Artikel - Elsevier`s Maandschrift

advertisement
EENE VERZAMELING VAN
GRIEKSCHE KUNSTNIJVERHEID
DOOR C. W. LUNSINGH SCHEURLEER.
i.
Aan het verzoek om voor dit tijdschrift
het een en ander over mijne verzameling te
schrijven, voldoe ik gaarne, omdat ik daarin
het bewijs zie, dat mijn streven, om de
Grieksche kunstnijverheid in ruimercn kring
hier te lande meer bekend te maken,
instemming vindt. Dat deze tak van kunst
hier nog lang niet de bekendheid geniet,
welke haar toekomt, is, naar mij meer dan
eens is gebleken, in vele opzichten een gevolg
van een zekere soort van vooringenomenheid
tegen Grieksche kunst in het algemeen. Deze
geringe mate van sympathie is ook niet zoo
verwonderlijk, wanneer men bedenkt, dat bij
velen de naam „Grieksche kunst" alleen de
herinnering opwekt aan eindelooze rijen van
in het gelid geplaatste krijtwitte of vuilgeworden gipsafgietsels, waarin van „gevoel",
den karaktertrek, welken wij moderne menschen in de eerste plaats in een kunstwerk
zoeken, bitter weinig is te bespeuren. Nu
zijn dergelijke werken, hoe nuttig ook, bovendien nog door hunne onaangename kleur en
door de vele slechte restauraties, welke het
oorspronkelijke motief vaak geheel hebben
gewijzigd, vooral in massa alles behalve aantrekkelijk. Buitendien moet men bedenken,
dat deze afgietsels in hoofdzaak genomen zijn
van copieën,die in denKomeinschenkeizertijd
in het groot geheel machinaal werden vei vaardigd naar a f g i e t s e l s van beelden, welke
toen voor klassiek golden. Van den rijkdom
aan kleur, de frischheid Min uitvoering en
liet natuurlijke gevoel, eigenschappen, die
elk echt Grieksch kunstwerk in meerdere of
mindere mate bezit, is door dat afgieten,
copiëeren en daarna weer afgieten, niet veel
meer overgebleven. Een andere reden voor
deze weinige sympathie is, dat men genoeg
heeft van de koude, doode beeldhouwkunst
en bouwkunst uit de eerste helft der XIXde
eeuw, welke zich voor antiek uitgaf. „Man
muss sich aber hüten das Kind mit dem
Bade auszuschütten", zooals de Duitschers
zeggen en uit begrijpelijke antipathie tegen
deze pseudo-klassieke kunst het echte antieke werk niet veroordeelen. De Grieksche
kunstnijverheid toch biedt zelfs tot in hare
periode van verval toe geene voorbeelden van
zulke koude conventionaliteit of dergelijk
slaafs copiëeren; „akademisch" in den slechten zin des woords is zij nooit. Integendeel,
gedurende hare lange ontwikkeling heeft zij
eene zoo groote verscheidenheid van vormen
en versieringen voortgebracht, dat zoowel de
meest verwende kunstenaarsgeest, als de met
gewonen artistieken aanleg bedeelde mensch
daaronder iets van zijne gading kan vinden.
Het is eerst sedert betrekkelijk korten tijd,
dat men weet welk een langen levensduur de
Grieksche kunst heeft gehad. Kerst de opgravingen van Schliemann — nu een veertigtal jaren geleden — maakten een einde
aan de algemeen heerschende veronderstelling, dat er vóór de VlIIste of Vilde eeuw
v. Chr. nog geen Grieksche kunst had bestaan en dat de in de Homerische liederen
beschreven toestanden, welke op een hongeren ouderdom schenen te wijzen, in het
rijk der fabelen behoorden. Schliemann was
daarentegen vast overtuigd van de letterlijke waarheid der daar verhaalde gebeurtenissen en ging in Troje, Mycene en Tiryns
opgravingen doen om sporen zijner lievelingshelden te vinden. Wat bij deze onderzoekingen te voorschijn kwam, was echter iets
anders dan hij zocht: het waren de overblijfselen van verschillende onderling samenhan-
26
EEN E VERZAMELING VAN GRIEKSCHE KUNSTNIJVERHEID
genoemde plaatsen Mycene
en Tiryns wil ik hier alleen
Argos nog vermelden, omdat de Nederlandsche opgravingen daar in de laatste
jaren prachtige dingen aan
het licht hebben gebracht.
De „Mykeensche" kunst is,
hoewel Egyptische en ook
voor-Aziatische invloeden
NO. 307
NO. 308
NO. 3OI
NO. 294
merkbaar zijn, zeer zelfstanFIG. I. „MYKKENSCIl" VAATWERK, 'KRRACOTTA. UIT RHODUS.
dig, hetgeen zich vooral
gende beschavingen, waarvan men het be- openbaart in de naturalistische wijze, waarop
staan zelfs nooit had vermoed. De oudste menschen en dieren in snelle beweging worreikte terug tot in het z.g.n. steenen tijdperk, den weergegeven. Naast de architektuur
terwijl de jongste, welke tevens uit een artis- schijnt de goudsmidskunst de toonaangetiek oogpunt de interessantste is, tusschcn vende kunst te zijn geweest, de prachtig
versierde en gemo1800 v. Chr. en 1100
delleerde terracotta
v. Chr. moest gedavazen verraden duiteerd worden. Naar
delijk den invloed
Schliemann's ontvan dezen tak van
dekkingen in Mycene
kunstnijverheid. Wat
(Mykene) draagt dehet ornamentbetref t,
ze den naam van de
zoo heerscht er een
,.Mykeensche". De
groote
voorliefde
opgravingen van het
voor
aan
planten
en
laatste tiental jaren
zeedieren ontleende
door de Engelschen.
motieven, vooral de
Italianen en Amerilelie komt veel voor
kanen hebben echter
en wordt op een
bewezen, dat het
merkwaardig
movaderland dezer culderne wijze behantuur niet daar. maar
deld. Het voornaamin Kreta is te zoeste motief is de
ken, waar men hare
spiraal, welke een
ontwikkeling
tot
even groote rol speelt
minstens 3000 v.Chr.
als de puntboog in
heeft kunnen volgen.
de
Gotiek en op alIn de latere periode
lerlei wijzen gevaridezer beschaving (—
NO. 3 0 3 .
FIG. 2. MEXGVAT, TERRACOTTA, .MYKEENSCHE" STIJL.
eerd en gecombi1400—1100 v. Chr.)
UIT RIIODÜS.
neerd voorkomt.
schijnende steden op
Van
de
Mykeensche
vazen geven *) fig.
het vasteland de hoofdrol te hebben gespeeld,
en 2 eenig begrip, hoewel deze, met uitin overeenstemming met de beschrijvingen
in de Ilias en Odyssa:, welke in hare oudste
gedeelten nog herinneringen aan deze laatste
*') De nummers zonder verdere toevoeging verwijzen
periode hebben bewaard. Behalve de bovennaar den in 1909 verschenen en ten bate der Nederlandsche
EENE VERZAMELING VAN GRIEKSCHE KUNSTNIJVERHEID
27
zondering van No. 303 (fig. 2)
wellicht, vrij slecht uitgevoerd zijn; goed Mykeensch
vaatwerk is uiterst moeilijk
te verkrijgen, daar het uitvoerverbod in Griekenland
scherp wordt gehandhaafd
en alle musea zich groote
moeite geven dergelijke
stukken te bemachtigen,
omdat zij én uit een wetenschappelijk én uit een arNO. 315
NO. 312
NO. 3 1 3
tistiek oogpunt zoo belangGEOMETRISCH VAATWERK, THRRACOT'I'A. UIT RHODES EN ATT]KA.
rijk zijn. Het meest typisch
van vorm zijn stukken als No. 294, en 308 Kretisch-Mykecnsche kunst stammen en ten
(fig. 1), die den naam van beugelkan dragen, opzichte van andere gelijktijdige vazen artisomdat het oor aan een stijgbeugel herin- tiek niet uitmunten, kan men er uit afleiden
nert. In de kleinere bewaarde men wel- hoe hoog de toenmalige kunstnijverheid
riekende olie — een exemplaar in het stond. Een ontwikkeling van eeuwen is er
museum van Bonn verspreidde bij het openen noodig geweest om het technisch zoo ver te
nog een sterken reuk — en verzond ze als brengen, om zulke zuivere verhoudingen te
onze hedendaagsche Eau de Cologne (vgl. vinden en de versiering zoodanig met den
bijv. het in Egypte gevonden fragment No. vorm en het doel der vaas te doen harmoni296). Hierbij moest de vorm der vaas even eeren. Primitieve, of liever minder fijn be-
NO. 5 3 6 .
Kil",. 4, (iOUDKN HAND, GEOMETRISCH.
UIT ATTIKA.
als tegenwoordig tot garantie van den inhoud schaafde volken houden er van het geheele
dienen. Interessant is ook de met een gedege- oppervlak van het te versieren voorwerp
nereerd lotus-ornament versierde beker (lig. 1) met ornamenten te vullen, zij missen de
op hoogen voet, het prototype der latere Joni- gave om het contrast tusschen versierde en
sche schalen, waarvan de rood figurige Atti- niet versierde ruimte te waardeeren, eene
sche vazen zijn afgeleid. De beschildering gave, die in de hier zooeven besproken stukvarieert van roodbruin tot zwart, de kleur ken zoo duidelijk uitkomt.
der vaas van steenrood tot grijsachtig. Waar
Merkwaardigerwijze is het gemis aan deze
bijna al deze stukken uit den vervaltijd der gave wc] in de kunst die op de „Mykeensche"
volgt, de z.g. geometrische, te constatceren.
opgravingen in Argos in den handel gebrachten catalogus
Deze stijl is in vele opzichten het absolute
dezer verzameling, waar nadere gegevens zijn te vinden.
tegendeel van de „Mykeensche". Was deze
Die gevolgd door hel woord inv-(entaris) zijn na het
beslist aristokratrisch van aard, zoodat bij
verschijnen daarvan verkregen en daar dus niet vermeld.
•ENE VERZAMELING VAN GRIEKSCHE KUNSTNIJVERHEID
voorkeur slanke vormen gebezigd werden, de + 900 v. Chr. — 750 v. Chr. worden cenige
geometrische kunst heeft iets boersch, het- vazen iig. 3 en een gouden band fig. 4 afgcgeen duidelijk in de krachtige, gedrongen beeld, welke de bovengenoemde eigenschapvormen van het vaatwerk uitkomt. Even pen alle in min of meer sterke mate bezitten,
karakteristiek als de elegant gebogen spi- Technisch staan de vazen vrij hoog, zooals
raal voor de „Mykeensche", is de hoekige gewoonlijk met vaatwerk van dezen stijl uit
maeander voor de geometrische kunst. Dit Attika het geval is. De versiering is goed vermotief is altijd in de Grieksche kunst een der deeld en met zorg uitgevoerd, hoewel zij niet
meest geliefkoosde gebleven, vandaar dat van een zekere mate van eentonigheid is vrij
men het heden veelal onder den naam van te pleiten. De aard der beschildering is dc,,Grieksche rand" kent.
zelfde als in den Mykeenschen stijl. De band
De „geometrische" stijl mag men der- werd bij het te pronk liggen van den doode
halve niet beschouwen als eene eenvoudige om diens bals gelegd, om het openvallen
van de onderkaak te
voortzetting van de
beletten. Oorspron,,Mykeensche",
al
kelijk diende hij verzijn onder hare ormoedelijk tot beslag
namenten „Mykeenvan een kistje. De
sche" en zelfs nog ouplompe wijze, waardere, zij het ook scheop het voorwerp voor
matisch vervormd,
zijne nieuwe bestemte vinden. Vooral uit
ming is geschikt gede vormen spreekt
maakt, door midden
een andere geest. Dit
in de voorstellingen
onderscheid van kaplaatjes
met gekleurrakter heeft men
de stukjes glas verm.i. terecht in versierd (nu afgevallen)
band gebracht met
vast te klinken, is
den toevloed van
even karakterisitek
vreemde volksstamvoor deze kunst, als
men, welke volgens
het fries van tot
de overlevering omXO. 3 2 3 . FIG. 5. SCHAAL, TERRACOTTA,
geometrische figuren
streeks 1000 v. Chr.
VIM'K KKl'W V. CHR.
moest hebben plaats
vervormde ruiters en
gehad en dien wij onder den naam van centauren, waarmede het versierd is. Langde Dorische volksverhuizing kennen. On- zamerhand hebben de vazenschilders zich
noodig te zeggen, dat dit jaartal 1000 v. Chr. ook meer en meer op samengestelde voorzuiver conventioneel is en dat wij hier niet stellingen toegelegd; met groot e naïeviteit
te doen hebben met ééne gebeurtenis, maar en levendigheid worden bijv. de begrafenismet een tijdperk van beroering, dat eenigs- plechtigheden als het te praal liggen van
zins te vergelijken is met de Groote Volks- den doode. worstelwedstrijden, wagenrennen
verhuizing, die Europa gedurende verschei- en plechtige dansen weergegeven. Ook
denc eeuwen in rep en roer bracht. Het jaar- komen nogal eens zeegevechten voor.
tal mag hoogstens gebruikt worden om den
Uit deze laatste kan men afleiden, dat de
tijd ruwweg aan te geven, dat de nieuwaan- Grieken zich weder meer op de zeevaart gingekomen stammen zich in Griekenland had- gen toeleggen en tevens dat het bedrijf van
den neergelaten.
zeeroover in deze periode welig tierde. Wij
Als voorbeeld van de kunst dei" periode zullen de Phenieiërs wel niet te veel onrecht
EEN E VERZAMELING VAN GRIEKSCHE KUNSTNIJVERHEID
aandoen, wanneer «'ij hen in vele gevallen 5 en 6. afgebeeld. Beide stukken behooren
in die zecroovers mcenen te lierkennen, daar tot een soort, die gedurende de Vilde eeuw
ook de Ilias en Odyss;c ons zooveel van hunne (ook nog later) veel in Milete, een van de
met handelsreizen vcreenigde strooptochten belangrijkste dezer kolonieën, schijnt te zijn
verhalen. Hierdoor maakte zij de Grieken vervaardigd. De beschildering is rood met
bekend met allerlei produkten der hoog- vuurroodc retouches, het fond is roomkleuontwikkelde Oosterschc kunstnijverheid. Een rig. Interessant is, hoc „Mykeensche" en
zelfstandige kunst hebben zij evenwel niet ..geometrische" stijlelementen hier zijn verbezeten, zij vergenoegden zich met eene min eenigd. De bokken met de grootc gekromde
of meer slaafsche nabootsing van Babylo- horens en de gevallen gevlekte ree herinneren sterk aan dergelijke
nisch-Assyrische, Vóórdieren op „MykeenAziatische of Egypsche" stukken — het
tische motieven. Daarstereotype terugkeeren
om hebben zij op
er van is echter niet
de ontwikkeling der
„Mykeensch",
maar
Grieksche kunst niet
Oostersch
—terwijl
het
zulk een grooten ineigenaardige ornament
vloed kunnen uitoefetusschen de pooten
nen, als men vroeger
niets is dan eene schewel eens gemeend heeft,
matiseering van de in
vooral niet, omdat zij
deze kunst zoo geliefde
geen absolute heeraanduiding van den
schappij over de zee
grond. Naast deze dieuitoefenden. De belangren komt echter de
rijkste verbinding met
echt-geometrische maehet Oosten vormden
andcr voor. Bij de
niet zij, maar de stamschaal
verraadt naast
verwantc Jonische bedit ornament de strenvolking van de kusten
ge, regelmatige verdeevan Klein-Azië. Hier
ling van de oppervlakte
hadden uitgewekenen
nauwe verwantschap
uit het Grieksche vastemet
dezen stijl, terwijl
land, bestaande uit eleonder
de motieven vermenten der oude bescheidene Mykeensche
volking en later aangeN O . 5 6 5 . F I G . 6 . KAN', T E R R A C O T T A , U I T R I I O I H ' S .
VHI'K KKi:\V V. ( ' H U .
voorkomen. De lotuskomene verscheidene
steden gesticht, welke allengs tot grooten guirlande onder om de kan wijst daarenbloei kwamen en drukke handelsbetrekkingen onderhielden met de landen om de Zwarte
Zee, Klein-Azië en Egypte. In de kunstnijverheid dezer koloniën bleven vele traditien der „Mykeensche" kunst voortleven,
Ook is heel wat van de gemakkelijkheid van
teekenen, waarvan elk „Mykeensch" kunstwerk blijk geeft, in deze kunst bewaard. Als
voorbeeld worden een schaal en een kom.
beide afkomstig uit het eiland Rhodus. lig.
tegen naar Egypte.
Ook in dit land bezaten de Grieken eene
gewichtige kolonie t.w. te Naucratis, dat als
stapelplaats vooral in de Vilde tot Vide
eeuw v. Chr. eene belangrijke rol schijnt te
hebben gespeeld. Hier werden vermoedelijk
de geestige vaasjes en figuurtjes uit groene
faiënce. welke men tot diep in Klein-Azië
en Z.-Rusland aantreft, vervaardigd, waartoe nevensgaand zalfpotje in de gedaante van
EENE VERZAMELING VAX GRIEKSCHE KUNSTNIJVERHEID
NO. 1NV. 7 9 6
NO. 3 7 2 , 3 7 3
FIG. 7 .
TERRACOTTA ZAU-TLKSCIIJKS. V l l / v i m - EKUW V. CIIR.
een egel behoort (fig. 7, no. inv. 796). Boven
Na het midden der VlIIste eeuw v. Chr.
op het dier was een opstaande tuit bevestigd, nemen de Oostersche invloeden in de kunstwaarin een stift werd gestoken, waarmede nijverheid van het Grieksche vasteland meer
de „schminke" werd geappliccerd, zooals een en meer toe en verdringen geleidelijk den
compleet exemplaar in het museum van streng geometrischen stijl. Bij deze ontwikKaïro leert. Dergelijke vazen in den vorm keling treden vooral de nauw verbonden
van dieren waren in de Vilde tot Vide handelssteden Korinthe en Chalcis (op het
eeuw v. Chr. veel in zwang, twee vrij goede eiland Euboea) op den voorgrond. De groote
spccimina worden hiernevens afgebeeld (fig. menigte Korinthische vazen, welke bui7 No. 172/3).
ten Griekenland
De paardenkop
zelf en de omliggende eilan(bruinzwarte
den, langs de
details op grijsNoordkust van
achtig fond) is
Afrika, Sicilië,
zorgvuldiger en
Zuid- en Miduitvoeriger van
den-Italië,
ja.
behandeling
tot
in
de
Krim,
dan de ree.
de „invloedsOpmerkelijk is
NO. 351
NO. 348
N O . S<><>
NO. 349
MI- 332
sfeer" van Mide menschelijke
I-K;. S. KOKIN'I nscn VAA A'F.RK, T K R k A C O T T A . V I l / v l l ' E EF.IUV V, CIIR.
lcte toe, worden
vorm van het
aangetroffen,
bewijzen
dit
genoegzaam.
Terrapaardeoog, waar het typeerende voor deze
diersoort overigens zoo goed is geobserveerd. cotta-vazen toch waren in de geheele oudDe ree (groenachtig bruin fond, violetbruine heid een der voornaamste handelsartikelen,
beschildering) met het langgerekte lijf, den daar zij niet alleen de plaats van ons glas
stijven hals en de lange ooren is daarentegen en porcelein innamen, maar een zalflleschje
geestiger van opvatting. Waar deze stukken tengevolge van het vele inwrijven met olie
werden gemaakt, staat nog niet vast, men een onmisbaar voorwerp van dagelij ksch gezou bij den humor, welke de geheele klasse bruik was. Waar nu weinig dingen zoo aan
kenmerkt, geneigd zijn aan Jonischen oor- de wisselingen van de mode onderhevig zijn
als dergelijke, wat men nu zou noemen
sprong te denken.
EENE VERZAMELING VAN GRIEKSCHE KUNSTNIJVERHEID
,,luxe"-artikelen, kan men
ste gewoonte is ontleend
uit de afwisseling der soorten
aan de metaalindustrie en
van vazen allerlei conclusies
speciaal aan Korinthische en
trekken over de macht der
laat-protokorinthische vazen
eigen. Dat deze ontleening
steden, waar deze werden
het eerst in een onder Kogemaakt, of van waar zij
rinthischen invloed staande
werden geëxporteerd. Kolandstreek geschied is, is
rinthe schijnt in den aanzeer wel mogelijk, vooral
vang hoofdzakelijk elders —
omdat Sicyon en het met
vermoedelijk in Sicyon —
Korinthe nauw verbonden
gefabriceerd vaatwerk te
Chalcis voor hun metalen
hebben uitgevoerd, dat, aanprodukten zoo beroemd wagezien het in vele opzichten
ren. Op de Jonische vazen
NO. 34O. FIG. 9. KORINTHISCHE
een voorloopcr is van het
ARYBALLOS, TERRACOTTA.
(vgl. fig. 4) geeft men deKorinthische, den naam
UIT KORINTHE.
tails aan door die niet te
van protokorinthisch draagt.
Deze laatste soort is door het Korinthische kleuren, zoodat het witte fond doorschemert,
nooit geheel verdrongen; de voorbeelden hetgeen natuurlijk een veel moeilijker toe
te passen systeem was.
in deze verzameling zijn bijv.
Van de hier afgebeelde stukgrootendeels eerst in de Vide
ken is dat met den gebaarden,
eeuw vervaardigd, toen het
voorwaarts stormenden man,
hoogtepunt der Korinthische
(fig. 10) wiens groote vleugels de
industrie reeds voorbij was.
ruimte
der vaas zoo goed vulDe meest typische Korinthilen,
een
der beste, zoowel wat
sche vazen zijn de balvormige
vastheid van graveering als
aryballos en het fleschvormige
zorgvuldigheid van uitvoering
alabastron. Ook kannen en
betreft. Van de mooie violette
dekselpotten komen veel voor.
kleur komt in de reproductie
Van deze soorten geven wij
natuurlijk weinig uit. Wat de
hier eenige voorbeelden, en
figuur voorstelt is niet uitgeter vergelijking een zeer mooi
maakt, vroeger hield men haar
laat-protokorinthisch stuk (lig.
voor een windgod. Tegenwoor8/11). Wat liet eerst in het
dig vermoedt men dat dergeoog springt, wanneer men de
lijke
gevleugelde wezens veelal
versiering der Korinthische
afbeeldingen
van de ziel vanden
vazen met die der geometrische
gestorvene zijn. Door het voorvergelijkt, is het domineeren
werp met zijn beeld te versieren,
van menschelijke en dierlijke
wilde men het als het eigendom
figuren van Oostersch karakvan den doode kenteekenen en
ter. Het zuivere ornament doet
ongeschikt maken voor het
alleen dienst tot vulling. Dan
gebruik
der levenden. Vrijvalt de grootere rijkdom van NO. 3 3 I . FIG. 10. KORINTHISCHE
ALABASTRON, TERRACOTTA.
wel vast staat, dat het vele
kleur op — tegen de witte vaasUIT TANAGRA.
voorkomen van sirenen en
oppervlakte staat eene zwarte
beschildering met violette retouches — en ten sphinxen op deze vazen alleen op grond
slotte het aanduiden van de details door van deze theorie verklaard kan worden.
middel van gegraveerde lijnen. Deze laat- Men bedenke hierbij dat volgens het volks-
EENE VERZAMELING VAN GRIEKSCHE KUNSTNIJVERHEID
geloofde ziel van een gestorvene als gevleugeld wezen, bijv. als vleermuis, voortleeft,
andere zielen tot zich wil trekken, dus een
moordlustig wezen is. Hoc diep ingeworteld dit
bijgeloof bij de zuidelijke volken geweest is,
leert de nu nog heerschende angst voor de
vampyr, die men zich ongeveer als de antieke
sirene voorstelt. In de mythologie, waai' de
sphinx en sirene schijnbaar een andere rol
spelen, is toch bij nader toezien deze karakter-
FIO.
II.
deze ontleeningen de oorspronkelijke beteekenis dikwijls verloren. Zoo is de sphinx, in
Egypte het (manlijke) symbool van de koningsmacht, tot een vrouwelijk wezen geworden, omdat de baard zoo klein was, dat men
hem niet opmerkte, en in deze periode
een ongebaarde liguur niet manlijk kon zijn.
Tevens werd de in Egypte zoo geliefde voorstelling van den koning, die als sphinx de
klauwen op den overwonnen vijand zet. tot
I.AAT-l'KOTOKnUISTINSCMK
I'll'
TIIKI1K.
Vil"-: KF.I'W
trek een grondeigenschap van deze wezens.
Men moet echter met deze uitleggingen altijd
voorzichtig zijn en niet al te veel willen
verklaren; de studie der monumenten leert,
dat vele van zulke voorstellingen gemaakt
zijn in navolging van de versieringen op
vreemde kunstprodukten welke in den smaak
vallen, zonder dat men zich rekenschap geeft
van hare beteekenis. *) Literaard gaat bij
*) II; lieri.iner hier bijv. aan de vele Chineesche motieven
op Pelftseh aardewerk.
Al.ABASTKON,
V.
TKRKACOTTA.
('UK.
de doode ziel die den levenden mensch tracht
te verscheuren (vgl. bijv. het mooie oor fig.
24 N°. 554). Eene bloote copie van de Egyptische is de Griekschc sphinx evenwel in
het geheel niet, het meest in het oog springende verschil zijn wel de groote vleugels,
waarmede zij op elk Grieksch werk — ook
oj) die uit de ..Mykeensche" periode — is
voorzien. Het voorbeeld der sirene is eveneens
in Egypte te zoeken, in dit geval is de oorspronkelijke beteekenis echter niet gewij-
EENE VERZAMELING VAN GRIEKSCHE KUNSTNIJVERHEID
33
zigd. Een andere reden voor het veel voor- eigenschappen heeft liet vaasje met de mooie
komen van zulke gevleugelde wezens — kan (lig. 12) gemeen, waarvan de plaats van
vooral in den lateren tijd dezer periode — fabrikatie nog niet met zekerheid is te belag in hunne groote aantrekkelijkheid uit palen. De stijl is verwant met dien der
een artistiek oogpunt: de groote vleugels protokorinthische soort, ook de vorm
vormden een goeden achtergrond voor de komt daar, hoewel zelden, voor. In ieder
menschelijke figuur en vulden tevens de te geval staat het én wat kleurverdecling — op
versieren ruimte op uitstekende wijze. Al de zwarte zones zijn violette kringen geschildeze wezens leveren dus het bewijs voor een derd — én wat zorgvuldigheid en soberheid
levendig verkeer met de oude Oostersche be- van teekening — er komen geen vul ornamenten voor — beschavingen.
treft, hooger dan het
Een zeldzame vorm
meeste Korinthische
isdestoprieschN°.566,
vaatwerk, dat dikwijls
(fig. 8) het fries van
uiterst slordig van
schubbenonderdesireuitvoering
is.
nc is nog een oud, „Mykeensch" motief, dat
In de andere takreeds op Egyptische
ken der kunstnijvervazen van omstreeks
heid, als de metaal2500 v. Chr. eveneens
industrie en der terravoorkomt en dat in
cotta's loopt de ontde protokorinthische
wikkeling vrijwel paklasse is blijven voortrallel aan die der
leven. Het zeldzame
vazen. De oudste tyfeit, dat de stop bepen der plastiek zijn
waard is, heeft zij met
de plank en de zuil,
de beide kannen N°.
welke grondvormen
349 en 351 (fig. 8) geruwweg werden toemeen, die de strakke,
behouwen en veelal
zuivere vormen van
met een kleed behanhare metalen voorbeelgen om de gelijkenis
den prachtig hebben
met een levend wezen
bewaard. Ook de gitte vergrooten. Een
zwarte kleur der kleinvoorbeeld van geoNO. 5 6 7 . I ' I C . 1 2 . KAN', T K R R A r O ' I T A , I ' l l ' R H O D U S .
ste vaas werkt mede
V I ' » ! KKl W V. C I I R .
metrischen stijl vindt
de herinnering aan
menoplig.i3(N°.i8i).
brons op te wekken. Het protokorinthische
stuk fig. 11 onderscheidt zich door zijn
groote soberheid van kleur (ei komen geen
retouches op voor) den meer gedrongen,
als het ware elastischen, vorm en het karakter der beschildering van de Korinthischc. De krachtige wijze, waarop het
slccpende gaan in de achterpooten van
den stier is uitgedrukt, verschilt hemelsbreed van het veel slappere loopen van
zulke dieren op Korinthisch vaatwerk. Deze
XLI. Elseviers Xo. i.
Van wege den platten vorm van het lichaam
worden dergelijke stukken veelal in de wandeling „plankidool" genoemd. Zij zijn ruwweg
uit de hand gekneed en werden daarna beschilderd en gebakken. De ornamenten zijn dezelfde als die op de vazen. De verhevenheid
boven het hoofd beteekent nu eens een kroon,
dan weder een kunstig opgemaakt kapsel. Den
tijd te bepalen, wanneer deze stukken zijn
vervaardigd, is uiterst moeilijk, daar de
plattelands-bevolking sterk aan zulke oude
EENE VERZAMELING VAN GRIEKSCHE KUNSTNIJVERHEID
34
typen gehecht was en dergelijke nog in de uiting over te geven. Van den machtigen
Vide eeuw gebruikte. Gewoonlijk verraadt Jonischen invloed in de Vide eeuw getuigen
zich de meer gebijv. de fijn beschoolde hand
werkte stukken
van den maker
No 197 en 198
in kleinigheden,
(lig. 14), welke
vooral in het
waarschijnlijk
gelaat, dat uit
niet voor het
een vorm afgeeinde van die
drukt en niet,
eeuw zijn verzooals bij de
vaardigd, maar
oude stukken
slechts weinig
direct in de
van oudere tyweeke klei is gepen verschillen.
modelleerd. De
De klceding is
stukken op iig.
echt Oostersch;
13 hebben bijv.
zoo herinnert de
NO. i S l
NO i S S . 1 S 7
NO. l y o
in algemeene
van onder in
M C . 1 3 . l ' K I M I T I K Y K T K K K A C O T T A - l - ' l c a ' K K N . U I T IIOKOTIK.
trekken
den
een punt uitvorm der oude godinnen als plank of zuil loopende rok der zittende figuur aan het
eigenaardige gewaad,
bewaard, maar het
dat o}) Klein-Aziafijne, glimlachende getische monumenten
laat van No 188 en
van de XII Ide en
de goed bewerkte rug
Xllde eeuw v. Chr.
van No. 187 wijzen
voorkomt. Van de
op veel later tijd.
fijne gratie der staanDeze
glimlachende
de figuur en de smaakuitdrukking, die voor
volle
beschildering
ons zoo iets gedwonkomt in eene fotogens heeft, beduidde
grafie niet veel uit.
eene groote revolutie
Naast deze figuren,
in de kunst, een zich
welke gemeenlijk govrijmaken van algedinnen der vruchtmeen geldende regels.
baarheid voorstellen,
Men trachtte daarkomen er vele voor,
door de goden mendie de plaats vervinschelijker voor te stelgen van de vrouwen
len, hen als het ware
of slaven, die in den
den sterveling nader
oertijd op het graf
te brengen. Een derwerden geofferd, om
gelijk streven is in de
den doode in de andere
laat-Egyptischc kunst
NO.
I98,
I97.
wereld te blijven diemerkbaar, maar veel
14.
C.ODINNKFICUKKN,
TKKRACOÏTA,
JONISC11K
STIJL.
nen. *) Daarom treft
zwakker: in de OosJ ; 500 V. CIIK.
tersche kunst staat
* ) O o k in ( hiiui w a s d t l
in
h e t a l g e m e e n de g o d h e i d veel t e h o o g ,
i«'ï>.™'^he gebruik in nvan-
omstreeks 100 n. <ï,r.
werd het eveneens uuur hel mede begraven van beeldjes
om zich
aan
een dergelijke menschelijke
vervangen.
EENE VERZAMELING VAN GRIEKSCHE KUNSTNIJVERHEID
35
men zoovele broodbakkende of graan- vandaar dat het plankidool en de broodtoemalende figuurtjes aan, waarvan de plank- bereidende vrouwenfiguurtjes in plankvorm
achtige No. 190 (Vilde eeuw) een voor- eerst verdrongen worden door de Oosterstelling geven moet. Ook komen herhaalde- sche goden en meer natuurlijke dienaarbeeldlijk ruiters en dieren voor, waarvan als jes, daarna door de strenge figuren der Vde
voorbeeld op fig. 15 het geestige fijne stuk eeuw en ten slotteTdoor de z.g. gracieuse
No. 195 (einde Vide. eeuw), met de typi- Tanagra's, van welke men f zeker niet zou
sche roode (jongeling) en witte (paard) be- verwachten, dat zij haar ontstaan — zij het
schildering, wordt gegeven, hetgeen zich in ook indirekt —'aan zulk een^barbaarsch gehoofdzaak uit dezen gedachtengang laat bruik als het offeren van onderhoorigen te
verklaren. Al deze stukken volgen in stijl danken hebben.
de groote kunst, zij het ook op een afstand,
NO. 195.
KIC. 15. JONGKUNG TE PAARD, TERRACOTTA.
I'.OKOTISCII i
500 V. CHR.
Download