Studievragen en antwoorden Ontwikkelingsleer

advertisement
Studievragen : Ontwikkelingsleer (module 1)
Instructeur B Voetbal (Getuigschrift B)

Leg de begrippen biologische groei, maturatie en ontwikkeling
uit. Duidt eveneens het onderscheid tussen een natuurlijke,
normale en verstoorde ontwikkeling. 
Biologische groei:
Dit betekent dat de grootte van het menselijk lichaam of de grootte van bepaalde
onderdelen van het lichaam toeneemt. Deze worden veroorzaakt door hyperplasie,
hypertrofie en/of accretie.
Maturatie:
Dit is een proces dat verwijst naar het tempo en de timing van de biologische groei en
verschilt per orgaan, weefsel of structuur. Hierbij kunnen kinderen geklasseerd worden
als “vroeg matuur” of “laat matuur”.
Ontwikkeling:
Dit begrip omvat de processen van biologische groei en maturatie, rekening houdend
met de invloed van sociale, intellectuele en emotionele factoren. De ontwikkeling van
een kind begint reeds voor de geboorte door genetische eigenschappen en zet zich na de
geboorte verder door de hiervoor genoemde verschillende omgevingsinvloeden.
De natuurlijke ontwikkeling is er een die zou verlopen als alleen genetische factoren een
rol zouden spelen. Deze is nooit zuiver omdat de omgeving de erfelijke aanleg voor 20%
bijstuurt. Daarom spreekt men van een normale ontwikkeling, waarbij rekening wordt
gehouden met de omgevingsfactoren die de natuurlijke ontwikkeling beïnvloeden. Als
een kind tijdens het ontwikkelingsproces te veel afwijkt van de normale ontwikkeling
spreken we van een verstoorde ontwikkeling, die ook weer genetisch kan bepaald zijn
(bv. een aangeboren handicap) of kan verstoord worden door de omgeving.


Leg het verschil tussen kalenderleeftijd en biologische leeftijd uit
en leg de problematiek van het geboortemaandeffect uit in het
jeugdvoetbal. 
Kalenderleeftijd:
Verdeelt kinderen in leeftijdsgroepen en houdt geen rekening met het
ontwikkelingsproces.
Biologische leeftijd:
Maakt wel een onderscheid in het ontwikkelingsproces en is meestal niet gelijk aan de
kalenderleeftijd.
De meeste jeugdcompetities worden georganiseerd op basis van het geboortejaar om de
lat gelijk te leggen. Dit blijkt niet geslaagd te zijn wegens de ontwikkelingsverschillen
binnen een kalenderjaar. Een verschil van 12 maanden binnen hetzelfde kalenderjaar bij
een kind van 5 jaar betekent een verschil van 20% in ontwikkelingstijd. Deze
problematiek wordt het geboortemaand effect genoemd.








Teken en bespreek de 4 veralgemeende ontwikkelingspatronen. Geef
telkens alle kenmerken! 
1. Het Algemene ontwikkelingspatroon.
2. Neurale ontwikkeling
3. Lymfoïde ontwikkeling
4. Geslachtelijke ontwikkeling
200
180
160
140
120
Leeftijd
100
(jaren)
2
4
6
8
10
12
14
16
18
20
80
60
40
20
0
1. Het algemene ontwikkelingspatroon:
Het algemene ontwikkelingspatroon wordt gevold door het lichaam als 1
geheel.
Het gestalte, gewicht, spiermassa, skelet, ademhaling, hart,
bloedvaten, spijsvertering- en urinesysteem de totale
lichaamsafmetingen.
De timing en groeisnelheid zijn variërend van persoon tot persoon
2. Het neurale ontwikkelingspatroon:
Dit beschrijft de ontwikkeling van de hersenen, het zenuwstelsel,
de ogen, het bovenste gedeelte van het gelaat en delen van de schedel
3. Geslachtsontwikkelingpatroon:
De primaire geslachtskenmerken zijn de eierstokken, eileiders,
baarmoeder en vagina bij vrouwen.
De teelballen, prostaat en penis bij de mannen.
De secundaire geslachtkenmerken bestaan uit de borsten
haargroei rond de geslachtsorganen en ontwikkeling van het strottenhoofd
en haargroei op het aangezicht bij de mannen
4. Lymfoïde ontwikkelingspatroon:
Hierbij beschrijft men de groei van de lymfeklier, thymusklier, appendix en
de darm.


Dit zijn de belangrijkste regulators van het immuunsysteem.
In de opleidingsvisie van de KBVB is het steeds centraal plaatsen van je
speler(s) één van de sleutelbegrippen. Leg uit hoe je dit kan toepassen,
vertrekkende van kennis over ontwikkelingsleer (meerbepaald over
gestalte en gewicht). 
We gaan zowel de vroeg als laat mature jeugdspelers dezelfde kansen
proberen te geven.
Ook moet voldoende gedifferentieerd worden tijdens de trainingen omdat de lichamelijke
en motorische verschillen groot zijn. Dit vraagt een zekere deskundigheid van de trainer.
We gaan de jeugdspelers niet indelen of toewijzen op basis van gestalte en gewicht.
Iemand die vrij klein van gestalte is gaan we niet enkel als spelverdeler trainen, maar op
alle posities trainen, want op latere leeftijd kan deze jeugdspeler zijn groeiachterstand
wel eens inhalen.
Belangrijk hierbij is dat we niet resultaat gericht trainen (enkel winnen in het weekend),
maar wel trainen in functie van de jeugdspeler.


Meisjes en jongens met een vergelijkbaar voetbaltalent kunnen op
jonge leeftijd probleemloos samen voetballen. Waarom verandert dit,
los van de geslachtelijke ontwikkeling, gemiddeld op de leeftijd van 12
jaar? 

-
Gestalte
De spelertjes zitten dan in de adolescentie, dat is de periode
waar er snelle lichamelijke ontwikkeling is. Het proces wordt
volledig in gang gezet door hormonale veranderingen die
nadien diverse uiterlijke veranderingen (gestalte, gewicht,
kracht, enz.) veroorzaken. Een kind kan dus op zijn 12de
perfect een biologische leeftijd hebben van 10 tot 14 jaar.
Vanaf 12 jaar zitten de meeste jongens in hun groeiversnelling
en treden er grote verschillen op in gestalte.
Dit is te wijten aan:
 De (ongeveer 2 cm/jaar) maximale groeisnelheid (PHV)bij
meisjes tijdens groeispurt
 De periode van groei ( 5cm/jaar) voor de adolescentie die bij
jongens ongeveer 2 jaar langer duurt.
 Het einde van de groei die bij meisjes ongeveer 2 jaar vroeger
optreedt.
-
Lichaamsgewicht
Ook het lichaamsgewicht bij jongens stijgt feller dan bij
meisjes vanaf de adolescentie.
-
Spiermassa
Ook de spiermassa is bij jongens tijdens de adolescentie
duidelijk veel groter (neemt met meer dan 50% bij jongens),
bij meisjes maar 40 tot 50%.
-
Spierkracht
Jongens kenen in adolescentie een echte groeispurt
spierkracht terwijl meisjes aan het zelfde tempo
spierkracht
blijven ontwikkelen als voor adolescentie.


-
Startsnelheid en maximale loopsnelheid
Deze verbeteren bij jongens zonder een echte groeispurt van
5 tot 17 jaar, bij meisjes is er slechts een toename tot 11 of
12 jaar.
Hierdoor is er pas een echt verschil merkbaar vanaf de
adolescentie.
-
Conclusie:
Het splitsen van jongens en meisjes in afzonderlijke groepen
heeft pas zin vanaf de adolescentie. Voor de adolescentie
kunnen kinderen (zeker qua gestalte) perfect samen spelen.
Maar zodra de adolescentie begint zijn er tussen jongens en
meisjes grote verschillen in gestalte, lichaamsgewicht,
spiermassa en spierkracht, startsnelheid en maximale
loopsnelheid.


Bespreek de begrippen maximale groeisnelheid en maximale
gewichtstoename voor jongens en voor meisjes. Bespreek tevens de
relatie met maturiteit en de gevaren voor laat mature, talentvolle
voetballers. 
Bij het begin van de adolescentie versnelt de groei bij jongens en meisjes, en kent men
de zo genaamde ‘groeispurt’. Binnen deze fase bereikt men dan ook de maximale
groeisnelheid ofwel genoemd ‘peak height velocity’ (PHV). Deze is gemiddeld vroeger bij
meisjes (12 jaar) dan bij jongens (14 jaar). Meisjes worden hierdoor tijdelijk iets groter,
totdat de jongens hun groeiversnelling beginnen. Pas vanaf de adolescentie treden er
grote geslachtsverschillen in gestalte op onder invloed van hormonale verschillen.
PHV wordt tevens gebruikt om maturiteitsverschillen tussen jongeren in te schatten. Als
de PHV meer dan 1 jaar vroeger valt dan gemiddeld, spreken we van vroeg mature
jongeren. Valt deze meer dan 1 jaar later dan gemiddeld, is iemand laat mature. De
groeispurt van vroeg maturen is meestal vroeger beëindigd, zodat na de adolescentie
vroeg maturen de groeiachterstand inhalen.
De maximale gewichtstoename ofwel genoemd ‘peak weight velocity’ bedraagt
10kg/jaar en treedt later op dan de groeispurt voor de gestalte. Kinderen krijgen eerst
hun groeischeut, en vullen deze dan pas op met lichaamsgewicht. De relatie tot
maturiteit is dezelfde als die bij PHV; vroeg maturen kennen sneller hun groeischeut, en
komen dus ook sneller bij in massa.
Het gevaar in de praktijk bestaat erin dat talentvolle, laat mature spelertjes afhaken,
omdat ze moeten ‘opboksen’ tegen vroeg mature spelers binnen dezelfde categorie die
groter, krachtiger en sneller zijn. Het is hierbij echter de taak van de trainer om de
trainingen hieraan aan te passen door middel van differentiatie. Belangrijk hierbij ook
naar resultaat toe is om de waarde van de prestaties van jongeren te relativeren in
functie van het onderscheid tussen vroeg, gemiddeld en
laat maturen.
Er zijn immers tal van praktijkvoorbeelden genoeg van huidige profspelers, die op
jongere leeftijd werden afgetest bij nationale jeugdploegen vanwege hun kleine gestalte
en/of frêle lichaamsbouw.
Voordeel is wel dat ze altijd alles op techniek hebben moeten oplossen, waardoor ze op
latere leeftijd na voltooiing van de groei veel completere en betere spelers werden. Het
omgekeerde geldt hierbij ook.


Geef en bespreek de 3 verschillende lichaamstypes en geef aan bij
welk type de gemiddelde voetballer het dichtst aanleunt. 
Er zij drie lichaamscomponenten die de extreme lichaamstypes bepalen. Ectomorfe,
Endomorfe en Mesomorfe type.
Ectomorf type (7-1-1) : is lang en dun met zeer weinig vetcellen en onderhuids vet,
gekenmerkt door een lange romp en lange ledematen.
Endomorf type (1-7-1): is een bolronde lichaamstype, veel vetcellen en onderhuidse
vet, in verhouding tot hun gestalte zijn ze breed en dik.
Mesomorf type (1-1-7): is atletisch gebouwd met veel spiermassa en weinig onderhuids
vet, met meestal brede schouders en relatief smalle heupen.
Het lichaamstype van een gemiddelde voetballer zou mesomorf moeten zijn van het
type (2-2-5). Dit lichaamstype is meestal groter dan de normale mesomorf (1-1-7).


























Beschrijf in grote lijnen de ontwikkeling van botten vanaf de geboorte
tot de volwassen leeftijd en geef aan welke gevaren onaangepaste
belasting met zich mee kunnen brengen. 
Een bot is eigenlijk geen vaste (dode) structuur. Er is een continu proces van
botaanmaak en botafbraak en dus botvernieuwing. Bij kinderen en adolescenten
verloopt de botaanmaak sneller dan de botafbraak, bij volwassenen zijn deze processen
in evenwicht en tijdens de veroudering treedt geleidelijk meer en meer botafbraak op.
Voor de geboorte is een soort miniatuurmodel van alle botten uit kraakbeen gevormd.
De kraakbeencellen in het midden van het bot (diafyse) schikken zich in een bepaalde
volgorde en beginnen te groeien of nemen toe. Bij verdere groei van de schacht
ontstaat de groeischijf die verantwoordelijk is voor de lengtegroei van het bot. Als alle
kraakbeen is omgezet in bot stopt de lengtegroei. De breedtegroei van het bot gebeurt
door botvorming aan de buitenzijde van het bot en botafbraak aan de binnenzijde.
Onaangepaste belastingen kunnen leiden tot botbreuken en deze kunnen tevens leiden
tot het verkalken van aanhechtingen van pezen. Pijnscheuten kunnen hierdoor optreden
en veel kinderen gaan hierdoor hun houding of beweging aanpassen met als gevolg dat
men nog meer problemen veroorzaakt. De spieren van kinderen zijn in ontwikkeling
(zowel in spiervezeldiameter als in spiervezellengte). Bij onaangepaste belasting kan dit
leiden tot blessures.


Welke rol spelen groeihormoon, schildklierhormonen
hormonen in de lichamelijke ontwikkeling? 
en
gondale
Het groeihormoon beïnvloedt de ontwikkeling tijdens de kindertijd en adolescentie. Het
lichaam heeft dit hormoon nodig voor een normale groei na de geboorte want een tekort
aan groeihormoon veroorzaakt groeiachterstand of vertraagde groei. De concentratie
van het groeihormoon is vrij constant tijdens de ontwikkeling van kind tot volwassene.
De schildklierhormonen worden afgegeven door de schildklier (voorzijde in de hals). De
schildklierhormonen beïnvloeden de groei van het lichaam en de onderdelen van het
lichaam, maar hebben daarnaast ook een effect op de ontwikkeling van bepaalde
lichaamsweefsels. Bovendien speelt één van de hormonen die de schildklier vrijgeeft een
rol in de botvorming. Er wordt door vrijzetting van dat schildklierhormoon calcium
afgezet op het botoppervlak.
De gondale hormonen (geslachtshormonen) beïnvloeden de groei van het lichaam en de
seksuele maturatie. De androgenen en testosteron beïnvloeden bijvoorbeeld de fusie
tussen de groeischijven en de epifyses van de beenderen. Androgenen spelen ook een
rol in de groeispurt van de spiermassa. De groeispurt in de spiermassa is dan ook meer
uitgesproken bij jonge mannen dan bij jonge vrouwen omdat mannen zowel testosteron
als androgenen vrijzetten. Vrouwen daarentegen zetten meer oestrogenen vrij die de
fusie tussen de groeischijven en de epifyses van de beenderen versnellen, maar die ook
de ophoping van vet in heupen en borsten versnellen.



Bespreek de ontwikkeling van
kindertijd en de adolescentie. 
spierkracht
tijdens
de
Voor het begin van de adolescentie is er weinig verschil tussen jongens en meisjes
merkbaar in de ontwikkeling van spierkracht. De spierkracht van 6 jarigen bedraagt
ongeveer 20% van de volwassen maximale kracht, op 10 jaar ongeveer 35%, en vlak
voor de groeispurt bij de jongens ongeveer 60% en bij de meisjes ongeveer 50%.
Jongens hebben tijdens de adolescentie een echte groeispurt in spierkracht terwijl de
spierkracht van de meisjes aan een zelfde tempo als voor de adolescentie verhoogt .
Jongens krijgen dan ook geleidelijk meer spiermassa en spierkracht dan meisjes . De
gemiddelde volwassen vrouw blijkt tussen 60 en 80% van de spierkracht van de
gemiddelde volwassen man te hebben . De grootste geslachtsverschillen zijn terug te
vinden bij de schouder- en armkracht. Er zijn echter bijna geen geslachtsverschillen bij
Romp- en beenkracht. De geslachtsverschillen in spierkracht en spiermassa zijn te
wijten aan de grotere aanwezigheid van mannelijke geslachtshormonen (testosteron) bij
mannen .



Bespreek de voornaamste
krachttraining bij jongeren. 
aandachtspunten
én
gevaren
van
Krachttraining is nuttig om kracht en spiermassa te verhogen. Na langdurige
krachttraining (aangepast aan de leeftijd) kan ook de botdensiteit en de
mineralisatie verhogen waardoor de botten sterker worden.
Nochtans moet met heel goed OPLETTEN met krachttraining VOOR de adolescentie
omdat de belastbaarheid van de beenderen bij kinderen niet optimaal is.
De botten van kinderen zijn zeer elastisch en bijzonder gevoelig voor buig- en
drukkrachten. Het gevolg hiervan kan zijn:
- Remming van het groeiproces.
- Acute of chronische letsels.
-
Verlies aan lenigheid van de spieren.
Belangrijk is dat er een regelmatige krachtinwerking kan zijn. Met gevolg dat er een
toename van beenderlengte zal optreden.
Belangrijke aandachtspunten bij het geven van krachttraining:
- Nodige voorzichtigheid.
- Effect pas te zien op lange termijn.
- Juiste dosering van prikkels.
- Juiste techniek.
- Enkel werken met het eigen lichaamsgewicht van de jongere (geen externe
gewichten).
- Voldoende opvolging en feedback.


Bespreek de ontwikkeling van lenigheid tijdens de kindertijd en de
adolescentie. 
Jonge kinderen (6 tot 9 jaar) zijn nog steeds vrij lenig, maar indien vanaf zesjarige
leeftijd geen extra lenigheidoefeningen gedaan worden, begint de afname van de
lenigheid in heup, schouders en wervelkolom. Tussen 9 en 12 jaar vermindert de
lenigheid nog sterker indien ze niet onderhouden wordt. Van 12 tot 16 jaar is er
bovendien een sterke lengtegroei van de beenderen die de lenigheid mee beïnvloedt. De
spieren hechten immers aan de beenderen. Het zijn eerst de beenderen die in de lengte
groeien waarna de spieren worden geprikkeld om ook de lengte aan te passen. Hierdoor
vermindert de mechanische belastbaarheid en de natuurlijke lenigheid van de spieren,
pezen en ligamenten. Na de adolescentie neemt de lenigheid verder af indien ze niet
geoefend wordt.


In welke ontwikkelingsfase wordt best maximaal aandacht besteed
aan snelheidstraining en op welke manier om een optimaal resultaat
te bereiken op een volwassen leeftijd? 
GEVOELIGE FASE,
SNELHEID MOET VANAF ZEER JONGE LEEFTIJD SYSTEMATISCH GEOEFEND WORDEN,
WIL MEN OP LATERE LEEFTIJD DE MAXIMALE SNELHEID BEREIKEN.


Wat zijn de algemene richtlijnen voor uithoudingstraining van de
kindertijd tot en met de volwassenheid en waarom? 
Duurtrainingen kunnen tijdens de kindertijd worden ingeschakeld zonder
gezondheidsrisico’s en met prestatieverbetering tot gevolg. Nochtans is het niet zeker
dat er ook veranderingen optreden in hart en bloedvaten voor de adolescentie en dat er
dus echte trainingseffecten optreden.
Twee belangrijke factoren kunnen het kleine trainingseffect voor de adolescentie
verklaren:
-
Trainingseffecten zouden kunnen afhangen van hormonale processen die voor de
adolescentie onvoldoende ontwikkeld zijn
De overtollige anaerobe activiteiten van kinderen zouden de trainingseffecten
kunnen belemmeren
In de leeftijdsgroep van 12 tot 18 jaar lijkt de trainbaarheid van de aerobe en anaerobe
uithouding wel optimaal. Vooral tijdens de groeispurt stelt men een enorme toename
vast door training, maar ook tijdens de volwassenheid kan men de uithouding nog sterk
verbeteren. Vanaf de adolescentie zijn de aanpassingen aan het lichaam gelijkaardig als
bij volwassenen.
Met uithoudingstraining kan men dus eigenlijk weinig verkeerd doen. Trainingseffecten
zijn wel minimaal op jonge leeftijd maar het is wel gezondheidsbevorderend. Vanaf de
adolescentie kan men de uithouding dan wel optimaal trainen.



Verklaar de begrippen lateralisatie en laterale dominantie. 
Lateralisatie: Het lichaam heeft twee aparte lichaamshelften. Met de twee
lichaamshelften kan je tegelijk verschillende dingen doen (lateralisatie) . Op tienjarige
leeftijd is de lateralisatie bij normale kinderen ontwikkeld.
Laterale dominantie: De laterale dominantie ( en vooral de voorkeur voor rechter- of
linkerhand, maar ook voor de voeten) geeft weer in hoeverre een kind een voorkeur
heeft voor één lichaamshelft, en deze ook consistent gebruikt.



Bespreek de ontwikkeling van de motorische vaardigheid trappen. 
Bij het trappen moet men een beweging van het lichaam afstellen op de beweging van
een voorwerp. De motorische vaardigheid vereist oog- voet coördinatie,
evenwichtsgevoel en men moet vroeg anticiperen op de baan van de bal.
Jonge kinderen kunnen in het begin dan ook alleen op een stilliggende bal trappen.
De eerste vorm van een trapbeweging:
-
Er wordt getrapt uit stilstand, het onderbeen duwt de bal weg
De romp, de armen en de benen ondersteunen de trapbeweging niet en zijn
passief
Het trapbeen wordt na balcontact teruggetrokken
De volgende ontwikkelingsstadia zijn:
-
Een stap voorwaarts plaatsen met het steunbeen
Romp meer naar achter brengen bij de voorbereiding van de trap
Rotatie van de romp om meer kracht te kunnen ontwikkelen
Achterwaarts brengen van de armen voor evenwicht
Gewicht van lichaam voorwaarts plaatsen bij trap
Trapbeen doet een follow- trough na balcontact
Een gevorderde traptechniek op een stilliggende bal wordt slechts rond de leeftijd van
10 jaar bereikt.
Trappen op een rollende bal is voor kinderen veel moeilijker omdat ze de balbaan
moeten inschatten.
De ontwikkelingsstadia zijn:
-
Trappen op een bal die naar hen toe rolt
-
Trappen op een bal die dwars voor hen door rolt
Trappen op een bal die van hen weg rolt
Bij het trappen op een bal na een zweeffase treden dezelfde problemen van inschatten
van de balbaan op maar in drie dimensies. De volgende ontwikkelingsstadia worden
doorlopen:
-


Trappen op een bal die van dichtbij wordt toegeworpen
Trappen op een bal die ze zelf laten vallen of opwerpen
Trappen op een bal die een willekeurige balbaan volgt
Wat is je oordeel over de maatregelen die in ons jeugdvoetbal zijn
ingevoerd om per nationale jeugdploeg een ‘future’-team te vormen en
dispensatie toe te staan voor laat mature spelers? Argumenteer je
antwoord vanuit de ontwikkelingsleer! 
Mijn oordeel is dat dit eigenlijk geen slecht idee is. Zo laat je spelers op eigen niveau en kracht
tegen mekaar spelen. Dit zal alleen de ontwikkeling bevorderen en de spelers komen hieruit
sterker uit.


Download