gods eeuwig voornemen.

advertisement
GODS EEUWIG
VOORNEMEN.
BIJBELCURSUS- LES - 14
DANIËL 10 EN 11
In Daniël 11 stopt de symbolische taal en spreekt
de profeet zonder figuurlijk taalgebruik. Hier
en daar wordt cryptische taal gebruikt maar
daar hebben de uitleggers meestal niet zo veel
moeite mee gehad. Toch is het merkwaardig dat
daar waar de profeet in symbolen spreekt, zoals
in Daniël 2, 7, 8 en 9, er meer eensgezindheid
is dan in hoofdstuk 11.
Misschien helpt het opzetten van een structuur
van hoofdstuk 11 om dit beter te begrijpen.
Hoofdstuk 11 heeft een zeer bijzondere
structuur.
GODS VOLK IS HET MIDDELPUNT
De engel zegt tegen Daniël dat Gods volk het
middelpunt van de profetie is.
“…en ik ben gekomen om u te verstaan te geven
wat uw volk in het laatst der dagen overkomen
zal; want wederom is het een gezicht aangaande
de toekomst.”
-Daniël 10:14
DE KONING VAN HET NOORDEN EN DE
KONING VAN HET ZUIDEN
In dit hoofdstuk treffen wij de zegswijzen aan,
‘de koning van het noorden’ en ‘de koning van
het zuiden’.
Er is sprake van deze twee koningen nadat de
eerste koning van Griekenland gestorven is en
zijn rijk uiteenvalt naar de vier windstreken
(zie Daniël 8:8).
De koningen van het noorden en de koningen
van het zuiden komen diverse malen met
elkaar in aanvaring en steeds was Gods volk
daar het slachtoffer van. Dat kwam door
de unieke geografische ligging van het land
Kanaän. Ten westen van Kanaän bevond
zich de Middellandse zee, ten oosten was een
800 kilometer brede woestijn waar niemand
kon wonen en waardoor reizen onmogelijk
was. Israël was dus een bufferstaat tussen het
noorden en het zuiden. Alle troepenbewegingen
tussen noord en zuid gingen door Kanaän.
Het volk van Israël bevond zich, populair
gezegd, in een ‘flessenhals’. De oorlog tussen
het noorden en het zuiden werd alleen daarom
beschreven, omdat dit gebeurde op een manier
zoals Duitsland en Rusland oorlog voerden in
Polen. Zo was dat ook hier het geval.
GODS VOLK KOMT OM IN DE STRIJD
In deze strijd komt ook altijd het volk van
God om.
DEZELFDE MACHTEN
De machten die hier beschreven worden zijn
dezelfde als in Daniël 2, 7, en 8, nl. Medo-Perzië
(Babylon was van het toneel verdwenen),
Griekenland en Rome in beide fasen. Alle
machten worden vanaf Griekenland beschreven als ‘het noorden’ en ‘het zuiden’.
EEN VERDELING
Als Griekenland en zijn verdeling het prototype
was van het noorden en het zuiden, dan hebben
de koning van het noorden en de koning van
het zuiden een gemeenschappelijke oorsprong,
d.w.z. dat de één uit de ander voortkwam, of
Pagina - 70
anders gezegd: er is een verdeling.
VERDELING, EENHEID, EEN NIEUWE
VIJAND
Na de verdeling is er onderlinge strijd en Gods
volk zit er als buffer tussen in de flessenhals.
Na verloop van tijd is er één overgebleven of
er komt een nieuwe macht, een nieuwe vijand
van Gods volk.
DE STRUCTUUR VAN DANIËL 11
In Daniël 11 wordt verteld hoe de vijanden van
Gods volk geboren werden.
Het Griekse rijk
Alexander de Grote overwint Medo-Perzië.
Het wordt één rijk. Dit is een nieuwe vijand
voor Gods volk. Na Alexanders dood raakt
Griekenland verdeeld… er blijven twee
generaals over:
* Seleucus I Necator (Noord: Syrië)
* Ptolemeüs I Soter (Zuid: Egypte)
Ptolemeüs Epiphanes (kleinzoon van Ptol. I),
roept de hulp van Rome in en overwint Syrië.
Ceasar overwint uiteindelijk Egypte en blijft
als overwinnaar over. Het rijk is één en een
nieuwe vijand is ontstaan voor Gods volk…
vervolging!
Heidens Rome
Heidens Rome werd onder Diocletianus
verdeeld in vier delen. Na afstand te doen van
zijn regering kwam Rome in een burgeroorlog…
eerst vier keizers daarna zes… er bleven er
tenslotte twee over:
* Constantijn
* Licinius
Dezen stootten op elkaar en Constantijn
overwint (324). De kerk staat achter Constantijn.
Het rijk is weer één en er is een nieuwe vijand
van Gods volk ontstaan… vervolging!
Het Caesarpapisme
De katholieke kerk krijgt macht met de keizer
als hoofd. Een eerste concilie vindt plaats in
325: de besluiten van het concilie worden tot
staatswetten. Als het keizerrijk ondergegaan
Pagina - 71
is in 476 na Christus komt er een nieuwe
situatie. De paus doet een greep naar de macht
en komt in botsing met de keizer van het Oost
Romeinse Rijk. Uit deze botsing komt de paus
als overwinnaar. Justinianus maakt de paus tot
hoofd van alle kerken. Rome dwingt de keizer
zich te onderwerpen. Zo is er weer een nieuwe
vijand ontstaan voor Gods volk… nu zijn we
in 538 na Christus… vervolging!
Het Pausdom
Het pausdom regeerde 1260 jaar lang. Aan het
eind daarvan verdeelde dit rijk zich d.m.v. de
Franse Revolutie. Er ontstonden weer twee
kampen:
* Het pausdom
* Het politiek atheïsme
Van 1789 tot 1989 zijn deze twee kampen
constant met elkaar in botsing geweest. Tot in
1989 de muur in Berlijn viel. Het communisme
in Europa kreeg hierdoor de genadeslag.
De laatste politiek atheïstische macht in
Europa viel in het jaar 2000 met de val van
Milosevic. Protestants Amerika zal nu als de
nieuwe vijand optreden. Het gevolg zal zijn…
vervolging!
Het gevolg van het met elkaar in botsing komen
van noord en zuid was altijd ‘vervolging’!
In Daniël 10:14 lezen wij:
“…en ik ben gekomen om u te verstaan te geven
wat uw volk in het laatst der dagen overkomen
zal; want wederom is het een gezicht aangaande
de toekomst.”
In Daniël 10 lezen wij wat zich achter de
coulissen van de wereldgeschiedenis afspeelt.
Ook in Openbaring kunnen wij lezen dat goede
en boze engelen met elkaar in strijd zijn en
dat ook dit zich achter de coulissen van de
wereldgeschiedenis afspeelde.
We zien dat de hele profetie gaat over de
oorlog tussen de koningen van het noorden en
de koningen van het zuiden. Waarom werden
alle conflicten in deze structuur weergegeven?
Omdat de conflicten tussen noord en zuid altijd
uitgevochten werden in het land Kanaän. In
het zuiden lag Egypte en in het noorden Syrië.
Wilden zij elkaar aanvallen dan moesten
zij door Israël. Aan de westgrens lag nl. de
Middellandse zee en aan de oostgrens de grote
Arabische woestijn. In deze ‘flessenhals’,
tussen noord en zuid, bevond zich het volk van
God. Iedere keer als het noorden en het zuiden
tegen elkaar streden, bevond Israël, ofwel Gods
volk, zich in de ‘flessenhals’.
Medo-Perzië en Alexander
In Daniël 11:1-2 worden de overige jaren van
het Medo-Perzische rijk beschreven. Vers 3
begint met Griekenland, het Griekenland van
Alexander de Grote.
Vers 4 zegt dat ‘zijn (konink)rijk verbroken zal
worden en verdeeld naar de vier windstreken
des hemels’. Het wordt niet verdeeld onder
zijn nakomelingen maar onder vreemden,
zijn generaals. Vanaf dat ogenblik wordt er
in Daniël 11 gesproken over het noorden en
het zuiden.
Egypte en Syrië
Vers 5-15 beschrijft de verschillende oorlogen
tussen het noorden en het zuiden met de
gebeurtenissen die tot de oorlog geleid hebben.
De oorzaak waarom deze bijzonderheden
beschreven worden is om te laten zien dat
Gods volk zich altijd in de ‘flessenhals’ bevond.
Tijdens deze oorlogen wisselde Israël telkens
van heerser.
Hier volgt een lijst van de verschillende
heersers.
* Ptolemaeus (367-283 v.Chr.)
Hij was van 323-304 v.Chr. satraap van Egypte.
Daarna nam hij de koningstitel aan.
Hij nam 100.000 joden gevangen en voerde
hen naar Egypte.
* Antigonus (382-301 v.Chr.)
Hij roofde zes jaar later Judea van hem
terug.
* Ptolemaeus herwon kort daarop de
heerschappij over Judea, maar in 312 v.Chr.
ging deze weer over naar Antigonus.
* Judea bleef onder de heerschappij van
Antigonus en kwam in 301 v.Chr., toen
Antigonus verslagen en gedood werd, weer
onder de heerschappij van Egypte, onder de
dynastie van de Ptolemaeën.
* Tussen 261 en 243 hebben het noorden en
het zuiden lange tijd tegen elkaar gestreden.
Hieraan kwam een eind door het huwelijk
van het koningshuis van de Seleuciden met de
dynastie der Ptolemaeën. Maar helaas ontstond
ook daardoor weer een oorlog.
* In 218 kwam Israël onder de heerschappij
van Antiochus, koning van Syrië.
* Het daaropvolgende jaar heersten de
Egyptenaren weer.
* Syrië had de macht van 204 - 200 en
* in 199 was Egypte weer aan de macht.
* Onmiddellijk daarop werd Antiochus koning
over Judea.
* Hij gaf Judea als huwelijksgeschenk aan
Egypte toen Cleopatra met Ptolemaeus
trouwde.
HET GEZICHT
Zo ging het alsmaar door totdat Antiochus
Epifanes de joden en de tempel verontreinigde.
To e n s t o n d e n d e j o d e n o p o n d e r d e
Makkabeeën.
In Daniël 11:14 staat:
“…ook zullen gewelddadige mensen uit uw volk
zich verheffen om een gezicht tot werkelijkheid te
maken, maar zij zullen struikelen.”
Deze gewelddadige mensen in Israël waren
de Makkabeeën, die geprobeerd hebben het
gezicht in Daniël 8:13-14 te vervullen. Ook nu
nog gelooft het merendeel van de christenen dat
de Makkabeeën de vervulling van het gezicht
zijn. De Bijbel zegt echter: ‘Maar ze zullen
struikelen’. De veronderstelde vervulling van
de profetie, of van het gezicht, was vroeger,
maar is ook nu nog, voor velen een hindernis
om de 2300 dagen aan te nemen als jaren. Ze
geloofden dat Antiochus Epifanes de profetie
vervuld had. De geschiedenis herhaalt zich. Dit
is weer een reden waaraan we kunnen zien dat
de profetie ons de bijzonderheden geeft over
de strijd van Gods volk in de eindtijd.
Rome
In vers 16 komen we bij de Romeinen.
“…Hij zal vaste voet krijgen in het Sieraadland en
verdelging zal in zijn hand zijn.” –Daniël 11:16
Pagina - 72
Honderdzestig jaar strijd tussen het noorden
en het zuiden hebben dan plaatsgemaakt
voor de overheersing van de Romeinen die
honderden jaren in Palestina zouden blijven.
We hebben nu een tweede kenmerk van de
structuur. De koningen van het noorden en
het zuiden hebben een gemeenschappelijke
oorsprong. Griekenland was het rijk van
Alexander en werd in noord en zuid verdeeld.
Dit voorspelde niet veel goeds voor Gods
volk.
DE STRUCTUUR
Als we twee punten van deze geschiedenis
bekijken, begrijpen we de structuur steeds
beter.
1. N o o r d e n z u i d h e b b e n e e n
gemeenschappelijke oorsprong. Het
was oorspronkelijk één koninkrijk.
2. Als noord en zuid met elkaar in oorlog
zijn ligt Gods volk er precies tussenin,
nl. in de zogenaamde ‘flessenhals’.
Drie Keizers
In de verzen 17-22 gaat het over drie Romeinse
keizers:
1. Julius Caesar
2. Augustus
3. Tiberius
Tijdens de regering van Augustus werd Jezus
geboren. Augustus was een belastinginner.
Het inschrijven in het belastingregister was
de reden dat Maria en Jozef naar Bethlehem
moesten trekken waar Jezus geboren werd.
Tijdens de regering van Tiberius werd
Christus, ‘de vorst van het verbond’, ver­
brijzeld, vernietigd en gekruisigd.
Diocletianus en de geboorte van de staatskerk
In vers 25 lezen we over de koning van
het zuiden. Rome was verdeeld. Onder
Diocletianus werd het rijk gereorganiseerd en
in vier stukken verdeeld. Na een bepaalde tijd
treedt hij af en er gebeurt iets verschrikkelijks.
De vier keizers die overgebleven zijn bestrijden
elkaar om het hevigst.
Gibbon schrijft daarover:
Pagina - 73
Het aftreden van Diocletianus en Maximianus
werd gevolgd door een achttien jaar lange
strijd. Het rijk werd door vijf burgeroorlogen
geplaagd.
In 308 n.Chr. waren er zes keizers in het
Romeinse rijk. In het westen waren dat:
Maximianus, Constantijn en Maxentius.
Zo werd het rijk in twee vijandige partijen
verdeeld.
Uiteindelijk werd het rijk verdeeld tussen
Licinius in het oosten en Constantijn in het
westen. Beiden ondertekenden in 312 n.Chr.
het edict van Milaan dat het christendom tot
staatsreligie verhief. In 324 werd de strijd om
de macht door Constantijn gewonnen. Wat
waren de gevolgen van deze omwenteling?
Volgens Gibbon waren het er twee:
De grondvesting van Konstantinopel en
de bevestiging van de christelijke religie
waren de onmiddellijke gevolgen van deze
omwenteling.
Wat betekende de bevestiging van het christelijk
geloof? Gibbon zegt:
De nederlaag van Licinius gaf Constantijn de
alleenheerschappij over de Romeinse wereld en
hij vermaande d.m.v. een rondschrijven al zijn
onderdanen onmiddellijk het voorbeeld van de
keizer te volgen en de goddelijke waarheid van
het christendom aan te nemen.
DE STRUCTUUR
- Uit één rijk ontstonden dus twee rijken die
elkaar bestreden.
- In de flessenhals zit het volk van God.
- Wanneer die twee één worden ontstaat er
weer een nieuwe vijand van Gods volk. In dit
geval is dit het Caesarpapisme/pausdom, de
katholieke kerk met de keizer als hoofd.
Twee koningen, die van het noorden en het
zuiden, stoten op elkaar. Er worden plannen
gesmeed tegen de koning van het zuiden,
Licinius en zijn aanhangers. De hele kerk stond
aan de zijde van Constantijn. Vers 26 zegt:
“…zijn eigen tafelgenoten zullen hem afbreuk
doen en zijn leger zal wegspoelen, en er zullen
veel verslagenen vallen.”
Na het edict van Milaan werd de kerk door
Constantijn en Licinius bevoordeeld, maar de
kerk keerde zich tegen Licinius.
In vers 25 en 26 wordt de koning van het zuiden
verslagen. Toch bleven er twee koningen over
die zich aan één tafel zetten en leugens spraken.
De kerk werd door de gunst van Constantijn
tot een koning en maakte wetten. Eén van deze
wetten was de zondagswet.
Neander vertelt in zijn kerkgeschiedenis dat
de bisschoppen zich zetten aan de tafel van
de keizer. Toen Licinius in 323 het onderspit
delfde, hield Constantijn als eerste een
concilie met de kerk, in 325. De keizer was de
voorzitter. De besluiten van het concilie werden
staatswetten.
Neander zegt daarover:
“De waarheid die de mensen opgedrongen
werd door iets anders dan hun innerlijke
overtuiging, werd tot een leugen gemaakt.”
Doordat de besluiten van het concilie tot
staatswetten werden gemaakt, werden deze
tot leugen. Dat beïnvloedt de kerk tot op de
dag van vandaag.
Het Romeinse rijk gaat onder
In vers 27 staat: “…maar het zal niet gelukken,
want nog toeft het einde tot de vastgestelde
tijd.”
Deze kerk/staat verbinding werd verbroken.
Het Romeinse rijk ging ten onder en Europa
werd overstroomd door vreemde volken.
Deze kerk/staat verbinding was niet die van
de vastgestelde tijd. Het woord dat hier voor
‘vastgestelde tijd’ gebruikt wordt is heel
interessant.
* In vers 27 toeft de vastgestelde tijd
nog.
* In vers 29 breekt deze aan.
* In vers 35 is deze in volle gang.
* In Daniël 12:7 wordt gezegd wat deze
vastgestelde tijd is: “Een tijd, tijden en
een halve tijd;…” (NBG-vertaling) “Een
bestemde tijd, bestemde tijden en een
halve tijd;…” (Statenvertaling)
Dat betekent:
* In vers 27 zijn de 1260 jaren nog niet
aangebroken, hoewel de kerk/staat
verbinding al bestaat.
* In vers 35 zijn de 1260 jaren aan de
gang.
* In vers 40 zijn deze afgelopen.
Het pausdom
Zo werd er een nieuwe vijand van Gods volk
geboren, de paus van Rome.Vanaf vers 29
worden we via een oorlog tussen noord en zuid
naar een nieuwe vijand tegen Gods volk geleid.
De paus als overheerser van alle kerken.
Opnieuw wordt hier gesproken van noord en
zuid. Zij leveren felle strijd en uit deze strijd
komt de paus als overwinnaar naar voren.
“Ter bestemder tijd zal hij opnieuw in het Zuiden
binnenvallen, maar de laatste keer zal het niet zijn
zoals de eerste: …”
-Daniël 11:29
Het is een strijd tegen het zuiden zoals die er
nog nooit geweest is. Niet zoals na de dood van
Alexander of na het aftreden van Diocletianus.
Ook niet zoals in vers 40 beschreven staat, want
daar strijden noord en zuid voor de laatste
keer tegen elkaar. Hoe kwam dit tot stand,
hoe kreeg de paus de macht en hoe kwam de
‘bestemde tijd’, de tijd dat de paus 1260 jaren
de heerschappij zou voeren?
De katholieke partij dwingt de Oost-Romeinse
keizer zich te onderwerpen aan de regering.
Hij blijft echter keizer. Men dwingt hem een
verdrag te ondertekenen dat door Justinianus
later exact uitgevoerd werd. De gebeurtenissen
van 508 tot 538 laten ons zien dat de paus als
overwinnaar en alleenheerser in religieuze
zaken, overblijft.
Dit waren de gebeurtenissen die in het westen
plaatsvonden. Wat gebeurde er terzelfder tijd
in het oosten? Er bestond één sterke pauselijke
partij in het gehele keizerrijk. Aangemoedigd
door het succes van hun broeders in het
westen dachten de aanhangers van de paus
in Konstantinopel, zonder vrees, ten gunste
van hun meester in Rome, te kunnen getuigen
van de openlijke vijandschap tegen zijn
tegen-stander. In 508 leidde hun partij-ijver
tot een plotselinge uitbraak en bereikte het
Pagina - 74
hoogtepunt in een ware wervelstorm van
fanatisme en burgeroorlog die met vuur en
bloed in de straten van de oostelijke hoofdstad
woedde.
Gibbon, die de gebeurtenissen van de periode
508-518 beschrijft, zegt over de opwinding in
Konstantinopel het volgende:
Terwijl de keizer zich in een voorstad verborgen
hield, werden de standbeelden van de keizer
verwoest. Uiteindelijk, na verloop van drie
dagen, waagde hij het om uit zijn schuilplaats
tevoorschijn te komen en een beroep te doen
op de barmhartigheid van zijn onderdanen.
Zonder zijn diadeem en als een smekeling
verscheen hij op zijn troon in het Circus. De
katholieken zongen voor zijn oren de echte
trisagion (drie maal heilig: heilige God, heilige
Sterke, heilige Onsterfelijke, ontferm U over
ons). Zij juichten bij het aanbod van hem om
afstand te doen van de troon wat hij vervolgens
door middel van een heraut liet verkondigen.
Zij hoorden zijn raad aan om voorlopig maar
te kiezen voor een koning omdat niet iedereen
zou kunnen regeren. Zij namen genoegen
met het bloed van twee raadsheren die hun
tegenwerkten in het geloof en die de keizer
zonder aarzelen in de leeuwenkuil liet werpen.
Deze woeste, maar tijdelijke uitspattingen
werden aangemoedigd door de successen van
Vitalianus, die zich met een leger van Hunnen
en Bulgaren, grotendeels afgodendienaren, tot
beschermer van het katholieke geloof opwierp.
Bij deze religieuze opstand ontvolkte hij Tracië,
belegerde Konstantinopel en doodde 65000 van
zijn medechristenen, totdat hij bij de keizer het
terugroepen van de katholieke bisschoppen
had afgedwongen, de tevredenheid van de
paus had verworven en het houden van het
Concilie van Chalcedon had doorgezet. Er
werd een orthodox verdrag gemaakt dat door
de stervende keizer werd ondertekend en dat
door Justinianus stipt werd uitgevoerd. Dit was
het resultaat van de eerste godsdienstoorlog
welke door belijdenden volgelingen in de naam
van de God des vredes werden gevoerd.
In 508 was het heidendom erg teruggedrongen
en het katholicisme had sterk aan macht
gewonnen. De katholieke kerk bevond zich
Pagina - 75
voor de eerste keer in de situatie om een
succesvolle oorlog tegen de burgerlijke
overheden en de kerk van het oostelijke rijk
te voeren, in welke rijk voor het grootste deel
het monophysitisme (de leer, dat Christus
slechts één natuur bezat) gehuldigd werd. De
uitroeiing van 65000 ‘ketters’ was het resultaat
van deze ‘katholieke oorlog’.
Op deze wijze werd de keizer in 508 te
Konstantinopel een verdrag afgedwongen dat
uiteindelijk tot de opperheerschappij van de
paus in 538 leidde.
Weer noord tegen zuid.
In dit geval was het de roomse bisschop, als
leider van de katholieke partij, tegen het OostRomeinse rijk dat ook in Egypte, het zuiden,
heerser was.
Zo werd volgens vers 30 en 31 ‘het dagelijkse’,
het heidendom, afgeschaft (508) en de ‘gruwel
der verwoesting’ opgericht (538).
Hoewel het heidendom in het Romeinse rijk
al onder Theodosius binnen 15 jaar (379395) volkomen verdwenen was, waren er
in de loop van de tijd veel heidense volken
teruggekeerd en hadden het Romeinse rijk
opnieuw overspoeld.
Toen de koning van de Franken, Clovis, zich
tot het katholicisme bekeerde en ook in naam
van de godsdienst met oorlogswapens begon te
zaaien, werd het pausdom zeker gesteld. Maar
al deze maatregelen richtten zich tegen ‘het
heilige verbond’ en ‘hun vertegen-woordigers’,
het ware volk van God (vers 30).
Maar er is een volk dat zijn God kent, dat sterk
zal zijn en handelend op zal treden (vers 32).
Maar dit volk zit in de woestijn en evangeliseert
van daaruit geheel Europa, in de kerkgeschiedenis bekend als ketters, maar in Gods
Boek des Levens bekend als heiligen. John
Wicliff, Johannes Hus en andere hervormers
komen de Albigenzen en de Waldenzen te hulp.
Maar de vervolgingen gaan door.
HET KARAKTER VAN HET PAUSDOM
Van vers 36 tot 39 wordt ons het karakter van
het pausdom voorgespiegeld.
De paus zal zich verheffen tegen iedere God,
heidens of christelijk. Ook tegen de Schepper,
de God der goden, zal hij zich verheffen (vers
36). Hij zal voor zichzelf een volkomen nieuwe
god bedenken die in de traditie van de heidense
cultus nog niet te vinden is. Seneca, de Romeinse
filosoof, heeft een keer uitgeroepen:
‘wie aanbidt wat hij eet’?
En juist dat doet men in het katholicisme. Op
Christus, het Verlangen van alle naties zal hij
geen acht slaan, want hij is de antichrist, d.w.z.
in de plaats van en tegen Christus (vers 37). De
hostie, het brood dat zij eten, wordt mateloos
geëerd (vers 38). Maar ook een andere god zal
hij eren.
De god van de vestingen
Met de hulp van deze vreemde god, de god der
vestingen, zal hij sterke vestingen aangrijpen.
Hij doet het ‘met de vreemde god’, ‘van de
vestingen’ (vers 38). Dit herinnert ons aan
Daniël 8:24: ‘Sterk, maar niet door eigen
kracht’.
Het karakter van het pausdom is een verbinding
van kerk en staat. Sinds Constantijn is de god
van het pausdom ‘de oorlogsgod’ geweest.
De roomskatholieke kerk is priesterlijk en
oorlogszuchtig. Neemt men het weg dan heeft
het een dodelijke wond. Vers 39 is het machtige
leenstelsel van de Middeleeuwen.
Pagina - 76
Download