assimilatie - Biologiepagina

advertisement
ASSIMILATIE
Basisstof 3 en 4
Energie
Assimilatie
Kleine moleculen
Grote moleculen
levensenergie
Dissimilatie
1) Koolstofassimilatie (Fotosynthese)
 Alleen in autotrofe organismen
2) Voortgezette assimilatie
 Zowel in autotrofe als heterotrofe organismen
Energie
1) Koolstofassimilatie
Anorganische stoffen
Organische stoffen
Bij planten = fotosynthese
Planten zijn autotroof
Koolstofdioxide + Water + Energie (licht)  Glucose + Zuurstof
6 CO2
6 H2O
Energie
C6H12O6
6 O2
http://www.youtube.com/watch?v=vymrMSMRh9E
2) Voortgezetteassimilatie
2) Voortgezetteassimilatie
2) Voortgezetteassimilatie
2) Voortgezetteassimilatie
ATP als ‘oplaadbare batterij’
ATP is de universele energieleverancier
ATP
ADP + P
ATP
Koolhydraten
Koolhydraten zijn verbindingen van koolstof (C), waterstof (H) en
zuurstof (O). Het bekendste voorbeeld is glucose (C6H12O6), dat bij
dieren een rol speelt als directe bron van energie.
Koolhydraten zijn dus suikers (sachariden), deze zijn op te splitsen in:
1) Monosachariden
2) Disachariden
3) Polysachariden
Koolhydraten
Koolhydraten zijn dus suikers (sachariden), deze zijn op te splitsen in:
1) Monosachariden
2) Disachariden
3) Polysachariden
Vetten (lipiden)
Eiwitten (proteinen)
Eiwitten zijn opgebouwd uit aminozuren. Enkele manieren om de structuur
van een aminozuur weer te geven zie je hieronder.
Glucose + NO3- (nitraat) + energie  aminozuur
Er zijn 20 verschillende aminozuren die in een eiwit kunnen voorkomen.
Dus zijn er heel veel variaties mogelijk.
Er bestaan dan ook heel veel verschillende eiwitten.
Je kunt die eiwitten beschouwen als een soort kralensnoer van aminozuren.
Hieronder zie je dat. Ieder aminozuur is weergegeven met de afkorting van 3
letters. Die afkortingen hoef je niet te kennen. Je moet ze wel kunnen opzoeken
in Binas of Biodata.
Dat kralensnoer kan op allerlei manieren gevouwen en opgerold zijn, waarbij
soms dwarsverbindingen ontstaan via zwavelbruggen.
Dat gebeurt op plaatsen waar het zwavelbevattende aminozuur cysteïne zit.
Kleine eiwitmoleculen zoals insuline bestaan uit 50 - 100 aan elkaar
gekoppelde aminozuren.
Grotere zoals amylase hebben er veel meer dan 1000.
In de tekeningen zijn voor het gemak alle H-atomen weggelaten.
Je kunt de structuur van een eiwit op verschillende manieren veranderen,
bijvoorbeeld door de temperatuur te verhogen of de pH te veranderen,
bijvoorbeeld door zuur (H+) toe te voegen.
Waterstofbruggen en zwavelbruggen worden dan verbroken, waardoor het
opgerolde eiwitmolecuul zich ontvouwt.
We noemen dit denatureren. Een bekend voorbeeld is het koken van een ei.
Download