Literatuurstudie IGDI-model Irene Rooks VR3A Wat is het IGDI-model? Instructie wordt vrijwel altijd geassocieerd met het IGDI-model. Het IGDImodel staat voor interactieve, gedifferentieerde, directe instructie. Een 7stappenmodel waarbij interactie een belangrijke plaats inneemt. De leerkracht houdt rekening met verschillen tussen leerlingen en stemt de instructie daarop af (Bakker & Bouwman, 2012). Inhoud van het interactieve gedifferentieerde directe instructiemodel. Het model bestaat uit 7 fasen. 1. Terugblik 2. Doel van de les 3. Verwachtingen 4. Begeleide inoefening 5. Zelfstandige verwerking 6. Evaluatie 7. Terug- en vooruitblik De voorbereiding van een effectieve les vraagt veel werk van de leerkracht. De handleiding geeft lesdoelen, ordening van de inhoud, differentiatieopdrachten en benodigde materialen. Een goede voorbereiding vraagt echter meer; denkwerk over wat de leerkracht doet en hardop denken tijdens de instructie. Je moet zowel visueel als auditief oefenen. Tevens moet je leerlingen zelf laten denken en redeneren (Buitenhuis, 2010). Het IGDI-model bestaat uit een mengeling van sturende en banende instructie tijdens de interactieve instructie. Bij sturende instructie staat de leerkracht centraal en structureert de les. Dat werkt goed bij een les waarin alleen vaardigheden centraal staan, denk hierbij bijvoorbeeld aan leren lezen. Bij banende instructie ligt het zwaartepunt van de les bij actieve leerlingen (Bakker & Bouwman, 2012). Bij het IGDI-model gaat het ook om differentiatie. Daarom is het van belang dat leerlingen ingedeeld worden op niveau. Dit wordt gedaan door middel van een groepsplan. Bij het opstellen van een groepsplan evalueer je het vorige groepsplan, verzamel en orden je gegevens van kinderen uit toetsen. Deze kinderen worden vervolgens geclusterd in groepen (Clijssen, 2008). Wat zouden voordelen kunnen zijn voor de leerkracht en de leerlingen bij de inzet van het IGDI model? Het IGDI-model is een veelgebruikt model voor het aanleren van basisvaardigheden (Eijkeren, 2005). Uit onderzoeken is gebleken dat het interactieve gedifferentieerde directe instructiemodel het meest effectief is 1 (Boer & Brouwer, 1997; Huizinga, 1998). Het model benadrukt vooral het belang van hoe en wat onderwezen wordt en lijkt de meest logische manier om kinderen nieuwe kennis, vaardigheden of strategieën te leren. Bij het directe instructiemodel gaat het om leerkrachtgestuurd onderwijs. Directe instructie is gebaseerd op de veronderstelling dat er het meest makkelijk geleerd wordt door een stap voor stap uitleg. Daarnaast gaat men bij directe instructie ervan uit dat nieuwe kennis en vaardigheden gebaseerd moeten zijn op eerder verworven kennis en vaardigheden. Ook krijgen de leerlingen zelf verantwoordelijkheid. Kinderen verschillen van elkaar. Zowel het uiterlijk als wat ze naar buiten toedragen in hun gedrag of ontwikkeling. Wanneer we in het onderwijs rekening houden met individuele verschillen door er daadwerkelijk iets mee te doen, spreken we over differentiatie (Alkema, Dam, Kuipers, Lindhout & Tjerkstra, 2006). Differentiëren is het groeperen van leerlingen met min of meer gelijke onderwijskenmerken. Er bestaan verschillende opvattingen over de wijze waarop er gedifferentieerd kan worden. De twee belangrijkste manieren van differentiatie zijn: convergente en divergente differentiatie. Bij convergente differentiatie wordt er een minimumdoel voor de klas als geheel gesteld. Na de klassikale instructie gaat de groep de leerstof zelfstandig verwerken, waardoor de leerkracht tijd heeft om de risicoleerlingen extra instructie te geven. Dit wordt ook wel begeleide inoefening genoemd. Voor de kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong is er verdiepingsstof die aansluit op het leerdoel van de les. Deze vorm van differentiatie stelt hoge verwachtingen aan de zogenaamde risicoleerlingen, waardoor deze niet bij voorbaat worden opgegeven of een eigen leerlijn moeten gaan volgen. Dit heeft namelijk als nadeel dat de instructietijd voor deze leerlingen wordt verkort. Convergente differentiatie vergroot juist de instructietijd voor deze leerlingen (Dronkers, 2007). Deze vorm verdeelt de klas in twee niveaus: een minimumniveau en een hoger niveau. Hierdoor profiteren alle leerlingenoptimaal van de tijd die de leerkracht kan besteden aan instructie. Het vergroten van deleertijd en het geven van instructie verhogen de leerprestaties van de leerlingen (Elbaum, Vaughn & Watson-Moody, 1999). Bij divergente differentiatie wordt er zoveel mogelijk aangesloten op de individuele leerbehoeftes en -niveaus van de leerlingen in de groep. De leerkracht fungeert hierbij als begeleider van het leerproces van de leerlingen. Er zijn vele verschillende niveaugroepen in de klas of er is zelfs sprake van individueel onderwijs. De instructietijd per kind is hierdoor drastisch lager, maar er is hierdoor wel meer persoonlijk contact mogelijk (Bosker, 2005). Bij het IGDI-model wordt voornamelijk gewerkt met convergente differentiatie. Wat is het verschil in lesgeven met een IGDI-model en zonder een IGDImodel voor de leerlingen? De leerlingen worden aangesproken op hun niveau. Wanneer kinderen aangesproken worden op hun niveau, wordt hun betrokkenheid groter. Ook de manier van aanbieden (werkvorm, stemgebruik, samenwerken), zorgt voor een grotere betrokkenheid, omdat het kind dan meer plezier heeft tijdens de les. 2 Je kunt als leerkracht zorgen voor aansluiting bij instructiebehoeften door de instructiebehoeften in kaart te brengen. Kinderen te clusteren op niveau en tijdens de instructie combinaties maken van bepaalde behoeften. Er zijn bijvoorbeeld kinderen die instructie nodig hebben die visuele ondersteuning biedt, terwijl andere juist auditieve ondersteuning nodig hebben. Een leerkracht kan dit combineren. Zo komen vele verschillende behoeften aan bod. Ook kan de leerkracht differentiëren en zo extra leertijd aanbieden of extra instructie aanbieden (Boer & Brouwer, 1997). Door rekening te houden met de behoeften zijn kinderen beter in staat om te leren. Hoofdvraag: Op welke manieren helpt het IGDI-model om rekenlessen in de middenbouw effectief te laten verlopen? Door de 7 stappen in het IGDI-model kan er zo effectief mogelijk lesgegeven worden (Bakker & Bouwman, 2012). Echter is het van belang om al deze stappen ook daadwerkelijk uit te voeren voor een optimaal resultaat. Het IGDI-model helpt ook om differentiatie toe te kunnen passen in de lessen. De leerlingen worden ingedeeld in niveau-groepen en volgen de instructie die daarbij past. Zo is het voor iedereen mogelijk om op zijn of haar niveau te werken. De niveau-groepen worden opgesteld door middel van een groepsplan. Bij het opstellen van een groepsplan evalueer je het vorige groepsplan, verzamel en orden je gegevens van kinderen uit toetsen. Deze kinderen worden vervolgens geclusterd in groepen (Clijssen, 2008). 3 Literatuurlijst Alkema, E., Dam, E., van, Kuipers, J., Lindhout, L., & Tjerkstra, W. (2006). Meer dan Onderwijs. Assen: Van Gorcum Bakker, M., & Bouwman A. (2012). Interactief gedifferentieerd en direct. Volgens Bartjens. 32, 12-15 Bosker, R. (2005). De grenzen van gedifferentieerd onderwijs. Groningen: Universiteit van Groningen. Brouwer, T., & Boer, H. de (1997). Stelonderwijs kan beter. Een model voor strategisch handelenbij stellen. Jeugd in school en wereld, 81(6), 32-35. Buitenhuis, A. (2010). Goed rekenonderwijs vraagt om ijzersterke voorbereiding. Pulse Primair Onderwijs. 2, 14-16 Clijsen, A. (2008). Handelingsgericht werken met groepsplannen. Mensenkinderen. 24, 10-11 Dronkers, J. (2007). Ruggengraat van ongelijkheid. Amsterdam: Mets & Schilt en Wiardi Beckman Stichting. Eijkeren, M. van (2005). Pedagogisch – didactisch begeleiden. Baarn: HBuitgevers Elbaum, B., Vaughn, S., Hughes, M., & Watson-Moody, S. (1999). Grouping practices and reading outcomes for students with disabilities. Exceptional Children, 65(3), 399-415. Huizinga, H. (1998). Stellen & didactiek. Groningen: Wolters-Nordhoff. 4