ideeën bedenken – en tijdens
het proces nog meer samenwerken met telers dan we tot nu toe
doen. Hiermee bedoelt hij gezamenlijke onderzoeksprojecten organiseren, zoals CANPOLIN dat heeft gedaan met bosbessenproducenten, en andere samenwerkingsprojecten die tot doel hebben om
nieuwe manieren van bestrijding van plaaginsecten zoals de Varroamijt te ontwikkelen. Dit zal
ook helpen om onderzoekers
beter inzicht te geven
in de fundamentele verbanden
tussen de verschillende stressfactoren. Dr. Kevan
ziet daarom de
behoefte aan betere, nauwere
samenwerking tussen imkers en bosbessentelers. Beide partijen
zijn gebaat bij het opstellen van gezamenlijke landbeheersplannen.
Een boerderij op Prince Edward Island in het oosten van Canada, waar bijenonderzoekers met imkers en bosbessentelers hand in hand samenwerken, bewijst al dat dit mogelijk is. Wilde rozen en
andere wilde bloemen groeien tussen de bosbessenvelden om voor een gezondere voeding voor de
bestuivers te zorgen. Het resultaat: meer insecten
en betere opbrengsten. “De productieniveaus zijn
nu bijna net zo hoog als ze een decennium geleden waren”, aldus dr. Kevan. Hij concludeert: “Het
CANPOLIN-project heeft veel bereikt en veel goede ideeën voor verder onderzoek geproduceerd.
Maar er ligt nog een lange weg voor ons voordat
alle bijen helemaal gezond zijn en de oogsten over
het hele land zich beginnen te verbeteren.”
Een boerderij op Prince
Edward Island in het oosten
van Canada waar bijenonderzoekers met imkers en
bosbessentelers hand in
hand samenwerken bewijst
dat het vinden van nieuwe
manieren van plaagbestrijding kan werken.
40
BEENOW.2015_NUMMER 1
IN HET GEZOEM
Trillende bloemen
De bosbesbloesem maakt het leven van bestuivers niet gemakkelijk.
Elke bij die zijn eiwitrijke pollen wil verzamelen, moet hard werken om
deze te pakken te krijgen. Dit komt doordat het stuifmeel is weggestopt
in een buisvormige zak, met slechts een kleine opening aan de onderkant. Gelukkig zijn bijen net als hommels zeer vindingrijke wezens. Ze
grijpen de bloesem, houden die stevig vast en beginnen te schudden.
Dit creëert trillingen die het stuifmeel uit hun bedekking schudt.
De bijen gebruiken deze aanpak bij ongeveer acht procent van alle
bloeiende planten, zoals tomaten, paprika’s, aubergines en veenbessen. Deskundigen noemen de techniek vibratiebestuiving.
CONCLUSIE
Er is geen eenvoudige oplossing voor de bestuivingskwestie in Canada. Het CANPOLIN-initiatief
heeft de weg vrijgemaakt voor verdere samenwerkingsprojecten om beter inzicht te krijgen in de
combinatie van stressfactoren en om oplossingen
te ontwikkelen.
BEENOW.2015_NUMMER 1
41
VELDSTUDIE NAAR EFFICIËNTE MIJTBESTRIJDING BIJ HONINGBIJEN
STRIJD TEGEN VARROA
Als de vleugels van jonge bijen misvormd zijn en bijen in het larve-stadium sterven voordat ze de cellen
uitkomen is er één ding zeker: de honingbijkolonie is in groot gevaar. Varroamijten en door mijten
overgedragen virussen zijn meestal de oorzaak van deze ramp. Een onderzoek in het Duitse Main-Kinzigdistrict, uitgevoerd door het Bijenonderzoeksinstituut van de Universiteit van Frankfurt, laat zien hoe deze
parasiet efficiënt in toom kan worden gehouden.
IN HET KORT
//De Varroamijt is één van de
grootste uitdagingen voor imkers
in Europa en Noord-Amerika.
//Imkers die deelnamen aan een
vijf jaar durend veldonderzoek,
hadden slechts overwinteringsverliezen van minder dan
10 procent
//Om resistentiemechanismen
te voorkomen, moeten imkers
actieve stoffen afwisselen.
De grootste vijand van de Westerse honingbij is niet veel groter dan één millimeter. En de naam van deze parasiet
zegt het al: Varroa destructor. De kleine
spinachtige doodt hele honingbijenkolonies – en brengt imkers tot wanhoop,
vooral in Europa en Noord-Amerika. Dit
komt doordat Varroamijten een enorme bedreiging voor de gezondheid van
deze belangrijke bestuivers vormen. De
parasitaire plaag brengt – net als teken
– gevaarlijke virussen over die fataal
kunnen zijn voor bijen en hun broed. In
de afgelopen jaren zijn er in veel verschillende landen massale hoeveelheden honingbijen gestorven.
“In 2011 en 2012 hebben Varroamijten
alleen al een derde van de bijenpopulatie in Duitsland uitgeroeid, dat zijn
ongeveer 300.000 van de één miljoen
De Varroamijt, te zien op de poot van de bij, is een gevaarlijke
parasiet voor honingbijen.
42
BEENOW.2015_NUMMER 1
kolonies van het land”, zegt professor
Bernd Grünewald, directeur van het Bijenonderzoeksinstituut in Oberursel. “In
augustus en september doen de imkers
weinig anders dan het bestrijden van de
Varroamijt”, aldus dr. Klemens Krieger,
hoofd van Global Development Special
Projects/Bee Health bij Bayer HealthCare Animal Health. Dit komt omdat het
de belangrijkste taak van een imker is
om de bijenkolonie klaar te maken voor
de overwintering.
“Het is belangrijk om de
mijten op alle fronten aan
te vallen. Gebruikmaking
van verschillende werkingsmechanismen helpt om
resistentie te voorkomen.”
De achtpotige Varroamijt is slechts 1,6 mm groot, maar ziet er onder de
elektronenmicroscoop bedreigend uit.
IN DE BIJENSTAL
Wereldkaart met de verspreiding van de Varroamijt
007
AII 2
HAW
7
197
AND 77
L
S
DUIT LEN 19
7
PO
197 975
ND
1
RLA MENIË
E
S
T
ROE
ZWI
987
IË 1
ANN
T
T
I
7
BR
197
OTNJE
GRO
SPA
7
97
AL 1
TUG
POR
7
198
ADA S 1987
N
A
C
V
76
74
59
A 19
A 19
ORE
K
CHIN
ZUID
958
AN 1
JAP
D 19
LAN
RUS
Geen Varroamijtpopulatie
in Australië
VIË
SER
972
IË 1
ZIL
BRA
IN
ENT
ARG
975
IË 1
A
PAR
71
Y 19
GUA
77
K 19
RIJ
ANK
FR
ESIË
TUN
5
197
IË
LYB
7
197
6
197
977
IË 1
ITAL
Bijendeskundigen over de hele wereld zijn het erover eens dat de Varroa
destructor de grootste bedreiging voor de Westerse honingbijen vormt.
Tijdens een vijf jaar durende veldproef in het district Main-Kinzig in centraal Duitsland, hebben onderzoekers van het Bijenonderzoeksinstituut
samen met imkers onderzocht hoe de dodelijke vijand efficiënt bestreden kan worden. De inspanningen van de deskundigen zijn gericht op afwisselende behandelingsschema’s die uit twee soorten stoffen bestaan.
“Het is belangrijk om de mijten op verschillende fronten aan te vallen.
Gebruik van verschillende werkingsmechanismen helpt om het opbouwen van resistentie te voorkomen”, legt dr. Krieger uit. Meer dan 2.000
honingbijenkolonies waren bij het onderzoek betrokken, dat begin 2014
is afgesloten. De kern van het onderzoek was gericht op 150 representatieve kolonies van 18 verschillende imkers. Een bijzonder positief aspect
was dat twee derde van de bijenkorven in de regio aan het onderzoek
deelnamen. “Zo konden we volledig toezicht houden op de manier waarop de kolonies op de afwisselende mijtbestrijdingsmiddelen, genaamd
varroaciden, reageerden”, legt dr. Krieger uit.
De imkers begonnen met het toedienen van de zeer effectieve varroaciden
na de honingoogst. Alle bijenkolonies die in zowel landelijke als in stedelijke
gebieden aan het proces deelnamen, werden tijdens dezelfde tijdsperiode
behandeld. De middelen werden jaarlijks afgewisseld om te voorkomen
dat de Varroamijten resistentie ontwikkelden tegen de varroaciden.
IA
IND
951
RE 1
1
196
D
PO
INGA
S
4
190
SIË
ONE
IND
NAM
VIET
7
196
63
N 19
IJNE
LIP
E FI
0
200
D
LAN
ZEE
WNIEU
6
200
WIST U DAT?
Varroamijten 1,6 mm groot zijn.
In vergelijking met de mens,
zou dit overeenkomen met een
persoon die aangevallen wordt
door een parasiet met het formaat van een konijn.
BEENOW.2015_NUMMER 1
43
“Kunststof strips die één van de actieve stoffen bevatten, worden in de ruimte
tussen de raten van de broedkamer aangebracht”, aldus dr. Krieger. De bijen
pikken de werkzame stof op als ze op de stroken kruipen en daarna als ze
tegen elkaar in de korf wrijven; ze geven de stof door aan andere bijen – en
ook aan de mijten. Tijdens het contact doden de varroaciden de mijten, waarna die vervolgens op de bodem van de korf vallen. Onderzoekers die aan het
veldexperiment in het district Main-Kinzig werkten, registreerden wekelijks de
aantallen dode parasieten die ze onder in de bijenkorf vonden.
De deskundigen van het Bijenonderzoeksinstituut analyseerden begin 2014
de gegevens van het vijf jaar durende veldexperiment. Professor Grünewald:
“We verzamelden gedurende vele jaren betrouwbare gegevens over een groot
geografisch gebied. Hieruit blijkt dat een uitgebreid behandelingsregime niet
alleen de mijten die de kolonies teisteren bestrijdt, maar ook mijten die korven
van andere besmette kolonies binnengaan die niet tegelijkertijd werden behandeld.” De resultaten tonen ook aan dat imkers die deelnemen aan het onderzoek zeer succesvol waren bij de overwintering van hun kolonies. “Dit cijfer
was, met uitzondering van één jaar, elk jaar aanzienlijk hoger dan 90 procent”,
vertelt Professor Grünewald. De deskundigen boekten ook succes op een ander front: Ze zagen dat er een geen enkele vorm van resistentie ontstond. Maar
de bijendeskundigen kwamen ook te staan voor een onaangename verrassing: Ondanks een succesvolle behandeling, vertoonden de kolonies in het
onderzoek in het daarop volgende jaar weer verschillende niveaus van mijtbesmetting. Zolang er onbehandelde of niet succesvol behandelde kolonies
rondzwierven, konden ze elkaar opnieuw over en weer besmetten, omdat de
honingbijen van sterkere kolonies de zwakkere in de omgeving van hun winterreserves beroofden toen de externe voedselbronnen in de herfst begonnen
te slinken. Helaas brachten de bijen niet alleen voedsel mee terug – maar ook
nieuwe Varroamijten.
“We waren vooral verbaasd over de mate waarin de
kolonies opnieuw werden besmet”, zegt Universitair
Hoofddocent dr. Stefan Fuchs, medewerker van het
Bijenonderzoeksinstituut in Oberursel. “In sommige
gevallen werden meer nieuwe mijten in de kolonies gebracht dan er oorspronkelijk aanwezig waren”, legt hij uit.
De onderzoekers onderzochten ook of zich sporen van varroaciden in de bijenwas en honing bevonden. Het Staatsinstituut voor Bijenteelt in Hohenheim
analyseerde elk jaar representatieve honing- en wasmonsters. Het resultaat:
er werden geen residuen gevonden als de raten naast de stroken met werkzame stof voor de honingoogst werden verwijderd. Dr. Krieger: “Goede bijenteelt omvat een weloverwogen beheer van bijenwas en een scheiding van
de broed- en honingkamers. Als dit rigoureus door imkers wordt uitgevoerd,
kunnen varroaciden niet in bijenproducten terecht komen.” Uit het onderzoek
in het Main-Kinzig-district blijkt dat het alleen mogelijk is om met een gezamenlijke strategie het Varroaprobleem onder controle te krijgen – en dat
imkers een grote verantwoordelijkheid dragen voor de gezondheid van de
honingbijen. “Het is daarom des te belangrijker dat de imkers openlijk praten
over hun successen en mislukkingen en waar mogelijk manieren om samen
te werken bespreken”, concludeert professor Grünewald.
44
BEENOW.2015_NUMMER 1
Effectieve kunststof:
De varroaciden zijn vastgelegd in kunststof
strips die tussen de honingraten worden
aangebracht.
Professor Bernd Grünewald
Directeur van het
Bijenonderzoeksinstituut,
Oberursel, Duitsland
“Onze gegevens tonen aan dat
een uitgebreid behandelingsregime niet alleen de mijten die de
kolonies teisteren bestrijdt, maar
ook de mijten in de korven van
andere besmette kolonies die niet
tegelijkertijd worden behandeld.”
IN DE BIJENSTAL
Mijtenprofiel
Varroa destructor mijten besmetten in korven levende honingbijen. Buiten
het broedseizoen leven vrouwelijke mijten als ectoparasieten op volwassen werksters. Ze banen hun weg naar de zachte intersegmentale membranen. Daarin boren ze een gat en voeden zich met de hemolymfe van
de bijen, een vloeistof die vergelijkbaar is met bloed. Dit stelt de mijten
in staat om ziekteverwekkers zoals het verkreukelde-vleugelvirus (Deformed Wing Virus, DWV) over te brengen. Geïnfecteerde bijen hebben
dusdanig slecht ontwikkelde vleugels dat ze niet in staat zijn om bloemen
te bezoeken en stuifmeel te verzamelen. DWV wordt uitsluitend overgedragen door de Varroamijten.
De mijten planten zich voort in de verzegelde broedcellen van bijenkolonies. Kort voordat de cellen met was worden afgedekt, kruipen de vrouwelijke mijten in de broedcellen, glijden onder de jonge bijenlarve en voeden zich met hun hemolymfe. Op de bodem van de broedcellen leggen
ze vervolgens hun eieren. Door acute DWV-infecties sterven bijen vaak in
de cellen voordat ze uitkomen – en vormen daarmee een bedreiging voor
het voortbestaan van de hele kolonie.
CONCLUSIE
Imkers dragen een grote verantwoordelijkheid voor de gezondheid van de honingbijen. Maar ze kunnen de Varroamijt onder
controle houden – met goede bijenteeltmethoden en een geharmoniseerde
bestrijdingsstrategie.
BEENOW.2015_NUMMER 1
45
ZAADINITIATIEF TER VERBETERING VAN DE VOEDING VAN BESTUIVERS
EEN VOEDZAME ZEE AAN
BLOESEMS
Tegenwoordig moeten bijen op veel plaatsen hard hun best doen om voldoende nectar te vinden, vooral in de nazomer. Ze krijgen nu een helpende hand van het ‘Gebieden in Bloei’ project dat door Bayer werd gestart.
Honingbijen gedragen zich als eekhoorns: ze verzamelen voedselvoorraden in de zomer, zodat
ze in de winter geen honger lijden. Van de nectar
die ze van de bloemen verzamelen maken ze honing, waardoor ze in staat zijn om zichzelf en hun
kroost tijdens de koude maanden te voeden. Een
bijenkolonie heeft ongeveer 20 tot 25 kg honing als
voedsel nodig om de winter door te komen. En om
een pond honing te produceren, moeten 20.000 tot
60.000 werksters van de kolonie tot 88.500 kilometer vliegen – meer dan twee keer om de hele wereld.
Zelfs de ijverigste bijen zijn niet in staat om hun
quota te halen als er onvoldoende gevarieerd
voedselaanbod is. Op de velden van Europa en
Noord-Amerika, waarvan de meeste intensief bewerkt worden, vinden de drukke insecten niet genoeg voedsel of, nog belangrijker, onvoldoende
verscheidenheid aan voedsel. Wilde bijen en andere bestuivers, zoals vlinders, lijden ook onder het
gebrekkige voedselaanbod, omdat ze – in tegenstelling tot honingbijen – geen imkers hebben die
hen suikersiroop voeren als nectar en stuifmeel niet
beschikbaar zijn.
Klaprozen en korenbloemen zijn
populaire voedselbronnen voor bestuivers.
IN HET KORT
//Honingbijen, wilde bijen en andere insecten vinden niet genoeg voedsel op de
intensief bewerkte landbouwpercelen in Europa en Noord-Amerika.
//In steden is er ook vaak gebrek aan een divers voedselaanbod voor bestuivers.
//Bloemzaadmengsels van Bayer verrijken de voedselbronnen voor insecten in
landelijke en stedelijke gebieden.
46
BEENOW.2015_NUMMER 1
“Ons doel is om
de diversiteit van
het voedselaanbod
voor bijen en andere
bestuivers in de landelijke gebieden te
verbeteren en ondertussen willen we ook
het aantal bloemrijke
gebieden verhogen
en bestaande structuren koppelen,”
zegt Fred Klockgether, imker
en bijengezondheidsconsultant voor Bayer. “Om hieraan bij te dragen hebben we
aan ongeveer 30 gemeenten in Duitsland en Oostenrijk bloemzaden verstrekt,
waarmee bloeiende stroken
zijn gecreëerd die zowel
mooi als voedzaam zijn.”
Er duiken ook flinke gebieden met voedende bloemen
op bij de Bayer-fabrieken
en -kantoren in Europa en
Noord-Amerika – en er zijn
plannen om het dak van het
Bayer Informatie Centrum
(BayKomm) in Leverkusen
aantrekkelijker te maken
voor zowel de bijen als de
IN HET GEZOEM
INTERVIEW
Dr. Sophie Denise-Lecat
Verantwoordelijk voor duurzame ontwikkeling
bij Bayer CropScience in Frankrijk
bezoekers. Tot nu toe heeft het initiatief
van Bayer geleid tot de aanplant van
bijna 1.000.000 m² aan wilde bloemen,
een gebied twee keer zo groot als Vaticaanstad, het kleinste land ter wereld.
De eerste resultaten tonen aan dat de
bloemenstroken in zowel steden als op
het platteland een enorm – positief –
verschil maken voor de bestuivers. Dit
werd duidelijk in de samenwerkingsstudie van Bayer “Diversiteit aan bestuivers in het zuidwesten van Duitsland,”
waar proefvelden, ecologisch verbeterd
met een overvloedig aanbod aan wilde
bloemen, een sterke stijging van zowel
de soortenrijkdom als het aantal wilde
bijen en vlinders (zie pagina’s 26 – 29)
vertoonden. Dit effect is ook niet onopgemerkt gebleven bij amateurtuinders,
want de zakken met gemengde zaden
zijn bij veel tuincentra en doe-het-zelf
winkels in Duitsland en Oostenrijk te
koop. Het duurt ongeveer zes weken
om een saaie strook groen gras om te
toveren in een kleurrijke bloemenzee.
En natuurliefhebbers kunnen van deze
pracht genieten zonder er veel werk
voor te doen: De wilde bloemen hebben weinig water nodig om te groeien
en hoeven slechts een of twee keer per
jaar met een machine of met de zeis gemaaid te worden – waardoor ze de perfecte oplossing vormen voor stedelijke
gebieden, bijvoorbeeld langs fietspaden of op vluchtheuvels.
De bloemrijke gebieden helpen zelfs
indirect planten in de stad en op de
boerderij te beschermen doordat ze
Hoe werd het Bayer-initiatief “Gebieden in Bloei” in
Frankrijk ontvangen?
“Het is tot nu toe erg succesvol gebleken. Tientallen medewerkers
hebben de zaden van de bloeiende planten al gezaaid, zowel in hun
eigen tuin als in die van hun vrienden. Bovendien zijn er weelderige
stukken bloeiende wilde bloemen ontstaan op drie Bayer-locaties
in Frankrijk, en daarnaast hebben we proefvelden waarbij we de
effecten van deze diversiteit in het voedselaanbod nauwkeurig
bestuderen.”
Hoe kan het idee verder verspreid worden?
“Naast onze eigen promotionele activiteiten, vertrouwen we op
mond-tot-mondreclame. En het werkt. Mereville, een klein stadje
buiten Parijs, heeft onlangs contact met ons opgenomen en ons
gevraagd of we ook daar wilde bloemenzaden konden leveren.
Tegenwoordig beslaan korenbloemen en andere wilde bloemenrassen een totaal van bijna 5.000 vierkante meter in Mereville.”
voor voedsel en leefgebied
zorgen voor insecten die op
schadelijke insecten jagen.
Lieveheersbeestjes voeden
zich bijvoorbeeld met voor
gewassen schadelijke bladluizen. Hiervan profiteren
boeren die bloemenstroken
naast hun percelen inzaaien.
En belangrijke bestuivende
insecten, zoals bijen, zullen
zoemen van genoegen over
de overvloed aan voedzaam
voedsel, dat hun dieet zal
verbeteren.
WIST U DAT?
Bijen moeten ongeveer
2.000.000 bloemen
bezoeken om 0,5 kg
honing te produceren.
BEENOW.2015_NUMMER 1
47
BESTUIVENDE INSECTEN BESCHERMEN OP SUIKERRIETPLANTAGES
HET ZOETE LEVEN
VOOR BIJEN
Suikerriet is een belangrijk gewas. Insecten kunnen ook worden aangetrokken door de
resterende stompen van dit zoete gras als het eenmaal geoogst is. Of ze dit echt doen, is
lang onduidelijk geweest. Een door Bayer gefinancierd onderzoek heeft nu de kennishiaten aangevuld, waardoor het gemakkelijker wordt om bijen en dergelijke te beschermen.
De zoete stengels zijn big business in Brazilië: het Zuid-Amerikaanse land is ‘s werelds grootste
producent van suikerriet. In 2013 bedekte dit gewas 9,8 miljoen hectare – een gebied groter dan
Ierland. En het zoete gras is erg veelzijdig: naast suiker kan er de brandstof ethanol en de beroemde Braziliaanse likeur Cachaça van gemaakt worden. Uit de overgebleven vezelbestanddelen, het
zogenaamde bagasse, worden energie en warmte gewonnen.
Insecten kunnen ook aangetrokken worden door het suikerriet,
maar niet om nectar en stuifmeel te verzamelen.
In feite wordt de plant meestal geoogst voordat die kan bloeien. De stengels worden dan dicht bij de
grond afgesneden en er blijven alleen korte stompen over. “Het resterende zoete suikersap dat eruit
komt nadat het riet is gesneden, kan insecten aantrekken”, legt dr. Christian Maus, Global Pollinator
Safety Manager bij het Bayer Bee Care Center, uit. Om het suikerriet tegen in de grond levende insecten te beschermen, worden de overgebleven stompjes met insecticiden besproeid. Daarbij dient
schade aan nuttige insecten, zoals wilde bijen, die nog belangrijk bestuivingswerk moeten doen voor
andere gewassen, zoals koffie, te worden vermeden. Tot nu toe wisten wetenschappers nog niet
zeker of honingbijen en wilde bijen wel rondhangen in het suikerriet of op welk moment van de dag
ze ernaar op zoek gaan. “Maar als we weten of daar bijen kunnen worden gevonden en misschien
zelfs op welke tijdstippen, kunnen de boeren insecticiden op het optimale moment toepassen en zo
contact met bijen voorkomen. Hierdoor is het mogelijk om schadelijke insecten te bestrijden en de
nuttige insecten te beschermen”, legt dr. Maus uit. Het kennishiaat is nu aangevuld: in een onderzoek, gefinancierd door Bayer, onderzochten wetenschappers van een partner-laboratorium welke
eventuele bijensoorten worden aangetrokken door de Braziliaanse suikerrietvelden na de oogst.
IN HET KORT
// N
a de suikerrietoogst loopt het resterende zoete sap uit de stengels en kan het insecten
naar de velden lokken.
// Plaaginsecten worden bestreden met behulp van insecticiden, maar om schade aan
nuttige insecten te vermijden, moet ervoor worden gezorgd dat deze worden toegepast
op het juiste moment.
// In een door Bayer gefinancierde studie werd onderzocht welke bijensoorten te vinden
zijn in de Braziliaanse velden en op welk moment na de suikerrietoogst.
48
BEENOW.2015_NUMMER 1
IN HET VELD
Na de oogst, blijven er alleen maar stompen (links) over op het suikerrietveld. Deze worden besproeid
met insecticiden om ze te beschermen tegen in de grond levende insecten. Maar het resterende
suikersap dat uit de snijvlakken lekt, kan nuttige insecten zoals angelloze bijen (rechts) aantrekken,
schade aan deze insecten dient dus te worden vermeden.
BEENOW.2015_NUMMER 1
49
ZOETE ENERGIE
Biobrandstof uit suikerriet is een hot topic in
Brazilië. Uit deze meerjarige grassen, die zo
groot als een mens kunnen worden, kunnen
naast suiker en ethanol voor voertuigen nog
veel meer producten worden gemaakt. Het
vezelige materiaal dat overblijft nadat het suikersap eruit is geperst, levert ook energie voor
elektriciteit en warmte.
740
miljoen ton
In 2013 werd
suikerriet geoogst in Brazilië.
Bron: FAO
Brazilië is ‚s werelds grootste producent van suikerriet. Het suikersap van de geoogste zoete stengels trekt ook bijen aan, zoals bleek in een
door Bayer gefinancierd onderzoek. Het onderzoek werd uitgevoerd in twee van de grootste landbouwgebieden in Brazilië: Paraná en São Paulo.
Het onderzoek werd uitgevoerd in twee van de grootste landbouwgebieden in het zuiden van Brazilië, Paraná en São Paulo,
waar meer dan de helft van het suikerriet van het land wordt geproduceerd. Op in totaal 16 percelen bekeken de onderzoekers
welke bijensoorten zich na de oogst tegoed kwamen doen aan het
zoete suikerrietsap. Daarvoor identificeerden en telden ze tussen
oktober en december de bijensoorten op het perceel op verschillende dagen en op verschillende momenten van de dag. Daarbij
verzamelden de wetenschappers niet alleen gegevens middenin
tet perceel, maar ook aan de rand en ongeveer 5 – 10 meter buiten
de beteelde oppervlakte.
Het resultaat: “Op beidet onderzoeklocaties
werden na de suikerrietoogst kleine aantallen bijen gevonden”,
legt dr. Maus uit. Het aantal soorten en individuen was afhankelijk van de exacte locatie van de waarneming: wanneer de onderzoekers in het veld zelf telden, vonden ze aanzienlijk minder bijen
dan erbuiten. Het merendeel van de bijen die rond de hoofden
van de onderzoekers zoemden waren honingbijen of bijen van het
geslacht Trigona. De onderzoekers vonden ook andere soorten
angelloze bijen, in totaal identificeerden ze 13 soorten. “Oorspronkelijk dachten we dat we weleens dat we geen enkele bij zouden
kunnen vinden en dat er geen risico zou zijn van mogelijk schade
door insecticiden,” aldus dr. Maus. “Maar uiteindelijk vonden we
toch enkele bijensoorten. Ook was het aantal exemplaren vrij laag,
50
BEENOW.2015_NUMMER 1
zeker in vergelijking met andere gewassen die bijen
aantrekken, zoals koolzaad of zonnebloemen.”
De resultaten dragen bij aan de basiskennis over
de situatie van bestuivers in Brazilië. Het onderzoek toont bijvoorbeeld duidelijk regionale verschillen aan; de wetenschappers documenteerden aanzienlijk minder soorten in Paraná dan in
São Paulo. Juist deze regionale afwijkingen geven aan waarom de veldstudies zo belangrijk zijn.
De samenstelling van de soorten varieert echter
niet alleen geografisch. “In andere gewassen dan
suikerriet, kunnen heel andere soorten bijen voorkomen”, vertelt dr. Maus.
Voor dit onderzoek werkt Bayer samen met collega-bedrijven en voert het ook studies uit in bijvoorbeeld rijst en maïs. De partners Syngenta en BASF
onderzoeken ook gewassen zoals koffie, katoen en
citrusvruchten. “We delen onze verslagen en resultaten met elkaar”, aldus dr. Maus.
“Hoe meer we met z’n allen
weten over de gewoonten van
belangrijke nuttige insecten,
des te beter zullen we in staat
zijn om hen te beschermen.”
IN HET VELD
CONCLUSIE
Het onderzoek toont vooral één ding: zelfs
binnen hetzelfde land en hetzelfde gewas
kunnen bijengemeenschapen sterk variëren. Daarom ondersteunt Bayer samen met
collega-bedrijven aanvullende studies op
andere gewassen, zoals maïs, citrusvruchten
en koffie.
BEENOW.2015_NUMMER 1
51
CORRECTE TOEPASSING VAN MIERENZUUR ALS
VARROAMIJT-BESTRIJDING
ZUURDAMPBADEN
IN DE BIJENKORF
Het is irriterend voor de Varroamijten: mierenzuur is populair onder imkers
om hun honingbijen tegen deze gevaarlijke parasieten te beschermen.
Maar als het verkeerd wordt toegepast, kan dit zuur ook schadelijk zijn
voor de bijen. Een nieuw onderzoek werpt licht op het proces.
IN HET
KORT
//
Mierenzuur is een belangrijk
middel voor imkers om de
Varroamijt te bestrijden.
//
De onderzoekers van Bayer
onderzochten hoe het zuur
optimaal kan worden toegepast.
In de nazomer wordt het tijd voor imkers om aan de moeizame taak te beginnen om
hun bijenkorven klaar te maken voor de overwintering. Dit is van cruciaal belang om
ervoor te zorgen dat er voldoende aantallen honingbijen de koude maanden van het
jaar overleven, waardoor zich in het voorjaar weer een sterke kolonie kan ontwikkelen. Een zeer belangrijk onderdeel van dit proces is de bevrijding van de kolonie van
dodelijke Varroamijten. De kleine parasieten, en de strijd daar tegen, beheerst de dagelijkse activiteiten van bijna alle imkers over de hele wereld. In deze strijd gebruikt
een groot aantal Europese imkers graag mierenzuur. Dit vloeibare bestrijdingsmiddel
biedt veel voordelen, omdat het in de bijenkorf verdampt. “Mierenzuur begint in de
gasfase te werken. Daardoor kan het doordringen in de verzegelde broedcellen en
mijten doden die zich daar voeden”, aldus dr. Ralf Nauen, insecttoxicoloog en Bayer
CropScience Research Fellow.
Bovendien kunnen de mijten na herhaalde behandeling geen resistentie ontwikkelen
tegen de zeer vluchtige organische zuren. Dit komt doordat mierenzuur niet wordt
beïnvloed door metabolische enzymen die betrokken zijn bij insecticide-resistentie.
Vergeleken met andere acariciden is er een kleine kans op accumulatie, zodat residuen onwaarschijnlijk zijn. Mierenzuur bestrijdt ook Varroamijt-populaties waarvan
bekend is dat ze resistent zijn tegen synthetische acariciden, zoals pyrethroïden.
In diffusiestudies hebben de onderzoekers
getest hoeveel mierenzuur zich een weg
door de deksels van de broedcellen baant.
52
BEENOW.2015_NUMMER 1
Mierenzuur heeft echter ook schadelijke neveneffecten op honingbijen als de zuurconcentratie tijdens de behandeling een bepaald niveau overschrijdt. Aan de andere kant,
als er niet voldoende mierenzuur verdampt, worden de mijten niet gedood. “Het therapeutische venster, met andere woorden, het concentratiebereik tussen het doden van
mijten en het beschadigen van bijen is erg klein”, legt dr. Nauen uit. “Het is daarom
belangrijk dat imkers weten welke concentratie mierenzuur toegepast moet worden.”
Hoe de mierenzuurdampen worden toegepast is ook afhankelijk van het type verdamper dat wordt gebruikt en van de temperatuur. Dit zette dr. Nauen, samen met Manuel
Tritschler, op dat moment werkzaam als bijendeskundige en imker bij het Bayer Bee
Care Center, aan om nauwkeurig twee verschillende soorten Nassenheider verdampers te testen. Beide apparaten worden gevuld met 65 procent vloeibaar mierenzuur
dat op een mat druppelt en daar verdampt. De snelheid waarmee het zuur druppelt,
verschilt voor de zogenaamde verticale verdamper en het horizontale apparaat.
In samenwerking met een meester-imker behandelden de onderzoekers in augustus
vier honingbijenkolonies – twee met één van beide verdampers en bij verschillende temperaturen. Vervolgens hebben ze de verspreiding van de mierenzuurdamp
in de korf gemeten, terwijl ook regelmatig de concentratie van de chemische stof
IN DE BIJENSTAL
Om erachter te komen hoe mierenzuur verdeeld wordt in de bijenkorf, hebben de onderzoekers gaten in de korf geboord en de zuurconcentratie
op verschillende locaties binnenin gemeten.
in de lucht werd geregistreerd en de
veranderingen daarin met de tijd. “We
ontdekten een aantal verschillen”, aldus
dr. Nauen, als hij de resultaten van het
onderzoek samenvat. “Gedurende drie
dagen zorgde de horizontale verdamper niet alleen voor een tamelijk consistente concentratie mierenzuur, die
ook nog eens van een voldoende hoog
niveau was.” Ook het verticale apparaat
is erin geslaagd om deze concentratie
te bereiken, maar op minder consistente wijze, wat betekent dat het ook wat
langzamer was bij de bescherming van
de bijen tegen Varroamijten.
Wapen van de natuur
Mierenzuur beschermt niet alleen tegen mijten; de chemische stof die eerst door
wetenschappers uit enkele mierensoorten werd gewonnen, wordt op natuurlijke
wijze geproduceerd en door de mieren als chemische verdedigingsspray gebruikt om hun vijanden af te weren. Ook de larven van de hermelijnvlinder kunnen mierenzuur tot 30 centimeter ver spuiten als ze zich bedreigd voelen. En ook
andere dieren zoals kwallen, schorpioenen en kevers maken gebruik van de stof
om zichzelf te verdedigen. Zelfs planten benutten de kracht van de chemische
stof: de brandharen van brandnetels bevatten ook mierenzuur.
Nog een resultaat: hoe
hoger de temperatuur, hoe
beter de chemische stof
verdampt en zich door de
hele korf verspreidt.
“Imkers moeten deze verdampers 
‘s
ochtends niet bij lage temperaturen,
bv. 15 °C, gebruiken. Onder laboratoriumomstandigheden, bij temperaturen
van 25 tot 30 °C, ontstond een ideaal
verdampingspatroon”, aldus dr. Nauen.
Met de resultaten van het onderzoek
kunnen imkers hun korven effectiever
behandelen – en er ook voor zorgen dat
ze goed voorbereid zijn om de Varroamijten in nazomer en herfst te bestrijden.
Nadere inspectie onder de elektronenmicroscoop toont aan dat de verzegelde broedcellen van een honingraat
niet luchtdicht zijn. Mierenzuur kan zich
dwars door de deksels heen verspreiden en doodt daardoor Varroamijten die
zich daar bevinden.
BEENOW.2015_NUMMER 1
53
IN HET KORT
// Z
aadbehandeling is van cruciaal belang voor de
landbouw.
// O
ngewenst stof kan meekomen met de behandelde zaden.
// O
nderzoekers van Bayer werken aan manieren
om dit stof te voorkomen.
// M
inder stof betekent minder potentieel risico
voor bestuivers.
Bayer SweepAir-technologie in de praktijk- Een
nieuwe manier om zaadbehandeling nog veiliger te
maken voor bestuivende insecten.
54
BEENOW.2015_NUMMER 1
IN HET VELD
VERMINDEREN VAN STOF DOOR ZAADBEHANDELING OP HET VELD
DE STOFVAL
Zaadbehandelingsproducten beschermen gewassen zoals koolzaad of maïs tegen schimmelziekten en
insectenplagen. Als deeltjes van de beschermende laag die het werkzame insecticide bevatten van het
zaad worden afgewreven, kunnen deze honingbijen, wilde bijen en andere nuttige insecten schaden.
Onderzoekers van Bayer zijn bezig om het hele zaadbehandelingsproces nog veiliger te maken voor
nuttige insecten en het milieu.
Om de zaden bevindt zich een dunne, beschermende, meerlaagse omhulling: koolzaad, maïskorrels, granen, soja en andere gewassen zijn vaak gecoat met zaadbehandelingsproducten voor gewasbescherming. Als de zaden ontkiemen en
groeien, wordt het werkzame bestanddeel van de systemische
stoffen later verplaatst naar de wortels of jonge plantenscheuten om deze tegen schimmels en vraatzuchtige insecten te
beschermen. Voor veel gewassen is zaadbehandeling essentieel – want als kwetsbare kiemplanten worden aangevallen
door ongedierte, kan de groei van de gewassen en daarmee
de opbrengst sterk worden verminderd. Door planten op deze
manier vroegtijdig te beschermen, hoeven er later minder gewasbeschermingsmiddelen te worden gespoten, waardoor het
potentiële risico voor nuttige bestuivende insecten wordt verminderd. Dit is echter alleen het geval als de beschermende
behandeling op de plek blijft waar die effectief moet zijn – op
de zaden in het veld. Om dit te bereiken, moeten zaadbehandelingsproducten op de eerste plaats correct worden toegepast door gekwalificeerde professionals en moet de boer deze
zorgvuldig volgens de voorschriften hanteren, opslaan en gebruiken. Anders kunnen ze bij het zaaien van het behandelde
zaad worden afgewreven waardoor het moeilijk wordt om te
voorkomen dat het daarbij ontstaande stof in het milieu terecht
komt. Dit gebeurde bijvoorbeeld toen in 2008 maïs werd gezaaid in bepaalde gebieden van Slovenië en Duitsland.
Dergelijke ongevallen, hoewel zeer zeldzaam, hebben de bezwaren versterkt tegen het gebruik van neonicotinoïde-houdende zaadbehandelingsmiddelen, die de afgelopen jaren bij
het EU publiek in ongenade vielen. Dientengevolge heeft de
Europese Commissie het gebruik van dergelijke producten
beperkt. Neonicotinoïden zijn echter essentieel voor boeren,
omdat ze bijvoorbeeld koolzaad beschermen tegen de aardvlo, die vooral schade aan de jonge planten kan toebrengen.
Deze stoffen doden ook ritnaalden, die zich tegoed doen aan
maïswortels. Helaas waren de oorzaken van de negatieve incidenten met bestuivers vaak eenvoudig: “Meestal werden de
producten gewoon niet goed gebruikt of waren ze van mindere kwaliteit”, legt dr. Reinhard Frießleben, hoofd Application
Technology, Bayer CropScience, uit. “Er wordt aanzienlijk minder stof gegenereerd als de zaadbehandelingsproducten een hogere kwaliteit hebben.” Toch wil Bayer
de zaadbehandelingsproducten nog veiliger maken om
nuttige insecten en hun omgeving te beschermen. In
het ‘Zero Dust’ project werken deskundigen van Bayer
CropScience en Bayer Technology Services samen
aan het creëren van oplossingen om het genereren en
de emissie van afgewreven stof tijdens het zaaien van
behandeld zaad verder te verminderen. ‘Zero’ duidt in
deze context niet op een “wetenschappelijke 0,000 ...”
voor stof. Het verwijst naar alle maatregelen die kunnen helpen om het ontstaan en de emissie van stof te
verminderen. De doelstellingen voor vermindering van
de concentraties zijn afhankelijk van verschillende factoren, zoals gewassen, markten, behandeling en type
zaaimachines. De deskundigen nemen het hele proces
nauwkeurig onder de loep, van de samenstelling van
de werkzame stoffen en additieven in de coating van de
zaden tot en met het zaaien van de zaden in het veld.
Voor veel gewassen is zaadbehandeling
essentieel – want als kwetsbare kiemplanten worden aangevallen door ongedierte,
kan de groei van de gewassen en daarmee
de opbrengst ernstig worden verminderd.
De ontwikkeling van SweepAir, een soort stofzuiger voor zaaimachines, is een van de deelprojecten.
Dr. Lubos Vrbka van Bayer CropScience die de technologie mede ontwikkelde, legt het principe uit: “Het
afgewreven zaadbehandelingsstof dat tijdens het zaaien van behandeld zaad wordt gegenereerd, wordt uit
de lucht verwijderd en in de grond gebracht net als het
zaad.” De kern van deze technologie is een zogenaamde cycloonafscheider die gebruikt wordt voor het reini-
BEENOW.2015_NUMMER 1
55
gen van de afvoerlucht die door het afzuigsysteem van de zaaimachine wordt gegenereerd. Het mengsel van lucht en de eventuele
afgewreven zaadbehandelingsdeeltjes draaien rond in de cycloon.
De centrifugale kracht slingert de stofdeeltjes tegen de binnenwand van de container. Van daaruit zinken ze in een verzameltank
en worden vervolgens in de grond gebracht. De gereinigde lucht
wordt – vlak boven het grondoppervlak – naar buiten afgevoerd.
Het gerenommeerde Julius Kühn Instituut in Duitsland heeft het
SweepAir systeem al getest. In een gestandaardiseerde test onderzoeken de deskundigen zaaimachinesystemen en vergelijken
die met een referentiemachine die lucht en stof naar boven toe
uitstoot. Met behulp van dezelfde test werd met het SweepAir cycloonsysteem 99 procent minder stof in de lucht uitgestoten. “Dat
is een enorme verbetering”, aldus dr. Björn Schwenninger, ‘Zero
Dust’ projectleider bij Bayer CropScience, “zelfs in vergelijking met
de aangepaste machines die momenteel beschikbaar zijn, die de
lucht vlakbij het grondoppervlakte loslaten. De zogenaamde deflectoren bereiken een stofreductie van ongeveer 90 procent in
de gestandaardiseerde test. De SweepAir betekent reductie van
de stofvorming met een orde van grootte.” De nieuwe technologie
heeft zich overtuigend bewezen onder gecontroleerde omstandigheden. En het ontwikkelde prototype is ook zorgvuldig in het veld
getest. “We kunnen een aantal aspecten van de machine verbeteren, voordat de technologie hopelijk wordt overgenomen door een
machinefabrikant”, aldus dr. Schwenningen. Boeren en werktuigbouwkundigen hebben al interesse getoond – ook in het belang
van de bijen en hun mede-bestuivers.
INTERVIEW
DE JUISTE AANPAK
Karl-Hans Wellen werkt als onderaannemer
in de agrarische dienstverlening. Hij heeft
het SweepAir prototype op percelen van zijn
cliënten getest.
Hoe heeft de SweepAir in de praktijk gepresteerd?
Zo werkt de SweepAir
De afvoerlucht van de zaaimachine die afgewreven zaadbehandelingsstof
kan bevatten, wordt in de cycloon geleid. De daarin ronddraaiende lucht,
slingert de stofdeeltjes tegen de binnenwand. De stofdeeltjes zinken
vervolgens in een opvangbak van waaruit ze in de grond worden gebracht.
“De zaaiomstandigheden waren hier in 2014
erg stoffig en droog – een echte belastbaarheidstest voor de apparatuur. Het bleek
duidelijk dat we een prototype aan het
testen waren. Het heeft nog steeds een paar
Gereinigde
lucht
mankementen; zo raakt het apparaat bijvoorbeeld af en toe verstopt. Maar deze dingen
worden opgelost als het materiaal wordt
Lucht van
zaaimachine
verbeterd.”
Cyclonische
scheiding
van lucht
en stof
Hoe hebben uw klanten op het
prototype gereageerd?
“Boeren zijn uiterst milieubewust en de
Gereinigde
lucht dicht
bij de grond
vrijgegeven
Gescheiden stof
Roterende
klep
56
Stof wordt
in de grond
gebracht
BEENOW.2015_NUMMER 1
SweepAir-technologie is een goede aanpak
om de landbouw milieuvriendelijker te maken. Onze klanten waarmee we het systeem
getest hebben, waren daarom erg geïnteresseerd.”
IN HET VELD
Van lab naar veld
In het ‘Zero Dust’ project werken deskundigen van Bayer CropScience
en Bayer Technology Services aan een verdere vermindering van de
vorming en emissie van stof door zaadbehandeling en maken daardoor behandeld zaaigoed nog veiliger voor bestuivers en het milieu.
Zo onderzoeken ze bijvoorbeeld hoe ze zaadbehandelings- en filmcoatings moeten formuleren zodat ze beter plakken – via stabiliserende
additieven of door het variëren van de deeltjesgrootte. Ze willen ook
de toepassingsprocedure van de zaadbehandeling zelf verbeteren. En
aangezien er altijd wel een klein beetje stof afwrijft, zijn ze ook bezig
met oplossingen om de verspreiding van stof in het veld te verminderen, bijvoorbeeld met de SweepAir.
CONCLUSIE
Sweepair, de door Bayer ontwikkelde stofverminderende technologie, presteerde overtuigend onder
gecontroleerde omstandigheden en in een eerste
praktijktest. Wij streven naar samenwerking met
machinefabrikanten om de SweepAir beschikbaar
te maken en te laten goedkeuren door regelgevende instanties.
BEENOW.2015_NUMMER 1
57
BLIK OP HET GEZICHTSVERMOGEN: HOE BIJEN DE WERELD ZIEN
DOOR INSECTENOGEN
Om als een honingbij te kunnen kijken, is niet zomaar een droom van de entomoloog. Inzicht in de werking
van hetn gezichtsvermogen van de bij en in de relevante processen in de hersenen van het insect, kan
zelfs helpen bij kasbestuiving en de ontwikkeling van cameratechnologie.
Het hebben van duizend ogen in plaats
van slechts twee betekent dat de wereld
er een stuk anders uitziet: Honingbijen
en vele andere insecten zien door
facetogen. Deze bestaan uit duizenden
zogenaamde ommatidia, waarbij elk
ommatidium zich als een afzonderlijk
eenvoudig oog gedraagt. Omdat ze zich
op een bijna halfrond oppervlak op het
hoofd bevinden, wijzen ze een beetje in
verschillende richtingen, waardoor de
bij een brede kijkhoek heeft.
Zo zou een vaas bloemen eruit kunnen met
de gezichtsscherpte van een bij
Het beeld dat insecten zien, is een
combinatie van de inbreng van al hun
ommatidia: de wereld door facetogen
is niet zo scherp als door de ogen van
zoogdieren, maar insecten kunnen nog
altijd gemakkelijk zeer snelle bewegingen
detecteren: snel vliegende insecten,
zoals de honingbij, zien tot 300 beelden
per seconde – terwijl wij mensen er niet
meer dan 65 kunnen zien.
Bovendien ziet de honingbij ook
ultraviolet (UV) licht dat normaal niet
zichtbaar is voor de mens. Dit is handig
bij het zoeken naar voedsel: Speciale
A | Toont hoe wij mensen een bloem zouden
kunnen zien
B | Toont dezelfde bloem gefotografeerd door
een UV-filter, zoals honingbijen UV-licht zien
C | Toont de bloem gezien door een reeks rietjes
om het facetoog van het insect na te bootsen
D | Toont een samenvoeging van de via de computer bewerkte foto‘s en geeft een idee van
hoe een bij een bloem zou kunnen zien
58
BEENOW.2015_NUMMER 1
pigmenten in bloemen kunnen UV-licht
absorberen of reflecteren, waardoor een
“landingsbaan” wordt onthuld die de
bijen naar de nectar- en stuifmeelwinkel
van een plant leidt. De bij leert dat het
donkere gebied in het midden van de
bloem of stippen aangeven waar de
nectar wordt opgeslagen.
Toch hebben honingbijen
ook een zwak punt in hun
gezichtsvermogen, ze
zien de kleur rood niet.
Levermos (Hepatica nobilis) ziet er
bijvoorbeeld voor ons roze uit, maar is
blauw voor hommels.
Inzicht in het gezichtsvermogen van
bijen en de verwerking van de beelden
in hun hersenen, kan ook andere
onderzoeksgebieden stimuleren. De
Australische onderzoeker, Universitair
Hoofddocent Adrian Dyer aan de RMIT
University in Melbourne, analyseert hoe
bijen leren en hoe ze zelfs menselijke
IN HET KORT
//Honingbijen en andere insecten kijken door facetogen.
//Het waarnemen van UV-licht helpt hen om nectar- en stuifmeelrijke
bloemen te vinden.
//Onderzoek naar de manier waarop bijen visuele beelden verwerken
kan helpen bij de toekomstige ontwikkeling van camera‘s en zelfs bij
luchtvaartuigen.
IN HET GEZOEM
INTERVIEW
In de hersenen van een bij
Wat fascineert u aan bijen?
Universitair Hoofddocent Adrian Dyer
is oogwetenschapper
aan de RMIT University in Melbourne,
Australië.
Als onderzoeker is
hij geïnteresseerd in
de manier waarop
visuele systemen
perceptueel moeilijke
taken leren.
“Deze insecten kunnen complexe problemen met nogal verbazingwekkend kleine
hersenen oplossen. Delen van het onderzoek dat gedurende de laatste twaalf jaar
is gedaan, suggereren zelfs dat bijen in staat zijn om problemen op een niveau op
te lossen, dat in de buurt komt van wat we zien in zoogdiersystemen.”
Hoe kan technologie van uw werk profiteren?
“Eén van de dingen waar we mee bezig zijn, is vliegen in een complexe omgeving
zonder tegen dingen aan te vliegen. Het probleem hier is snelheid: als er zich sensoren aan de voorkant van een vliegtuig bevinden, moeten de gegevens worden
verwerkt door een computer, die vervolgens een ander systeem moet aansturen
om een botsing te voorkomen. Tegen de tijd dat dit gebeurt, bent u al neergestort.
Voor insecten is dit geen probleem. Dus proberen we te analyseren hoe de hersenen van bijen in staat zijn om dit te doen. Het doel is, bijvoorbeeld, om mogelijk de
prestaties van onbemande vliegtuigen te verbeteren.”
gezichten kunnen herkennen. Dyer heeft de “Bijenoog-camera” ontwikkeld, om de
wereld te zien door de ogen van een insect. Hiervoor fotografeert hij bijvoorbeeld een
gele bloem door drie speciale kleurfilters toe te passen en legt de foto’s vervolgens op
elkaar. Dit converteert het lichtspectrum dat zichtbaar is voor de mens naar het UVzicht van honingbijen, verandert het contrast en transformeert het in een gekleurde
versie zoals een bij die zou waarnemen; de gele bloem is nu roze. Om de facetogen
te simuleren, maakt de onderzoeker gebruik van een eenvoudige maar effectieve
methode: hij fotografeert de foto van de roze bloem weer door een houten frame
gevuld met duizenden rietjes. Het resultaat is een mozaïekbeeld. Met behulp van een
computer combineert de bijenonderzoeker de verschillende mozaïekstukken in een
normaal beeld, dat er enigszins wazig uitziet.
De afbeelding hierboven toont gedetailleerd
het oog van een honingbij zoals gezien door
een elektronenmicroscoop. Ook de hommels
Universitair Hoofddocent Dyer is niet alleen in staat om als een bij te zien. Hij
onderzoekt ook op welke wijze bijen de visuele informatie in hun hersenen verwerken.
Dit zou kunnen helpen bij de ontwikkeling van gezichtsherkennende camera’s: “Er
zijn een heleboel problemen bij het ontwikkelen van algoritmes die gezichten van
mensen betrouwbaar kunnen herkennen als het gezichtspunt verandert”, legt hij uit.
Begrijpen hoe biologische systemen met deze visuele uitdagingen omgaan, zou dus
inzichten kunnen opleveren voor softwareontwikkelaars. Universitair Hoofddocent
Dyer: “De kleine insectenhersenen kunnen eventueel voor een aantal zeer efficiënte
oplossingen zorgen, die gemakkelijker te ontwikkelen zijn dan de oplossingen die
worden verkregen door de verbazingwekkend complexe primaathersenen.”
zien hun wereld door facetogen (onder).
Snel vliegende insecten, zoals de honingbij, zien tot
300 beelden per seconde – terwijl wij mensen er
maximaal 65 kunnen zien.
BEENOW.2015_NUMMER 1
59
VOORUITZICHTEN
Heel erg bedankt voor uw interesse en dat u de tijd heeft genomen om
ons nieuw BEENOW magazine te lezen!
Ons Bee Care Programma en alle gerelateerde projecten, waarvan er
een aantal in dit magazine werden gepresenteerd, zijn een goed voorbeeld van wat er kan worden bereikt als de betrokken partners bereid
zijn om samen te werken en te zoeken naar mogelijkheden om echt een
verschil te maken voor de gezondheid van bijen en andere bestuivers.
Of het nu gaat om de ontwikkeling van nieuwe technologieën om potentiële risico’s van landbouwmethoden te verminderen of om onderzoeksprojecten gericht op het bestrijden van gezondheidsproblemen
bij bijen als gevolg van ondervoeding of ziektes – elk project kan een
verschil maken voor bijen en andere bestuivers.
Wij willen graag alle projectpartners – zowel extern als intern – hartelijk
bedanken voor de verhelderende en inspirerende samenwerkingen en
hun bijdragen en grote steun voor dit magazine. Wij verheugen ons op de
voortzetting van onze samenwerking en het gezamenlijk ontwikkelen van
oplossingen voor de verdere verbetering van de gezondheid van bijen.
In heel 2015 zullen we de resultaten van verdere projecten op onze
website www.beenow.bayer.com presenteren. En aan het eind van
2015 zullen we de volgende editie van ons magazine BEENOW publiceren. Blijf op de hoogte en schrijf u in voor onze nieuwsbrief als
u geïnformeerd wilt blijven.
Wij hopen dat u nu beter
inzicht heeft gekregen in
een aantal van de projecten
ter bevordering van een
betere gezondheid van bijen
waarbij Bayer betrokken is.
Als u meer wilt weten over
één van de projecten, of uw
feedback over dit magazine
wilt delen, dan horen wij dat
graag van u:
[email protected]
Annette Schürmann
Hoofd van het Bayer Bee Care Center
60
BEENOW.2015_NUMMER 1
Door samen te
werken, kunnen we
de gezondheid van
bijen verbeteren.
BEE PART.
Colofon
BEENOW Het magazine voor bijengezondheid
Datum van publicatie: december 2014
Uitgegeven in het Engels, Duits, Spaans,
Portugees, Frans en Nederlands
UITGEGEVEN DOOR
Bayer Bee Care Center
Alfred-Nobel-Straße 50
40789 Monheim am Rhein | Duitsland
[email protected]
REDACTIONEEL TEAM
Annette Schürmann, Bayer Bee Care Center
Gillian Mansfield, Bayer Bee Care Center
transquer GmbH – wissen + konzepte, München
LAY-OUT EN ARTWORK
ageko . agentur für gestaltete kommunikation
DRUKKERIJ
HH Print Management Deutschland GmbH
ILLUSTRATIES
Bayer: p. 6, 7, 9, 14, 32, 43 onder, 56
Fotolia: p. 5 boven, 40, 50
Gabriele Dünwald: p. 25, 29, 43
Arista Bee Research Foundation / Merit de Jong: p. 33
FOTO’S
Bayer: p. 4, 5 onder, 7, 9, 12, 13, 15, 18, 19, 20, 21, 23,
25, 26, 28, 29, 31, 33, 35, 39 boven en rechts, 42 rechts,
44, 47, 49, 51, 52, 53, 54, 57, 59 midden, 60
Fotolia: Omslag, p. 5 boven, 6, 10, 11, 30, 34, 37, 39 links,
41, 45, 46
Shutterstock: p. 8, 9, 38, 39 midden, 60/61 achtergrond
Arista Bee Research Foundation: p. 32
b-navez_wikimedia: p. 9, cacaobloesem
takahasi wikipedia, p. 17, thermische verdediging honingbij
Karine Monceau: p. 17
Klaus Wallner: p. 35 onder
Martin Schwalbe: p. 40
Paul Krusche, knackbock.blog: p. 42 links
Jochen Schneider: p. 59 onder
AG Dyer en S Williams: p. 58, 59 boven
Privé: p. 10, 14, 24, 56
BEENOW.2015_NUMMER 1
61
beenow.bayer.com
beecare.bayer.com
twitter.com/bayerbeecare
facebook.com/bayerbeecarecenter
youtube.com/user/bayerbeecarecenter
in
linkedin.com/company/bayer-bee-care-center
Science For A Better Life
Download