Frontotemporale dementie Wat is het? Frontotemporale dementie is een degeneratieve aandoening waarbij met name de voorste delen van de hersenen (=frontaalkwab) geleidelijk afsterven. Deze ziekte wordt ook wel de ziekte van Pick genoemd. Gedragsveranderingen en cognitieve functiestoornissen kenmerken het ziektebeeld, waarbij geheugenstoornissen zeker in het begin minder op de voorgrond staan. Het beeld van de frontotemporale dementie onderscheidt zich hiermee in een aantal opzichten van andere vormen van dementie, zoals de ziekte van Alzheimer. De cognitieve functiestoornissen, de gedragsproblemen en persoonlijkheidsveranderingen zijn een direct gevolg van een beschadiging in de frontaalkwab. In de frontaalkwab komt alle informatie binnen, worden keuzes gemaakt en worden activiteiten die men verricht gepland en bijgestuurd. De frontaalkwab fungeert als het ware als het centraal planbureau. Gaat hierin iets mis door beschadiging, dan heeft dat direct verregaande gevolgen voor het gedrag. Met moderne beeldvormende technieken zoals CT-scan (Computertomografie) en de MRI (Magnetic Resonance Imaging) kan soms in beeld worden gebracht dat de hoeveelheid hersencellen is afgenomen, met name in de frontaalkwab. M.b.v. een SPECT-scan (Single Photon Emission Computerized Tomography) kunnen andere afwijkingen aan het licht worden gebracht. De oorzaak van de frontotemporale dementie is nog niet bekend. Een afdoende behandeling bestaat niet voor deze vorm van dementie. Hoe vaak komt het voor? Ongeveer 2-5% van de patiënten met dementie heeft een frontotemporale dementie. Van de dementieën die voor het 65ste levensjaar zich openbaren maakt de frontotemporale dementie 25% uit. Sommige onderzoeken geven zelfs nog hogere percentages aan. De ziekte begint meestal tussen het veertigste en zestigste levensjaar, met een gemiddelde beginleeftijd van rond de 55 jaar. In een klein percentage van de gevallen begint de frontotemporale dementie tussen het 30ste en 40ste levensjaar of na het 70ste levensjaar. De ziekteduur variëert tussen 5-15 jaar. Uit onderzoek is gebleken dat frontotemporale dementie in een deel van de gevallen familiair voorkomt, dus erfelijk bepaald is. Het komt evenveel voor bij mannen en vrouwen. Wat zijn de symptomen? Het ziektebeeld wordt vaak pas laat herkend, soms pas na enkele jaren. Dit komt omdat het begin meestal sluipend verloopt. Vaak wordt eerst gedacht aan overspannenheid, depressie of relatieproblemen. Daarbij komt dat huisartsen niet zo bedacht zijn op dementie bij relatief jonge patiënten, verder komen zij dit ziektebeeld in hun praktijk zelden tegen. De patiënt zelf denkt meestal gezond te zijn. De ziekte begint sluipend met het minder goed functioneren op het werk, in het huishouden en in het sociaal contact. Ontremming is nogal eens het eerste symptoom van de ziekte. Dit kan zich uiten in onaangepast gedrag, schelden, in het openbaar becommentariëren van andermans gedrag of uiterlijk of stelen van kleinigheden in winkels. Sommige patiënten worden overdreven uitgelaten, claimend of opdringerig tegenover kennissen of vreemden op straat. De relatie met partner/familie verandert meestal in negatieve zin. De patiënt komt geleidelijk nergens meer toe, neemt geen initiatieven meer. De zelfverzorging gaat achteruit, zodat anderen de patiënt moeten aansporen zich te wassen of te verzorgen. De patiënt zelf is overtuigd van het feit dat de problemen ontstaan door anderen, ziekte inzicht ontbreekt. De patiënt kan emotioneel onverschillig worden ten aanzien van emotioneel ingrijpende levensgebeurtenissen. De patiënt kan ongedurig worden, steeds onrustig rondlopen en voordringen in winkels. Vaak gaat de patiënt ook gulziger eten en overmatig snoepen. Ook kan de patiënt dwangmatig worden in zijn gedrag, zich extreem vastklampen aan vaste tijden en rituelen of gefixeerd raken op allerlei activiteiten zoals tellen, verzamelen, puzzels maken. De spraak wordt meestal stereotype, de patiënt maakt gebruik van standaardzinnen en uitdrukkingen. In een latere fase van de ziekte wordt de spontane taal minder, de patiënt neemt geen deel meer aan gesprekken of geeft slechts korte antwoorden. Uiteindelijk spreekt de patiënt in het geheel niet meer (mutisme). Hoe wordt de diagnose gesteld? Omdat in het beginstadium van de frontotemporale dementie de symptomen vaag zijn en weinig specifiek, is het stellen van de juiste diagnose vaak een lange weg. De meeste huisartsen zullen niet direct denken aan een dementieel syndroom als ze klachten krijgen over gedragsverandering. Vaak wordt eerst gedacht aan psychische klachten zoals angst, depressie of overspannenheid. De problemen worden meestal het best in kaart gebracht door een gesprek met de partner of familie van de patiënt. Om de diagnose te kunnen stellen moet nauwkeurig neurologisch, neuropsychologisch en psychiatrisch onderzoek worden verricht. Veel ziekenhuizen in Nederland beschikken over een polikliniek geriatrie, waar deze onderzoeken kunnen plaatsvinden. Hoe ga je om met het veranderd gedrag van de patiënt? · Omdat de patiënten letterlijk ‘stuurloos’ zijn, komt de begeleiding neer op het overnemen van de regie. De begeleider probeert structuur aan te brengen in het gedrag van de patiënt door het hanteren van vaste afspraken en een vaste dagstructuur · De begeleider moet duidelijke grenzen aangeven: dit betekent zonder discussie aangeven:”dit mag wel en dit mag niet”. De patiënt wordt altijd aangesproken op grens overschrijdend gedrag, zonder hierover in discussie te gaan. Discussies zijn zinloos, vanwege het gebrek aan abstractievermogen bij de patiënt. Bij agressie kan een time-out nodig zijn. Hierbij wordt de patiënt voor korte tijd “even buiten de groep geplaatst”. Het is nodig om hieromtrent goede afspraken in het team te maken (wanneer, hoe, hoe lang?). · Verder wordt een vaste dagstructuur aangeboden, waar niet van afgeweken wordt. Dit geeft de patiënt houvast (meegaan in de routine). · Bij de inrichting van de ruimte rekening houden met het stuurloze gedrag van de patiënten, dit wil zeggen zo min mogelijk overbodige prikkels (geen bakje met suikerklontjes op tafel, of fruitschaal vol met fruit) · Zoeken naar individuele activiteiten die de patiënt als prettig ervaart en waardoor zijn gevoel van eigenwaarde toeneemt (bv. muziektherapie, beweging, dans). Dit kan ook door de patiënt vaste taken toe te bedelen, zoals planten verzorgen, kopjes afwassen, was vouwen, etc. · Bij irritatie omtrent het gedrag van de patiënt is het goed om de patiënt voor korte tijd over te dragen aan een collega. Regelmatig praten met teamleden over irritaties en boosheid ontstaan door kwetsende gedragingen van patiënten, is belangrijk om burn-out te voorkomen. Frontotemporale dementie versus Alzheimerdementie; de verschillen Aspecten Anamnese Familieanamnese Geheugen Praktisch handelen Taal Gedrag en affect Sociaal gedrag Ziekte van Alzheimer Geheugenstoornissen Frontotemporale dementie Persoonlijkheidsveranderingen cq. Gedragsstoornissen Zelden positief Vaker positief Gestoord Variabel Vaak gestoord Vaak intact Problemen met woordvinding Stereotyp, echolalie (herhalen en begripsstoornissen van spraak van anderen) Gestoord (variabel) Apathisch onverschillig, soms ontremd, dwangmatig Vaak intact Gestoord Intercollegiale toetsingsgroep psychologen regio Arnhem december 2003