Eis bereidverklaring bij voorselectie in de bouw legt onnodig

advertisement
05 april 2013 © Het Financieele Dagblad
Eis bereidverklaring bij voorselectie in de bouw
legt onnodig kredietbeslag op de sector
Opdrachtgevers en hun adviseurs dienen zich te realiseren dat een bereidverklaring ondernemers geld kost
O
Joost Fijneman en Harry Wisse
pdrachtgevers in de
bouw zoeken momenteel
naarstig naar manieren
om de risico’s te beperken. Daarin slaan ze
echter door. De huidige
praktijk van het vragen van bereidverklaringen en bankgaranties bij aanbestedingen van werken, werkt onnodig
kostenverhogend en legt een veel te grote
druk op de kredietruimte van alle deelnemers aan de procedure.
Dat het stellen van een bankgarantie
geld kost en beslag legt op de kredietruimte, is bij de meeste opdrachtgevers
wel bekend. Een bankgarantie wordt
tegenwoordig in de meeste gevallen dan
ook slechts gevraagd aan de winnende
inschrijver. Tijdens de aanbesteding
echter, wordt steeds vaker gevraagd om
een zogeheten bereidverklaring. Dat
is een verklaring van een bank of borgmaatschappij waarin deze zich bereid
verklaart om later een bankgarantie te
verstrekken.
Omdat zowel een bankgarantie als de
bereidverklaring voor uitgevende partij
een verplichting inhoudt, leiden ze tot
een inperking van de kredietruimte van
de aannemer vanaf het tijdstip van afgifte. Banken behandelen een bereidverklaring tot het verstrekken van een bankgarantie net als een bankgarantie; ze
beschouwen haar als een daadwerkelijke
garantie die dus ten koste gaat van de
obligofaciliteit en van de liquiditeit. Feitelijk legt de gevraagde bereidverklaring
daarom een beslag op de liquiditeit van
alle inschrijvers. Nu bereidverklaringen
bij aanbestedingen al bij de aanmelding
voor een preselectie of bij inschrijving
moeten worden afgegeven, is de bereidverklaring voor wat het kredietbeslag
betreft voor de aannemers een stuk nadeliger dan de bankgarantie.
Veel opdrachtgevers uit de publieke
sector, en hun adviseurs, realiseren zich
niet dat een bereidverklaring geld kost
en een beslag legt op de kredietfaciliteit
van inschrijvers. In de hoop het risico op
zakendoen met een insolvabele partij te
beperken, vragen opdrachtgevers haast
ongebreideld bereidverklaringen bij
aanbestedingen. Dat dit door beslag op
kredietruimte juist financiële problemen in de hand werkt in plaats van helpt
te voorkomen, realiseren zij zich niet.
Een gemeente kan bijvoorbeeld bij de
voorselectie van een aanbesteding van
de zeg 25 meedingende marktpartijen
eisen dat ze een bereidverklaring tot het
verstrekken van een bankgarantie van
5% van de aanneemsom van € 5 mln geven. Dit legt gedurende de voorselectie
een beslag van cumulatief € 6,25 mln op
de kredietfaciliteiten van deze bedrijven.
Als vijf partijen de tweede ronde in gaan
Beslag op kredietruimte
helpt niet om financiële
problemen te voorkomen,
maar werkt ze in de hand
en de daadwerkelijke gunning vijf maanden later volgt, komt daar gedurende die
periode nog eens € 750.000 bij. Daarbij
komen in dit voorbeeld provisiekosten
van in totaal ongeveer € 10.000 voor het
aanvragen van de bereidverklaringen.
Opdrachtgevers lopen uiteindelijk
alleen het financiële risico met de partij
met wie zij in zee gaan. Als gedurende
het hele aanbestedingstraject duidelijk
geventileerd wordt dat er een bankgarantie van maximaal 5% overgelegd moet
worden als de overeenkomst tot stand
komt, zijn bereidverklaringen niet meer
nodig. Een partij die als beste uit de bus
komt maar geen bankgarantie krijgt,
vliegt er alsnog uit. Bij een aanbesteding
met een voorselectie willen opdrachtgevers vaak de zekerheid dat partijen die
daardoorheen komen, niet bij de gunning alsnog afvallen. In zo’n geval kan de
bereidverklaring een rol spelen. Ook hier
geldt echter dat deze niet aan alle geïnteresseerden gevraagd hoeft te worden,
maar alleen aan die drie of vijf die uitgenodigd worden tot de gunningfase van
de aanbesteding. Mocht op dat moment
blijken dat een partij niet aan deze eis
kan voldoen, dan valt deze alsnog af en
wordt de opvolger benaderd.
Op die manier wordt voorkomen dat
een opdracht van € 5 mln een kredietbeslag op de sector legt van € 6,25 mln.
Opdrachtgevers dienen dit effect van
hun handelen in te zien en gematigder
om te gaan met het vragen naar bereidverklaringen.
Joost Fijneman is hoofd Aanbestedingsinstituut en Harry Wisse is
senior beleidsmedewerker financiële
zaken van Bouwend Nederland.
Download