Inhoudstafel Adolescentiepsychologie

advertisement
Inhoudstafel Adolescentiepsychologie
1. Inleiding
1) Begripsomschrijving
i. De psycholoog en de socioloog (leertheoretische benadering)
ii. De begrippen
1. childhood – adolescence (= youth) – adulthood (puberty)
2. puberteit (12-16j) – adolescentie (16-20j)
3. afgrenzing van de jeugdfazen
iii. opmerkingen
1. omgevingsinvloeden
2. onderlinge samenhang van ale factoren
3. stromingen in de psychologie
a. psycho-analyse, psychosociologie en dialectiek
2. Onderzoek en theoretisch kader
1) Geen causale verbanden, enkel correlationeel
2) Jeugdige delinquenten: rol van contradictie, conflict en verwachting
3) Jeugdige niet-delinquenten: jongens en meisjes, werkenden en studerenden,
van de stad en het platteland – gesloten, open en meerkeuzevragen.
3. Emotionele ontwikkeling
1) De identiteitscrisis
i. Hoe ben ik? Wie wil ik worden? Wie ben ik?
ii. Ontwikkeling van de identiteit, selectieve integratie van successieve
identificaties.
2) mogelijke uitingen:
i. egocentrisme
ii. seksuele identiteitsvorming: rolpatronen, androgeniteit, stereotypen en
verwachtingspatronen
iii. non-conformisme
iv. van zelfkennis naar altruïsme
4. Seksualiteit en partnerrelatie
1) Adolescentie en lichamelijke ontwikkelingen
i. Groeispurt, ejaculatie, menstruatie, zelfbeeld, schaamte
2) Seksualiteit in de adolescentie
i. Heteroseksualiteit: permissiviteit en ervaring
ii. Tolerantie en stabiliteit van de relaties
iii. Verbanden met later
iv. Homoseksualiteit: exogeen/endogeen gemotiveerde aantrekking
5. Sociale ontwikkeling
1) Adolescentie en gezin
i. Ambivalente verhouding met ouders
ii. Positieve beoordeling in beide richtingen
2) Buitenfamiliale relaties
i. Clique en crowd
ii. Stadia: pre-crowd, crowd, crowd in overgang, voledig ontwikkelde
crowd, crowd desintegratie, hechte vriendschapsrelaties
iii. Fazen: activiteit – veiligheid – ontspannen (laat-adolescentie)
6. Cognitieve ontwikkeling
1) Denkontwikkeling voor de adolescentie
i. Sensori-motorische periode (0-2j) cognitie op extern niveau,
gefixeerde en herhaalbare handelingen worden mogelijk)
ii. Concreet-denkende perioden (2-12j)
1. preoperationeel denken (2-7)
a. pre-conceptueel denken (2-4)
b. intuïtief (4-7)
2. concreet operationeel denken (7-12j)
a. compositie
b. reversibiliteit
c. associativiteit
d. identiteit
e. tautologie
 de conservatieproef (glas water naar
beker)
 relatielogica!
3. Formeel denkende periode (adolescentie)
a. Formeel operationeel denken op hypothetisch niveau
b. Oordeelslogica : propositielogica
c. Combinatorisch denken
4. Psychische repercussies
a. Egocentrische assimilatie
b. Accommodatie aan de realiteit
c. Zelfreflectie en identiteit
d. Structurering van het sociaal zelf
7. Moraalontwikkeling
1) Theoretische situering
i. Leertheorie
ii. Psycho-analyse
iii. Cognitivistische theorie van Kohlberg
iv. Cognitivisme volgens Piaget
2) Typering van houdingspatronen
i. Negativisme
ii. Fixatie in oudermoraal: conventioneel denken
iii. Streven naar een bewust creatief ingrijpen in de realiteit
Download