GODS EEUWIG VOORNEMEN. BIJBELCURSUS- LES - 14 DANIËL 10 EN 11 In Daniël 11 stopt de symbolische taal en spreekt de profeet zonder figuurlijk taalgebruik. Hier en daar wordt cryptische taal gebruikt maar daar hebben de uitleggers meestal niet zo veel moeite mee gehad. Toch is het merkwaardig dat daar waar de profeet in symbolen spreekt, zoals in Daniël 2, 7, 8 en 9, er meer eensgezindheid is dan in hoofdstuk 11. Misschien helpt het opzetten van een structuur van hoofdstuk 11 om dit beter te begrijpen. Hoofdstuk 11 heeft een zeer bijzondere structuur. GODS VOLK IS HET MIDDELPUNT De engel zegt tegen Daniël dat Gods volk het middelpunt van de profetie is. “…en ik ben gekomen om u te verstaan te geven wat uw volk in het laatst der dagen overkomen zal; want wederom is het een gezicht aangaande de toekomst.” -Daniël 10:14 DE KONING VAN HET NOORDEN EN DE KONING VAN HET ZUIDEN In dit hoofdstuk treffen wij de zegswijzen aan, ‘de koning van het noorden’ en ‘de koning van het zuiden’. Er is sprake van deze twee koningen nadat de eerste koning van Griekenland gestorven is en zijn rijk uiteenvalt naar de vier windstreken (zie Daniël 8:8). De koningen van het noorden en de koningen van het zuiden komen diverse malen met elkaar in aanvaring en steeds was Gods volk daar het slachtoffer van. Dat kwam door de unieke geografische ligging van het land Kanaän. Ten westen van Kanaän bevond zich de Middellandse zee, ten oosten was een 800 kilometer brede woestijn waar niemand kon wonen en waardoor reizen onmogelijk was. Israël was dus een bufferstaat tussen het noorden en het zuiden. Alle troepenbewegingen tussen noord en zuid gingen door Kanaän. Het volk van Israël bevond zich, populair gezegd, in een ‘flessenhals’. De oorlog tussen het noorden en het zuiden werd alleen daarom beschreven, omdat dit gebeurde op een manier zoals Duitsland en Rusland oorlog voerden in Polen. Zo was dat ook hier het geval. GODS VOLK KOMT OM IN DE STRIJD In deze strijd komt ook altijd het volk van God om. DEZELFDE MACHTEN De machten die hier beschreven worden zijn dezelfde als in Daniël 2, 7, en 8, nl. Medo-Perzië (Babylon was van het toneel verdwenen), Griekenland en Rome in beide fasen. Alle machten worden vanaf Griekenland beschreven als ‘het noorden’ en ‘het zuiden’. EEN VERDELING Als Griekenland en zijn verdeling het prototype was van het noorden en het zuiden, dan hebben de koning van het noorden en de koning van het zuiden een gemeenschappelijke oorsprong, d.w.z. dat de één uit de ander voortkwam, of Pagina - 70 anders gezegd: er is een verdeling. VERDELING, EENHEID, EEN NIEUWE VIJAND Na de verdeling is er onderlinge strijd en Gods volk zit er als buffer tussen in de flessenhals. Na verloop van tijd is er één overgebleven of er komt een nieuwe macht, een nieuwe vijand van Gods volk. DE STRUCTUUR VAN DANIËL 11 In Daniël 11 wordt verteld hoe de vijanden van Gods volk geboren werden. Het Griekse rijk Alexander de Grote overwint Medo-Perzië. Het wordt één rijk. Dit is een nieuwe vijand voor Gods volk. Na Alexanders dood raakt Griekenland verdeeld… er blijven twee generaals over: * Seleucus I Necator (Noord: Syrië) * Ptolemeüs I Soter (Zuid: Egypte) Ptolemeüs Epiphanes (kleinzoon van Ptol. I), roept de hulp van Rome in en overwint Syrië. Ceasar overwint uiteindelijk Egypte en blijft als overwinnaar over. Het rijk is één en een nieuwe vijand is ontstaan voor Gods volk… vervolging! Heidens Rome Heidens Rome werd onder Diocletianus verdeeld in vier delen. Na afstand te doen van zijn regering kwam Rome in een burgeroorlog… eerst vier keizers daarna zes… er bleven er tenslotte twee over: * Constantijn * Licinius Dezen stootten op elkaar en Constantijn overwint (324). De kerk staat achter Constantijn. Het rijk is weer één en er is een nieuwe vijand van Gods volk ontstaan… vervolging! Het Caesarpapisme De katholieke kerk krijgt macht met de keizer als hoofd. Een eerste concilie vindt plaats in 325: de besluiten van het concilie worden tot staatswetten. Als het keizerrijk ondergegaan Pagina - 71 is in 476 na Christus komt er een nieuwe situatie. De paus doet een greep naar de macht en komt in botsing met de keizer van het Oost Romeinse Rijk. Uit deze botsing komt de paus als overwinnaar. Justinianus maakt de paus tot hoofd van alle kerken. Rome dwingt de keizer zich te onderwerpen. Zo is er weer een nieuwe vijand ontstaan voor Gods volk… nu zijn we in 538 na Christus… vervolging! Het Pausdom Het pausdom regeerde 1260 jaar lang. Aan het eind daarvan verdeelde dit rijk zich d.m.v. de Franse Revolutie. Er ontstonden weer twee kampen: * Het pausdom * Het politiek atheïsme Van 1789 tot 1989 zijn deze twee kampen constant met elkaar in botsing geweest. Tot in 1989 de muur in Berlijn viel. Het communisme in Europa kreeg hierdoor de genadeslag. De laatste politiek atheïstische macht in Europa viel in het jaar 2000 met de val van Milosevic. Protestants Amerika zal nu als de nieuwe vijand optreden. Het gevolg zal zijn… vervolging! Het gevolg van het met elkaar in botsing komen van noord en zuid was altijd ‘vervolging’! In Daniël 10:14 lezen wij: “…en ik ben gekomen om u te verstaan te geven wat uw volk in het laatst der dagen overkomen zal; want wederom is het een gezicht aangaande de toekomst.” In Daniël 10 lezen wij wat zich achter de coulissen van de wereldgeschiedenis afspeelt. Ook in Openbaring kunnen wij lezen dat goede en boze engelen met elkaar in strijd zijn en dat ook dit zich achter de coulissen van de wereldgeschiedenis afspeelde. We zien dat de hele profetie gaat over de oorlog tussen de koningen van het noorden en de koningen van het zuiden. Waarom werden alle conflicten in deze structuur weergegeven? Omdat de conflicten tussen noord en zuid altijd uitgevochten werden in het land Kanaän. In het zuiden lag Egypte en in het noorden Syrië. Wilden zij elkaar aanvallen dan moesten zij door Israël. Aan de westgrens lag nl. de Middellandse zee en aan de oostgrens de grote Arabische woestijn. In deze ‘flessenhals’, tussen noord en zuid, bevond zich het volk van God. Iedere keer als het noorden en het zuiden tegen elkaar streden, bevond Israël, ofwel Gods volk, zich in de ‘flessenhals’. Medo-Perzië en Alexander In Daniël 11:1-2 worden de overige jaren van het Medo-Perzische rijk beschreven. Vers 3 begint met Griekenland, het Griekenland van Alexander de Grote. Vers 4 zegt dat ‘zijn (konink)rijk verbroken zal worden en verdeeld naar de vier windstreken des hemels’. Het wordt niet verdeeld onder zijn nakomelingen maar onder vreemden, zijn generaals. Vanaf dat ogenblik wordt er in Daniël 11 gesproken over het noorden en het zuiden. Egypte en Syrië Vers 5-15 beschrijft de verschillende oorlogen tussen het noorden en het zuiden met de gebeurtenissen die tot de oorlog geleid hebben. De oorzaak waarom deze bijzonderheden beschreven worden is om te laten zien dat Gods volk zich altijd in de ‘flessenhals’ bevond. Tijdens deze oorlogen wisselde Israël telkens van heerser. Hier volgt een lijst van de verschillende heersers. * Ptolemaeus (367-283 v.Chr.) Hij was van 323-304 v.Chr. satraap van Egypte. Daarna nam hij de koningstitel aan. Hij nam 100.000 joden gevangen en voerde hen naar Egypte. * Antigonus (382-301 v.Chr.) Hij roofde zes jaar later Judea van hem terug. * Ptolemaeus herwon kort daarop de heerschappij over Judea, maar in 312 v.Chr. ging deze weer over naar Antigonus. * Judea bleef onder de heerschappij van Antigonus en kwam in 301 v.Chr., toen Antigonus verslagen en gedood werd, weer onder de heerschappij van Egypte, onder de dynastie van de Ptolemaeën. * Tussen 261 en 243 hebben het noorden en het zuiden lange tijd tegen elkaar gestreden. Hieraan kwam een eind door het huwelijk van het koningshuis van de Seleuciden met de dynastie der Ptolemaeën. Maar helaas ontstond ook daardoor weer een oorlog. * In 218 kwam Israël onder de heerschappij van Antiochus, koning van Syrië. * Het daaropvolgende jaar heersten de Egyptenaren weer. * Syrië had de macht van 204 - 200 en * in 199 was Egypte weer aan de macht. * Onmiddellijk daarop werd Antiochus koning over Judea. * Hij gaf Judea als huwelijksgeschenk aan Egypte toen Cleopatra met Ptolemaeus trouwde. HET GEZICHT Zo ging het alsmaar door totdat Antiochus Epifanes de joden en de tempel verontreinigde. To e n s t o n d e n d e j o d e n o p o n d e r d e Makkabeeën. In Daniël 11:14 staat: “…ook zullen gewelddadige mensen uit uw volk zich verheffen om een gezicht tot werkelijkheid te maken, maar zij zullen struikelen.” Deze gewelddadige mensen in Israël waren de Makkabeeën, die geprobeerd hebben het gezicht in Daniël 8:13-14 te vervullen. Ook nu nog gelooft het merendeel van de christenen dat de Makkabeeën de vervulling van het gezicht zijn. De Bijbel zegt echter: ‘Maar ze zullen struikelen’. De veronderstelde vervulling van de profetie, of van het gezicht, was vroeger, maar is ook nu nog, voor velen een hindernis om de 2300 dagen aan te nemen als jaren. Ze geloofden dat Antiochus Epifanes de profetie vervuld had. De geschiedenis herhaalt zich. Dit is weer een reden waaraan we kunnen zien dat de profetie ons de bijzonderheden geeft over de strijd van Gods volk in de eindtijd. Rome In vers 16 komen we bij de Romeinen. “…Hij zal vaste voet krijgen in het Sieraadland en verdelging zal in zijn hand zijn.” –Daniël 11:16 Pagina - 72 Honderdzestig jaar strijd tussen het noorden en het zuiden hebben dan plaatsgemaakt voor de overheersing van de Romeinen die honderden jaren in Palestina zouden blijven. We hebben nu een tweede kenmerk van de structuur. De koningen van het noorden en het zuiden hebben een gemeenschappelijke oorsprong. Griekenland was het rijk van Alexander en werd in noord en zuid verdeeld. Dit voorspelde niet veel goeds voor Gods volk. DE STRUCTUUR Als we twee punten van deze geschiedenis bekijken, begrijpen we de structuur steeds beter. 1. N o o r d e n z u i d h e b b e n e e n gemeenschappelijke oorsprong. Het was oorspronkelijk één koninkrijk. 2. Als noord en zuid met elkaar in oorlog zijn ligt Gods volk er precies tussenin, nl. in de zogenaamde ‘flessenhals’. Drie Keizers In de verzen 17-22 gaat het over drie Romeinse keizers: 1. Julius Caesar 2. Augustus 3. Tiberius Tijdens de regering van Augustus werd Jezus geboren. Augustus was een belastinginner. Het inschrijven in het belastingregister was de reden dat Maria en Jozef naar Bethlehem moesten trekken waar Jezus geboren werd. Tijdens de regering van Tiberius werd Christus, ‘de vorst van het verbond’, ver­ brijzeld, vernietigd en gekruisigd. Diocletianus en de geboorte van de staatskerk In vers 25 lezen we over de koning van het zuiden. Rome was verdeeld. Onder Diocletianus werd het rijk gereorganiseerd en in vier stukken verdeeld. Na een bepaalde tijd treedt hij af en er gebeurt iets verschrikkelijks. De vier keizers die overgebleven zijn bestrijden elkaar om het hevigst. Gibbon schrijft daarover: Pagina - 73 Het aftreden van Diocletianus en Maximianus werd gevolgd door een achttien jaar lange strijd. Het rijk werd door vijf burgeroorlogen geplaagd. In 308 n.Chr. waren er zes keizers in het Romeinse rijk. In het westen waren dat: Maximianus, Constantijn en Maxentius. Zo werd het rijk in twee vijandige partijen verdeeld. Uiteindelijk werd het rijk verdeeld tussen Licinius in het oosten en Constantijn in het westen. Beiden ondertekenden in 312 n.Chr. het edict van Milaan dat het christendom tot staatsreligie verhief. In 324 werd de strijd om de macht door Constantijn gewonnen. Wat waren de gevolgen van deze omwenteling? Volgens Gibbon waren het er twee: De grondvesting van Konstantinopel en de bevestiging van de christelijke religie waren de onmiddellijke gevolgen van deze omwenteling. Wat betekende de bevestiging van het christelijk geloof? Gibbon zegt: De nederlaag van Licinius gaf Constantijn de alleenheerschappij over de Romeinse wereld en hij vermaande d.m.v. een rondschrijven al zijn onderdanen onmiddellijk het voorbeeld van de keizer te volgen en de goddelijke waarheid van het christendom aan te nemen. DE STRUCTUUR - Uit één rijk ontstonden dus twee rijken die elkaar bestreden. - In de flessenhals zit het volk van God. - Wanneer die twee één worden ontstaat er weer een nieuwe vijand van Gods volk. In dit geval is dit het Caesarpapisme/pausdom, de katholieke kerk met de keizer als hoofd. Twee koningen, die van het noorden en het zuiden, stoten op elkaar. Er worden plannen gesmeed tegen de koning van het zuiden, Licinius en zijn aanhangers. De hele kerk stond aan de zijde van Constantijn. Vers 26 zegt: “…zijn eigen tafelgenoten zullen hem afbreuk doen en zijn leger zal wegspoelen, en er zullen veel verslagenen vallen.” Na het edict van Milaan werd de kerk door Constantijn en Licinius bevoordeeld, maar de kerk keerde zich tegen Licinius. In vers 25 en 26 wordt de koning van het zuiden verslagen. Toch bleven er twee koningen over die zich aan één tafel zetten en leugens spraken. De kerk werd door de gunst van Constantijn tot een koning en maakte wetten. Eén van deze wetten was de zondagswet. Neander vertelt in zijn kerkgeschiedenis dat de bisschoppen zich zetten aan de tafel van de keizer. Toen Licinius in 323 het onderspit delfde, hield Constantijn als eerste een concilie met de kerk, in 325. De keizer was de voorzitter. De besluiten van het concilie werden staatswetten. Neander zegt daarover: “De waarheid die de mensen opgedrongen werd door iets anders dan hun innerlijke overtuiging, werd tot een leugen gemaakt.” Doordat de besluiten van het concilie tot staatswetten werden gemaakt, werden deze tot leugen. Dat beïnvloedt de kerk tot op de dag van vandaag. Het Romeinse rijk gaat onder In vers 27 staat: “…maar het zal niet gelukken, want nog toeft het einde tot de vastgestelde tijd.” Deze kerk/staat verbinding werd verbroken. Het Romeinse rijk ging ten onder en Europa werd overstroomd door vreemde volken. Deze kerk/staat verbinding was niet die van de vastgestelde tijd. Het woord dat hier voor ‘vastgestelde tijd’ gebruikt wordt is heel interessant. * In vers 27 toeft de vastgestelde tijd nog. * In vers 29 breekt deze aan. * In vers 35 is deze in volle gang. * In Daniël 12:7 wordt gezegd wat deze vastgestelde tijd is: “Een tijd, tijden en een halve tijd;…” (NBG-vertaling) “Een bestemde tijd, bestemde tijden en een halve tijd;…” (Statenvertaling) Dat betekent: * In vers 27 zijn de 1260 jaren nog niet aangebroken, hoewel de kerk/staat verbinding al bestaat. * In vers 35 zijn de 1260 jaren aan de gang. * In vers 40 zijn deze afgelopen. Het pausdom Zo werd er een nieuwe vijand van Gods volk geboren, de paus van Rome.Vanaf vers 29 worden we via een oorlog tussen noord en zuid naar een nieuwe vijand tegen Gods volk geleid. De paus als overheerser van alle kerken. Opnieuw wordt hier gesproken van noord en zuid. Zij leveren felle strijd en uit deze strijd komt de paus als overwinnaar naar voren. “Ter bestemder tijd zal hij opnieuw in het Zuiden binnenvallen, maar de laatste keer zal het niet zijn zoals de eerste: …” -Daniël 11:29 Het is een strijd tegen het zuiden zoals die er nog nooit geweest is. Niet zoals na de dood van Alexander of na het aftreden van Diocletianus. Ook niet zoals in vers 40 beschreven staat, want daar strijden noord en zuid voor de laatste keer tegen elkaar. Hoe kwam dit tot stand, hoe kreeg de paus de macht en hoe kwam de ‘bestemde tijd’, de tijd dat de paus 1260 jaren de heerschappij zou voeren? De katholieke partij dwingt de Oost-Romeinse keizer zich te onderwerpen aan de regering. Hij blijft echter keizer. Men dwingt hem een verdrag te ondertekenen dat door Justinianus later exact uitgevoerd werd. De gebeurtenissen van 508 tot 538 laten ons zien dat de paus als overwinnaar en alleenheerser in religieuze zaken, overblijft. Dit waren de gebeurtenissen die in het westen plaatsvonden. Wat gebeurde er terzelfder tijd in het oosten? Er bestond één sterke pauselijke partij in het gehele keizerrijk. Aangemoedigd door het succes van hun broeders in het westen dachten de aanhangers van de paus in Konstantinopel, zonder vrees, ten gunste van hun meester in Rome, te kunnen getuigen van de openlijke vijandschap tegen zijn tegen-stander. In 508 leidde hun partij-ijver tot een plotselinge uitbraak en bereikte het Pagina - 74 hoogtepunt in een ware wervelstorm van fanatisme en burgeroorlog die met vuur en bloed in de straten van de oostelijke hoofdstad woedde. Gibbon, die de gebeurtenissen van de periode 508-518 beschrijft, zegt over de opwinding in Konstantinopel het volgende: Terwijl de keizer zich in een voorstad verborgen hield, werden de standbeelden van de keizer verwoest. Uiteindelijk, na verloop van drie dagen, waagde hij het om uit zijn schuilplaats tevoorschijn te komen en een beroep te doen op de barmhartigheid van zijn onderdanen. Zonder zijn diadeem en als een smekeling verscheen hij op zijn troon in het Circus. De katholieken zongen voor zijn oren de echte trisagion (drie maal heilig: heilige God, heilige Sterke, heilige Onsterfelijke, ontferm U over ons). Zij juichten bij het aanbod van hem om afstand te doen van de troon wat hij vervolgens door middel van een heraut liet verkondigen. Zij hoorden zijn raad aan om voorlopig maar te kiezen voor een koning omdat niet iedereen zou kunnen regeren. Zij namen genoegen met het bloed van twee raadsheren die hun tegenwerkten in het geloof en die de keizer zonder aarzelen in de leeuwenkuil liet werpen. Deze woeste, maar tijdelijke uitspattingen werden aangemoedigd door de successen van Vitalianus, die zich met een leger van Hunnen en Bulgaren, grotendeels afgodendienaren, tot beschermer van het katholieke geloof opwierp. Bij deze religieuze opstand ontvolkte hij Tracië, belegerde Konstantinopel en doodde 65000 van zijn medechristenen, totdat hij bij de keizer het terugroepen van de katholieke bisschoppen had afgedwongen, de tevredenheid van de paus had verworven en het houden van het Concilie van Chalcedon had doorgezet. Er werd een orthodox verdrag gemaakt dat door de stervende keizer werd ondertekend en dat door Justinianus stipt werd uitgevoerd. Dit was het resultaat van de eerste godsdienstoorlog welke door belijdenden volgelingen in de naam van de God des vredes werden gevoerd. In 508 was het heidendom erg teruggedrongen en het katholicisme had sterk aan macht gewonnen. De katholieke kerk bevond zich Pagina - 75 voor de eerste keer in de situatie om een succesvolle oorlog tegen de burgerlijke overheden en de kerk van het oostelijke rijk te voeren, in welke rijk voor het grootste deel het monophysitisme (de leer, dat Christus slechts één natuur bezat) gehuldigd werd. De uitroeiing van 65000 ‘ketters’ was het resultaat van deze ‘katholieke oorlog’. Op deze wijze werd de keizer in 508 te Konstantinopel een verdrag afgedwongen dat uiteindelijk tot de opperheerschappij van de paus in 538 leidde. Weer noord tegen zuid. In dit geval was het de roomse bisschop, als leider van de katholieke partij, tegen het OostRomeinse rijk dat ook in Egypte, het zuiden, heerser was. Zo werd volgens vers 30 en 31 ‘het dagelijkse’, het heidendom, afgeschaft (508) en de ‘gruwel der verwoesting’ opgericht (538). Hoewel het heidendom in het Romeinse rijk al onder Theodosius binnen 15 jaar (379395) volkomen verdwenen was, waren er in de loop van de tijd veel heidense volken teruggekeerd en hadden het Romeinse rijk opnieuw overspoeld. Toen de koning van de Franken, Clovis, zich tot het katholicisme bekeerde en ook in naam van de godsdienst met oorlogswapens begon te zaaien, werd het pausdom zeker gesteld. Maar al deze maatregelen richtten zich tegen ‘het heilige verbond’ en ‘hun vertegen-woordigers’, het ware volk van God (vers 30). Maar er is een volk dat zijn God kent, dat sterk zal zijn en handelend op zal treden (vers 32). Maar dit volk zit in de woestijn en evangeliseert van daaruit geheel Europa, in de kerkgeschiedenis bekend als ketters, maar in Gods Boek des Levens bekend als heiligen. John Wicliff, Johannes Hus en andere hervormers komen de Albigenzen en de Waldenzen te hulp. Maar de vervolgingen gaan door. HET KARAKTER VAN HET PAUSDOM Van vers 36 tot 39 wordt ons het karakter van het pausdom voorgespiegeld. De paus zal zich verheffen tegen iedere God, heidens of christelijk. Ook tegen de Schepper, de God der goden, zal hij zich verheffen (vers 36). Hij zal voor zichzelf een volkomen nieuwe god bedenken die in de traditie van de heidense cultus nog niet te vinden is. Seneca, de Romeinse filosoof, heeft een keer uitgeroepen: ‘wie aanbidt wat hij eet’? En juist dat doet men in het katholicisme. Op Christus, het Verlangen van alle naties zal hij geen acht slaan, want hij is de antichrist, d.w.z. in de plaats van en tegen Christus (vers 37). De hostie, het brood dat zij eten, wordt mateloos geëerd (vers 38). Maar ook een andere god zal hij eren. De god van de vestingen Met de hulp van deze vreemde god, de god der vestingen, zal hij sterke vestingen aangrijpen. Hij doet het ‘met de vreemde god’, ‘van de vestingen’ (vers 38). Dit herinnert ons aan Daniël 8:24: ‘Sterk, maar niet door eigen kracht’. Het karakter van het pausdom is een verbinding van kerk en staat. Sinds Constantijn is de god van het pausdom ‘de oorlogsgod’ geweest. De roomskatholieke kerk is priesterlijk en oorlogszuchtig. Neemt men het weg dan heeft het een dodelijke wond. Vers 39 is het machtige leenstelsel van de Middeleeuwen. Pagina - 76