Opbouw en af braak Totaal van chemische processen van een individu Planten Dieren Bacteriën Organisch en anorganisch Kijken naar de scheikunde CHO = NaCl = Opbouw en afbraak Assimilatie Dissimilatie Assimilatie Opbouw van grotere moleculen Kost altijd energie Groei en herstel (bouw van eiwitten) Dissimilatie Afbraak van moleculen Chemische energie vrijmaken Amylase Verschillende organisme gebruiken verschillende bronnen van energie. Planten/dieren en extremofiele bacteriën. Verschillende vormen van energie Warmte Licht Beweging Maar ook chemische energie Chemische energie Potentiële energie Bijv. ADP -> ATP Opbouw en afbraak / investering en terugwinning Fosfaatgroep Energie komt vrij AMP? CRASH COURSE ATP CRASH COURSE Respiration (ATP) Energie nodig voor een reactie met en zonder enzym Eiwitten Katalysten (katalysatoren) Versnellen van processen Mogelijk maken Eigenschappen en kenmerken Enzym gaat niet verloren bij de reactie Een enzym werkt op een substraat Er ontstaat een product Naamgeving = bijna altijd –ase achter de substraat naam ENZYMEN (NL) Substraatspecifiek E-S = Enzym- substraatcomplex Enzymactivieit Hoeveel substraat zet hij om naar product binnen een bepaalde tijd? Afhankelijk van: Temperatuur PH Hoeveelheid substraat Verschilt per enzym CRASH COURSE Fotosynthese Fotosynthese Koolstof wordt vastgelegd in Glucose Bladgroenkorrels (Chloroplasten) Bladgroen (chlorofyl) (Foto)autotroof ASSIMILATIE (NL) Lichtspectrum Golflengtes Absorptie van licht Reflectie van licht In de Chloroplast 1. 2. 3. 4. 5. H2O splitsen O2 ontstaat ATP + NADPH Chemisch reactie maakt Glucose Glucose is het uiteindelijk “opslag” molecuul. Glucose (koolhydraten) Maltose Zetmeel Cellulose Glycogeen Monosachariden Polysachariden Lipiden Glycerolmolecuul + 3 vetzuren Functie Langdurige reserve Isolatie Maar waarom niet altijd glycogeen? Aminozuren Bestaan uit koolwaterstof verbindingen met Sikstof houdende moleculen (Nitraten). Vormen ketens en andere structuren Eiwitten Receptoreiwitten Enzymen Structuureiwitten Transporteiwitten Plasma-eiwitten Anti-stoffen Omgekeerde reactie Kost zuurstof = Aëroob Kost geen zuurstof = Anaëroob Alcoholgisting Stofwisselingsprocessen die altijd actief zijn. Kunnen verschillen per persoon: Leeftijd Gewicht Geslacht Temperatuur Warmbloedig Koudbloedig Lees Bs 6 Maak groepjes van 4 Maak ieder een samenvatting Let goed op de dikgedrukte begrippen en de afbeeldingen. Verbeter elkaars samenvatting. Lees deze goed door! (binnen in je groepjes) De aarde is een gesloten systeem Stoffen gaan in een kringloop Producenten Consumenten Reducenten Autotroof Heterotroof Stikstof in de lucht N2 Stikstof in de bodem NH4+, NO2- en NO3 Ammonium, nitriet, nitraat Hoewel bijna 80% van de lucht uit stikstof bestaat kunnen planten niets met N2. Stikstof is belangrijk voor: Eiwitten (bijv. Voor de vorming van chlorofyl) Knolletjesbacteriën Symbiose Groenbemesting Groeien en omleggen Kunstmest