KOOLHYDRATEN Voorstudie voor presentatie Pieter de Heer Hillebrand Verkroost René Schoen Januari 2008 Koolhydraten 1. Wat zijn koolhydraten? De energie die voeding levert, komt slechts uit vier groepen brandstoffen. Dit zijn eiwitten, vetten, koolhydraten (verzamelnaam voor zetmeel en suikers) en alcohol. De hoeveelheid energie die een brandstof levert, wordt uitgedrukt in kilocalorieën (kcal) of kilojoules (kj). 1 Kcal staat gelijk aan 4,2 kJ. Zo leveren eiwitten en koolhydraten per gram 4 kcal (= 17 kJ), alcohol 7 kcal (= 29 kj) en vetten 9 kcal (= 38 kJ). Koolhydraten zijn verbindingen tussen de elementen koolstof, zuurstof en waterstof. Aangezien de verhouding tussen de elementen zuurstof en waterstof gelijk is aan de verhouding die men bij water aantreft, spreekt men van koolhydraten. De koolhydraten zijn onder te verdelen in de mono-, di-, oligo- en polysachariden. Monosachariden: enkelvoudige suikers. De bekendste zijn: glucose, fructose en galactose Glucose. Dit is kortweg de meest basale vorm van suiker. Disachariden: tweevoudige suikers. Bijvoorbeeld: tafel- of rietsuiker, maltose, lactose. Lactose (melksuiker) Oligosachariden: suikers die uit 3 tot 10 glucose-eenheden bestaan, bijvoorbeeld maltodextrine. Polysachariden: moleculen met meer dan 10 en tot in de duizenden suikereenheden. De belangrijkste voorbeelden hiervan zijn: zetmeel, cellulose en glycogeen. 1 2. Wat is de functie van koolhydraten in ons lichaam? Na de spijsvertering met allerlei enzymen in ons maag-darmkanaal en in de lever ontstaan uit deze uit de voeding opgenomen brandstoffen kleinere deeltjes.. Het bloed neemt de stoffen op uit de darmen en vervoert die naar spieren, hersenen, lever enz. De vertering van koolhydraten begint zelfs al bij het speeksel in de mond. Het is verreweg de snelst in energie om te zetten bron. Is het niet acuut nodig dan wordt het opgeslagen in de vorm van suiker (glucose, voornamelijk in het bloed) en als glycogeen (in feite een soort opeenstapeling van suikers) in de spieren en de lever. Het is bekend dat er verschillende processen zijn voor de levering van energie. Het gebruik van koolhydraten, samen met zuurstof om de brandstof ATP te leveren speelt bij vrijwel alle vormen van langdurige grote inspanning - en dus zeker bij duursport - een hoofdrol. Als we langdurig een forse prestatie leveren (meer dan 50% van de maximale zuurstofopname) zal deze energiebron relatief het meest worden aangesproken. Als deze bron, na 1,5 tot 2 uur vrijwel op is, zullen de andere bronnen (verbranding van vrije vetzuren en eiwitten) relatief meer moeten leveren. De verbranding van deze vervolgprocessen verloopt echter veel minder efficiënt: deze processen kosten meer zuurstof. Bij een gelijkblijvend maximaal zuurstofopnamevermogen betekent dit onvermijdelijk het terugdraaien van onze inzet (geleverde prestatie). Wielrenners en schaatsers kennen hiervoor een bekende uitdrukking: zij ontmoeten "de man met de hamer". We moeten ons daarbij tevens realiseren dat de enige brandstof voor onze hersenen glucose is. Een te laag glucose-gehalte (bloedsuikergehalte) is van invloed op de prestaties van ons zenuwstelsel. Hierdoor kunnen effecten optreden, zoals ongecontroleerde bewegingen, die niet meer zijn te verklaren door een te kort aan energie bij de spieren alleen. 3 energiesystemen en hun brandstofmengsel Naargelang de duur en de intensiteit van de inspanning, kan het lichaam beroep doen op 3 verschillende energiesystemen om de opgeslagen energie om te zetten in mechanische energie en dus ATP te vormen. 2 Enkele getallen Onder gewone omstandigheden beschikken we over een voorraad van ca. 300 gram koolhydraten. Per gram koolhydraat wordt een hoeveelheid energie van ca. 16,5 kjoule (4 kcal) geleverd. Zo levert onze voorraad van 300 gram een totale hoeveelheid energie die overeenkomend met ca. 5000 kjoule (ca. 1200 kcal). Als we hardlopen met een snelheid van ca. 15 km/uur (marathon wordt dan in ca. 2 uur en 50 minuten afgelegd) verbruiken we bijvoorbeeld 70 kjoule/minuut (1 6,6 kcailminuut). In 2 uur en 50 minuten (=1 70 minuten) wordt zodoende 170 x 70 =1 1 900 kjoule (ca. 2800 kcal) verbruikt. We zien dat de totaal benodigde hoeveelheid energie in dit voorbeeld ca. 2,5 maal zo veel is dan alleen door de voorraad koolhydraten geleverd kan worden. Om de prestatie vol te houden dient men: over extra voorraden koolhydraten te beschikken; andere energie-leveranciers (vetten en eiwitten) aan te spreken. Het is inderdaad mogelijk om extra koolhydraten tijdens inspanning of daarvoor op te nemen. 3. Wat zijn de gevolgen bij te veel of te weinig koolhydraten? 3.1 Te veel Bij een overdaad aan koolhydraten zal ons lichaam deze als reserve wegzetten rondom spieren en organen. Dit gebeurt in de vorm van vetten. Dit kan de functie van spieren en organen belemmeren. Ook de onderhuidse vetreserve neemt toe. Dat is zinvol in strenge winters of voor hongersnood. Voor prestaties op kortere termijn zijn zij belastend doordat het skelet, gewrichten en banden het zwaar te verduren krijgen. Een teveel aan enkelvoudige suikers kan de vochtopname belemmeren omdat de maag wordt afgesloten. Handig als toetje bij een karige maaltijd, minder handig bij topsport bij warm weer. Overigens is de verbranding niet bij iedereen gelijk. Wat voor de een te veel is is voor de ander net aan voldoende: We kunnen het menselijk lichaam in drie typen verdelen: ectomorf, mesomorf, en endomorf. Je lichaamstype bepaalt voornamelijk of je aanleg hebt om spieren op te bouwen en of je aanleg hebt om dik te worden. De Amerikaanse psycholoog William Sheldon was de bedenker van deze lichaamstypen. Meestal zijn we een combinatie van twee van deze typen (op uitzonderingen na). Het is voor jezelf belangrijk om je te spiegelen aan een type. Zo kun je rekening houden met je training en je voeding. 3 De ectomorf heeft een overwegend snelle stofwisseling. Hij heeft van nature een vetpercentage en moeite bij het opbouwen van spieren. Om spieren op te bouwen, moet een ectomorf veel koolhydraten eten. Een ectomorf heeft vaak lange vingers, lange tenen en een lange nek. Het gezicht verbrandt vaak erg snel onder invloed van zonlicht en ectomorfen hebben vaak last van temperatuurswisselingen (onder andere door het lage vetpercentage kunnen ze slecht tegen lage temperaturen). Ook het haar is vaak dun en groeit zeer snel. De mesomorf is atletisch gebouwd. Hij heeft meer aanleg om spieren te krijgen dan dik te worden. Een mesomorf heeft zware botten en vaak een dik gezicht. Ook heeft de mesomorf aanleg om snel bruin te worden in de zon. De endomorf is het stevigste lichaamstype. De endomorf heeft een hoog vetpercentage en aanleg om spieren op te bouwen. De spieren zijn echter vaak niet goed te zien door de grote hoeveelheid onderhuids vet. De endomorf heeft zware botten en vaak korte armen en benen. Mensen die endomorf zijn, moeten niet teveel koolhydraten eten. 4 3.2 Onevenwichtige voeding Ook een onevenwichtige verhouding van voedingsstoffen kunnen tot een verstoring leiden. De energie uit koolhydraten is belangrijk bij de spijsvertering van eiwitten en vetten. Ruwvezels prikkelen de darmen tot meer activiteit. Alcohol levert wel energie, maar vervuilt het lichaam met gifstoffen. Voor de verwerking daarvan is extra vocht nodig. Toch kan onevenwichtige voeding onvermoede effecten hebben. Op gebrek aan een voedingsstof zal het lichaam reageren door er extra zuinig mee om te gaan. Bij vernieuwde aanwezigheid van de eerst schaarse stof zal het lichaam overcompenseren en deze voedingsstof extra opslaan. Een theorie, die al wel toegepast wordt voor duursporters. Eerst een periode koolhydraatarm eten, waarna een koolhydraatrijk dieet in de week voorafgaand aan de duurprestatie. Ook het Atkinsdieet maakt gebruik van koolhydraatarme voeding. Naast koolhydraten kan het lichaam ook eiwitten en vetten verbranden, al hebben deze niet de voorkeur omdat ze eigenlijk andere functies hebben. Eiwitten zijn namelijk opgebouwd uit aminozuren, de bouwstenen voor het lichaam. Vet dient zoals gezegd voor de langdurige opslag van energie en als isolatielaag. De verbranding van eiwitten en vetten verloopt dan ook lang niet zo snel als die van koolhydraten. Figuur 2.Producten uit de basis van de voedingspiramide kunnen volgens Atkins vermeden worden. Dat laatste aspect is waar Atkins gebruik van maakt. Het eten van koolhydraten stimuleert namelijk de vorming van het hormoon insuline. Insuline zorgt ervoor dat glucose wordt omgezet in glycogeen, dat kan worden opgeslagen in de spieren tot er zich een behoefte aan snel beschikbare energie aandient. Insuline stimuleert echter ook de omzetting van koolhydraten in vet (en de opslag daarvan) en veroorzaakt een hongergevoel. Wanneer je minder koolhydraten eet, maak je minder insuline aan en sla je minder snel vet op. En je hebt ook nog eens minder honger! 5 3.3.1 Te weinig koolhydraten Een tekort aan koolhydraten kan vele problemen veroorzaken. Na een training kan je lichaam meer glucose opnemen in de spiercellen, een eigenschap die van groot belang is voor het aanvullen van het glycogeengehalte (je lichaam blijft in deze staat tot 2 uur na een training). Als je geen koolhydraten eet na je training, zal je glycogeengehalte dalen en zal er een glucosetekort ontstaan. Hierdoor zullen je spieren de energie missen om te kunnen groeien. Of je nu vlak na je training suikers eet of complexe koolhydraten maakt geen verschil, zolang het aantal koolhydraten dat je eet maar voldoende is. Het aantal koolhydraten dat je na de training moet eten ligt tussen 0,7 en 1 gram per kilogram lichaamsgewicht. Eén a twee uur later zou je deze zelfde hoeveelheid nogmaals moeten nuttigen. Om een zo hoog mogelijk glycogeengehalte te bereiken heb je 7-10 gram koolhydraten per kilo lichaamsgewicht nodig per dag. Uiteraard is dit niet aan te raden voor wie een dieet volgt. Het is daarentegen een echte must voor iedereen die onder 12% vetgehalte zit. Wie tussen 12% en 15% lichaamsvet heeft, kan dit ook volgen, mits er voldoende cardiotraining aan te pas komt. Het is in elk geval, voor iedereen die spieren wil opbouwen, een aanrader om direct na en vervolgens nog eens 1 a 2 uur later 0,7 tot 1 gram koolhydraten per kilo lichaamsgewicht te nuttigen. Een algeheel tekort aan voedingsstoffen betekent dat we eerder een beroep zullen doen op vetvoorraden en wanneer die niet voldoende aanwezig zijn zelfs eiwitten. We eten onze eigen spieren en ons eigen lichaam op. 3.3.2 Ondervoeding algemeen en de gevolgen voor de longfunctie Uit verschillende onderzoekingen is gebleken dat ondervoeding verschillende aspecten van de longfunctie negatief beïnvloedt. Zo is bij patiënten met ongeveer 30% gewichtsverlies geconstateerd dat de hoeveelheid spier van het middenrif aanzienlijk (circa 40%) vermindert, het maximale inademingsvolume kan afnemen tot 35% en de vitale capaciteit van de longen eveneens flink reduceert. Bij ondervoede proefdieren werd emfyseem in de longen geconstateerd, alsmede een afname van de alveolaire oppervlaktespanning, een afname in hoeveelheid en lengte van elastische spiervezels en een afname van de hoeveelheid onverzadigd lecithine, wat weer een belangrijke component is van longsurfactant. Ook bij gezonde proefpersonen die enkele weken op een laag energetisch dieet werden gezet (variërend van 550-1500 kcal/dag) werden reducties gevonden in vitale longcapaciteit en andere parameters voor de longfunctie. 6 4. Welke koolhydraten zijn verstandig bij inspanning? Inspanning vraagt veel brandstoffen en een evenwichtige water- en mineralenhuishouding. Bij een gebrek aan koolhydraten gaan we over op vetverbranding. Omdat deze trager energie levert zullen we ook trager lopen. Maar niet allleen de spierfuncties gaan achteruit. De coördinatie neemt tijdelijk af evenals het denkvermogen. Ook andere vitale functies gaan achteruit. Je loopt geen marathon, je loopt gezondheidsrisico’s. Als je zeker weet dat je in de vetverbranding terecht komt (en bij een marathon weet je dat) zul je extra getraind moeten zijn op extra opslag van koolhydraten, opname van koolhydraten tijdens de inspanning en een lijf dat een tikkie hebben kan. Het innemen van snelle suikers geeft eerst heen sterke stijging van het bloedsuikergehalte (hyperglykemie) gevolgd door een sterke stijging van de insulineproductie met een suikertekort (hypoglykemie) in het bloed als gevolg. Vooral de duursporter zit daar niet op te wachten Complexere koolhydraten geven een rustiger beeld. Algemeen is dan ook de aanbeveling om complexere koolhydraten te gebruiken. Het bloedbeeld blijft evenwichtiger. Bovendien is een effect van een grote insulineproductie de behoefte aan nog meer (snelle) suikers. Daar word je alleen maar dik van. 7 5. In welke voedingsmiddelen zitten koolhydraten? 5.1 algemeen Bronnen van koolhydraten die langzaam verbranden zijn onder andere: Havermout Volkoren brood Granen Aardappelen, Zoete aardappelen Pasta Rijst Niet alle complexe koolhydraten verbranden even snel, bijvoorbeeld volkoren brood verbrandt langzamer dan wit brood, witte rijst verbrandt sneller dan bruine rijst. Let er ook op dat pasta sneller verbrandt dan de meeste andere complexe koolhydraten. Bronnen van koolhydraten die sneller verbranden zijn onder andere: Snoep Frisdrank Cake, Gebak Suiker van elke soort Vruchtensap - Niet zo goed als fruit, maar een betere keuze dan bovengenoemde voedingswaren Fruit - Nog steeds een goede bron van vezels, vitaminen, en mineralen. Een banaan bevat veel koolhydraten. Hoe rijper de banaan, des te meer enkelvoudige koolhydraten deze bevat. Enkelvoudige koolhydraten worden veel sneller opgenomen in het bloed dan samengestelde koolhydraten. Deze samengestelde vind je veel in een nog groene banaan. Koolhydraten hebben ook invloed op bloedsuiker, het peil van de glycogeenvoorraden en de productie van insuline. Als je enkelvoudige koolhydraten (zoetwaren, suikers) neemt, stijgt je bloedsuiker relatief snel om vervolgens nog sneller te dalen (behalve als je ze na de training inneemt), waardoor je je moe en slaperig voelt, en zelfs naar nog meer suikers en koolhydraten verlangt. Dit is een andere reden waarom complexe koolhydraten de voorkeur hebben. 8 5.2 Energiedranken De laatste 10-15 jaar is er enorm veel onderzoek gedaan naar de effecten van koolhydraatrijke dranken op de stofwisseling tijdens inspanning en het prestatievermogen. Ofschoon een relatie tussen voeding en prestatie al werd gesuggereerd door Hippocrates (360 BC), is gestructureerd onderzoek pas laat op gang gekomen. Het eerste onderzoek waarin iets gebruikt werd wat op een sportdrank lijkt was in 1923 toen tijdens de Boston marathon aan een aantal lopers een koolhydraatoplossing dronken. Het bleek dat de lopers die deze drank kregen beter in staat waren om hun bloedsuikerspiegel op peil te houden. Pas in de jaren ‘80 werd er meer vooruitgang geboekt en werd duidelijk aangetoond dat koolhydraatdranken de duurprestatie van meer dan 2 uur konden verbeteren. Ook werd aangetoond dat dehydratie tot prestatiedaling leidt en dat dit kon worden voorkomen met bepaalde dranken. Daarna heeft het onderzoek zich meer specifiek gericht op het optimaliseren van deze dranken: welke soort koolhydraten, hoeveel en wanneer moet de inname gebeuren. Tegelijkertijd werden onderzoeken uitgevoerd naar de maagledigingssnelheid en de absorptiesnelheid van verschillende dranken. Tabel 1: maximaal aanbevolen hoeveelheden koolhydraten in sportdranken Fructose (a) 35 g/L Glucose (b) 55 g/L Sucrose 100 g/L Maltose 100 g/L Maltodextrines 100 g/L Zetmee (c) 100 g/L Fructose (a) 35 g/L Glucose (b) 55 g/L Sucrose 100 g/L Maltose 100 g/L Maltodextrines 100 g/L Zetmee (c) 100 g/L (a) Fructose ingenomen in grotere hoeveelheden kan maag-darmproblemen veroorzaken zal ook de osmolaliteit erg hoog maken (b) Glucose in grotere hoeveelheden zal de drank hypertoon maken (c) Dit geldt alleen voor oplosbaar zetmeel (amylopectine). Het gebruik van onoplosbaar zetmeel (amylose) wordt volledig afgeraden. Meer recentelijk werd aangetoond dat koolhydraatrijke dranken ook het prestatievermogen bij korter durende inspanningen van ongeveer een uur kan verbeteren (Jeukendrup et al 1998). De vraag of sportdranken het duurprestatievermogen kunnen verbeteren kan daarom unaniem met ja beantwoord worden. Meer informatie kan gevonden worden in een eerder artikel in Bodytalk (nr. 198). In wat volgt wordt nagegaan over welke bestanddelen en eigenschappen een sportdrank zou moeten beschikken. 9 5.2.1 De ingrediënten De ingrediënten van een sportdrank zijn water, koolhydraten en elektrolyten. Elektrolyten zijn mineralen zoals Natrium (Na+), Kalium (K+), Magnesium (Mg2+), Chloor (Cl-) en hebben een elektrische lading. Andere substanties worden vaak toegevoegd, maar dat is grotendeels om de smaak van de drank of de houdbaarheid te verbeteren (bv. citroenzuur). De dranken verschillen niet alleen in de soort koolhydraten en elektrolyten, maar ook in de respectievelijke hoeveelheden die ze ervan bevatten. Belangrijke eigenschappen van een drank zijn de osmolaliteit en de zuurgraad. Helaas worden deze niet altijd vermeld op de verpakking. Het Human Performance Laboratory aan de Universiteit van Birmingham (UK) deed deze metingen op een gamma van dranken. In de bespreking wordt vooral ingegaan op het koolhydraatgehalte, het soort koolhydraten, de osmolaliteit en de zuurgraad. Gegevens over elektrolytgehaltes kunnen hier (nog) niet worden gepresenteerd 5.2.2 Soorten koolhydraten De meest voorkomende koolhydraten in sportdranken zijn glucose, fructose en maltodextrines. Een aantal dranken bevatten ook zetmeel (bv. Isostar Long Energy) of sucrose (bv. Gatorade). Maltodextrine is een goede koolhydraatbron omdat het minder effect heeft op de osmolaliteit dan glucose (zie verder) en omdat het bijna geen smaak heeft. Fructose heeft een zoete, fruitige smaak, maar heeft als nadeel dat het maagdarm problemen veroorzaakt wanneer het in grotere hoeveelheden wordt geconsumeerd. Daarnaast wordt fructose ook minder snel geoxideerd in het lichaam. Dat geldt ook voor amylose wat we daarom ook nooit in sportdranken aantreffen. Kort samengevat: maltodextrines en glucose zijn de beste energiebronnen en deze moeten het hoofdbestanddeel van de koolhydraten vormen. Een kleine hoeveelheid fructose wordt vaak toegevoegd voor de smaak. Te grote hoeveelheden van de enkelvoudige koolhydraten kan zorgen voor een te hoge osmolaliteit (zie hieronder). Koolhydraatgehalte: dorstlesser versus energiedrank Sportdranken worden vaak in twee categorieën ingedeeld: dorstlessers en energiedranken (ook vaak “voeding” genoemd). Het verschil zit hem uitsluitend in het koolhydraatgehalte. Wanneer een drank 40 tot 80 gram koolhydraten per liter bevat, wordt het een dorstlesser genoemd, wanneer een drank 80-200 gram koolhydraten bevat spreekt men van een energiedrank. De term “dorstlesser” is overigens misleidend want deze dranken zullen de dorst niet lessen en zelfs dorstgevoelens oproepen vanwege hun relatief hoge zoutgehalte. Onderzoeken hebben duidelijk aangetoond dat men een minimaal een bepaalde hoeveelheid koolhydraten moet innemen wil de drank een effect hebben op de prestatie. Minder dan 20 gram koolhydraten per uur heeft geen effect. Omdat er maximaal 60-70 gram koolhydraten per uur uit een drank verbruikt kunnen worden, wordt algemeen aangeraden om 60- 70 gram koolhydraten per uur te nemen (Jeukendrup en Jentjens, 2000). Dranken die meer dan 50 gram enkelvoudige suikers (zoals glucose en fructose) per liter bevatten remmen de maaglediging. Energiedranken (>80 gram koolhydraten per liter) remmen dus in alle gevallen de maaglediging. Zowel dorstlessers als energiedranken kunnen genoeg energie (koolhydraten) leveren tijdens inspanning. In het geval van de dorstlesser moet er wel een aanzienlijke hoeveelheid gedronken worden. Het nadeel van een energiedrank is dat deze de maaglediging kan remmen en daardoor de vochtopname kan remmen. Energiedranken zijn daarom alleen geschikt in situaties met minimaal vochtverlies (bv. koud weer). Als men de onderzoeksresultaten samenvat komt men tot de vaststelling dat een drank die 60 tot 80 gram koolhydraten per liter bevat in veel gevallen ideaal is voor de aanvoer van zowel vocht als energie. 10 6. Bronnen Fysiologie voor de sportpraktijk – Houtman e.a. 5e druk 2000 Lichamelijke oefening – Midas Dekkers 2007 Cursusboek Trainer Loopgroepen – KNAU 2007 Internet: www.gezondsporten.be www.kernkracht.org www.schooltv.nl www.kennisnet.nl www.nationaalkompas.n www.nutricia.nl/medisch 11