Beste Beschikbare Technieken (BBT) voor zwembaden Beste Beschikbare Technieken (BBT) voor zwembaden Liesbet Van den Abeele, Erika Meynaerts en Diane Huybrechts www.emis.vito.be Studie uitgevoerd door het Vlaams Kenniscentrum voor Beste Beschikbare Technieken (VITO) in opdracht van het Vlaams Gewest Deze uitgave kwam tot stand in het kader van het project ‘Vlaams kenniscentrum voor de Beste Beschikbare Technieken en bijhorend Energie en Milieu Informatie Systeem’ (BBT/EMIS) van het Vlaams Gewest. BBT/EMIS wordt begeleid door een stuurgroep met vertegenwoordigers van de Vlaamse minister van Leefmilieu, Energie, Natuur en Openbare werken, het departement Leefmilieu, Natuur en Energie (LNE), het departement Economie, Wetenschap en Innovatie (EWI) en IWT, OVAM, VLM, VMM, ZG. Hoewel al het mogelijke gedaan is om de accuraatheid van de studie te waarborgen, kunnen noch de auteurs, noch VITO, noch het Vlaams Gewest aansprakelijk gesteld worden voor eventuele nadelige gevolgen bij het gebruik van deze studie. Specifieke vermeldingen van procédés, merknamen, enz. moeten steeds beschouwd worden als voorbeelden en betekenen geen beoordeling of engagement. De gegevens uit deze studie zijn geactualiseerd tot augustus 2011. Lay-out en druk : Drukkerij Artoos NV Dit boek werd gedrukt op Cocoon Recycled papier met berekening en compensatie van de CO2 uitstoot. 864-53520-1111-1318 ISBN: 9789081690263 Voor verdere informatie, kan u terecht bij : BBT-kenniscentrum VITO Boeretang 200 B-2400 MOL Tel. 014/33 58 68 Fax 014/32 11 85 e-mail: [email protected] Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of vermenigvuldigd door middel van druk, fotokopie of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor u ligt één van de BBT-studies die worden gepubliceerd door het BBT-kenniscentrum. Dit sectorrapport behandelt de Beste Beschikbare Technieken voor zwembaden. Wat zijn BBT-studies? De BBT-studies zijn rapporten die per sector de BBT beschrijven. Deze sectorrapporten worden actief en zowel digitaal (www.vito.be) als in gedrukte vorm verspreid, zowel naar de overheid als naar de bedrijven. Wat zijn BBT? Milieuvriendelijke technieken hebben als doel de milieu-impact van bedrijven te beperken. Het kunnen technieken zijn om afval te hergebruiken of te recycleren, bodem en grondwater te saneren, of afgassen en afvalwater te zuiveren. Vaker nog zijn het preventieve maatregelen die de emissie van vervuilende stoffen voorkomen en het gebruik van energie, grondstoffen en hulpstoffen verminderen. Wanneer zulke technieken, in vergelijking met alle andere, gelijkaardige technieken, ecologisch gezien het best scoren én ze bovendien betaalbaar zijn, dan spreken we over Beste Beschikbare Technieken (BBT). Wat is het BBT-kenniscentrum? In opdracht van de Vlaamse Regering heeft de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) in 1995 een kenniscentrum voor Beste Beschikbare Technieken (BBT) opgericht. Het BBT-kenniscentrum inventariseert informatie over milieuvriendelijke technieken, evalueert per bedrijfstak de Beste Beschikbare Technieken (BBT) en formuleert BBT-aanbevelingen naar de Vlaamse overheid en bedrijven. Het BBT-kenniscentrum wordt, samen met het zusterproject EMIS (http://www.emis.vito.be) gefinancierd door het Vlaamse Gewest. Het centrum wordt begeleid door een stuurgroep met vertegenwoordigers van de Vlaamse ministers van Leefmilieu, Natuur en Energie, het departement Leefmilieu, Natuur en Energie (LNE), het departement Economie, Wetenschap en Innovatie (EWI), en de agentschappen IWT, OVAM, VEA, VLM, VMM en Zorg en Gezondheid. Waarom zijn BBT-studies nuttig? De vergunningsvoorwaarden die aan de bedrijven worden opgelegd en de ecologiepremie die in Vlaanderen van kracht is, zijn in belangrijke mate gebaseerd op de BBT. Zo geven de sectorale voorwaarden uit VLAREM II vaak de mate van milieubescherming weer die met de BBT haalbaar is. Het bepalen van BBT is dus niet alleen nuttig voor de bedrijven, maar ook als referentie voor de overheid in het kader van het vergunningenbeleid. In bepaalde gevallen verleent de Vlaamse overheid ook subsidies aan de bedrijven als zij investeren in BBT. Het BBT-kenniscentrum werkt BBT-studies uit voor een bedrijfstak of voor een groep van gelijkaardige activiteiten. Deze studies beschrijven de BBT en geven bovendien de nodige achtergrondinformatie. Die achtergrondinformatie helpt de vergunningverlenende overheid om de dagelijkse bedrijfspraktijk beter aan te voelen. Bovendien toont ze de bedrijven de wetenschappelijke basis voor hun vergunningsvoorwaarden. De BBT-studies formuleren ook aanbevelingen om de vergunningsvoorwaarden en de regels inzake ecologiepremie aan te passen. De ervaring leert dat de Vlaamse overheid de aanbevelingen vaak ook werkelijk gebruikt voor nieuwe milieuregelgeving. In afwachting hiervan worden de aanbevelingen echter als nietbindend beschouwd. Hoe kwam deze studie tot stand? Elke BBT-studie is het resultaat van een intensieve zoektocht in de literatuur, bezoeken aan bedrijven, Vlaams BBT-Kenniscentrum 3 INLEIDING INLEIDING INLEIDING samenwerking met experts in de sector, bevragingen van producenten en leveranciers, uitgebreide contacten met bedrijfs- en milieuverantwoordelijken en ambtenaren enzovoort. De beschreven BBT zijn een momentopname en bovendien niet noodzakelijk volledig: niet alle BBT die vandaag en in de toekomst mogelijk zijn, zijn in de studie opgenomen. Voor de wetenschappelijke begeleiding van de studie werd een begeleidingscomité samengesteld met vertegenwoordigers van industrie en overheid. Dit comité kwam drie keer samen om de studie inhoudelijk te sturen (op 04/12/2009, 31/05/2010, en 27/02/2011). De namen van de leden van dit comité en van de externe deskundigen die aan deze studie hebben meegewerkt, zijn opgenomen in bijlage 1. Het BBTkenniscentrum heeft, voor zover mogelijk, rekening gehouden met de opmerkingen van de leden van het begeleidingscomité. Dit rapport is echter geen compromistekst. Het weerspiegelt de technieken die het BBT-kenniscentrum op dit moment als actueel beschouwt en de aanbevelingen die daaraan beantwoorden. 4 Vlaams BBT-Kenniscentrum In Hoofdstuk 1 lichten we het begrip Beste Beschikbare Technieken (BBT) en de invulling ervan in Vlaanderen toe en schetsten vervolgens het algemene kader van de voorliggende BBT-studie. Hoofdstuk 2 beschrijft de sector zwembaden en de belangrijkste socio-economische aspecten en milieujuridische aspecten. In Hoofdstuk 3 komen de verschillende processen aan bod die in de sector worden toegepast. Ook de milieu-impact van deze processen wordt beschreven. Hoofdstuk 4 geeft een overzicht van de technieken die de sector kan toepassen om milieuhinder te voorkomen of te beperken. In Hoofdstuk 5 evalueren we deze milieuvriendelijke technieken en selecteren we de BBT. Niet alleen de technische haalbaarheid, maar ook de milieuvoordelen en de economische haalbaarheid (kostenhaalbaarheid en -effectiviteit) worden daarbij in rekening gebracht. Hoofdstuk 6 geeft ten slotte aanbevelingen op basis van de BBT. Dit omvat aanbevelingen voor de milieuregelgeving, voor ecologiepremie en voor verder onderzoek. Vlaams BBT-Kenniscentrum 5 leeswijzer LEESWIJZER 6 Vlaams BBT-Kenniscentrum Het BBT-kenniscentrum, opgericht in opdracht van de Vlaamse Regering bij VITO, heeft tot taak het inventariseren, verwerken en verspreiden van informatie rond milieuvriendelijke technieken. Tevens moet het centrum de Vlaamse overheid adviseren bij het concreet maken van het begrip Beste Beschikbare Technieken (BBT). In dit rapport worden de BBT voor de zwembaden in kaart gebracht. Zwembaden gebruiken heel veel water, dat ze moeten desinfecteren om een goede bacteriologische kwaliteit te garanderen. Hiervoor gebruiken ze veelal chloor als desinfectie / oxidatiemiddel, wat leidt tot gechloreerde verbindingen (AOX), welke milieuschadelijk kunnen zijn. Daarnaast verbruiken overdekte zwembaden heel veel energie om het water en de ruimten te verwarmen. De doelstelling van de deze BBT-studie is na te gaan hoe de hoge water- en energieverbruiken en de emissies van gechloreerde verbindingen in het afvalwater kunnen beperkt worden. De BBT-selectie en de adviesverlening is tot stand gekomen op basis van o.a. een socio-economische sectorstudie, kostprijsberekeningen, een vergelijking met buitenlandse BBT-documenten, bedrijfsbezoeken en overleg met vertegenwoordigers van de federaties, leveranciers, specialisten uit de administratie en adviesbureaus . Het formeel overleg gebeurde in een begeleidingscomité. De samenstelling is terug te vinden in bijlage 1. De methodologie van de BBT-selectie is beschreven door Dijkmans (2000). In deze studie zijn enerzijds verschillende alternatieven voor chloordesinfectie onderzocht; anderzijds werd ook gekeken hoe de desinfectiebijproducten kunnen verwijderd worden. Er is echter geen algemeen aanvaardbare oplossing voor AOX probleem gevonden. Er zijn wel verschillende technieken beschreven om water en energie te besparen. Respectievelijk 5 en 12 technieken werden als BBT geëvalueerd. Daarnaast zijn ook maatregelen van good housekeeping opgenomen. De studie heeft ook “natuurlijke zwembaden” bekeken. Wanneer deze zwembaden onderhouden en uitgebaat worden zonder gebruik te maken van chemicaliën om de waterkwaliteit op peil te houden, is hun milieu-impact wat betreft emissies naar het water nihil. Ook qua water- en energieverbruik scoort dit type van zwembad gunstiger ten opzichte van de klassieke zwembaden. Omdat er onvoldoende meetgegevens voor handen waren, was het niet mogelijk om voor zwembaden BBT-gerelateerde emissieniveaus af te leiden. Maar op basis van de BBT-conclusies werden concrete aanbevelingen en middelvoorschriften gedefinieerd om de VLAREM-wetgeving aan te passen. Daarnaast werd ook aangegeven wat de huidige hiaten zijn en waar verder onderzoek noodzakelijk is. Er zijn ook aanbevelingen / suggesties opgenomen om de VLAREM regelgeving aan te passen zodat meer water- en energiebesparende technieken toegepast kunnen worden in zwembaden. Daarnaast bevat de studie een stappenplan voor het stapgewijs implementeren van BBT (en technieken die verder gaan dan BBT) in nieuwe of bestaande zwembaden. Het stapsgewijs implementeren (of ontwerpen) is erop gericht om milieuproblemen (o.a. water- en energieverbruik) in eerste instantie te vermijden of te beperken. Daarna worden maatregelen opgenomen die remediëren. Deze aanpak leidt niet enkel tot milieuvoordeel, maar ook tot financiële besparingen, omdat technieken die gericht zijn op remediëren overbodig worden of kleiner kunnen gedimensioneerd worden. Vlaams BBT-Kenniscentrum 7 samenvatting SAMENVATTING 8 Vlaams BBT-Kenniscentrum The Centre for Best Available Techniques (BAT) is founded by the Flemish Government, and is hosted by VITO. The BAT centre collects, evaluates and distributes information on environmentally friendly techniques. Moreover, it advises the Flemish authorities on how to translate this information into its environmental policy. Central in this translation is the concept “BAT” (Best Available Techniques). BAT corresponds to the techniques with the best environmental performance that can be introduced at a reasonable cost. This study contains the BAT for swimming pools. Swimming pools use a lot of water and disinfection agents to guarantee a good water quality. The disinfection / oxidation agents are based on chlorine. The latter forms adsorbable organic halogens (AOX) in reaction with organic material. AOX can have a negative effect on the environment. Besides this, swimming pools consume a lot of energy for the heating of the water and the swimming complex. The objective of the study was to give an answer to the high water and energy consumption and to look for solutions to reduce the emissions of AOX to the waste water. The BAT selection in this study was based on plant visits, a literature survey, a technical and socio-economic study, cost calculations, and discussions with industry experts and authorities. The formal consultation was organized by means of an advisory committee. The composition of the advisory committee can be found in annex 1. The methodology used for the BAT-selection is described by Dijkmans (2000). Different alternatives for chlorine based desinfection were selected for BBT evaluation, as well as technologies (process integrated and end-of-pipe) to reduce or eliminate desinfection by-products. None of them lead to a generally accepted solution for the AOX problem. Several measures and techniques to reduce the consumption of water (5) and energy (12) were in fact selected as BBT. Additionally, a description of good housekeeping in swimming pools was made. Next to the ‘classic’ swimming pools, natural ponds and natural swimming pools were studied. These pools are maintained without chemicals, therefore the environmental impact of these pools is negligible. These pools also have a lower overall water and energy consumption compared to the standard indoor and outdoor pools. Since emission data were rather limited, it was impossible to determine BAT associated emission levels for the swimming pools, including the natural ponds and swimming pools. The study does contain different suggestions for technical measures based on the BAT-conclusions. Finally, this study presents a roadmap for the implementation of BATs (and techniques which go further than BAT) in existing and new swimming pools. The goal of this step by step implementation of techniques is to start with preventive measures, which avoid environmental problems (o.a. high water and energy consumption, the formation of AOX). When environmental issues do occur, a second step is using process integrated techniques, aimed at limiting the environmental problems as much as possible. The last step is to reduce the environmental problems by end-of-pipe techniques. This step by step approach leads to both an environmental and a financial benefit, since the need for costly end-of-pipe techniques is reduced to a minimum (e.g. smaller dimensioning leads to lower costs). Vlaams BBT-Kenniscentrum 9 abstract ABSTRACT 10 Vlaams BBT-Kenniscentrum INLEIDING. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3 LEESWIJZER.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5 SAMENVATTING. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7 ABSTRACT. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9 INHOUD. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11 LIJST VAN TABELLEN. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15 LIJST VAN FIGUREN. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17 LIJST VAN AFKORTINGEN. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19 HOOFDSTUK 1 OVER DEZE BBT-STUDIE. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21 1.1 Beste Beschikbare Technieken in Vlaanderen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23 1.1.1Definitie. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23 1.1.2 Beste Beschikbare Technieken als begrip in het Vlaamse milieubeleid. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23 1.2 BBT-studie studie Zwembaden.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24 1.2.1 Doelstellingen van studie.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24 1.2.2 Inhoud van studie. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25 HOOFDSTUK 2 SOCIO-ECONOMISCHE & MILIEUJURIDISCHE SITUERING VAN SECTOR. . . . . . . . . . . . . . . . 27 2.1 Omschrijving, afbakening en indeling van sector . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29 2.1.1 Afbakening en indeling van sector. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29 2.1.2Bedrijfskolom. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30 2.2 Socio-economische situering van sector. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30 2.2.1 Beheersvorm bedrijven. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30 2.2.2 Aantal en omvang van bedrijven.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30 2.2.3Tewerkstelling. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31 2.2.4 Productie en prijzen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31 2.3 Draagkracht van sector. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32 2.3.1 Evolutie van de bedrijfstak. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32 2.4 Milieujuridische situering van sector. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34 2.4.1Milieuvergunningsvoorwaarden.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34 2.4.2 Overige Vlaamse regelgeving. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38 2.4.3 Buitenlandse wetgeving. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39 HOOFDSTUK 3 PROCESBESCHRIJVING.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41 3.1 Type bad. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43 3.2 Doorstroming van het bad.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45 3.2.1Milieuaspecten. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45 3.3 Toevoer van water. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46 3.3.1Beschrijving. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46 3.3.2Milieuaspecten. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46 3.4Voorfilter.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46 3.4.1Beschrijving. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46 3.4.2Milieuaspecten. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46 3.5 Coagulatie en flocculatie. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47 3.5.1Beschrijving. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47 3.5.2Milieuaspecten. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47 3.6Filtratie.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47 Vlaams BBT-Kenniscentrum 11 inhoud inhoud inhoud 3.6.1Beschrijving. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47 3.6.1.1Zandfiltratie. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48 3.6.1.2 Hydro-antraciet - dubbellaagfilter. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48 3.6.1.3 Actief koolfilter. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49 3.6.1.4Diatomee-aardefilter. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49 3.6.1.5 Perliet – filter.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49 3.6.1.6 Zeoliet - filter.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49 3.6.1.7 Glas - filter.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50 3.6.1.8Membraanfiltratie. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50 3.6.2Milieuaspecten. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50 3.7pH-correctie. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50 3.7.1Beschrijving. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50 3.7.2Milieuaspecten. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51 3.8 Desinfectie en oxidatie – met toevoeging van chemicaliën.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51 3.8.1Beschrijving. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51 3.8.1.1Chloor. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52 3.8.1.2Zoutelektrolyse.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55 3.8.1.3 Anodische oxidatie. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56 3.8.1.4Chloordioxide . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56 3.8.1.5 Organische chloorverbindingen (chloro-isocyanuraat) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57 3.8.1.6Broom. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58 3.8.1.7 Koper-zilver ionisatie.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58 3.8.1.8Waterstofperoxide. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58 3.8.1.9 Polyhexamethyleen biguanide (PHMB) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58 3.8.2Milieuaspecten. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59 3.9 Desinfectie en oxidatie – zonder toevoeging van chemicaliën. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 61 3.9.1Beschrijving. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 61 3.9.1.1Ozon . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 61 3.9.1.2UV . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 62 3.10 Toevoeging andere chemicaliën. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 62 3.10.1Natriumbicarbonaat. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 62 3.10.2 Natriumsulfiet, natriumthiosulfaat of waterstofperoxide. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 62 3.11 Leeg laten van het bad.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 62 3.11.1Beschrijving. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 62 3.11.2Milieuaspecten. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 62 3.12 Reiniging van zwembad en ruimten.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63 3.12.1Beschrijving. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63 3.12.2Milieuaspecten. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64 3.13 Klimatisatie zwembaden - verwarming. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64 3.13.1Beschrijving. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64 3.13.2Milieuaspecten. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64 3.14 Klimatisatie zwembaden - Ventilatie.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64 3.14.1Beschrijving. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64 3.14.2Milieuaspecten. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65 3.15 Globale milieu-impact. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65 3.15.1Waterverbruik. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65 3.15.2Afvalwaterkwaliteit. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65 3.15.3 Hydraulische belasting. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70 12 Vlaams BBT-Kenniscentrum Vlaams BBT-Kenniscentrum 13 inhoud 3.15.4Energieverbruik. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70 3.15.5Afval. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70 3.15.6Bodem. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 71 3.15.7 Geluid en trillingen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 71 3.15.8 Lucht en geur.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 71 HOOFDSTUK 4 BESCHIKBARE MILIEUVRIENDELIJKE TECHNIEKEN. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73 4.1 Stapsgewijs implementeren van de BBT. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75 4.2 Verminderen desinfectiebijproducten.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75 4.2.1 Preventieve maatregelen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76 4.2.1.1 Douchen vóór het baden. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76 4.2.2 Alternatieve desinfectiemiddelen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76 4.2.2.1 Koper zilver ionisatie.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76 4.2.2.2 Waterstofperoxide en zilver.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77 4.2.2.3AOP. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78 4.2.3 Verwijderen van desinfectiebijproducten. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78 4.2.3.1Actiefkoolfilters. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78 4.2.3.2 Actieve kool doseren als poeder . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79 4.2.3.3 Gebruik van AOPs (Advanced Oxidation Process/geavanceerde oxidatieproces) om desinfectiebijproducten te verwijderen of verminderen.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79 4.3 Beperken waterverbruik.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 85 4.3.1 Keuze voor het filtertype, welk een minimale hoeveelheid spoelwater vereist. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 85 4.3.2 Aansluiten van waadbakken op het waterbehandelingsysteem. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 85 4.3.3 Filters met geactiveerde filter media. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 86 4.3.4 Duurtijd van de filterspoeling verkorten. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 87 4.3.5 Besparing van watergebruik. Filtersysteem met behulp van membranen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88 4.3.5.1Ultrafiltratie.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88 4.3.5.2Nanofiltratie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 89 4.3.5.3 Omgekeerde osmose.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90 4.3.5.4 Flow through capacitor (FTC). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90 4.3.6 Grijswater circuit. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 92 4.4 Beperken van het energieverbruik. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 92 4.4.1 Afdekken van het zwembad. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 92 4.4.2 Verlengen van de turnover periode voor laagbelaste zwembaden. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93 4.4.3 Correct dimensioneren van pompen – frequentie gestuurde pompen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 94 4.4.4 Koppelen van de waterbehandeling van whirlpool en circulatiebad via timer op whirlpool. . . . . . . . 94 4.4.5 Isoleren, luchtdicht en dampdicht maken van de gebouwschil. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 96 4.4.6 Frequentieregeling op ventilatoren. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 96 4.4.7 Recuperatie warmte ventilatielucht.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 97 4.4.8 Recuperatie van restwarmte uit het afvalwater. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 97 4.4.9Zonneboiler. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 99 4.4.10 Warmtepomp en energieopslag. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 99 4.4.11Warmtekrachtkoppeling. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 100 4.4.12 Condenserende ketel.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 100 4.5 Good housekeeping. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 100 4.5.1 Invoering van milieumanagementsysteem. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 100 4.5.2 Legionella beheersing.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 101 4.5.3 Good housekeeping verlichting. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 101 4.5.4 Good housekeeping verwarming.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 102 inhoud 4.5.5 Good housekeeping waterverbruik. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 102 4.6 End of pipe technieken.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 103 4.6.1 Verwijderen van chloor bij het volledig leeglaten van het zwembad . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 103 4.6.1.1 Chemische neutralisatie. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 103 4.6.1.2 Actief koolfilter. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 104 4.6.1.3Turfzak. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 104 4.6.2 Verwijderen van chloor bij filterspoelingen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 105 4.6.2.1 Chemische neutralisatie. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 105 4.6.2.2 Actief koolfilter. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 105 4.6.2.3Turfzak. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 105 4.6.3 Verwijderen van AOX.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 105 4.6.3.1 Actief koolfilter. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 105 4.6.3.2 Actieve kool doseren als poeder. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 105 4.6.3.3 Omgekeerde osmose.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 106 4.6.3.4 Gebruik van AOPs (Advanced Oxidation Process/geavanceerde oxidatieproces) om desinfectiebijproducten te verwijderen of beperken.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 106 4.6.4 Het volledig leeglaten van het zwembad in overleg met de beheerder van de ontvangende waterloop of RWZI. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 107 HOOFDSTUK 5 SELECTIE VAN BESTE BESCHIKBARE TECHNIEKEN. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 109 5.1 Evaluatie van beschikbare milieuvriendelijke technieken. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 111 5.2BBT-conclusies. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 119 5.2.1 Water- en energiebesparing. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 119 5.2.2 Alternatieven of oplossingen voor het remediëren van desinfectiebijproducten van chloor. . . . . . 119 5.2.3 Stappenplan voor een duurzaam zwembad. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 121 HOOFDSTUK 6 AANBEVELINGEN OP BASIS VAN BESTE BESCHIKBARE TECHNIEKEN.. . . . . . . . . . . . . . . . 125 6.1 Aanbevelingen voor de milieuregelgeving.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 127 6.1.1Inleiding. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 127 6.1.2 BBT en afvalwater. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 127 6.1.2.1 BBT gerelateerde emissieniveaus. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 127 6.1.2.2 kwalitatieve maatregelen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 128 6.1.3 BBT en energieverbruik. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 128 6.2 Aanbevelingen voor ecologiepremie.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 128 6.2.1Inleiding. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 128 6.2.2 Toetsing van milieuvriendelijke technieken aan criteria voor ecologiepremie. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 130 6.2.3 Aanbevelingen voor LTL. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 132 6.3 Aanbevelingen voor verder onderzoek en technologische ontwikkeling. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 132 6.3.1 Aanbevelingen voor verbetering van huidige kennis. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 133 6.3.2 Aanbevelingen voor ontwikkeling van nieuwe milieuvriendelijke technieken. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 133 LITERATUURLIJST. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 135 BIJLAGE 1: MEDEWERKERS VAN BBT-STUDIE. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 139 BIJLAGE 2: WETGEVING.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 143 BIJLAGE 3: FINALE OPMERKINGEN. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 149 14 Vlaams BBT-Kenniscentrum Tabel 1: Aantal (%) zwembaden per uitbatingsvorm op basis van enquête – 352 respondenten (zwembaden en whirlpools) (bron: Agentschap Zorg en Gezondheid, 2007)............................................. 29 Tabel 2: Toegangsprijs voor overheidszwembaden (in euro) in 2007 (ISB enquête, 2007)............................ 32 Tabel 3: m² reëel aanwezig netto oppervlakte per provincie (Bron: BLOSO, 01/01/2008)............................. 33 Tabel 4: Indeling van rubriek 32.8 in subrubrieken en klassen.................................................................... 35 Tabel 5: Milieuvergunningsvoorwaarden voor zwembaden (bron: VMM, 2010)........................................... 38 Tabel 6: samenstelling van de lucht en het bad- en spoelwater bij gebruik van chloor (en broom) in binnenbaden............................................................................................................................... 59 Tabel 7: Desinfectiebijproducten per desinfectiemiddel (WHO, 2006; Lenntech, 2009)................................. 61 Tabel 8: Effectiviteit van desinfectieproducten en effect op het milieu......................................................... 61 Tabel 9: Effluentgegevens van zwembaden in Vlaanderen (bron VMM 2009 – 2010).................................. 66 Tabel 10: Evaluatie van beschikbare milieuvriendelijke technieken en selectie van BBT................................ 115 Tabel 11: Stappen overzicht voor het introduceren van milieuvriendelijke technieken (BBT en niet-BBT)....... 122 Tabel 12: Toetsing van milieuvriendelijke technieken aan criteria voor ecologiepremie................................. 132 Tabel 13: Aanbevelingen voor verder onderzoek ter verbetering van huidige kennis.................................... 133 Tabel 14: Aanbevelingen voor ontwikkeling van nieuwe milieuvriendelijke technieken................................. 134 Tabel 15: Overzicht van de VLAREMvereisten voor zwem(bad)water........................................................... 144 Tabel 16: Overzicht van de buitenlandse vereisten voor zwembadwater...................................................... 146 Vlaams BBT-Kenniscentrum 15 LIJST VAN TABELLEN LIJST VAN TABELLEN 16 Vlaams BBT-Kenniscentrum Figuur 1: Verdeling zwembadgebruik – op basis van gegevens ISB-enquête (cijfers 2007)............................. 32 Figuur 2: Verhouding bestaande oppervlakte en oppervlakte volgens norm (Bron: Cijferboek Lokaal Sportbeleid 2008 - 2010)............................................................................................................ 33 Figuur 3: Schema van een circulatiebad...................................................................................................... 44 Figuur 4: Schema van een doorstroombad.................................................................................................. 44 Figuur 5: Schema van een natuurlijk zwembad (informatie Cofely Service, 2011).......................................... 45 Figuur 6: Percentages HOCl, OCl- en Cl2 in functie van de pH..................................................................... 53 Figuur 7: Verspreiding van de verontreinigingen in het zwembadwater – bron PWTAG (2009)...................... 63 Figuur 8: Effluentgegevens voor koper en zink van zes zwembaden (gegevens VMM 2009-2010).................. 68 Figuur 9: Effluentgegevens voor chloriden van zes zwembaden (gegevens VMM 2009-2010)........................ 69 Figuur 10: Effluentgegevens voor AOX van zes zwembaden (gegevens VMM 2009-2010)............................... 70 Figuur 11: Golflengte van een lage en middendruk UV-lamp (Bron: Amercian aquarium products, 2008)......... 81 Figuur 12: gebruik van UV en waterstofperoxide (Bron: op basis van opstelling PWT in het zwembad Sportcity).................................................................................................................................... 83 Figuur 13: werking van actief filtermedia (Bron: Dryden H, 2007)................................................................... 86 Figuur 14: Ultrafiltratie eenheid van een zwembad (bron: inge, 2010)............................................................ 89 Figuur 15: Principe van Flow through Capacitor (FTC) – (figuur op basis van figuren Primary water, 2009)....... 91 Figuur 16: Koppeling van de waterbehandeling van de whirlpool aan deze van het circulatiebad via een tijdschakelaar a: traditioneel: aparte waterbehandeling voor whirlpool en circulatiebad op twee verschillende temperaturen b: koppeling van de waterbehandeling, leidt tot een verhoging van de temperatuur in het circulatiebad, als gevolg van de hoge whirlpooltemperatuur c: koppeling van whirlpool en circulatiebad met tijdschakelaar en aparte snelwerkende warmtewisselaar........... 95 Figuur 17: Warmtewisselaar gecombineerd met een warmtepomp (bron: Menerga, 2010).............................. 98 Figuur 18: Selectie van BBT op basis van scores voor verschillende criteria................................................... 113 Figuur 19: Schema: stapsgewijs beperken van desinfectiebijproducten (DBP)................................................ 120 Figuur 20: overzicht van de BBT voor het verwijderen van desinfectiebijproducten (DBP). Groen: altijd BBT, Blauw: BBT vgtg........................................................................................................................ 121 Vlaams BBT-Kenniscentrum 17 LIJST VAN FIGUREN LIJST VAN FIGUREN 18 Vlaams BBT-Kenniscentrum LIJST VAN AFKORTINGEN LIJST VAN AFKORTINGEN AOX Absorbable organic halogens (organochloorverbindingen) BAT Best Available Techniques BBT Beste Beschikbare Technieken BS Belgische Staatsblad BZV Biologische Zuurstof Verbruik CZV Chemisch Zuurstof Verbruik DBPDesinfectiebijproducten EMIS Energie en Milieu Informatiesysteem voor het Vlaamse Gewest EU Europese Unie FTC Flow through capacitor ISB Vlaams Instituut voor Sportbeheer en Recreatiebeleid IVA Intern verzelfstandig agentschap K.B. Koninklijk Besluit KMO kleine of middelgrote onderneming LNE Departement Leefmilieu, Natuur en Energie van de Vlaamse overheid n.v.t. niet van toepassing n.v.w.b. niet visueel waarneembaar NACE Nomenclature générale des activités économiques dans les Communautés Européennes NBB Nationale Bank van België NIS Nationaal Instituut voor de Statistiek OO Omgekeerde osmose OVAM Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij PPS Publiek-Private Samenwerking RSZ Rijksdienst voor Sociale Zekerheid RWZIrioolwaterzuiveringsinstallatie UV ultra violet v.g.t.g. in de vergunning toegelaten gehalte of van geval tot geval VEA Vlaams Energieagentschap VITO Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek VLAREA Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming- en beheer VLAREBO Vlaams reglement betreffende de bodemsanering en de bodembescherming VLAREM Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning VLM Vlaamse Landmaatschappij VMM Vlaamse Milieumaatschappij ZG Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Vlaams BBT-Kenniscentrum 19 20 Vlaams BBT-Kenniscentrum OVER DEZE BBT-STUDIE HOOFDSTUK 1 - OVER DEZE BBT-STUDIE HOOFDSTUK 1 In dit hoofdstuk lichten we eerst het begrip Beste Beschikbare Technieken (BBT) toe. Vervolgens schetsen we het algemene kader van deze Vlaamse BBT-studie. Onder meer de doelstellingen, de inhoud, de begeleiding en de werkwijze van de BBT-studie worden verduidelijkt. Vlaams BBT-Kenniscentrum 21 22 Vlaams BBT-Kenniscentrum 1.1.1 Definitie Het begrip “Beste Beschikbare Technieken”, afgekort BBT, wordt in VLAREM I1, artikel 1 29°, gedefinieerd als: “het meest doeltreffende en geavanceerde ontwikkelingsstadium van de activiteiten en exploitatiemethoden, waarbij de praktische bruikbaarheid van speciale technieken om in beginsel het uitgangspunt voor de emissiegrenswaarden te vormen is aangetoond, met het doel emissies en effecten op het milieu in zijn geheel te voorkomen of, wanneer dat niet mogelijk blijkt algemeen te beperken; • “technieken”: zowel de toegepaste technieken als de wijze waarop de installatie wordt ontworpen, gebouwd, onderhouden, geëxploiteerd en ontmanteld; • “beschikbare”: op zodanige schaal ontwikkeld dat de technieken, kosten en baten in aanmerking genomen, economisch en technisch haalbaar in de industriële context kunnen worden toegepast, onafhankelijk van de vraag of die technieken al dan niet op het grondgebied van het Vlaamse Gewest worden toegepast of geproduceerd, mits ze voor de exploitant op redelijke voorwaarden toegankelijk zijn; • “beste”: het meest doeltreffend voor het bereiken van een hoog algemeen niveau van bescherming van het milieu in zijn geheel. Deze definitie vormt het vertrekpunt om het begrip BBT concreet in te vullen voor de zwembadsector in Vlaanderen. 1.1.2 Beste Beschikbare Technieken als begrip in het Vlaamse milieubeleid ÎÎ Achtergrond bij begrip Bijna elke menselijke activiteit (b.v. woningbouw, industriële activiteit, recreatie, landbouw) beïnvloedt op de één of andere manier het leefmilieu. Vaak is het niet mogelijk in te schatten hoe schadelijk die beïnvloeding is. Vanuit deze onzekerheid wordt geoordeeld dat iedere activiteit met maximale zorg moet uitgevoerd worden om het leefmilieu zo weinig mogelijk te belasten. Dit stemt overeen met het zogenaamde voorzorgsbeginsel. In haar milieubeleid gericht op het bedrijfsleven heeft de Vlaamse overheid dit voorzorgsbeginsel vertaald naar de vraag om de “Beste Beschikbare Technieken” toe te passen. Deze vraag wordt als zodanig opgenomen in de algemene voorschriften van VLAREM II2 (art. 4.1.2.1). Het toepassen van de BBT betekent in de eerste plaats dat iedere exploitant al wat technisch en economisch mogelijk is, moet doen om milieuschade te vermijden. Daarnaast wordt ook de naleving van de vergunningsvoorwaarden geacht overeen te stemmen met de verplichting om de BBT toe te passen. Ook in de meeste andere geïndustrialiseerde landen kan het BBT-principe worden teruggevonden in de milieuregelgeving, zij het soms met een andere klemtoon. Vergelijkbare begrippen zijn o.a.: BAT (Best Available Techniques), BATNEEC (Best Available Techniques Not Entailing Excessive Costs), de Duitse ‘Stand der Technik’, het Nederlandse ALARA-principe (As Low as Reasonably Achievable) en ‘Beste Uitvoerbare Technieken’. 1 2 VLAREM I: Besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams Reglement betreffende de milieuvergunning, herhaaldelijk gewijzigd. VLAREM II: Besluit van de Vlaamse Regering houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne van 1 juni 1995, herhaaldelijk gewijzigd. Vlaams BBT-Kenniscentrum 23 HOOFDSTUK 1 - OVER DEZE BBT-STUDIE 1.1 Beste Beschikbare Technieken in Vlaanderen HOOFDSTUK 1 - OVER DEZE BBT-STUDIE Binnen het Vlaamse milieubeleid wordt het begrip BBT in hoofdzaak gehanteerd als basis voor het vastleggen van milieuvergunningsvoorwaarden. Dergelijke voorwaarden die aan inrichtingen in Vlaanderen worden opgelegd steunen op twee pijlers: • de toepassing van de BBT; • de resterende milieueffecten mogen geen afbreuk doen aan de vooropgestelde milieu-kwaliteitsdoelstellingen. Ook de Europese “IED” (2010/75/EU), schrijft de lidstaten voor op deze twee pijlers te steunen bij het vastleggen van milieuvergunningsvoorwaarden. ÎÎ Concretisering van begrip Om concreet inhoud te kunnen geven aan het begrip BBT, dient de algemene definitie van VLAREM I nader verduidelijkt te worden. Het BBT-kenniscentrum hanteert onderstaande invulling van de drie elementen. • “Beste” betekent “beste voor het milieu als geheel”, waarbij het effect van de beschouwde techniek op de verschillende milieucompartimenten (lucht, water, bodem, afval, …) wordt afgewogen; • “Beschikbare” duidt op het feit dat het hier gaat over iets dat op de markt verkrijgbaar en redelijk in kostprijs is. Het zijn dus technieken die niet meer in een experimenteel stadium zijn, maar effectief hun waarde in de bedrijfspraktijk bewezen hebben. De kostprijs wordt redelijk geacht indien deze haalbaar is voor een ‘gemiddeld’ bedrijf uit de beschouwde sector én niet buiten verhouding is tegenover het behaalde milieuresultaat; • “Technieken” zijn technologieën én organisatorische maatregelen. Ze hebben zowel te maken met procesaanpassingen, het gebruik van minder vervuilende grondstoffen, end-of-pipe maatregelen, als met goede bedrijfspraktijken. Het is hierbij duidelijk dat wat voor het ene bedrijf een BBT is dat niet voor een ander hoeft te zijn. Toch heeft de ervaring in Vlaanderen en in andere regio’s/landen aangetoond dat het mogelijk is algemene BBT-lijnen te trekken voor groepen van bedrijven die dezelfde processen gebruiken en/of gelijkaardige producten maken. Dergelijke sectorale of bedrijfstak-BBT maken het voor de overheid mogelijk sectorale vergunningsvoorwaarden vast te leggen. Hierbij zal de overheid doorgaans niet de BBT zelf opleggen, maar wel de milieuprestaties die met BBT haalbaar zijn als norm beschouwen. Het concretiseren van BBT voor sectoren vormt tevens een nuttig referentiepunt bij het toekennen van steun bij milieuvriendelijke investeringen door de Vlaamse overheid. De regeling ecologiepremie bepaalt dat bedrijven die milieu-inspanningen leveren die verdergaan dan de wettelijke vereisten, kunnen genieten van een investeringssubsidie. 1.2 BBT-studie studie Zwembaden 1.2.1 Doelstellingen van studie Deze BBT-studie is een herziening van de in 2000 gepubliceerde studie “Beste Beschikbare Technieken (BBT) voor de Zwembaden”. De gegevens die in dit document gebruikt werden dateerden van 1998. De nieuwe studie heeft als doel de gegevens waar nodig aan te vullen en te actualiseren. Tevens wordt bekeken in hoeverre de technieken die destijds als BBT werden geselecteerd, inmiddels geïmplementeerd zijn, en of er intussen nieuwe technieken beschikbaar zijn. Op basis van deze actualisatie worden de BBT- conclusies aangepast aan de huidige economische toestand van de sector en aan de huidige stand van techniek. Daarnaast is de scope van de studie uitgebreid. Zo richtte de vorige studie zich voornamelijk op de standaard circulatiebaden en zal de huidige studie ook de whirlpools en openluchtbaden bespreken. De beschreven technieken zijn bruikbaar voor vergunde en niet-vergunde zwembaden. De focus ligt echter op de zwembaden die vergunningsplichtig zijn. 24 Vlaams BBT-Kenniscentrum 1.2.2 Inhoud van studie Vertrekpunt van het onderzoek naar de Beste Beschikbare Technieken voor de zwembaden is een socioeconomische doorlichting (hoofdstuk 2). Dit laat ons toe de economische gezondheid en de draagkracht van de sector in te schatten, wat van belang is bij het beoordelen van de haalbaarheid van de voorgestelde maatregelen. In hoofdstuk 3 wordt de procesvoering in detail beschreven en wordt per processtap nagegaan welke milieueffecten optreden. Op basis van een uitgebreide literatuurstudie, aangevuld met gegevens van leveranciers en bedrijfsbezoeken, wordt in hoofdstuk 4 een inventaris opgesteld van milieuvriendelijke technieken voor de sector. Vervolgens, in hoofdstuk 5, vindt voor elk van deze technieken een evaluatie plaats, niet alleen van het globaal milieurendement, maar ook van de technische en economische haalbaarheid. Deze grondige afweging laat ons toe de Beste Beschikbare Technieken te selecteren. De BBT zijn op hun beurt de basis voor een aantal suggesties om de bestaande milieuregelgeving te evalueren, te concretiseren en aan te vullen (hoofdstuk 6). Tevens wordt in hoofdstuk 6 onderzocht welke van deze technieken in aanmerking komen voor investeringssteun in het kader de ecologiepremie, en worden aanbevelingen voor verder onderzoek en technologische ontwikkeling geformuleerd. Vlaams BBT-Kenniscentrum 25 HOOFDSTUK 1 - OVER DEZE BBT-STUDIE De nadruk in deze herziene studie ligt op: –– ­het watergebruik en verbruik; –– ­het energiegebruik; –– ­de noodzaak van chloor als desinfecteermiddel en de alternatieven voor chloor als desinfecteermiddel; –– ­de natuurlijke zwembaden (circulatiebaden met een biologische zuivering); –– ­lozing van afvalwater; –– ­het binnenklimaat van zwembaden. De BBT-studie richt zich op de milieuaspecten van zwembaden. De VLAREM wetgeving beschrijft ook gezondheidsaspecten, maar daarover wordt in deze studie geen uitspraak gedaan. Voor informatie of afwegingen hieromtrent kunnen exploitanten contact opnemen met het Agentschap Zorg en Gezondheid (contactgegevens: zie bijlage 1). 26 Vlaams BBT-Kenniscentrum SOCIO-ECONOMISCHE & MILIEUJURIDISCHE SITUERING VAN SECTOR In dit hoofdstuk geven we een situering en doorlichting van de zwembadsector, zowel socio-economisch als milieujuridisch. Vooreerst trachten we de bedrijfstak te omschrijven en het onderwerp van studie zo precies mogelijk af te bakenen. Daarna bepalen we een soort barometerstand van de sector, enerzijds aan de hand van een aantal socio-economische kenmerken en anderzijds door middel van een inschatting van de draagkracht van de bedrijfstak. In een derde paragraaf gaan we dieper in op de belangrijkste milieujuridische aspecten voor de zwembaden. Vlaams BBT-Kenniscentrum 27 HOOFDSTUK 2 - de sector HOOFDSTUK 2 28 Vlaams BBT-Kenniscentrum 2.1.1 Afbakening en indeling van sector ÎÎ Afbakening van sector De BBT-studie zwembaden is gericht op publiek toegankelijke zwembaden die volgens 32.8.1 van VLAREM vergunningsplichtig zijn. Daarnaast wordt ook gekeken naar natuurlijke zwembaden, welke momenteel nog niet zijn opgenomen in VLAREM. De beschreven technieken kunnen ook ingezet worden in niet-publiek toegankelijke zwembaden. ÎÎ NACE-BEL indeling van sector De NACE-BEL nomenclatuur3 is een manier om sectoren volgens economische activiteit in te delen. Officiële statistieken, zoals gegevens van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ) of het Nationaal Instituut voor de Statistiek (NIS), volgen meestal de indeling van NACE-BEL. Zwembaden vallen onder de NACE-BEL rubriek 93.110 “exploitatie van sportaccommodatie”. Binnen volgende rubrieken kunnen ook zwembaden aanwezig zijn: –– 55.100 Hotels en dergelijke accommodatie –– 55.201 Jeugdherbergen en jeugdverblijfcentra –– 55.202Vakantieparken –– 55.203 Gites, vakantiewoningen en –appartementen –– 55.204Gastenkamers –– 55.209 Vakantieverblijven en andere accommodatie voor kort verblijf –– 55.300 Kampeerterreinen en kampeerauto- en caravanterreinen –– 85.***Scholen –– 86.1**Ziekenhuizen –– 87.2**Instellingen met huisvesting personen met een mentale handicap of personen met psychiatrische problemen –– 87.3** Instellingen met huisvesting personen met een lichamelijke handicap –– 96.040 Sauna’s, solaria, baden enz. In Tabel 1 wordt een overzicht gegeven van het aantal baden (%) per uitbatingsvorm. aantal baden (%) zwembaden uitgebaat door een gemeente, overheid of het Vlaams Gewest 41 schoolbaden 14 privé uitbaters (inclusief subtropische baden) 11 saunabaden 11 (kampeer)verblijven 8 hotelbaden 5 therapiebaden 7 appartementen 3 Tabel 1: Aantal (%) zwembaden per uitbatingsvorm op basis van enquête – 352 respondenten (zwembaden en whirlpools) (bron: Agentschap Zorg en Gezondheid, 2007) 3 NACE: Nomenclature générale des activités économiques dans les Comunautés Européennes, in 1970 door het Bureau voor de Statistiek van de Europese Gemeenschap opgesteld om industriële activiteiten logisch te ordenen. Een nieuwe uitgave - NACE Rev. 2 – werd vastgesteld door de Verordening (EG) nr. 1893/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 (Publicatieblad van de Europese Unie van 30 december 2006). De NACE-BEL 2008 is de meest recente Belgische versie van de NACE-nomenclatuur, in overeenstemming met de NACE Rev. 2. Vlaams BBT-Kenniscentrum 29 HOOFDSTUK 2 - de sector 2.1 Omschrijving, afbakening en indeling van sector 2.1.2 Bedrijfskolom HOOFDSTUK 2 - de sector De leveranciers van zwembaden zijn ontwerp- en studiebureaus voor de bouw en inrichting van zwembaden. Daarnaast zijn er de leveranciers van installaties (filters, pompen,…); van nutsvoorzieningen (water, gas en elektriciteit) en van hulpmiddelen (ontsmettingsmiddel, vlokmiddel,…). De klanten zijn de zwemmers (individueel of in groep). 2.2 Socio-economische situering van sector In deze paragraaf wordt de toestand van de sector geschetst aan de hand van enkele socio-economische indicatoren. Deze geven ons een algemeen beeld van de structuur van de sector en vormen de basis om in de volgende paragraaf de gezondheid van de sector in te schatten. 2.2.1 Beheersvorm bedrijven Overheidszwembaden zijn zwembaden die eigendom zijn van gemeente, provincie, federale overheid of Vlaamse Gemeenschap (BLOSO). Overheidszwembaden worden in principe centraal beheerd. Eind 2006 werd 59% van de (177) overheidszwembaden in Vlaanderen zuiver gemeentelijk beheerd (Cijferboek lokaal sportbeleid, 2008-2010). Naast centraal beheer kan tevens gekozen worden voor interne of externe verzelfstandiging. Bij interne verzelfstandiging wordt een onderscheid gemaakt tussen budgethouderschap en intern verzelfstandigd agentschap (IVA). De externe verzelfstandiging kan onderverdeeld worden in autonome gemeentebedrijven (AGB’s) en extern verzelfstandigde agentschappen in privaatrechterlijke vorm (vzw, vennootschap, stichting). De vzw is de meest voorkomende vorm van verzelfstandiging maar ook de beheervorm AGB kent zijn opmars (6%). Eind 2006 was 23% van het beheer van overheidszwembaden in het Vlaams Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in handen van een vzw en 6% werd beheerd door een AGB. Op basis van het decreet van 6 juli 2001 zijn er diverse samenwerkingsverbanden tussen gemeentebesturen mogelijk. Een intergemeentelijk samenwerkingsverband vereist de samenwerking van minstens twee gemeentebesturen, met het oog op het gemeenschappelijk behartigen van een doelstelling van gemeentelijk belang. De exploitatie van een zwembad kan het onderwerp uitmaken van dergelijk samenwerkingsverband (bv. zwembad de Druppelteen in Kappelle-op-den-Bos). Publiek private samenwerking of PPS is een samenwerkingsverband waarin de publieke en de private sector, met behoud van hun eigen identiteit en verantwoordelijkheid, gezamenlijk een project met meerwaarde realiseren, en dit op basis van een heldere taak- en risicoverdeling (bv. zwembad De Dommelslag, betrokken gemeenten: Overpelt en Neerpelt). Het concept vindt, mede onder invloed van Vlaams Sportinfrastructuurplan (cf. 2.3.1), ook bij de realisatie van sportinfrastructuren, zoals zwembaden zijn ingang. Naast overheidszwembaden zijn er ook nog publiek toegankelijke zwembaden die eigendom zijn van scholen of de private sector (bv. hotels of sauna’s). 2.2.2 Aantal en omvang van bedrijven In Vlaanderen zijn meer dan 19 000 sportaccommodaties aanwezig die gebruikt worden door een ruim doelpubliek (clubs, scholen en/of individuele sportbeoefenaars). De beschikbare accommodaties kunnen per gemeente, sporttak of soort geraadpleegd worden via de online databank Sportinfrastructuur Vlaanderen van BLOSO. Deze databank wordt permanent geactualiseerd, voornamelijk via contacten met lokale sportdiensten. Op 01/02/2010 zijn er volgens BLOSO 326 publiek toegankelijke zwembaden in Vlaanderen: 71 openlucht zwembaden en 248 overdekte zwembaden maar ook 3 sportcentra en 4 openlucht sportvelden. Op basis van tijdsreeks van BLOSO voor de periode 2005 – 2007 kan gesteld worden dat het aantal openlucht en overdekte zwembaden sinds 2005 met 14% gedaald is. ISB4 geeft aan dat het aantal 4 ISB – schriftelijke communciatie - 2011 30 Vlaams BBT-Kenniscentrum 2.2.3 Tewerkstelling Het personeel in de zwembadsector kan opgesplitst worden in drie groepen: beheerders, toezichthoudend personeel en technisch onderhoudspersoneel. In het cijferboek Lokaal Sportbeleid 2008 - 2010 wordt aangegeven dat er in 2007 een permanente tewerkstelling was van 658 redders (17% van het totaal aantal medewerkers in de gemeentelijke sportsector) of 541 VTE (18% van het totaal aantal VTE in de gemeentelijke sportsector). 69% van deze redders was voltijds tewerkgesteld. Het personeelsbestand bestond voor 64% uit mannen en voor 36% uit vrouwen. De gemiddelde leeftijd van de redders was 38 jaar. Bijkomend was er voor 113 750 uur per jaar occasionele tewerkstelling van redders (bv. jobstudenten) of 58 VTE. In april 2010 publiceerde de arbeidsdienst VDAB een nieuwe lijst met “knelpuntberoepen” op de Vlaamse arbeidsmarkt. Voor de opmaak van deze lijst ging de VDAB uit van het Normaal Economisch Circuit zonder Uitzendopdrachten. De lijst is door de economische crisis een beetje korter geworden, maar telt nog altijd 194 knelpuntberoepen. De (zwembad)redder is één van de opvallendste nieuwkomers. Slechts een kleine minderheid van de houders van een diploma “Hoger Redder”, is geïnteresseerd in het beroep van redder (Vlaams Tijdschrift voor Sportbeheer, nummer 216). Enerzijds ambiëren zij een andere professionele carrière (bv. lichamelijke opvoeding); anderzijds wordt de opleiding ook gevolgd om niet-professionele redenen (bv. vrije tijdsbesteding, trainer in sportclub). Bovendien focust de opleiding zich eerder op de fysieke aspecten zodat slechts een beperkt beeld gegeven wordt van het beroep redder. Daarnaast maken ook verloning en werkomstandigheden (bv. avond- en weekenduren, lawaaierige en vochtige omgeving) het beroep minder aantrekkelijk. 2.2.4 Productie en prijzen In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van de toegangsprijs van overheidszwembaden. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen de prijs voor inwoners en niet-inwoners enerzijds en de prijs voor volwassenen, kinderen, senioren anderzijds. We merken grote schommelingen in de toegangsprijs afhankelijk van de gemeente waar het zwembad gevestigd is. Het verschil tussen de verschillende leeftijdscategorieën is beperkter. Vlaams BBT-Kenniscentrum 31 HOOFDSTUK 2 - de sector overheidszwembaden relatief stabiel is. Als er een nieuw zwembad gebouwd wordt, sluit er meestal een oud zwembad. In sommige gevallen komt er een groot nieuw bad in de plaats van twee kleinere baden. Eind 2006 waren er in het Vlaams Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest 177 overheidszwembaden (Cijfers lokaal sportbeleid, 2008 – 2010). 64% van deze zwembaden waren van het type ‘twee of meer overdekte baden’. Een inwoner van het Vlaams Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest beschikt gemiddeld over 0,0133 m² (overdekt of openlucht) zwembadwater of er is een zwembad per 40.000 inwoners. Bij het agentschap Zorg en Gezondheid (2010) zijn 452 klasse 1 en klasse 2 zwembadinrichtingen in Vlaanderen gekend. Er is echter geen zicht op het aantal klasse 3 zwembaden. Uit een enquête (352 respondenten) uitgevoerd door het agentschap blijkt dat er in Vlaanderen weinig baden zijn die dateren van vóór 1970 (Agentschap Zorg en Gezondheid, 2007). De grote “boom” in de bouw van openbare zwembaden voor een groter publiek deed zich voor in de jaren ‘70 van de vorige eeuw. Daarna zijn er elk decennium een vergelijkbaar aantal baden bijgekomen, ofwel door nieuwbouw ofwel door bestaande baden grondig te renoveren door vernieuwbouw. Per decennium worden er zo ongeveer 50 zwembaden gebouwd of vernieuwd. Mogelijk is dit een onderschatting van de aanwezige baden. In theorie dient er een milieuvergunning aangevraagd te worden voor elk zwembad dat publiek toegankelijk is. Volgens verschillende leden van het begeleidingscomité zijn er verschillende kleinere baden in hotels en sauna’s die niet vergund zijn als zwembad. HOOFDSTUK 2 - de sector kinderen volwassen (2 – 12 jaar) senioren (> 65 jaar) prijs voor inwoners gemeente range mediaan 0,50 – 3,80 2,00 0,75 – 5,40 1,50 0,60 – 4,90 1,50 prijs voor niet- inwoners gemeente range mediaan 0,50 – 5,50 2,00 1,00 – 7,50 1,50 0,60 – 5,50 1,50 Tabel 2: Toegangsprijs voor overheidszwembaden (in euro) in 2007 (ISB enquête, 2007) Uit navraag bij het begeleidingscomité blijkt dat de toegangsprijs meestal de kosten voor het baden niet dekt. Om de volledige kosten te denken zou de toegangsprijs minstens 7 à 8 euro moeten zijn. Private uitbaters schatten een volledige kostendekkende toegangsprijs in op 10 à 12 euro per zwembeurt. Het prijsverschil wordt bij openbare zwembaden meestal bijgepast door (lokale) overheden, die er voor kiezen om deze (sociale) tarieven te behouden en op die manier de bevolking, scholen en sportclubs te ondersteunen. Private zwembaden hebben meestal andere winstgevende activiteiten (cafetaria, hotel, bungalow,…), zodat de totale activiteit wel winstgevend is. Het zelfde geldt voor PPS constructies. Onderstaande figuur geeft het aandeel dat scholen, clubs en individuele bezoekers vertegenwoordigen in het totaal aantal bezoeken van overheidszwembaden in 2006. De individuele bezoekers nemen bijna de helft van de zwembadbezoeken voor hun rekening. clubs 13% scholen 40% individuele bezoekers 47% Figuur 1: Verdeling zwembadgebruik – op basis van gegevens ISB-enquête (cijfers 2007) 2.3 Draagkracht van sector Op basis van de evolutie van vraag-, aanbod-, en reguleringsfactoren enerzijds en de felheid van concurrentie anderzijds wordt getracht om een indicatie te geven van de draagkracht van de bedrijfstak. 2.3.1 Evolutie van de bedrijfstak Een inwoner van het Vlaamse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest beschikt gemiddeld over 0,0133 m² overdekt of openlucht zwembadwater (Cijferboek Lokaal Sportbeleid 2008-2010). In onderstaande tabel wordt per provincie in Vlaanderen een overzicht gegeven van de m² reëel aanwezig netto wateroppervlakte (overdekte zwembaden) per 100 inwoners. 32 Vlaams BBT-Kenniscentrum m² per 100 inwoners Antwerpen 1,06 Limburg 1,44 Oost-Vlaanderen 1,01 West-Vlaanderen 1,00 Vlaams-Brabant 1,60 Totaal 1,19 Tabel 3: m² reëel aanwezig netto oppervlakte per provincie (Bron: BLOSO, 01/01/2008) Volgende kaart geeft, op het niveau van kleinstedelijke invloedsferen, de gebieden die een tekort of een relatief overschot hebben aan zwembaden. Hierbij wordt uitgegaan van de verhouding tussen bestaande infrastructuur (in overdekte wateroppervlakte uitgedrukt) en theoretische behoefte (1,39 m² per 100 inwoners5). Blanco betekent dat er geen zwembad is. Rood of oranje betekent dat de gemeente boven de norm zit. Dat is zo in de kuststreek, wat normaal is gezien het recreatieve karakter van die gemeenten. Een heleboel gemeenten zijn groen gekleurd wat betekent dat de norm er niet is bereikt. Figuur 2: Verhouding bestaande oppervlakte en oppervlakte volgens norm (Bron: Cijferboek Lokaal Sportbeleid 2008 - 2010) De Vlaamse Regering wil een inhaalbeweging in sportinfrastructuur verwezenlijken en werkte daarom het Vlaams Sportinfrastructuurplan uit. Het wettelijk kader voor dit plan is het Besluit ter uitvoering van het decreet betreffende een inhaalbeweging in sportinfrastructuur via alternatieve financiering, goedgekeurd door de Vlaamse Regering op 18 juli 2008. De eerste inhaalbeweging richt zich op 4 types sportinfrastructuur: kunstgrasvelden, eenvoudige sporthallen zwembaden en multifunctionele sportcentra. Via publiek private samenwerking (cf. 2.2.1) wil de Vlaamse Regering tegen 2011 sportinfrastructuur realiseren voor een investeringswaarde van 225 miljoen euro. In totaal werden 130 projecten geselecteerd. De lokale besturen wiens project geselecteerd wordt, ondertekenen een lastgevingsovereenkomst waardoor ze aan de Vlaamse overheid de toestemming geven om een private partner te selecteren. De Vlaamse overheid selecteert de private partner en kan hiervoor de projecten per cluster in de markt plaatsen. 5 Gemiddelde voor Vlaanderen als resultaat van behoefteonderzoek Steunpunt Sport. Vlaams BBT-Kenniscentrum 33 HOOFDSTUK 2 - de sector Provincie HOOFDSTUK 2 - de sector Het lokale bestuur betaalt een beschikbaarheidsvergoeding in ruil voor de terbeschikkingstelling van de infrastructuur. De Vlaamse Regering subsidieert maximum 30% van deze jaarlijkse vergoeding. Voor een eenvoudig zwembad werd het subsidiebedrag geplafonneerd op 256.500 euro (incl. BTW). Op 10 maart 2010 keurde de Vlaamse Regering bij Ministerieel besluit het basisbouwprogramma voor de eenvoudige zwembaden goed. Het basisbouwprogramma bepaalt het type, de aard en de omvang van de werken en diensten die voor subsidiëring in aanmerking komen en de specificaties voor het ontwerp, de bouw, de financiering en het onderhoud van de sportinfrastructuur. 2.4 Milieujuridische situering van sector In onderstaande paragrafen wordt het milieujuridisch kader van deze BBT-studie geschetst. De aandacht gaat hierbij voornamelijk uit naar de wetgeving in Vlaanderen. 2.4.1 Milieuvergunningsvoorwaarden Het ‘Vlaams Reglement betreffende de Milieuvergunning’ (VLAREM) regelt de indeling en milieuvoorwaarden voor de hinderlijke inrichtingen in het Vlaamse Gewest. Het VLAREM bestaat uit twee delen, waarbij titel I van het VLAREM de procedures en de indeling met betrekking tot milieuvergunningsplicht beschrijft, terwijl VLAREM II de voorwaarden voorschrijft waaraan vergunde inrichtingen moeten voldoen. ÎÎ VLAREM I In VLAREM I6 wordt onderscheid gemaakt tussen drie klassen van hinderlijke inrichtingen. Klasse 1 en klasse 2 inrichtingen dienen over een milieuvergunning te beschikken. Klasse 3 inrichtingen zijn enkel meldingsplichtig. De milieuvergunning van een klasse 1 inrichting moet worden aangevraagd bij de deputatie van de provincieraad van de provincie waar de exploitatie zal plaatsvinden. Een klasse 2 of klasse 3 inrichting moet zich wenden tot het college van burgemeester en schepenen van de gemeente waar de exploitatie zal plaatsvinden. Tot welke klasse een inrichting hoort, hangt af van de voorkomende rubrieken, vermeld in bijlage 1 van VLAREM I ‘Lijst van als hinderlijk beschouwde inrichtingen’. Indien meerdere inrichtingen voorkomen in een bedrijf, is de inrichting met de hoogste klasse bepalend voor de te volgen vergunningsprocedure. In de lijst van hinderlijke inrichtingen vallen zwembaden onder Rubriek 32 “Ontspanningsinrichtingen en schietstanden” en onder rubriek 32.8. in het bijzonder. De verdere indeling van deze rubriek in klassen is aangegeven in Tabel 4. Binnen deze BBT-studie wordt enkel subrubriek 32.8.1 bekeken. Zwemgelegenheden en vijvers, die onder rubrieken 32.8.2 en 32.8.3 vallen, zullen niet behandeld worden in deze studie. 6 VLAREM I: Besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams Reglement betreffende de milieuvergunning, herhaaldelijk gewijzigd. 34 Vlaams BBT-Kenniscentrum Coördinator b) van 50 tot 300 m² c) ten minste 300 m² 2° Hot Whirlpools, dompelbaden, plonsbaden 3° therapiebaden 32.8.3 Watersportzones in vijvers, meren en niet-openbare waterlopen evenals inrichtingen voor watersport waar waterski-racing en jetski op regelmatige wijze worden beoefend, met uitzondering van zeebadzones. 32.8.2 Zwemgelegenheden en watersportzones in vijvers, meren en niet-openbare waterlopen evenals inrichtingen voor watersport waar een of meerdere van volgende activiteiten op regelmatige wijze worden beoefend, met uitzondering van zeebadzones: a) windsurfen; b) de disciplines van waterski die niet vallen onder subrubriek 32.8.2; c) zwemmen: d) duiken 2 1 3 2 2 N N G G N N 3 Tabel 4: Indeling van rubriek 32.8 in subrubrieken en klassen G Inrichting waarvoor de afdeling van het Agentschap Zorg en Gezondheid, bevoegd voor het toezicht volksgezondheid, advies verstrekt. N Inrichting waarvoor overeenkomstig titel II van het VLAREM vrijstelling is verleend van de verplichting tot aanstelling van een milieucoördinator. Daarbij gelden de volgende definities (VLAREM II art. 1.1.2): a) zwem-, instructie-, en stoeibaden, al dan niet overdekt, met uitzondering van inrichtingen binnen privéwoningen die niet worden opengesteld tegen enige directe of indirecte vergoeding; b) hot whirlpools, zijnde circulatiebaden voorzien van zitbanken met maximale diepte van 1 meter, waarin er vanuit de bodem of wand lucht geïnjecteerd wordt en die gevuld worden met water van meer dan 32° C; c) plonsbaden, zijnde onverwarmde openlucht baden met een diepte van maximum 35 cm, continu doorstroomd met vers suppletiewater; d) dompelbaden, zijnde baden, continu doorstroomd met vers suppletiewater, met een maximale diameter van 2.5 m, met temperaturen beneden de 20° C met als doel een kortstondige, plotse afkoeling van de gebruiker door middel van onderdompeling; e) therapiebaden, zijnde baden welke uitsluitend aangewend worden voor medische behandelingsdoeleinden. Vlaams BBT-Kenniscentrum 35 HOOFDSTUK 2 - de sector Bemerking Klasse Omschrijving en subrubrieken Rubriek G G 32.8 Baden en waterrecreatie 32.8.1 Baden: alle hierna vermelde inrichtingen, met inbegrip van baden verbonden aan of behorende tot privéclubs, campings, scholen en dergelijke: Uitzondering: vallen niet onder deze indelingsrubriek: inrichtingen verbonden aan privé-woningen die niet voor het publiek worden opengesteld, noch gratis, noch tegen enige directe of indirecte vergoeding. 1° Zwembaden, al dan niet overdekt met een oppervlakte: a) tot 50 m² 3 HOOFDSTUK 2 - de sector Mogelijk zullen er in een zweminrichting naast het eigenlijke bad nog andere hinderlijke inrichtingen voorkomen, waardoor ook andere rubrieken van VLAREM I van toepassing kunnen zijn. Het kan ondermeer gaan om: –– rubriek 3: Afvalwater en koelwater –– rubriek 15: Garages en parkeerplaatsen –– rubriek 17: Gevaarlijke producten –– rubriek 39 Stoomtoestellen en warm watertoestellen –– rubriek 43: Verbrandingsinrichtingen –– rubriek 53: Winning van grondwater ÎÎ VLAREM II VLAREM II7 beschrijft de voorwaarden waaraan ingedeelde inrichtingen moeten voldoen. Er worden drie soorten voorwaarden onderscheiden: algemene, sectorale en bijzondere. De algemene milieuvoorwaarden zijn van toepassing op alle hinderlijke inrichtingen. De sectorale milieuvoorschriften zijn specifiek van toepassing op welbepaalde hinderlijke inrichtingen, en primeren op de algemene voorwaarden. Daarnaast voorziet VLAREM II ook de mogelijkheid om bijzondere vergunningsvoorwaarden op te leggen in de milieuvergunning. Algemene milieuvoorwaarden Met betrekking tot de lozing van gevaarlijke stoffen stelt VLAREM II dat lozingen van gevaarlijke stoffen in concentraties onder de (basis)milieukwaliteitsnormen impliciet zijn toegelaten (indien men afvalwater mag lozen). Lozingen van gevaarlijke stoffen in hogere concentraties moeten vermeld worden in de vergunning (zie Art. 4.2.3.1). Dit kan gebeuren via de sectorale milieuvoorwaarden (normen) en/of bijzondere milieuvoorwaarden Indien het geloosde afvalwater gevaarlijke stoffen bevat in concentraties boven de geldende milieukwaliteitsnormen van het ontvangende oppervlaktewater, moeten dus aanvaardbare concentraties en/of vrachten opgelegd worden. VLAREM II geeft een aantal uitgangspunten die hierbij gehanteerd moeten worden (zie Art. 4.2.3.1, 2.3.6.1 en 3.3.0.1 van VLAREM II). De operationalisering van deze uitgangspunten wordt uitgewerkt in het Reductieprogramma Gevaarlijke Stoffen. Sectorale milieuvoorwaarden De sectorale voorschriften voor zwembaden zijn opgenomen in hoofdstuk 5.32 van VLAREM II. De voorwaarden hebben o.a. betrekking op de inrichting van het bad, de bedrijfsvoering en het toezicht. De wetgeving anno december 2010 is consulteerbaar via de emis-website: http://navigator.emis.vito.be/ milnav-consult/consultatieLink?wettekstId=9689&date=19-11-2010&appLang=nl&wettekstLang=nl, de meest recente versie (http://navigator.emis.vito.be/milnav-consult/consultatieLink?wettekstId=9689&app Lang=nl&wettekstLang=nl). In verschillende artikels van VLAREM II8 wordt verwezen naar het Besluit van de Vlaamse Regering van 15 maart 1989 betreffende technische reglementering inzake drinkwater. Inmiddels is deze wetgeving opgeheven en vervangen door het Besluit van de Vlaamse Regering van 13 december 2002 houdende reglementering inzake de kwaliteit en levering van water, bestemd voor menselijke consumptie (B.S. 28 januari 2003 en zijn wijzigingen). In bijlage 4 van dit besluit zijn de stoffen opgenomen, die mogen gebruikt worden voor de behandeling van drinkwater. Het zijn ook deze stoffen die toegelaten zijn in zwembaden. 7 8 VLAREM II: Besluit van de Vlaamse Regering houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne van 1 juni 1995, herhaaldelijk gewijzigd. Zie VLAREM II artikel 5.32.9.2.1§8 voor overdekte circulatiebaden; artikel 5.32.9.312§7 voor niet overdekte circulatiebaden of artikel 5.32.9.4.1§1 voor hot whirpools,; artikel 5.32.9.6.1§1 voor plonsbaden en artikel 5.32.9.7.1§8 voor therapiebaden. 36 Vlaams BBT-Kenniscentrum parameter CZV BZV N P ZS BS Cl- eenheid mg/l mg/l mg/l mg/l mg/l ml/l mg/l vergunde concentraties 125 – 1 200 25 (uitzonderlijk 250 – 800) 10 – 100 2 – 20 60 – 1 000 0,50 500 – 1 200 Ag As Ba Cd Cr Cu Hg Zn mg/l mg/l mg/l mg/l mg/l mg/l mg/l mg/l 0,05 – 0,1 0,01 – 0,1 2 – 50 0,01 – 0,05 0,1 0,1 – 0,5 0,002 – 0,01 0,50 – 1 AOX actief Cl µg/l µg/l 600 – 2 000 40 Tabel 5: Milieuvergunningsvoorwaarden voor zwembaden (bron: VMM, 2010) 2.4.2 Overige Vlaamse regelgeving De onderstaande paragraaf geeft een oplijsting (niet-limitatieve lijst) van overige Vlaamse milieuregelgeving die relevant is voor de zwembaden: ÎÎ Reductieprogramma Gevaarlijke Stoffen 2005 Het Reductieprogramma Gevaarlijke Stoffen is een besluit van de minister van Leefmilieu van 23 oktober 2005, overeenkomstig art. 2.3.6.1 § 3 van VLAREM II. Het Reductieprogramma kadert de diverse elementen van het beleid gevaarlijke stoffen in het oppervlaktewater op Vlaams niveau. Het geeft aan welke (bestaande) principes en instrumenten dienen uitgebouwd of ingezet te worden en op welke manier dit hoort te gebeuren. Het Reductieprogramma vormt een verplichte invalshoek en handleiding voor alle hierbij betrokken diensten en administraties van de Vlaamse overheid. Vlaams BBT-Kenniscentrum 37 HOOFDSTUK 2 - de sector Bijzondere vergunningsvoorwaarden Overeenkomstig hoofdstuk 3.3 van VLAREM II, kan de bevoegde overheid bijzondere milieuvoorwaarden opleggen. Bijzondere milieuvoorwaarden vullen de algemene en/of sectorale milieuvoorwaarden aan, of stellen bijkomende eisen. Ze worden opgelegd met het oog op de bescherming van de mens en het leefmilieu, en met het oog op het bereiken van de milieukwaliteitsnormen. Tabel 5 geeft een overzicht van de lozingsnormen die via de milieuvergunningsvoorwaarden kunnen opgelegd worden aan Vlaamse zwembaden. Deze voorwaarden bestaan enerzijds uit algemene lozingsvoorwaarden en anderzijds uit bijzondere lozingsvoorwaarden. Deze laatste zijn afhankelijk van de locale situatie (bv. ontvangende water). Specifiek voor de lozing van afvalwater van rubriek 32.8.1 zijn er geen sectorale voorwaarden in Vlarem opgenomen. HOOFDSTUK 2 - de sector Volgens het reductieprogramma geldt als algemeen kader voor de lozing van gevaarlijke stoffen via bedrijfsafvalwater: –– De Beste Beschikbare Technieken vormen steeds het minimale kader waarbinnen de vergunningsvoorwaarden moeten worden vastgesteld. De algemene en sectorale milieuvoorwaarden uit VLAREM zijn hierbij alvast noodzakelijke, doch niet noodzakelijk voldoende voorwaarden (zie Art. 4.1.2.1 en 4.2.3.1 van VLAREM II). –– Voor alle stoffen is sanering aan de bron het uitgangspunt. –– Voor alle stoffen, en in het bijzonder voor gevaarlijke stoffen, is het halen van de milieukwaliteitsnormen voor het ontvangende oppervlaktewater het uitgangspunt (zie Art. 3.3.0.1 van VLAREM II). –– Voor alle gevaarlijke stoffen is daarenboven een progressieve vermindering het uitgangspunt (zie Art. 2.3.6.1 van VLAREM II). –– Voor gevaarlijke stoffen die bio-accumuleerbaar, persistent en toxisch zijn, d.i. meest gevaarlijke stoffen, is daarenboven voorkomen en/of beëindiging van de verontreiniging het uitgangspunt (zie Art. 2.3.6.1 van VLAREM II). –– Met het oog op het halen van de milieukwaliteitsnormen voor niet-meest gevaarlijke stoffen mag, indien concrete debietgegevens ontbreken, een tienvoudige verdunning van het afvalwater na lozing verondersteld worden (i.e. vuistregel 10 * basismilieukwaliteitsnorm). Men moet echter voor ogen houden dat dit een erg ruime en dus maximale benadering is – de normen voor niet-gevaarlijke parameters zoals BZV, CZV, ZS, … impliceren doorgaans een kleinere verdunning (bv. BZV = 25 mg/l versus basismilieukwaliteitsnorm = 6 mg/l). Indien nadere debietsinformatie beschikbaar is, kan de vuistregel 10 * basismilieukwaliteitsnorm bijgesteld worden. De vuistregel 10 * basismilieukwalteitsnorm kan eveneens worden bijgesteld in functie van de kwaliteit van de het ontvangende oppervlaktewater. Indien nog geen specifieke milieukwaliteitsnorm werd vastgelegd in VLAREM II, wordt op basis van beschikbare gegevens volgens de standaardmethode (TGD Technical Guidance Document on risk assessment, Kaderrichtlijn Water bijlage 5.1.2.6) een norm ingeschat als evaluatiebasis. In andere gevallen gebruikt men ook 10 maal de bepaalbaarheidsdrempel. ÎÎ Zoneringsplannen Vooraleer het afvalwater geloosd wordt in het oppervlaktewater dient het gezuiverd te worden. Voor deze behandeling zijn er grofweg 2 opties: ofwel wordt het afvalwater opgevangen in een riool en staat de gemeente/rioolbeheerder of het gewest in voor verdere zuivering ofwel is een bedrijf verplicht om dit zelf te doen. Of lozen op riool een optie is hangt af o.a. van de zone waarin het bedrijf gelegen is. De zoneringsplannen kunnen geraadpleegd worden op de site van VMM (http://geoloket.vmm.be/zonering/). Een overzicht van de milieuwetgeving kan o.a. teruggevonden worden op de emis website: www.emis. vito.be. 2.4.3 Buitenlandse wetgeving In bijlage 2 wordt een overzicht gegeven van de kwaliteitseisen waaraan zwembadwater moet voldoen in andere Europese landen. 38 Vlaams BBT-Kenniscentrum PROCESBESCHRIJVING HOOFDSTUK 3 - procesbeschrijving HOOFDSTUK 3 In dit hoofdstuk beschrijven we de typische procesvoering in zwembaden alsook de bijhorende milieu-impact. Deze beschrijving heeft tot doel om een globaal beeld te scheppen van de toegepaste processtappen en hun milieu-impact. Dit vormt de achtergrond om in hoofdstuk 4 de milieuvriendelijke technieken te beschrijven die de sector kan toepassen om de milieuimpact te verminderen. De details van de procesvoering, en de volgorde van de toegepaste processen, kunnen in de praktijk variëren van bedrijf tot bedrijf. Niet alle mogelijke varianten in procesvoering worden in dit hoofdstuk beschreven. Ook kan de procesvoering in de praktijk complexer zijn dan hier beschreven. Het is in geen geval de bedoeling van dit hoofdstuk om een uitspraak te doen over het al dan niet BBT zijn van bepaalde processtappen. Het feit dat een proces in dit hoofdstuk wel of niet vermeld wordt, betekent dus geenszins dat dit proces wel of niet BBT is. Vlaams BBT-Kenniscentrum 39 40 Vlaams BBT-Kenniscentrum 3.1 Type bad Bij baden wordt een onderscheid gemaakt tussen baden met hergebruik en baden met eenmalig gebruik van het water. Bij baden met eenmalig gebruik wordt het water na elke bader ververst. Dit type van baden heeft een heel eenvoudige procesvoering. Deze baden worden in deze studie niet verder bekeken. Bij de baden met hergebruik van water worden twee types onderscheiden: –– circulatiebaden: waarbij de waterkwaliteit in stand gehouden wordt door het water voordurend doorheen een waterzuiveringinstallatie te laten circuleren (zie Figuur 3); –– doorstroomde bassins: het bad wordt voordurend doorstroomd met vers suppletiewater. Het verdrongen water komt niet meer in het bad, het wordt naar het riool gestuurd of het komt in het waterzuiveringsysteem van een circulatiebad terecht (zie Figuur 4). Tot de eerste groep horen de zwem-, instructie-, stoei- en relaxatiebaden en hot whirlpools zoals vermeld in artikel 1.1.2 van VLAREM II. Plonsbaden en dompelbaden behoren tot het type van doorstroomde bassins. De therapiebaden die vermeld worden onder artikel 1.2.2 van VLAREM II kunnen van het type circulatiebad of doorstroomde bassin zijn. Natuurlijke zwembaden; zwemvijvers of “natural pools/ponds” zijn nog uitzonderingen in Vlaanderen. Ze worden onderaan deze paragraaf besproken. Plonsbaden en dompelbaden behoren tot het type van doorstroomde bassins. Vlaams BBT-Kenniscentrum 41 HOOFDSTUK 3 - procesbeschrijving Zwembaden zijn gevuld met water, dat op een voor zwemmers aangename temperatuur gehouden wordt en waaraan ontsmettende en oxiderende stoffen (meestal op basis van chloor) worden toegevoegd, die de zwemmers tegen infectie moeten behoeden. Het opwarmen van het water gebeurt met een stookinstallatie op gas of stookolie. Als gevolg van het contact van de zwemmers met het water komen onzuiverheden in het zwembad terecht. Een deel van deze onzuiverheden reageert met het aanwezige oxidatiemiddel. De reactieproducten dienen samen met de andere onzuiverheden na verloop van tijd uit het water verwijderd te worden. De onoplosbare verbindingen worden door filtratie uit het water gehaald. Tijdens het zwemmen kan er water op de kade stromen, dit water komt niet meer in het zwembad terecht maar wordt rechtstreeks afgevoerd naar de riool (spatwater). Dit waterzuivering- en recirculatiesysteem bestaat uit verschillende delen die in detail beschreven zijn in de onderstaande tekst. HOOFDSTUK 3 - procesbeschrijving Figuur 3: Schema van een circulatiebad Figuur 4: Schema van een doorstroombad spa, hot tub, Whirlpool of Jacuzzi Dit zijn allen warme (tussen 30 en 40°C) baden die meestal voorzien zijn van zitbanken waar hydrojets en airjets zijn geplaatst. Whirlpool en Jacuzzi zijn merknamen. De benaming “Hot tub” wordt meestal gebruikt voor kleinere baden in de privé sfeer. Een goed werkende desinfectie systeem is in deze baden nog belangrijker dan in de ander circulatiebaden. Door de combinatie van hoge temperaturen en een hoge organische belasting (meer bader per m³ water) zullen er meer kiemen sneller groeien. Volgens VLAREM dienen alle whirlpools die voor het publiek toegankelijk zijn, te voldoen aan de sectorale milieuvergunningsvoorwaarden. Dit impliceert dat het water moet voldoen aan de gestelde kwaliteitseisen en dat er een goed functionerend filtersysteem moet aanwezig zijn. natuurlijk zwembad Een natuurlijk zwembad bestaat uit twee delen: een zwemzone en een regeneratiezone. Het water loopt via een overloop uit het natuurlijk zwembad. Ter hoogte van de overloop wordt een skimmer geplaatst die grof materiaal uit het natuurlijk zwembad verwijdert. Vanuit de overloop wordt het water, eventueel 42 Vlaams BBT-Kenniscentrum Figuur 5: Schema van een natuurlijk zwembad (informatie Cofely Service, 2011). In de onderstaande paragrafen worden de verschillende onderdelen van de baden en hun werking besproken. 3.2 Doorstroming van het bad Het water kan op verschillende manieren doorheen het bad stromen, horizontaal of verticaal, alvorens het in het waterbehandelingsysteem of naar het riool stroomt. Afhankelijk van de locatie van de toevoer en uitstroom openingen kunnen verschillende doorstromingen onderscheiden worden: verticaal (instroom via bodem of via zijwanden) of horizontaal (langs en dwars). Het belangrijkste is dat er geen “dode hoeken” in het zwembad ontstaan, maar dat het bad overal doorstroomd wordt en het water bijgevolg overal ververst wordt. Om er zeker van te zijn dat zwembaden goed doorstroomd worden, wordt een kleurproef uitgevoerd9. 3.2.1 Milieuaspecten Om het water te laten circuleren zijn circulatiepompen nodig die het water rondpompen. Afhankelijk van de inhoud van het bad, de belasting van het bad en het type van het bad zijn grotere pompen nodig die meer energie gebruiken. Voor whirlpools en ondiepe kinderbaden varieert de turnover periode tussen de 5 minuten en 2 uur. Voor 9 Zie ook VLAREM II art. 5.32.9.2.2 voor overdekte circulatiebaden, 5.32.9.3.2 voor niet overdekte circulatiebaden en art. 5.32.9.7.2 voor therapiebaden. Vlaams BBT-Kenniscentrum 43 HOOFDSTUK 3 - procesbeschrijving vermengd met vers water, naar de regeneratiezone gepompt. Het eerste deel van de regeneratiezone is een infiltratiezone die bestaat uit zand. In deze zone wordt het fijne materiaal uit het water gefilterd. Daarna komt het water terecht in een zone met waterplanten. In deze zone zullen de bacteriën, de aanwezige verontreinigen afbreken tot nutriënten voor waterplanten. Daarna komt het water gravitair terug in de zwemzone. In dit type van zwembad worden geen chemicaliën toegevoegd. Wanneer hulpstoffen (bv. koper of zilverionisatie) worden gebruikt om de waterkwaliteit op peil te houden, wordt het zwembad niet meer aanzien als een natuurlijk zwembad. Dit type van zwembad kan ook overwogen worden ter vervanging of bij renovatie van buitenzwembaden. Momenteel zijn er al een 100-tal publieke natuurlijk zwembaden in Duitsland, Oostenrijk en Italië. In Vlaanderen is er momenteel een publiek toegankelijk natuurlijk zwembad. Zowel de investeringskosten als de onderhoudskosten liggen 30% lager dan bij een klassiek openluchtbad. HOOFDSTUK 3 - procesbeschrijving grote circulatie baden kan deze oplopen van 2 tot 4 uur10. Bij natuurlijk zwembaden streeft men naar een turnover van 12 uur. Als gevolg van de lage turnover periode voor natuurlijke zwembaden zal het energieverbruik van de pompen veel lager liggen dan deze van een conventioneel zwembad. 3.3 Toevoer van water 3.3.1 Beschrijving De hoeveelheid toe te voegen water (het suppletiewater) is afhankelijk van het aantal baders, de verontreinigingen ingebracht door de baders, het gebruikte zuiveringsysteem en het waterverlies door o.a. verdamping. De minimaal toe te voegen hoeveelheid water is vastgelegd in VLAREM II, namelijk 30 liter per bader11. Volgens studies van SenterNovem (2007) varieert het suppletiewater per bezoeker tussen 43 en 88 liter. Het gebruikte water kan leidingwater of grondwater zijn. Indien grondwater gebruikt wordt, moet dit voldoen aan de bacteriologische eisen voor drinkwater en dient het ten minste halfjaarlijks gecontroleerd te worden. In deze studie zal verder bekeken worden in hoeverre hiervoor ook intern gezuiverd (afval)water kan gebruikt worden (zie hoofdstuk 4). De watertoevoer kan automatisch of manueel gebeuren. Bij het gebruik van grondwater moet ijzer verwijderd worden, dit om de vorming van ijzerhydroxide neerslag te verkomen (door reactie met het desinfectiemiddel). Het toegevoerde water wordt, eventueel samen met het circulatiewater, opgewarmd met behulp van een warmtewisselaar. De hoeveelheid energie die hiervoor nodig is, is afhankelijk van het debiet en de temperatuur van het water. 3.3.2 Milieuaspecten Bij de ingebruikname van het zwembad is er op korte tijd veel water nodig. Eenmaal het zwembad in gebruik genomen wordt, wordt het periodiek bijgevuld met vers water. Dit gebeurt meestal op het moment van de filterspoeling (zie lager). Per bader wordt er minimaal 30 liter water toegevoegd. Ongeveer 50 tot 60% is nodig om het water dat geloosd wordt bij het spoelen van de filters te compenseren. De overige 40 tot 50% van het water gaat verloren als gevolg van verdamping en spatten of wordt meegenomen door de baders (haren, kleding, lichaam). 3.4 Voorfilter 3.4.1 Beschrijving De eerste zuiveringsstap op het zwembadwater is een voorfilter. Deze heeft als doel de circulatiepompen te beschermen en verstopping van de filter te voorkomen. Bij een open zandfilter is het niet strikt noodzakelijk om een voorfilter te plaatsen. Voorfilters verwijderen op mechanische wijze grove verontreinigingen zoals haren, pleisters en vezels. Het zijn grote zeven met een maaswijdte van 1 tot 4 mm. De voorfilter wordt regelmatig gereinigd, de vaste stoffen worden manueel verwijderd. 3.4.2 Milieuaspecten De hoeveelheid afvalstoffen uit de haarvang is minimaal. Omwille van de oorsprong gaat het om bedrijfsafval. 10 11 Zie VLAREM II artikel 5.32.9.2.1§8 voor overdekte circulatiebaden; artikel 5.32.9.3.1§7 voor niet overdekte circulatiebaden, 5.32.9.3.4.1§5 voor whirlpools, 5.32.9.5.2§3 voor dompelbaden, 5.32.9.6.1§1 voor plonsbaden of artikel 5.32.9.7.1§8 voor therapiebaden. Zie VLAREM II artikel 5.32.9.2.2§5 voor overdekte circulatiebaden; artikel 5.32.9.3.2§5 voor niet overdekte circulatiebaden of artikel 5.32.9.7.3§5 voor therapiebaden. 44 Vlaams BBT-Kenniscentrum 3.5.1 Beschrijving klassiek zwembad, whirlpool Zeer kleine deeltjes (< 8 μm), worden niet weerhouden door de zand- of hydro-antraciet- filters en zullen de troebelheid van het water verhogen. Om dit te voorkomen, worden voorafgaand aan de filtratie coagulatie- en flocculatiemiddelen (vlokmiddelen) toegevoegd (zie 3.6), zodat kleine deeltjes uitvlokken tot grotere deeltjes (> 100 μm) die beter afgescheiden worden. Binnen de sector van de zwembaden wordt hiervoor doorgaans aluminiumsulfaat (Al2(SO4)3)12 en polyaluminiumchloride (PAC)12 gebruikt. Wanneer het water gefilterd wordt m.b.v. een diatomee-aardefilter, worden er geen coagulatie- of flocculatiemiddelen gebruikt. natuurlijk zwembad Bij natuurlijke zwembaden gebeurt er geen coagulatie of flocculatie. 3.5.2 Milieuaspecten Door het toedienen van aluminiumsulfaat of PAC zal het gehalte aan zouten en metalen toenemen, die uiteindelijk in het afvalwater terechtkomen. Tijdens de opslag van deze stoffen zou eventuele bodemverontreiniging kunnen optreden. 3.6 Filtratie 3.6.1 Beschrijving klassiek zwembad, whirlpool Een filter bestaat uit poreus korrelvormig materiaal waardoor het water stroomt. De filtrerende werking is gebaseerd op 5 principes (PWTAG, 2009): –– zeefeffect: wanneer zand van 0,5 tot 1 mm gebruikt wordt ontstaan poriën van ongeveer 77 µm. Materiaal groter dan 77 µm wordt tegengehouden door de filter. –– sedimentatie: sommige deeltjes zullen, als gevolg van hun gewicht, een neerwaartse snelheid hebben die groter is dan deze van het water en zullen sedimenteren op het filteroppervlak. (Dit effect is verglijkbaar met het bezinken in een sedimentatiebekken). De filtersnelheden mogen niet te groot zijn voor een goede sedimentatie. –– adsorptie: afhankelijk van de aard en lading van sommige deeltjes zullen deze adsorberen aan de filterdeeltjes. –– chemische activiteit: door toevoegen van coagulanten en eventueel flocculanten zullen grotere verontreinigen gevormd worden welke verwijderd worden door de zeefwerking, sedimentatie of adsorptie. –– biologische activiteit: deze werking is van belang in natuurlijke zwembaden waar micro-organismen de aanwezige verontreinigen zullen afbreken. Dit kan spontaan optreden in andere filters. Voor een goede werking van de filter wordt gestreefd naar snelheden tussen 10 en 30 m/h. Bij hogere snelheden gaat het sedimenterende en adsorberende vermogen van de filter verloren. Bij lagere filtersnelheden zijn veel grotere filters nodig. 12 Deze stoffen zijn toegelaten voor de productie van drinkwater (opgenomen in bijlage 4 van het Besluit van de Vlaamse Regering van 13 december 2002) en bijgevolg toegelaten in de waterbehandeling van zwembaden. Vlaams BBT-Kenniscentrum 45 HOOFDSTUK 3 - procesbeschrijving 3.5 Coagulatie en flocculatie HOOFDSTUK 3 - procesbeschrijving Filters worden regelmatig teruggespoeld. Volgens VLAREM moet dit minimum tweemaal per week gebeuren volgens een precies omschreven procedure13. Diatomee-aarde filters en actief koolfilters worden regelmatig vervangen14. De terugspoeling van een filter bestaat erin een krachtige opwaartse water- en/of luchtstroom doorheen het filterbed te sturen. Bij een bepaalde water- en/of luchtsnelheid zal het bed gaan zweven (fluïdisatie), hierdoor gaan de korrels langs elkaar schuren en komen de aangehechte verontreinigingen los. Afhankelijk van de aard van het korrelachtig materiaal wordt een onderscheid gemaakt tussen: –– zandfilters; –– hyrdo-antraciet filters; –– actief koolfilters; –– diatomee-aardefilters; –– perliet-filters; –– zeoliet-filters; –– glasfilters. Daarnaast kan de filtratie van het zwembadwater ook nog gebeuren met behulp van membranen. 3.6.1.1 Zandfiltratie Er kan een onderscheid gemaakt worden tussen open en gesloten zandfilters. Bij een open zandfilter is de druk van de waterkolom op het filterbed de drijvende kracht voor de stroming van het circulerende water door het filterbed. Bij een gesloten zandfilter wordt de stroming van het circulerende water bepaald door het drukverschil van de waterkolom boven het filterbed en de waterkolom onder het filterbed. Bij zandfilters zal er zich boven op de filter een koek vormen van verontreinigingen. In deze koek worden grotere deeltjes tegengehouden, zodat de efficiëntie van de filter stijgt, maar het debiet door de filter afneemt. Bij zandfilters wordt geadviseerd om de watersnelheden te beperken tot 20 m/h15. Terugspoelen gebeurt met een water en lucht onder druk. De eerste minuten na het terugspoelen van de filters is de filterwerking nog niet optimaal. Het water dat op dat moment doorheen de filters gaat, wordt daarom ook naar het riool gestuurd. 3.6.1.2 Hydro-antraciet - dubbellaagfilter Een dubbellaagfilter is gebaseerd op een diepbedfiltratie, waarbij de bovenste laag filtermateriaal een kleiner soortelijk gewicht heeft dan de onderste laag filtermateriaal. Meestal wordt voor de bovenste laag grof hydro-antraciet en voor de onderste laag fijn zand gebruikt. Dankzij de grof-fijn verdeling kunnen de verontreinigingen dieper in het filterbed binnendringen, waardoor de vuilberging van de filter vergroot wordt. Een bijkomend voordeel is de hogere filtersnelheid (tot 30 m/h), waardoor de filters kleiner gedimensioneerd kunnen worden dan klassieke zandfilters. Voor het terugspoelen wordt enkel water gebruikt en geen lucht. Het terugspoelen met een water-lucht mengsel leidt tot een snellere beschadiging van het hydro-antraciet. Bij een hydro-antracietfilter is het spoelwaterdebiet 30% lager dan bij een klassieke zandfilter. De reden hiervoor is o.a. dat het eerste water, na terugspoelen kan ingezet worden, terwijl er bij een zandfilter eerst nog water richting riool moet gestuurd worden. 13 Zie VLAREM II artikel 5.32.9.2.2§5 voor overdekte circulatiebaden; artikel 5.32.9.3.2§5 voor niet overdekte circulatiebaden, artikel 5.32.9.4.2§4 voor whirlpools of artikel 5.32.9.7.3§4 voor therapiebaden De filters worden vervangen volgens de voorschriften van de fabrikant. 15 Persoonlijke communicatie L. Feyen, Labo Derva. 14 46 Vlaams BBT-Kenniscentrum adsorptie Organische verbindingen adsorberen aan actieve kool en worden daardoor uit het water verwijderd. Afhankelijk van de grootte van de actief koolfilter en het waterdebiet dat er overheen gestuurd wordt, dient het filtermateriaal sneller vervangen te worden. Uit metingen blijkt dat het verwijderingsrendement voor vrij en gebonden chloor na 10 dagen reeds gehalveerd is (Barbot en Moulin, 2008). Doch de meeste zwembaden blijken pas na één of meerdere jaren hun actief kool te vervangen16. bacteriologische werking Doordat het vrij en gebonden chloor verwijderd wordt in een actief koolfiter, is de bacteriologische activiteit veel groter dan in andere filtertypes. Bepaalde van deze bacteriën produceren urease. Dit enzym zal ureum afbreken, wat een gunstige invloed heeft het gehalte aan trichlooramines (Senten en Calders, 2007). Deze filter wordt voornamelijk geplaatst bij baden die zwaar belast zijn. Het nadeel is dat chloor ook verwijderd wordt, waardoor het verbruik van desinfectiemiddel stijgt en de actief kool niet gedesinfecteerd wordt. Het gevolg hiervan is dat er zich ziektekiemen kunnen ontwikkelen in de filter (Jeppesen et al., 2000). Ook dit type filter moet regelmatig (min. 2 maal per week) teruggespoeld worden. Een actief koolfilter kan op de volledige of op een deelstroom (10 tot 20%) geplaatst worden. Dit laatste komt het meest voor. 3.6.1.4 Diatomee-aardefilter Een diatomee-aardefilter (kiezelgoerfilter) wordt in tegenstelling tot andere filtertypen, slechts eenmaal per twee weken teruggespoeld. Daardoor zou het waterverbruik beperkt kunnen worden. Maar dit leidt dikwijls tot een lagere waterkwaliteit, waardoor er in realiteit meer verdund wordt. Bij dit type van filter kan geen vlokmiddel ingezet worden omdat het de filterwerking blokkeert. Bij het terugspoelen van de filter stroomt de diatomee-aarde samen met het spoelwater het riool in. Hierdoor stijgt het gehalte aan zwevende stoffen. Daarna moet de filter terug gevuld worden. Diatomee-aarde is een zeer fijn stof die bij inademing schadelijk kan zijn voor de gezondheid van het personeel. De filterbedhoogten van de meeste diatomee-aardefilters zijn lager dan 1 meter, waardoor ze niet voldoen aan de VLAREM-reglementering (zie VLAREM II). Het gehalte aan ureum en gebonden chloor blijkt hoger in dit type van zwembaden17. 3.6.1.5 Perliet – filter Perliet is een vulkanisch gesteente, dat na thermische modificatie (expansie van de korrel), gebruikt wordt als filtermateriaal. De werking lijkt op deze van de diatomee-aardefilters. Toch zijn er enkel belangrijke verschilpunten: perliet is goedkoper dan diatomee-aarde en is niet schadelijk bij inademen. De geëxpandeerde korrels hebben net als actieve kool een groot intern oppervlakte en zullen ook stoffen adsorberen. De korrels zijn lichter dan diatomee-aarde, waardoor de filters gemakkelijker teruggespoeld worden (Pool and Spa news, 1997). In Vlaanderen is er weinig ervaring met dit type van filter. 3.6.1.6 Zeoliet - filter Zeoliet is een natuurlijk mineraal waarvan de korrelgrootte kleiner is dan deze van kwartszand. Het voordeel t.o.v. een zandfilter is dat het kationen adsorbeert. NH4+, K+, Na+, Ca2+,… worden uit het water verwijderd; dit leidt tot een lagere hardheid van het water (Dyer and White, 1999). Ook ureum wordt 16 17 Persoonlijke communicatie R. Calders (PIH) en L. Feyen (Labo Derva). Persoonlijke communicatie L. Feyen (Labo Derva). Vlaams BBT-Kenniscentrum 47 HOOFDSTUK 3 - procesbeschrijving 3.6.1.3 Actief koolfilter Bij actieve koolfilter dient een onderscheid gemaakt te worden tussen twee zuiveringsmechanismen: –– adsorptie van organische verbindingen aan de actieve kool; –– bacteriologische werking, waarbij ureum wordt verwijderd. HOOFDSTUK 3 - procesbeschrijving verwijderd (Zeolite-Products, 2010). Hierdoor zouden minder trichlooramines gevormd worden (zie ook §1.3). In Vlaanderen is er weinig ervaring met dit type van filters. Binnen het begeleidingscomité worden de voordelen genuanceerd. 3.6.1.7 Glas - filter Glasfilters bestaan uit verkleind (gerecycleerd) glas. Kleine partikels worden gemakkelijker verwijderd, wat leidt tot helder water. Het gewicht is lager dan dat van zand, waardoor de filters gemakkelijker en sneller terug worden gespoeld (CWC; 1998), de aankoopprijs is echter hoger dan deze van zand. 3.6.1.8 Membraanfiltratie In zwembaden kunnen de membranen ingezet worden als alternatief voor de klassieke filters of op het terugspoelwater van de filters, met als doel een deel van het water te recupereren. Details van deze technieken zijn terug te vinden in hoofdstuk 4 (§4.3.5). natuurlijk zwembad In een natuurlijk zwembad wordt het water eveneens gefilterd in een zandfilterbed. De filter wordt niet teruggespoeld, maar de aanwezige micro-organismen zullen de verontreinigingen afbreken. 3.6.2 Milieuaspecten Het water dat gebruikt wordt voor het terugspoelen van de filters levert de grootste bijdrage aan het waterverbruik. De hoeveelheid water die vrijkomt, is afhankelijk van de grootte van het zwembad en van het gekozen filtersysteem. Het spoelwater, dat heel wat verontreinigingen bevat, wordt meestal ongezuiverd geloosd. In principe is de vuilvracht onafhankelijk van het gekozen filtersysteem. De concentraties hangen samen met het waterverbruik. De verschillende stoffen in het spoelwater zijn: –– door de zwemmers ingebrachte stoffen; –– reinigingsmiddel van de vloeren; –– restproducten van de desinfectie; –– restproducten van de flocculatie; –– restproducten van de oxidatie; –– filterbedmateriaal in het geval van diatomee-aardefilters. Algemeen kan gesteld worden dat het spoelwater gekenmerkt wordt door een laag BZV-, CZV-, stikstof en fosforgehalte, een hoog AOX-, chloride- en soms hoog sulfaatgehalte (afhankelijk van het gebruikte pH-correctiemiddel), een sterk variërend zwevende stof gehalte, een neutrale pH en vrij hoge temperatuur. Het filtermateriaal van de actief koolfilter en hydro-antraciet-filter wordt regelmatig vervangen. Het afval dat hierbij vrijkomt, wordt beschouwd als bedrijfsafval. 3.7 pH-correctie 3.7.1 Beschrijving klassiek zwembad, whirlpool De pH-waarde van het zwembadwater is afhankelijk van de pH-waarde van het suppletiewater en van de aard en hoeveelheid van producten die in het waterbehandelingssysteem worden toegevoegd. De pH-waarde dient volgens VLAREM II tussen de 7,0 en 7,6 te blijven18. Een te lage pH is corrosief voor 18 Zie VLAREM II artikel 5.32.9.2.2§4 voor overdekte circulatiebaden; artikel 5.32.9.3.2§4 voor niet overdekte circulatiebaden, artikel 5.32.9.4.2§1 voor whirlpools of artikel 5.32.9.7.2§4 voor therapiebaden. Voor dompelbaden en plosbaden (VLAREM II artikel 5.32.9.5.1§1 en artikel 5.32.9.6.1§2) mag de pH variëren tussen 6,8 en 8,0. 48 Vlaams BBT-Kenniscentrum natuurlijk zwembad In theorie is er geen pH-correctie nodig in een goedwerkende zwemvijver. Het is echter wel raadzaam om de pH nauwgezet op te volgen. 3.7.2 Milieuaspecten Door gebruik te maken van zwavelzuur voor de pH-correctie, komen sulfaten in het water terecht; bij het gebruik van zoutzuur komen chloriden in het zwembadwater. Deze stoffen komen uiteindelijk in het afvalwater terecht. Onoordeelkundige opslag van zuren en basen kan aanleiding geven tot bodemverontreinigingen (lekken) en tot arbeidsongevallen. Dit laatste kan gebeuren wanneer natriumhypochloriet (het meest gebruikte desinfectiemiddel) in contact komt met zuur waardoor chloorgas gevormd wordt. 3.8 Desinfectie en oxidatie – met toevoeging van chemicaliën 3.8.1 Beschrijving klassiek zwembad, whirlpool Desinfectie en oxidatie zijn twee processen die gelijktijdig gebeuren door toevoegen van hypochloriet of en ander middel. Door oxidatie worden de meeste opgeloste verontreinigingen zoals ammoniak, eiwitten, koolhydraten, vetten en aminozuren afgebroken. Het doel van de desinfectie is het doden en inactiveren van (ziekteverwekkende) micro-organismen. Volledig kiemvrij kan zwembadwater nooit zijn, maar de desinfectie heeft als doel het aantal kiemen terug te dringen tot op een aanvaardbaar niveau. In de tekst wordt gesproken over “desinfectiemiddel” zonder altijd expliciet te verwijzen naar het oxiderende effect ervan. Indien een bepaald desinfectiemiddel geen oxidatieve werking zou hebben, wordt dit onder de nadelen beschreven. De jaarlijkse kosten voor de waterbehandeling worden door PWTAG (2009) geschat op 10 (voor 25 m bad) tot 20% (voor 12 m bad) van de investeringskost. Hierbij lopen de kosten voor de chemicaliën van 10 tot 20% van de waterbehandelingskosten. Volgens VLAREM (art. 5.32.9.2.2§5)20 is chloor het enige toegelaten oxidatie en desinfectiemiddel. Hiervan kan afgeweken worden in de milieuvergunning. Doch de enige stoffen die in zwembaden mogen gebruikt worden zijn deze stoffen die ook toegelaten zijn voor de behandeling van drinkwater (art. 5.32.9.2.1§8)21. 19 In praktijjk wordt 5 als grens genomen. Voor overderkte recyrculatiebaden. Voor niet-overdekte recyrculatiebaden staat dit beschreven in art. 5.32.9.3.1§7, voor therapiebaden in artikel 5.32.9.7.1§8. 21 Voor overderkte recyrculatiebaden. Voor niet-overdekte recyrculatiebaden staat dit beschreven in art. 5.32.9.3.2§5, voor therapiebaden in artikel 5.32.9.7.3§3. 20 Vlaams BBT-Kenniscentrum 49 HOOFDSTUK 3 - procesbeschrijving metaal en cement en bevordert de vorming van oogirriterende chlooramines. Wordt de pH lager dan 419, dan ontstaat chloorgas. Een te hoge pH is ongunstig voor het desinfecteerproces (al het actieve chloor zal dan aanwezig zijn als hypochlorietionen, en zodoende niet meer als actief desinfecterende stof) en vlokvorming. Het water wordt ook irriterend voor de huid en er kan kalksteen afgezet worden in het bad. Door het gebruik van natriumhypochloriet (NaOCl) als desinfectie- en oxidatiemiddel zal de pH-waarde toenemen. De pH wordt op peil gehouden door een zuur toe te voegen, zoutzuur (HCl) (nadeel: corrosief), zwavelzuur (H2SO4) of koolstofdioxide (CO2) (zwakkere en duurder zuur). Bij het gebruik van chloorgas (Cl2), zal de pH afnemen, zodat toevoeging van een base nodig is. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van natriumhydroxide (NaOH). De pH-correctie gebeurt automatisch, waarbij de doseerpomp wordt gestuurd op basis van de pH-meting. HOOFDSTUK 3 - procesbeschrijving Volgende systemen worden hieronder besproken: –– § 1.3.1.1: chloor (1) –– § 1.3.1.2: zoutelektrolyse (1) –– § 1.3.1.3: anodische oxidatie (1) –– § 1.3.1.4: chloordioxide (1) –– § 1.3.1.5: chloro-isocyanuraat (2) –– § 1.3.1.6: broom (2) –– § 1.3.1.7: koper-zilver ionisatie (3) –– § 1.3.1.8: waterstofperoxide (1) –– § 1.3.1.9: polyhexamethyleen biguanide (PHMB) (2) 1. deze stoffen zijn opgenomen in bijlage 4 van het Besluit van de Vlaamse Regering van 13 december 1998 (en zijn wijzigingen) en zijn toegelaten voor de consumptie van drinkwater. Deze stoffen zijn volgens VLAREM II ook toegelaten voor de desinfectie en oxidatie van het zwembadwater. 2. deze stoffen zijn NIET opgenomen in het bovenvermelde besluit en zijn wettelijk niet toegelaten in zwembaden. 3. koper en zilver zijn niet opgenomen in het bovenvermelde besluit, maar kopersulfaat en zilvernitraat zijn toegelaten volgens het Besluit van de Vlaamse Regering van 13 december 1998. Het toevoegen van deze zouten leidt tot het vrijstellen van koper- en zilverionen in het water. 3.8.1.1 Chloor Chloor is het meest gebruikte desinfectie- en oxidatiemiddel. De desinfectie gebeurt meestal met chloor toegevoegd onder de vorm van natriumhypochloriet (NaOCl), calciumhypochloriet (Ca(OCl)2) en in mindere mate onder de vorm van chloorgas (Cl2). Het natriumhypochloriet wordt aangeleverd in vloeibare vorm, een aantal zwembaden produceert de stof zelf door elektrolyse van zout (NaCl). Het natriumhypochloriet wordt gestockeerd in dagtanks, gescheiden van de opslagtanks van het zuur. Wanneer beide stoffen (natriumhypochloriet en een zuur) vermengd worden, kan het giftige chloorgas ontstaan (Flier, 1997; Belgochlor, 2007). Het reactiemechanisme van chloor: Cl2 (chloorgas) + H2O (water) D HOCl (hypochlorigzuur) + H+ + ClNaOCl (natriumhypochloriet) + H2O D HOCl (hypochlorigzuur)+ Na+ + OHCa(OCl)2 (calciumhypochloriet) + 2 H2O D 2 HOCl (hypochlorigzuur)+ Ca2+ + 2 OHHOCl D ClO- (hypochloriet-ion)+ H+ HOCl: hypochlorig- of onderchlorigzuur is het actieve desinfectiemiddel (= “vrij actief chloor”). Het hypochloriet-ion (ClO-) heeft geen desinfecterende werking. De som van HOCl en ClO- wordt “vrij beschikbaar chloor” genoemd. Zoals blijkt uit Figuur 1 is de pH bepalend voor de concentratie van het hypochlorigzuur (zie ook §1.2). Bij zwembaddesinfectie streeft men naar een verhouding van ongeveer 70% HOCl en 30% ClO-. Ongeacht of gebruik gemaakt wordt van NaOCl, Ca(OCl)2 of Cl2, men tracht te streven naar een pH van het badwater tussen 7 en 7,6. Bij het gebruik van natriumhypochloriet zal de pH stijgen, zodat een zuur nodig is om de pH op peil te houden. Bij het gebruik van chloorgas zal de pH dalen, daar is een base nodig om de pH constant te houden. 50 Vlaams BBT-Kenniscentrum HOOFDSTUK 3 - procesbeschrijving Figuur 6: Percentages HOCl, OCl- en Cl2 in functie van de pH voordelen (Burlion et al., 2004) –– zeer doeltreffend middel; –– blijvende werking; –– wijdverspreid en gekend; –– gemakkelijk in gebruik. nadelen (Vankerkom et al., 2004) –– beïnvloeding van de pH, afhankelijk van het desinfectiemiddel zal de pH toenemen of dalen; –– Chloorgas (bron: Vankerkom et al, 2004) –– Het desinfectiemiddel zelf, is een sterk irriterend gas (ademhalingsstelsel, oog en huid); het is zeer toxisch voor aquatische organismen en is ook fytotoxisch. –– Chooramines (bron: Vankerkom et al, 2004) –– Anorganische chlooramines worden zeer snel gevormd als chloor toegevoegd wordt aan water dat ammonium bevat, wat bij zwembadwater, dat ureum bevat, het geval is. De vluchtigheid (en oplosbaarheid) is afhankelijk van de stof: monochlooramine is weinig vluchtig, dichlooramine en trichlooramine zijn respectievelijk ongeveer 3 en 300 keer meer vluchtig. Monochlooramine bevindt zich dus praktisch enkel in het water en trichlooramine praktisch enkel in de lucht van zwembaden. Monochlooramine is weinig irritant, trichlooramines in de lucht zijn sterk irriterend. Trichlooramine is de belangrijkste gechloreerde verontreiniging in de lucht van zwembaden en is verantwoordelijk voor de bekende geur. De irritatie-eigenschap is vergelijkbaar met deze van chloor. De eerste klachten bij bezoekers van zwembaden komen bij een concentratie van 0,5 mg/m³ voor en een concentratie van 0,7 mg/m³ wordt als overdreven beschouwd. Vlaams BBT-Kenniscentrum 51 HOOFDSTUK 3 - procesbeschrijving Uit luchtmetingen, uitgevoerd door VITO (2004) bij verschillende zwembaden, blijkt dat bij 48 van de 51 metingen chlooramines, onder de comfortwaarde van 0,5 mg/m³ liggen, waarbij irritaties beginnen. De waarden gemeten boven whirlpools lagen gemiddeld hoger, waarbij één op twee boven de comfortwaarde ligt. Er werd geen onderscheid gevonden tussen recreatieve zwembaden (type tropische zwemparadijzen) en conventionele zwembaden (type gemeentelijk zwembad). –– Trihalomethanen (bron: Vankerkom et al, 2004) De trihalomethanen zijn, kwantitatief gezien, de belangrijkste desinfectie-bijproducten in het water. Het zijn vluchtige producten die terug te vinden zijn in het water en in de lucht van zwembaden. Chloroform is kwantitatief de belangrijkste van de trihalomethanen (tenminste in zoetwater). Chloroform is irriterend voor de huid en de ogen. Chloroform is door IARC (International Agency for Research on Cancer, onderdeel van de Wereldgezondheid organisatie) geklasseerd als mogelijk kankerverwekkend. In 45% van de gemeten baden in de VITO studie werd de drempelwaarde voor levertoxiciteit, het belangrijkste gezondheidseffect ten gevolge van langdurige blootstelling, overschreden (100 μg/m³). Wanneer men er echter rekening mee houdt dat de blootstelling niet continu is maar beperkt in de tijd vb. 5 maal zwemmen per week gedurende 60 minuten, ligt de berekende blootstellingdosis (op basis van de maximaal gemeten chloroformconcentraties) onder de drempelwaarde voor toxische effecten ten gevolgen van langdurige blootstelling. Uit metingen in Duitse baden blijkt dat de chloroformconcentratie in de lucht varieert tussen 36 en 206 µg/m³, waarbij het gemiddelde varieert tussen 1,2 en 65 µg/m³; wat duidelijk lager is dan in de Vlaamse baden. Metingen in Italië bevestigen dan eerder de Vlaamse situatie: range: 35 to 650 µg/ m³; gemeten gemiddelde: 140 tot 169 µg/m³ (WHO, 2006). Bij openlucht baden liggen deze waarden veel lager. Volgens cijfers van de WHO (2006) varieert het chloroform gehalte in het badwater tussen 0,1 en 980 µg/l; de gemeten gemiddelde waarden liggen tussen 3,8 en 121,1 µg/l. –– Andere gehalogeneerde koolwaterstoffen (bron: Vankerkom et al, 2004) Verschillende gehalogeneerde koolwaterstoffen kunnen in het water en de lucht aanwezig zijn. De concentraties van trichlooretheen en tetrachlooretheen lagen frequent onder de detectielimiet in de VITO studie, respectievelijk bij 52 en 29 percent van de metingen. kosten (Vlaringerbroek en van Straaten, 2007) –– Peuterbad + whirlpool (48 + 2 m³): investering: 11 000 euro; werkingkosten: 1 600 euro/jaar; –– wedstrijdbad + whirlpool (600 m³): investering: 17 000 euro; werkingkosten: 3 900 euro/jaar. milieu-impact –– lozingen naar het water: ·· vrije chloor ·· AOX (in het spoelwater werden concentraties tot 4 230 µg/l gemeten – zie Tabel 1). ·· chloriden (in het spoelwater werden waarden tot 500 mg/l terug gevonden). Dit laatste is niet abnormaal, daar VLAREM toelaat dat het zwembadwater tot 800 mg/l chloriden mag bevatten. Hoge chloridengehalten wijzen dikwijls op een laag waterverbruik (zuinige filters e.d.). Lage chloridengehalten wijzen dikwijls op hoge watergebruiken. –– opslag van chemicaliën: ·· bij onoordeelkundige opslag bestaat er gevaar voor contaminatie van de bodem. 52 Vlaams BBT-Kenniscentrum NaCl + H2O (water) D NaOCl (natriumhypochloriet) + H2 (waterstof) Deze vloeistof wordt tijdelijk opgeslagen, waarna het toegevoegd wordt aan het te behandelen zwemwater. Niet al het zout wordt in een doorstroomcel omgezet in hypochloriet, waardoor een deel van de pekeloplossing in het zwembad terecht komt. Als gevolg hiervan neemt het chloridengehalte van het zwemwater toen. Dit effect wordt ook wel “chloridelek” genoemd. Het water dat gebruikt wordt bij zoutelektrolyse wordt vooraf onthard, waardoor de elektroden na verloop van tijd niet omgepoold hoeven te worden. Het waterstofgas dat bij zoutelektrolyse ontstaat, dient direct te worden afgevoerd. Voor de productie van 1 kg chloor is ± 3,5 kg NaCl en een elektrisch verbruik van ± 6 kWh. Bij de membraancel zijn de anode en kathode van elkaar gescheiden door een membraan. 2 NaCl + H2O D Cl2 (chloorgas) + H2 (waterstof) + NaOH (natriumhydroxide) Het chloorgas en de loog kunnen nu niet met elkaar in contact komen, waardoor het mogelijk is de cel met een geconcentreerde(re) zoutoplossing te voeden. Het bij de anode vrijgemaakte chloorgas wordt met behulp van een ejecteur (onderdruk) aan het zwemwater toegevoegd. Het aan het zwemwater toegevoegde chloor zal hydrolyseren, waarbij onderchlorigzuur en zuur ontstaat, zie reactievergelijking. Cl2 + 2 H2O ï‚Š HOCl + H3O+ + ClHet bij de kathode gevormde loog kan worden gebruikt voor de pH correctie of wordt al dan niet na verdunnen rechtstreeks of met filterspoelwater naar het riool afgevoerd. Voor de productie van 1 kg chloor is ± 2,5 kg NaCl nodig en een elektrisch vermogen van ± 3,5 kWh. voordelen –– er wordt slechts die hoeveelheid hypochloriet aangemaakt die effectief nodig is; –– er zijn geen bewaarmiddelen nodig (die er normaal moeten voor zorgen dat de activiteit van het natriumhypochloriet constant blijft gedurende de opslag, deze stoffen worden echter zelf ook geoxideerd), zodat de benodigde hoeveelheid natriumhypochloriet lager is; –– De vorming van chlooramines en AOX zou kleiner zijn waneer gebruik gemaakt wordt van een zoutelektrolyse. (Vlaringerbroek en van Straaten, 2007). Dit wordt echter niet bevestigd door Burlion et al. (2004). nadelen –– de nadelen zijn gelijkaardig al deze beschreven onder paragraaf 1.3.1.1. . kosten (Vlaringerbroek en van Straaten, 2007) –– Peuterbad + whirlpool (48 + 2 m³): investering: 18 500 euro; werkingkosten: 1 600 euro/jaar; –– wedstrijdbad + whirlpool (600 m³): investering: 34 000 euro; werkingkosten: 3 300 euro/jaar. Vlaams BBT-Kenniscentrum 53 HOOFDSTUK 3 - procesbeschrijving 3.8.1.2 Zoutelektrolyse Bij het gebruik van zoutelektrolyse wordt het hypochloriet ter plaatse geproduceerd uit zout (NaCl). Het desinfectiemechanische is beschreven onder §1.3.1.1. Zoutelektrolyse komt voornamelijk in recent gebouwde zwembaden voor. Het elektrolysesysteem kan op twee manieren uitgevoerd worden: –– het doorstroomsysteem; –– de membraancel. Bij de doorstroomcel (Vlaringerbroek en van Straaten, 2007) zijn anode en kathode in één ruimte ondergebracht. Er zijn verschillende uitvoeringsvormen, de meest gebruikelijke werkwijze is die waarbij de cel gevoed wordt met een verdunde ontharde pekeloplossing. Uit de cel komt een natriumhypochlorietoplossing met een sterkte van 5 à 9 gram chloor per liter en een pH van circa 9. milieu-impact Zelfde als onder paragraaf 1.3.1.1, doch minder opslag van gevaarlijke chemicaliën. HOOFDSTUK 3 - procesbeschrijving 3.8.1.3 Anodische oxidatie Bij anodische oxidatie wordt NaCl aan het zwemwater toegevoegd in hoeveelheden tot 2 kg/m³. Het chloridengehalte neemt daarmee toe tot een concentratie van ± 1 200 mg Cl-/l. Meestal wordt in deelstroom van het circulatiesysteem een elektrodepakket geplaatst. In kleinere baden (privé zwembaden) wordt gewerkt met lager chloridengehalte van 300 mg Cl-/l (Vlaringerbroek en van Straaten, 2007). Het zoute water stroomt van de anode naar de kathode. Het bij de anode gevormde chloor komt dan in contact met water met een verhoogde pH en gaat daarbij over in natriumhypochloriet volgens: Cl2 + 2 NaOH ï‚Š NaOCl (=natriumhypochloriet) + NaCl + H2O De elektroden moeten regelmatig worden omgepoold om kalkaanslag te voorkomen. Anodische oxidatie wordt vooral toegepast in kleine zwembaden, omdat bij grote zwembaden het zoutgehalte relatief laag is en de elektroden een groter oppervlakte moet bevatten. Dit leidt tot hogere investeringskosten. Bij kleinere baden speelt dit aspect minder een rol. Er zijn geen publiek toegankelijke zwembaden gekend die met deze techniek zijn uitgerust. voordelen –– De vorming van chlooramines en AOX zou kleiner zijn waneer gebruik gemaakt wordt van een anodische oxidatie (Vlaringerbroek en van Straaten, 2007). Dit wordt echter niet bevestigd door Burlion (2004). nadelen –– pH verlagend; –– hoge zoutconcentratie van het badwater (slechte watersmaak); –– corrosief; –– er moet voldoende geventileerd worden om het geproduceerde H2-gas af te voeren. kosten (Vlaringerbroek en van Straaten, 2007) –– Peuterbad + whirlpool (48 + 2 m³): investering: 25 000 euro; werkingkosten: 1 600 euro/jaar; –– wedstrijdbad + whirlpool (600 m³): investering: 60 000 euro; werkingkosten: 3 300 euro/jaar. milieu-impact –– Zelfde als onder paragraaf 1.3.1.1. 3.8.1.4 Chloordioxide Chloordioxide (ClO2) is een sterk desinfectans. Het wordt niet geklasseerd onder de “chloor desinfectans” omdat dat werking verschillend is van die van chloorgas en hypochloriet. Er wordt geen vrij chloor geproduceerd, maar wel chloriet (ClO2-) en chloraat (ClO3-) (Verbeeck, 2008). Het chloordioxide valt de elektronrijke kern van organische moleculen aan. Daarbij wordt een elektron overgedragen en ontstaat chloriet: ClO2 + e- D ClO2ClO2 + 4 H+ + 4 e- D Cl- + 2 H2O voordelen –– in tegenstelling tot chloor, reageert chloordioxide niet met ammoniak en nauwelijks met andere stikstofverbindingen, zodat er geen trichlooramines gevormd worden; 54 Vlaams BBT-Kenniscentrum nadelen –– er worden schadelijke chlorieten en chloraten gevormd. Verschillende landen hebben dan ook een maximum norm voor chloriet (in drinkwater); –– in hoge concentraties kan chloordioxide tranende ogen, irritaties of brandwonden veroorzaken. Wanneer het door de huid wordt opgenomen kan het schade veroorzaken aan weefsels en bloedcellen. Het gas kan ook leiden tot keel- en hoofdpijn. De effecten op de ontwikkeling van foetussen is nog onvoldoende bestudeerd; –– chloordioxide onder druk is explosief en daarom onveilig om te transporteren. Het wordt daarom meestal ter plaatste geproduceerd. De basisproducten zijn natriumchloriet (NaClO2) of natriumchloraat (NaClO3), en zoutzuur (HCl) of chloor (Cl); –– hoge kostprijs omwille van de hoge kosten voor de productie ter plaatste (5 à 10 maal duurder dan chloor). 3.8.1.5 Organische chloorverbindingen (chloro-isocyanuraat) Chloro-isocyanuraat wordt in tabletvorm aan het zwembadwater toegevoegd. Eenmaal in contact met water, wordt hypochloriet en cyanuurzuur gevormd. Hypochloriet heeft een desinfecterende werking (PWTAG, 2009). chloro-isocyanuraat in water D hypochloriet + cyanuurzuur Chloro-isocyanuraat wordt meestal in kleinere private zwembaden gebruikt. Toch blijkt dat sommige zwembaduitbaters het ook in publieke zwembaden gebruiken als bijkomend desinfectiemiddel. Dit laatste wordt echter afgeraden, omdat het cyanuurzuur in het water aanwezig blijft en de volledige hypochlorietbalans kan verstoren. Bovendien verbiedt VLAREM het gebruik van chloorstabilisatoren22 (waaronder deze stof valt). voordelen –– Cyanuurzuur gaat fotolyse van hypochlorigzuur door zonlicht tegen, waardoor het gebruikt wordt in buitenzwembaden. nadelen –– Het vrije chloor (hypochloriet) reageert met het aanwezig organische materiaal of bacteriën. Cyanuurzuur blijft in het bad aanwezig. Hoe hoger de concentratie cyanuurzuur, hoe meer de reactie richting chloro-isocyanuraat gaat en hoe moeilijker hypochloriet wordt vrijgesteld, waardoor de desinfecterende werking in het gedrang komt. Het is dus van belang dat het water voldoende verdund wordt (wat negatief is voor het waterverbruik). In Nederland wordt daarom een norm van 50 mg/l cyanuurzuur opgelegd vanaf het ogenblik er chloro-isocyanuraat gebruikt wordt; –– doordat chloro-isocyanuraat een vast product is, is het moeilijker doseerbaar. Bij grotere of zwaarder beladen baden is het aanwezen om een automatische voeder te plaatsen; –– de desinfectiebijproducten zijn gelijkaardig aan deze onder paragraaf a. milieu-impact –– Zelfde als onder paragraaf 1.3.1.1. 22 VLAREM artikel 5.32.9.2§5. Vlaams BBT-Kenniscentrum 55 HOOFDSTUK 3 - procesbeschrijving –– in basis milieu (pH 9) heeft chloordioxide zijn optimale werking en is het veel efficiënter dan chloor in zijn optimaal pH-gebied. In het neutraal milieu (pH 7) blijkt chloor dan toch efficiënter te zijn voor de desinfectie van virussen (Taylor & Butler, 1982). HOOFDSTUK 3 - procesbeschrijving 3.8.1.6 Broom De werking van broom is gelijkaardig aan deze van chloor. Broom kan toegediend worden onder volgende vormen: als Br2, NaBr of BCDMH (1-bromo-3-chloro-5,5-dimethyl-hydantoin) (Burlion et al. 2004). Broom werd vroeger vaker als desinfectiemiddel gebruikt, vandaag wordt het zelden toegepast. 3.8.1.7 Koper-zilver ionisatie Koper- en zilverionen komen vrij door elektrolyse van koper- en zilverstaven. De zilverelektrode staat daar waar in andere baden de chlorering gebeurt23, de zilverionen doen dienst als desinfectiemiddel. Zilverionen zorgen voor een destructie van het celmembraan en de eiwitstructuren van micro-organismen. Het koper doet dienst als vlokmiddel en moet voor de filters staan (Vlaringerbroek en van Straaten, 2007). De techniek wordt vooral gebruikt voor private zwembaden (PWTAG, 2009). In Wallonië zijn er 2 publieke baden die deze techniek gebruiken. De Cu2+ concentratie wordt op 0,6 à 1,2 mg/l gehouden, deze van Ag+ op 2 à 10 µg/l (Burlion et al, 2004). De milieu-impact en voor- en nadelen worden onder hoofdstuk 4 besproken (§4.2.2.1). 3.8.1.8 Waterstofperoxide Waterstofperoxide (H2O2) is een oxidans dat gestabiliseerd wordt met zilver. Om voldoende effectief te zijn voor de desinfectie van zwembadwater zijn vrij hoge dosissen vereist (Vlaringerbroek en van Straaten, 2007). De milieu-impact en voor- en nadelen worden onder hoofdstuk 4 besproken (§4.2.2.2). 3.8.1.9 Polyhexamethyleen biguanide (PHMB) PHMB (C8H18N5Cln met n=12 – 16) bevat zes biguanide groepen die zich kunnen binden aan de fosfolipiden van de plasmamembranen van micro-organismen. Dit veroorzaakt lekkage van de cel met celdood als gevolg. Het desinfectiemiddel is vooral gekend als contactlensvloeistof (Mailoa, 2005). Het middel is met wisselend succes geprobeerd in 4 Franse zwembaden (Burlion et al., 2004). PWTAG geeft aan dat PHMB geen volwaardig alternatief is voor publieke zwembaden en adviseert om het enkel te gebruiken in private zwembaden de reden hiervoor zijn terug te vinden onder de nadelen. voordelen (Burlion et al., 2004) –– gemakkelijk te manipuleren en te stockeren; –– zeer effectief desinfectiemiddel; –– geen effect op de pH. nadelen (Burlion et al., 2004) –– heeft, in tegenstelling tot de andere producten, geen oxidatieve werking; –– moeilijk om de juiste dosis te bepalen: het gehalte PHMB is moeilijk meetbaar door zijn interferentie met NH4+-ionen. Daardoor is het ook niet mogelijk om de dosering te automatiseren. –– vlokt gemakkelijk uit, wat leidt tot een verhoogde turbiditeit; –– hoge dosissen leiden tot irritatie van ogen en tot een onaangename smaak van het water; –– het middel mag niet in combinatie met chloor gebruikt worden; –– mogelijk zijn bepaalde bacteriën resistent aan PHMB of werkt PHMB minder efficiënt bij temperaturen hoger dan 22°C. natuurlijk zwembad Bij natuurlijke zwembaden wordt er geen desinfectiemiddel toegevoegd. 23 Persoonlijke communicatie F. Feyen (Labo Derva). 56 Vlaams BBT-Kenniscentrum Afhankelijk van het gekozen desinfectieproduct komen er andere stoffen in het afvalwater terecht. Het desinfectiemiddel kan ook de luchtkwaliteit beïnvloeden. Tabel 6: samenstelling van de lucht en het bad- en spoelwater bij gebruik van chloor (en broom) in binnenbaden gemeten gemiddelde lucht chloroform µg/m³ BDCM DBCM dichloormethaan trichlooretheen tetrachlooretheen bromoform stikstof trichloride zwembaden stikstof trichloride spa’s formaldehyde µg/m³ µg/m³ µg/m³ µg/m³ µg/m³ µg/m³ µg/m³ 30 - 214 65 - 162 4,1 – 19,5 0,8 – 13,3 0,2 – 4,8 < 0,07 – 0,45 < 0,06 – 3,23 0,1 – 0,2 59 – 462 µg/m³ 140 – 591 µg/m³ 17 - 67 3,8 – 151,1 zwembadwater chloroform µg/l THM BDCM µg/l µg/l 1,3 – 11,0 DBCM µg/l 0,4 – 10,9 bromoform µg/l < 0,1 – 0,28 broomdichloormethaan AOX µg/l 0,53 chloriden mg/l spoelwater BZV mg/l 6 4 CZV mg/l 55 mediaan 19,12 µg/l Vlaams BBT-Kenniscentrum range MAC –waarde2 bron 1,7 - 650 28 – 190 0,23 – 58,0 0,05 – 30,0 < 0,13 – 8,3 < 0,07 – 0 75 < 0,06 – 1,96 < 0,03 – 3,0 65 - 538 5 000 a b a a b b b a b n.v. 350 000 5 000 n.v. b 3,5 - 22 1500 b < 0,1- 980 2 1 - 170 9,95 – 26,3 43,9 - < 20,0 < 0,1 – 150 < 1 – 44 0,03 – 140 <1 – 7 0,02 – 203,2 <1 – 3 <1 – 1,27 1 000 a c d d a c a c a c c 500 < 101 - 514 180 – 2 500 135- 361 c e c 4 3 - 10 f (8 metingen) 33 (8 metingen) 7 - 184 f 57 HOOFDSTUK 3 - procesbeschrijving 3.8.2 Milieuaspecten HOOFDSTUK 3 - procesbeschrijving zwevende stoffen mg/l gemeten gemiddelde 260 chloriden mg/l 308 sulfaten mg/l 219 AOX µg/l 1 540 effluent BZV mg/l 368 CZV mg/l zwevende stoffen mg/l N totaal mg/l P totaal mg/l chloriden mg/l AOX µg/l mediaan MAC –waarde2 7,35 5 – 2 000 (8 metingen) 247 189 – 454 (10 metingen) 166 92 – 219 (10 metingen) 1 200 50 – 4 230 (15 metingen) 349 4 – 1 350 (75 metingen) 907 754 10 – 3 930 (76 metingen) 406 220 0 – 3 600 (87 metingen) 67 72 3,8 - 150 (76 metingen) 11 11 0,054 – 32 (67 metingen) 111 84 57 - 310 (54 metingen) 495 445 173 – 1 460 (12 metingen) DP: desinfectieproduct DBP: desinfectiebijproduct BDCM: bromodichlorometaan DBCM: dibromochlorometaan 1 : laagste waarden bij het gebruik van NIEUWE actieve kool 2 : Bron: Chemiekaarten, 2005 n.v.: niet vastgesteld 58 range bron f c en f c en f c en f g g g g g g g Bron: a: WHO, 2006 b: Vankerkom et al., 2004 c: PIH, 2007 d: Labo Derva, 2010 e: KIWA, 2007 f: TMVW, 2010 g: VMM, 2009-2010 Vlaams BBT-Kenniscentrum 1 desinfectiemiddel chloor, zoutelektrolyse, anodische oxidatie, organische chloorverbindingen (UV) desinfectiebijproducten trihalomethanen, gehalogeneerde azijnzuren, haloacetonnitrielen, chloorhydraat, chloorpicrin, chloorfenolen, N-chlooramines, halofuranonen, broomhydrinen, chloraat (vooral bij gebruik van hypochloriet), aldehyden, alkaanzuren, benzeen en carboxylische zuren. koper-zilver ionisatie H 2O 2 ozon1 koper en zilver zilver (als bewaarmiddel van waterstofperoxide) bromoform, monobroomazijnzuur, dibroomazijnzuur, dibroomaceton, cyanogeen, bromide, chloraat, iodaat, bromaten, waterstofperoxide, onderbromig zuur, epoxiden, ozonaten, aldehyden, ketonen, ketonzuren, carboxylische zuren en alle desinfectieproducten van chloor, wanneer beide producten samen gebruikt worden. HOOFDSTUK 3 - procesbeschrijving Tabel 7: Desinfectiebijproducten per desinfectiemiddel (WHO, 2006; Lenntech, 2009) : zie paragraaf 1.4.1.1. Tabel 8: Effectiviteit van desinfectieproducten en effect op het milieu desinfectiemiddel effect op kiemgetal24 op injectielocatie in zwembad chloor broom koper zilver gestabiliseerd waterstofperoxide +++ +++ + + +++ +++ + + desinfectiemiddel en -bijproducten milieuschadelijke carcinogene stoffen stoffen -----/0 -/0 0 0 3.9 Desinfectie en oxidatie – zonder toevoeging van chemicaliën 3.9.1 Beschrijving 3.9.1.1 Ozon Ozon wordt steeds in combinatie met een ander desinfectiemiddel ingezet (meestal samen met chloor). Ozon heeft een sterk oxidatieve werking, waardoor het niet rechtstreeks in contact mag komen met de baders. Restozon moet verwijderd worden met behulp van UV-licht of actieve kool. De ozonisator wordt meestal in bypass geplaatst op 25% van het water. Wanneer het toestel voor de filters geplaatst wordt, zou dit een positief effect hebben op de flocculatie (Vlaringerbroek en van Straaten, 2007). Volgens de Duitse DIN-norm (DIN 19643-4) dient, bij gebruik van ozon, het zwembadwater minimaal 3 minuten in contact gebracht te worden bij een ozonconcentratie van 0,8 tot 1,5 mg/l. Voor de productie van 1 kg ozon is 20 kWh elektrische energie nodig. De milieu-impact en voor- en nadelen worden onder hoofdstuk 4 besproken (§4.2.3.3). 24 Op basis van gegevens van Borgnmann-Strahsen (2003). Vlaams BBT-Kenniscentrum 59 HOOFDSTUK 3 - procesbeschrijving 3.9.1.2 UV Ook UV-licht dient steeds in combinatie met een ander desinfectiemiddel ingezet te worden (meestal samen met een middel op basis van chloor). UV-licht heeft een golflengte tussen 180 en 400 nm. Hoe kleiner de golflengte, hoe groter de energie van de golf. UV-C-licht, met een golflengte tussen 200 en 280 nm is het meest effectief. Onder invloed van deze hoge energie zullen moleculaire bindingen gebroken worden (=fotolyse), waarbij het DNA, RNA en enzymen van bacteriën aangevallen worden. De effectiviteit van UV is afhankelijk van de contacttijd en de golflengte van het UV-licht. Bij een lage dosis worden enzymen gedegenereerd, maar kunnen zij terug herstellen. Het is dus van belang van de juiste dosis te bepalen (Vlaringerbroek en van Straaten, 2007 en Burlion ent al, 2004). De milieu-impact en voor- en nadelen worden onder hoofdstuk 4 besproken (§4.2.3.3). 3.10 Toevoeging andere chemicaliën 3.10.1Natriumbicarbonaat Om de buffercapaciteit van het water te verhogen, wordt natriumbicarbonaat toegevoegd. Hierdoor is het water minder onderhevig aan pH-schommelingen. Een hoog gehalte aan bicarbonaat zorgt voor een goede flocculatie. De concentratie in het zwemwater dient minimum 60 mg H2CO3/l te bedragen25. 3.10.2Natriumsulfiet, natriumthiosulfaat of waterstofperoxide Een overmaat van natriumhypochloriet in zwembadwater kan geneutraliseerd worden door toevoeging van natriumsulfiet, natriumthiosulfaat of waterstofperoxide. In kalkhoudend water wordt bij de afbraak van chloor met natriumsulfiet of natriumthiosulfaat tevens gips (calciumsulfaat) gevormd. Gips is onoplosbaar in water, leidt tot troebel water en zet een harde korst af op het filterbed. Met natriumthiosulfaat zal de pH van het behandelde zwembadwater dalen. Dit is een nevenreactie met een gunstig effect omdat een overchlorering met natrumhypochloriet de pH steeds doet stijgen (Belgochlor, 2007). Waterstofperoxide wordt hiervoor in hoge concentraties (35%) gebruikt. Het heeft als voordeel dat het geen neerslag vormt en in vloeibare vorm kan toegevoegd worden. 3.11 Leeg laten van het bad 3.11.1Beschrijving Eenmaal per jaar dient de bufferbak gereinigd worden. Wanneer de waterkwaliteit onvoldoende is kan de toezichthoudende ambtenaar een volledige lediging van het bad eisen26. 3.11.2Milieuaspecten Wanneer het volledige zwembad leeg gelaten wordt, kan dit een hydraulische belasting veroorzaken op de RWZI of het ontvangende oppervlaktewater. In het geval lozing op RWZI is in de bijzondere milieuvergunningsvoorwaarden van sommige zwembaden daarom opgenomen dat indien de volledige inhoud van het zwembad geloosd wordt, dit op voorhand (veertien dagen) dient besproken te worden met de beheerder van de rioolwaterzuiveringsinstallatie zodat de hydraulische belasting op de RWZI beperkt kan worden. Tevens dienen deze lozingen bij voorkeur ’s nachts te gebeuren27. 25 Zie VLAREM II artikel 5.32.9.2.2§4 voor overdekte circulatiebaden; artikel 5.32.9.3.2§4 voor niet overdekte circulatiebaden, artikel 5.32.9.4.2§1 voor whirlpools, artikel 5.32.9.5.1§1 voor dompelbaden of artikel 5.32.9.7.2§4 voor therapiebaden. Voor whirlpools is 60 mg/l een richtwaarde en is 40 mg/l de ondergrens. 26 Zie VLAREM II artikel 5.32.9.2.2§6 voor overdekte circulatiebaden; artikel 5.32.9.3.2§6 voor niet overdekte circulatiebaden of artikel 5.32.9.7.2§6 voor therapiebaden. 27 Communicatie VMM, 2010. 60 Vlaams BBT-Kenniscentrum 3.12.1Beschrijving a Dagelijkse reiniging bad Figuur 7 beschrijft de verschillende verontreinigingen die voorkomen in zwembaden. De fysische en chemische aard van de verontreinigingen in het water bepalen de efficiëntie waarmee ze verwijderd kunnen worden. Op basis van de fysische eigenschappen wordt er onderscheid gemaakt tussen bezonken, zwevende en drijvende stoffen. Oppervlakte verontreiniging: - haar en huidvet - stof - excrete van de neus - afval - vet Opgeloste verontreiniging: - urine - cosmetica - zonnecrème e.d. Gesuspendeerde verontreiniging: - kortlevende reactieproducten afkomstig van bv. desinfectie Niet-oplosbare verontreiniging: - zand, stenen,… - neergeslagen chemicaliën Figuur 7: Verspreiding van de verontreinigingen in het zwembadwater – bron PWTAG (2009 –– De bezonken verontreinigingen worden periodiek via het afzuigen van de bodem verwijderd. Het gaat voornamelijk om textiel en plastiek. Bij kleinere baden, waar het vlokmiddel in het zwembad zelf wordt gedoseerd, ontstaat een sliblaag op de bodem. De slibreiniging op de bodem van het bad gebeurt met behulp van een zuiginstallatie, vergelijkbaar met een stofzuiger. Na de sluiting van de zweminstelling laat men de baden onaangeroerd, zodat de aanwezige vervuiling de kans krijgt om te bezinken. Deze verontreinigingen worden tenminste om de twee dagen vóór opening van het zwembad verwijderd (VLAREM II). Besturing en bediening van de zuiginstallatie gebeuren meestal manueel. –– De zwevende verontreinigen kunnen bij alle doorstroomvarianten zonder extra maatregelen eenvoudig verwijderd worden via de uitstroomopeningen. –– Drijvende verontreinigen kunnen door overloopgoten en skimmers, aangebracht ter hoogte van het wateroppervlak, uit het bassinwater worden verwijderd. De wanden van het bad worden ten minste één maal per week gereinigd en gestofzuigd. b Reiniging badrand en aanpalende ruimten Zowel om hygiënische als om esthetische redenen dienen alle ruimten in een zweminrichting zoveel mogelijk vrij te zijn van verontreinigingen. Het gaat hierbij niet alleen om zichtbaar vuil, zoals stof, zand, kalkaanslag, eiwit- en vetresten, maar ook om niet met het blote oog waarneembare verontreinigingen zoals micro-organismen. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van detergent en mechanische reiniging. Zwembaden dienen zo ingericht te zijn, dat het reinigingswater niet in het zwembad terechtkomt, maar in het riool. Vlaams BBT-Kenniscentrum 61 HOOFDSTUK 3 - procesbeschrijving 3.12 Reiniging van zwembad en ruimten. 3.12.2Milieuaspecten HOOFDSTUK 3 - procesbeschrijving De inhoud van de stofzuiger wordt gefilterd, de grove delen worden manueel verwijderd, de rest spoelt het riool in. Resten van reinigingsproducten komen in het afvalwater. 3.13 Klimatisatie zwembaden - verwarming 3.13.1Beschrijving binnenbaden: klassiek zwembad, whirlpool De temperatuur van het badwater ligt tussen de 25°C en 28°C, voor babybaden en whirlpools is de temperatuur hoger. Om deze temperatuur te behouden en inkomend water (temperatuur leidingwater 11°C tot 15°C) te verwarmen is een warmtewisselaar nodig. De meeste zwembaden gebruiken hiervoor een klassieke verwarmingsketel (90% van de zwembaden gebruiken aardgas, 10% stookolie; Van den Abeele, 2000), slechts een klein aantal inrichtingen gebruikt warmtepompen. Volgens VLAREM moet bij therapiebaden de luchttemperatuur ten minste één graad hoger zijn dan die van het bassin met het grootste wateroppervlak28. Voor andere baden wordt dit niet specifiek opgelegd, toch bepaald de luchttemperatuur in grote mate het comfortgevoel van de baders. De kosten voor het verwarmen van een zwembad bedragen volgens het PWTAG (2009) dubbel zoveel als de kosten voor de aankoop van water en chemicaliën. klassiek openluchtzwembad Voor openluchtzwembaden liggen deze temperaturen veel lager. natuurlijk zwembad De meeste natuurlijke zwembaden worden enkel met behulp van instralende zon opgewarmd. In sommige gevallen wordt het natuurlijk zwembad extra verwarmd. De temperatuur van het water wordt volledig bepaald door de luchttemperatuur en de instralende zon. Op dit ogenblik is er een verwarmd, overdekt natuurlijke zwembad in Duitsland. 3.13.2Milieuaspecten Om de water- en luchttemperatuur op peil te houden is er veel energie nodig. Inherent aan de opwarming van water en lucht door verbranding van fossiele brandstoffen zijn de luchtemissies van CO2 (koolstofdioxide), NOx (stikstofverbindingen), CO (koolstofmonoxide), SOx (zwavelverbindingen) en VOS (vluchtige organische verbindingen). Het energieverbruik voor verwarming wordt door SenterNovem (2007) geschat op 9 000 tot 18 500 kWh per 1 000 bezoekers. TMVW (2010) geeft aan dat het aardgasverbruik varieert tussen 1 200 000 en 2 500 000 kWh per jaar. Enkel bij openlucht baden, die slechts beperkte tijd open zijn per jaar, ligt het aardgasverbruik significant lager. 3.14 Klimatisatie zwembaden - Ventilatie 3.14.1Beschrijving In een zwembad kunnen globaal drie verschillende temperatuur- en vochtigheidszones onderscheiden worden (bron: KNZB en isa 2004): –– zwemhal –– kleedruimten –– andere ruimten (toegangshal, cafetaria, vergaderzalen,…) 28 Zie VLAREM II artikel 5.32.9.7§7. 62 Vlaams BBT-Kenniscentrum 3.14.2Milieuaspecten Het ventileren van zwembaden gaat gepaard met een groot energieverbruik. Enerzijds is er het elektrische energieverbruik van de ventilatoren. Anderzijds zuigen de ventilatoren continue warme, vochtige zwembadlucht uit het zwembad en blazen droge koellucht in de zwembadhal. Wanneer het om oudere gebouwen gaat, die niet luchtdicht gemaakt zijn, zullen ventilatieverliezen nog groter zijn. Gebouwen moeten ook dampdicht zijn, om te voorkomen dat de warme vochtige lucht migreert doorheen de gebouwenschil en condenseert in de schil ter hoogte van een kouder oppervlak of koude brug. Hierdoor kan er schimmel of rot ontstaan in de gebouwenschil. 3.15 Globale milieu-impact In de onderstaande paragrafen ligt de nadruk op conventionele zwembaden, die met chloor gedesinfecteerd worden. Bij natuurlijke zwembaden is de milieu-impact veel beperkter. 3.15.1Waterverbruik Het waterverbruik in zwembaden kan opgesplitst worden in het water voor het zwembad en sanitair water (douches en toiletten). TMVW (2010) heeft aparte meters geplaatst op het douchewater en het suppletiewater voor het bad. Daaruit blijkt dat ongeveer 12% gebruikt wordt voor de douches. Volgens SenterNovem (2007) zou het aandeel voor beiden even groot zijn (suppletie: 30 tot 75 l/bader; douches 60 tot 80 l/bader). Bij natuurlijke zwembaden wordt het bad eenmalig opgevuld met zuiver water. Hiervoor wordt meestal leidingwater gebruikt. Het bijvullen (compensatie van uitsleep en verdamping) kan met hemelwater, leidingwater of putwater. 3.15.2Afvalwaterkwaliteit Uit de onderstaande tabel blijkt dat verschillende lozingsparameters van zwembaden boven de basismilieukwaliteitsnorm of boven de norm voor het lozen van stedelijk afvalwater zitten. De onderstaande waarden zijn afkomstig van schepstalen en tijdsgebonden stalen. De effluentstalen werden gemeten aan Vlaams BBT-Kenniscentrum 63 HOOFDSTUK 3 - procesbeschrijving In de zwemhal dient er voldoende geventileerd te worden om desinfectie bijproducten af te voeren en de vochtigheid onder controle te houden. De relatieve vochtigheid in zwemhallen varieert tussen 50 en 70%, waarbij 60% als ideaal beschouwd wordt (PWTAG, 2009). Relatieve vochtigheden boven de 70% zullen leiden tot condensatie, relatieve vochtheden onder 50% zullen leiden tot hogere energiegebruiken (om deze lage relatieve vochtigheden te bereiken). In de kleedruimten, welke een ruimte temperatuur tussen 24 en 26°C hebben tracht men te streven naar een lage relatieve vochtigheid (deze is immers onaangenaam tijdens het afdrogen). Daarom wordt de vochtinfiltratie vanuit het bad vermeden. De andere ruimten worden als normale ruimten beschouwd, met een ruimte temperatuur van ongeveer 22°C. Om aan deze eisen te voldoen moeten de verschillende ruimten bouwkundig van elkaar gescheiden worden o.a. door middel van warmte- en vochtisolerende constructies. Per type van ruimte worden aparte afzuigsystemen voorzien. Volgens het PWTAG (2009) zou er 12 l/s verse lucht moeten toegevoerd worden per zwembadgebruiker (inclusief aanwezig personeel of toeschouwers). Om de ruimten te ventileren wordt gewerkt met een mechanische ventilatie. De afgezogen vochtige en warme lucht passeert via een warmtewisselaar de koude droge lucht, waardoor deze laatste voorverwarmd wordt. HOOFDSTUK 3 - procesbeschrijving het lozingspunt van het zwembad(complex) en omvatten naast het spoelwater van het zwembad ook het sanitaire afvalwater van douches, toiletten en horeca. Hieronder wordt enkel gekeken naar parameters die een link hebben met de zwembadactiviteit. Het sanitaire afvalwater kan qua samenstelling gelijk gesteld worden aan huishoudelijk afvalwater. De hoge waarden voor sommige parameters werden mogelijk gemeten op het ogenblik dat de filters teruggespoeld werden. In Tabel 6 wordt een overzicht gegeven van de concentratie van deze parameters in het zwembadwater en in het spoelwater. Daaruit blijkt dat de hoogste concentraties waargenomen worden in het spoelwater. Tabel 9: Effluentgegevens van zwembaden in Vlaanderen (bron VMM 2009 – 2010) effluent BZV mg/l CZV mg/l zwevende stoffen mg/l N totaal mg/l P totaal mg/l chloriden mg/l Ag As Cd µg/l µg/l µg/l Cr µg/l Cu mg/l Hg µg/l Ni µg/l Pb µg/l Zn µg/l AOX (3) µg/l 64 gemiddelde range mediaan 368 (75 metingen) 4 – 1 350 349 907 (76 metingen) 10 – 3 930 754 406 (87 metingen) 0 – 3 600 220 67 (76 metingen) 3,8 - 150 72 11 (76 metingen) 0,054 – 32 11 111 (54 metingen) 57 – 310 84 alle waarden kleiner dan de detectielimiet (45 metingen) alle waarden kleiner dan de detectielimiet (46 metingen) alle waarden kleiner dan de detectielimiet (45 metingen) 0,001 5,91 (45 metingen) 0 - 20 5,00 0,0284 (52 metingen) 0 – 0,061 0,0240 0,52 (33 metingen) 0 - 13 mediaan kleiner dan detectielimiet 2,39 (45 metingen) 0 – 20,0 mediaan kleiner dan detectielimiet 2,52 (45 metingen) 0 – 18,0 mediaan kleiner dan detectielimiet 97,2 (45 metingen) 23,0 - 280 82,5 495 (12 metingen) 173 – 1 460 445 Vlaams BBT-Kenniscentrum toetswaarde 25 (2) 125 (2) 35 à 60 (2) 10 à 15 (2) 1 à 2 (2) 120 (1) 0,4 (1) 5 (1) 0,8 (1) 50 (1) 0,050 (1) 0,3 (1) 30 (1) 50 (1) 200 (1) 40 (1) 2: gebaseerd op bijlage 5.3.1 De lozing van stedelijk afvalwater van VLAREM II. 3: Uit ervaring bij LNE afdeling Milieu-inspectie blijkt dat waterstalen met hoge chloride concentraties vaak afwijkende en twijfelachtige resultaten opleveren voor AOX. Uit onderzoek hieromtrent (Van Deun et al, 2009) blijkt dat hoge zoutconcentraties interfereren met AOX. Na dit onderzoek werd beslist om de WAC methode voor de bepaling van AOX aan te passen. Het is deze aangepaste WAC-methode die gebruikt is door VMM voor de AOX-analyses vermeld in deze tabel. In Tabel 9 wordt een overzicht gegeven van de huidige effluentwaarden van zwembaden en de geldende normen. BZV, CZV, N totaal, P totaal, zwevende stoffen Uit Tabel 9 blijkt dat de zwembaden niet voldoen aan de normen voor het lozen van stedelijk afvalwater, zoals deze worden opgelegd aan RWZIs voor BZV, CZV, N en P. Aangezien de zwembaden, waarvan deze gegevens afkomstig zijn, lozen op riool, geeft dit geen probleem. Uit Tabel 6 blijkt dat vooral sanitair afvalwater aan de basis ligt van de hoge vrachten. zware metalen Uit Tabel 9 blijkt dat de lozingsconcentraties van sommige metalen boven de basismilieukwaliteitsnormen zitten. De effluentwaarden voor koper en zink liggen in uitzonderlijke gevallen (zie Figuur 8) boven de basismilieukwaliteitsnorm (= het indelingscriterium). Vlaams BBT-Kenniscentrum 65 HOOFDSTUK 3 - procesbeschrijving 1: indelingscriterium gevaarlijke stoffen uit de bijlagen van het Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het Besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning en van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, voor wat betreft de milieukwaliteitsnormen voor oppervlaktewateren, waterbodems en grondwater. HOOFDSTUK 3 - procesbeschrijving Figuur 8: Effluentgegevens voor koper en zink van zes zwembaden (gegevens VMM 2009-2010). 66 Vlaams BBT-Kenniscentrum Figuur 9: Effluentgegevens voor chloriden van zes zwembaden (gegevens VMM 2009-2010). AOX Belangrijkste verontreinigsparameter is echter AOX die continue hoger ligt dan de basismilieukwaliteitsnorm en welke volledig te wijten is aan het desinfecteren – oxideren met producten op basis van chloor. (De metingen omvatten enkel zwembaden die chloor als desinfectiemiddel gebruiken.) Vlaams BBT-Kenniscentrum 67 HOOFDSTUK 3 - procesbeschrijving chloriden Figuur 9 geeft een overzicht van de chloridenconcentraties, welke sterk gelinkt zijn aan het zwembadproces. Enerzijds is er de VLAREM norm voor chloriden in het zwembadwater van 800 mg/l. Zwembaden met een laag waterverbruik (zuinige technieken of hoog hergebruik), zullen in het zwembadwater chloridenconcentraties hebben die vrij dicht bij de 800 mg/l liggen. Zwembaden die meer suppletiewater toevoegen (en dus veel minder zuinig zijn op gebied van water- en energieverbruik), zullen lagere emissies voor chloriden hebben. Anderzijds wordt de uiteindelijke effluentkwaliteit ook sterk bepaald door de randactiviteiten van het zwembad. Indien er grote hoeveelheden sanitair water uit horeca activiteiten of randactiviteiten (sportcomplex) wordt toegevoegd, zullen de chloridenconcentraties lager zijn. HOOFDSTUK 3 - procesbeschrijving Figuur 10: Effluentgegevens voor AOX van zes zwembaden (gegevens VMM 2009-2010). Voor natuurlijke zwembaden geldt dat zij bij hoge neerslag het teveel aan water overstorten richting riool of oppervlaktewater. Dit water bevat, bij normaal gebruik, geen milieuschadelijke stoffen. 3.15.3Hydraulische belasting Wanneer zwembaden volledig leeggemaakt worden, leidt dit tot een verhoogde hydraulische belasting van het ontvangende water of rioolsysteem. 3.15.4Energieverbruik Het elektrische energieverbruik werd, op basis van data van 97 baden in Nederland door SenterNovem (2007) berekend. Afhankelijk van de grootte van het bad varieert het elektrisch verbruik tussen 1 710 en 2 690 kWh/1 000 baders. Uit cijfers van TMVW (2010) blijkt dat het totale elektriciteit verbruik van baden varieert tussen 380 000 en 770 000 kWh/jaar. Ongeveer 37% van het elektrische energieverbruik gaat naar de zwembadtechniek (pompen, filters,…); 28% naar verlichting; 24% naar klimatisatie en 11% naar andere (o.a. horeca) (Gommers en Houwers, 2009). De grootste hoeveelheid energie wordt gebruikt voor het verwarmen van de ruimten, het zwembad- en douchewater. Detail gegevens van de verbruiken zijn terug te vinden onder paragraaf 1.3.2. Ongeveer 35% van de geproduceerde warmte gaat naar de verwarming van de ruimte; 27% naar de verwarming van de baden; 19% gaat verloren door ventilatie en 18% gaat naar de verwarming van douchewater (Gommers en Houwers, 2009). Bij natuurlijke zwembaden zal het energieverbruik lager liggen dan bij een conventioneel zwembad, omdat de turnover van het bad lager is. 3.15.5Afval Het procesgerelateerde afval in zwembaden is beperkt (inhoud van de voorfilter, filterbedmateriaal als dit vervangen wordt, verpakkingsmateriaal van chemicaliën). De grootste hoeveelheid afval is afval dat 68 Vlaams BBT-Kenniscentrum 3.15.6Bodem Het risico op bodemverontreinigingen bij zwembaden is nihil. 3.15.7Geluid en trillingen Het geluids- en trillingsniveau van zwembadpompen en toestellen is beperkt tot nihil voor omwonenden. Het meeste geluid en lawaai wordt veroorzaakt door de badgasten, dit kan storend zijn voor omwonenden in het geval van openlucht zwembaden. In overdekte baden blijkt de zwembadakoestiek te leiden tot klachten bij het toezichthoudend personeel en de badgasten. In hoofdstuk 4.5 van VLAREM zijn de voorwaarden opgenomen waaraan ingedeelde inrichten moeten voldoen om geluidshinder te beheersen (zie http://navigator.emis.vito.be/milnav-consult/consultatieLink?w ettekstId=8576&appLang=nl&wettekstLang=nl). 3.15.8Lucht en geur De luchtverontreinigingen die zwembaden veroorzaken zijn gelinkt aan hun stookinstallaties. De milieuimpact en milieumaatregelen van stookinstallaties zijn beschreven in de BBT-studie stookinstallaties en stationaire motoren (2002) en komt ook aan bod in een nieuwe BBT-studie nieuwe kleine- en middelgrote stookinstallaties (de studie wordt begin 2011 verwacht). Binnenzwembaden kennen een typische zwembadgeur, die beschreven is onder paragraaf 3.8. Vlaams BBT-Kenniscentrum 69 HOOFDSTUK 3 - procesbeschrijving gelijkgesteld kan worden aan huishoudelijk afval (inhoud van vuilbakken en verpakkingsmateriaal van de cafetaria of horeca-infrastructuur). 70 Vlaams BBT-Kenniscentrum BESCHIKBARE MILIEUVRIENDELIJKE TECHNIEKEN In dit hoofdstuk lichten we de verschillende maatregelen toe die in de zwembaden geïmplementeerd kunnen worden om milieuhinder te voorkomen of te beperken. De milieuvriendelijke technieken zijn ingedeeld in volgende 4 paragrafen: ·· stapsgewijs implementeren van BBT ·· technieken die een effect hebben op de vermindering van de desinfectiebijproducten; ·· technieken om het waterverbruik te beperken; ·· technieken om het energieverbruik te beperken; ·· good housekeeping maatregelen; ·· end-of-pipe technieken voor het reinigen van het geloosde afvalwater Bij de bespreking van de milieuvriendelijke technieken komen telkens volgende punten aan bod: ·· beschrijving van de techniek; ·· toepasbaarheid van de techniek; ·· milieuvoordeel van de techniek; ·· financiële aspecten van de techniek. De informatie in dit hoofdstuk vormt de basis waarop in hoofdstuk 5 de BBT-evaluatie zal gebeuren. Het is dus niet de bedoeling om reeds in dit hoofdstuk (hoofdstuk 4) een uitspraak te doen over het al dan niet BBT zijn van bepaalde technieken. Het feit dat een techniek in dit hoofdstuk besproken wordt, betekent m.a.w. niet per definitie dat deze techniek BBT is. Vlaams BBT-Kenniscentrum 71 HOOFDSTUK 4 - BESCHIKBARE MILIEUVRIENDELIJKE TECHNIEKEN HOOFDSTUK 4 72 Vlaams BBT-Kenniscentrum Bij duurzame processen moet gestreefd worden naar een minimaal water-, grondstoffen en primair energieverbruik. Om hierin te slagen is het van belang om heel systematisch na te denken over processtappen die bepalend zijn voor het verbruik en welke stappen “volgen”. Om het energieverbruik te beperken kan gewerkt worden volgens de Trias Energetica. In deze aanpak worden in eerste instantie prioriteit gelegd bij maatregelen uit stap 1 zijnde de beperking van de energievraag. Indien alle maatregelen met een positieve ecologische en economische balans genomen werden dan wordt overgegaan naar stap 2 (duurzame energiebronnen) en in laatste instantie stap 3 (efficiënte benutting van fossiele brandstoffen). 1. Stap 1: Beperk de energievraag 2. Stap 2: Gebruik duurzame energiebronnen (b.v. bodemwarmte, zonne-energie, wind, biomassa, etc.) 3. Stap 3: Gebruik eindige energiebronnen efficiënt (b.v. hoog rendement, WKK). Een analoge aanpak dient gevolgd te worden om het water- en grondstofverbruik te beperken. Het beperken van het waterverbruik zal ook een gunstig effect hebben op het energieverbruik, aangezien praktisch al het water dat in zwembaden gebruikt wordt, ook moet opgewarmd worden. Het beperken van het grondstofgebruik is o.a. gekoppeld aan het gebouw en de gebruikte chemicaliën. Een compact gebouw is gunstig voor het materiaal gebruik, maar is ook gunstig om het energiegebruik te beperken. Tabel 11 (hoofdstuk 5) geeft een overzicht van deze stapsgewijze implementatie. 4.2 Verminderen desinfectiebijproducten Preventieve maatregelen § 4.2.1 douchen vóór het baden § 4.2.1.1 koper zilver ionisatie § 4.2.2.1 Alternatieve desinfectiemiddelen § 4.2.2 waterstofperoxide en zilver § 4.2.2.2 AOP § 4.2.2.3 verwijderen van desinfectie bijproducten § 4.2.3 UV § 4.2.3.3 a ozon § 4.2.3.3 b actiefkoolfilters § 4.2.3.1 waterstofperoxide § 4.2.3.3. c actieve kool doseren als poeder § 4.2.3.2 UV + waterstofperoxide § 4.2.3.3. d gebruik van AOP § 4.3.3.3 ozon + waterstofperoxide § 4.2.3.3. e Vlaams BBT-Kenniscentrum 73 HOOFDSTUK 4 - BESCHIKBARE MILIEUVRIENDELIJKE TECHNIEKEN 4.1 Stapsgewijs implementeren van de BBT 4.2.1 Preventieve maatregelen HOOFDSTUK 4 - BESCHIKBARE MILIEUVRIENDELIJKE TECHNIEKEN 4.2.1.1 Douchen vóór het baden ÎÎ Beschrijving Op dit ogenblik zijn zwembaden (verplicht) uitgerust met douches, zodat baders zich kunnen douchen vóór ze het zwembad betreden. Maar uit de praktijk blijkt dat niet alle baders dit consequent doen. Bij nieuwe zwembaden worden de douches best zodanig geplaatst worden dat baders ze niet kunnen ontwijken. De PWTAG (2009) stelt zelfs dat er best aparte doucheruimtes kunnen zijn voor mannen en vrouwen, waarbij naakt kan gedoucht worden. In sauna’s, waar doucherituelen meer ingeburgerd zijn, wordt soms scrubzout voorzien. Door zich hiermee vooraf te douchen, zullen minder lichaamsschilfers en –vetten in het badwater terecht komen. Bij bestaande zwembaden is het heel belangrijk om baders te sensibiliseren. Dit kan door duidelijke borden en affiches. Het kan hierbij helpen om duidelijk aan te geven waarom het vooraf douchen zo belangrijk is. Daarnaast kan het personeel van zwembaden een actieve rol krijgen bij het sensibiliseren van de baders. ÎÎ Toepasbaarheid De maatregel is toepasbaar in alle zwembaden. Momenteel blijkt dat veel baders zich douchen na het baden, in plaats van voor het baden. Om de baders te sensibiliseren dient hiermee in het ontwerp van zwembaden rekening gehouden te worden. Mogelijk kan het helpen dat er aparte douches zijn voor inkomende en uitgaande baders, waardoor er extra aandacht gelegd wordt op het wassen voor het baden. ÎÎ Milieuvoordeel Het douchen voor het baden verwijdert een significante hoeveelheid vuil (zand, pluizen, zweet,…) en bacteriën die anders in het zwembad terecht komen (PWTAG, 2009). Het gehalte aan ureum en TOC nemen af met respectievelijk 60 en 64% (Keuten, 2009 en 2010). Dit zal leiden tot lagere concentraties desinfectiebijproducten en een lager chemicaliën gebruik (WHO, 2006). ÎÎ Financiële aspecten De maatregel heeft een beperkte financiële impact. 4.2.2 Alternatieve desinfectiemiddelen 4.2.2.1 Koper zilver ionisatie ÎÎ Beschrijving In aanwezigheid van koper- en zilverionen zal een destructie van het celmembraan en de eiwitstructuren van micro-organismen optreden. De koper- en zilverionen komen vrij door elektrolyse van koper- en zilverstaven (Vlaringerbroek en van Straaten, 2007). De koperelektrode moet voor de filters staan, daar koper ook dienst doet als vlokmiddel. De zilverelektrode staat in de retourleiding van het water richting zwembad. De techniek wordt vooral gebruikt voor private zwembaden (PWTAG, 2009). In Wallonië zijn er 2 publieke baden die met deze techniek zijn uitgerust. De Cu2+ concentratie wordt op 0,6 à 1,2 mg/l gehouden, deze van Ag+ op 2 à 10 µg/l (Burlion et al, 2004). ÎÎ Toepasbaarheid In twee Waalse zwembaden waar de techniek wordt toegepast, wordt voldaan aan de bacteriologische ver- 74 Vlaams BBT-Kenniscentrum ÎÎ Milieuvoordeel Er ontstaan geen schadelijke desinfectiebijproducten of AOX. Het spoelwater zal wel zilver en koper bevatten en dit in concentraties die minstens even hoog zijn als deze van het badwater; namelijk 2 tot 10 µg/l voor zilver en 0,6 tot 1,2 mg/l voor koper. Dit is ruim boven het indelingscriterium voor gevaarlijke stoffen van 0,05 mg/l Cutotaal en 0,4 µg/l Agtotaal, waardoor het zwembadwater als een bedrijfsafvalwater met gevaarlijke stoffen dient beschouwd te worden. ÎÎ Financiële aspecten Er zijn geen exacte financiële gegevens van dit type van installatie gekend. 4.2.2.2 Waterstofperoxide en zilver ÎÎ Beschrijving Waterstofperoxide (H2O2) is een oxidans met een zwakke desinfecterende werking. Om voldoende effectief te zijn voor de desinfectie van zwembadwater zijn vrij hoge dosissen vereist. Een mengsel van waterstofperoxide en zilver blijkt veel efficiënter te zijn dan waterstofperoxide alleen (studie universiteit Antwerpen). Momenteel is een mengsel van waterstofperoxide en zilver erkend als ontsmettingsmiddel voor whirlpools30 en wordt het hiervoor al gebruikt (Spanje en Nederland). ÎÎ Toepasbaarheid In Vlaanderen was er één publiek zwembad en één whirlpool die gebruik maakten van waterstofperoxide in combinatie met zilver. In 20% van de gevallen werd het geëiste kiemgetal van 100 niet gehaald. In 3% van de gevallen was het kiemgetal groter dan 500, maar kleiner dan 1 500 (Feyen, 2010; De Coster en van Larebeke, 2006). Omdat het zwembad en de whirlpool herhaaldelijk niet kon voldoen aan de voorwaarden die opgelegd werden door het agentschap Zorg en Gezondheid, zijn ze opnieuw overgestapt naar een desinfectie op basis van chloor. Bij keuze voor deze techniek dient een afweging gemaakt te worden tussen de volksgezondheidkundige voor- en nadelen van deze techniek in functie van de belasting en bedrijfsvoering van het zwembad. Om bacteriële groei in de filters te vermijden, dienen deze periodiek te worden teruggespoeld met hypochloriet (Feyen, 2010). Uit navraag bij een leverancier (Novuswater) is er een chloorvrij alternatief: behandelen van de filters met actieve zuurstof (bv. onder vorm van kaliumperoxomonosulfaat) 31. Uit studie (Universiteit Antwerpen; Feyen, 2010) blijkt dat het mengsel van waterstofperoxide en zilver veel efficiënter is bij hoge temperaturen (40°C) dan bij lage temperaturen (20°C). Dit is mogelijk te wijten aan een lager concentratie zilverionen bij lagere temperaturen (Thijssen). De erkenning32 voor het gebruik van 29 Persoonlijke communicatie L. Feyen, Labo Derva. Novuswater NW 100 (chemische stof op basis van waterstofperoxide en zilver) is door de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu erkend voor de ontsmetting van whirlpools. Toelatingsnummer 1608B d.d. 28 februari 2008. 31 Schriftelijke communicatie H. Bervoets, Novus Eco-Technology n.v. 32 Ook wanneer een bepaald product van een bepaalde leverancier erkend is, is er nog steeds een toelating van de het agentschap Zorg en Gezondheid nodig om het middel effectief te gebruiken. 30 Vlaams BBT-Kenniscentrum 75 HOOFDSTUK 4 - BESCHIKBARE MILIEUVRIENDELIJKE TECHNIEKEN eisten, zonder toevoeging van chloor29. Volgens Burlion et al. (2004) zou de bacteriologische kwaliteit toch niet altijd gegarandeerd worden en is het nodig om Cu/Ag te combineren met een ander desinfectiemiddel. Er dient een afweging gemaakt te worden tussen de volksgezondheidkundige voor- en nadelen van deze techniek in functie van de belasting en bedrijfsvoering van het zwembad. Te hard water of te hoge chloridenconcentraties kunnen leiden tot een neerslag in het water en negatief kunnen zijn voor de werking van de filters. Koper- en zilverionen zijn niet in staat zijn om organisch materiaal (huidvetten, haren, urine,…) te oxideren. Daarom zijn goed werkende filters noodzakelijk. Het voordeel van Cu/Ag is dat ze geen invloed hebben op de pH. HOOFDSTUK 4 - BESCHIKBARE MILIEUVRIENDELIJKE TECHNIEKEN waterstofperoxide en zilver is daarom beperkt tot whirlpools, waar het wel een goed alternatief zou zijn voor middelen op basis van chloor33. Het gebruik van chloor leidt o.a. tot irriterende trichlooramines, welke in hogere concentratie gemeten worden boven whirlpools (zie § 3.8.1.1). Waterstofperoxide heeft weinig invloed op de pH, waardoor er minder zuur of base nodig is om de pH te corrigeren (zie §3.7). Wanneer waterstofperoxide gebruikt wordt in water, leidt dit tot een snelle decompositie, waardoor er weinig gevaar is voor accumulatie. Anders is het met zilver dat wel zou kunnen accumuleren in het zwembadwater (De Coster en van Larebeke, 2006). Om dit uit te sluiten is een opvolging van de zilverconcentratie noodzakelijk. ÎÎ Milieuvoordeel Het voordeel van waterstofperoxide is dat er geen gechloreerde desinfectiebijproducten worden gevormd in het zwembadwater. Uit ervaring blijkt echter dat filters één tot tweemaal per maand moeten teruggespoeld worden met hypochloriet, waardoor het spoelwater mogelijk wel belast is met gechloreerde desinfectiebijproducten en AOX34. Er zijn momenteel nog geen gegevens bekend van het gebruik van actieve zuurstof in de filters. Daarnaast zal het water ook sporen zilver bevatten, die afkomstig zijn van de stabilisator. ÎÎ Financiële aspecten De prijs voor gestabiliseerd waterstofperoxide is niet hoger dan deze van producten op basis van chloor31. 4.2.2.3 AOP Onder §4.2.3.3 wordt het gebruik van advanced oxidation products (AOPs) beschreven. Verschillende van deze producten hebben naast een oxidatieve werking ook een desinfecterende werking. Geen van deze producten blijkt echter afdoende te desinfecteren om een volwaardig alternatief te zijn voor middelen op basis van chloor. 4.2.3 Verwijderen van desinfectiebijproducten 4.2.3.1 Actiefkoolfilters ÎÎ Beschrijving Een actieve koolfilter kan na een klassieke filterinstallatie (zand, hydro-antraciet) of na ultrafiltratieinstallatie geplaatst worden. Hierdoor zullen de aanwezige gechloreerde verbindingen verwijderd worden. Behalve een betere waterkwaliteit, zal het gebruik van actieve kool ook leiden tot een betere luchtkwaliteit. De techniek is beschreven onder paragraaf 3.7.1 en in de Gids waterzuiveringstechnieken (Derden et al, 2010)35. ÎÎ Toepasbaarheid De filter is zinvol wanneer chloor als desinfectiemiddel gebruikt worden. Uit onderzoek (KIWA, 2007; Barbot en Moulin, 2008) blijkt dat het verwijderingsrendement van actief koolfilters snel afneemt. Mogelijk is dit te wijten aan lage contacttijden36. Wanneer de contacttijden moeten verhoogd worden, zullen de filters veel groter (en duurder worden). 33 Een erkenning door een product wordt gegeven door de fedale overheid. Het toelaten van een alternatief desinfectiemiddel in zwembaden wordt gegeven door het agentschap Zorg en Gezondheid. Een erkenning door voor een product vereist nog steeds een aparte toelating. 34 De concentratie tijdens het terugspoelen bleef onder de 45 µg/l. Schriftelijke communicatie L. Feyen (Labo Derva). 35 De techniekbladen zijn raadpleegbaar via de EMIS-website: http://www.emis.vito.be/techniekfiche/adsorptietechnieken 36 Telefonische communicatie met klantendienst Desotec. Voor een goede adsorptie is het noodzakelijk dat er een contacttijd van minimum 15 minuten gerespecteerd wordt. Bij lager contacttijden zal het actieve oppervlakte niet volledig benut worden. 76 Vlaams BBT-Kenniscentrum ÎÎ Financiële aspecten Infomil (2010) schat de investeringskosten in op 13 000 euro (exclusief installatie). In de Gids voor waterzuiveringstechnieken (Derden et al., 2010) wordt een volledige inschatting gemaakt van de kostprijs voor actiefkoolfilter. 4.2.3.2 Actieve kool doseren als poeder ÎÎ Beschrijving Poederkool (PAC) is actieve kool in poeder vorm. Het wordt voor de filters (zandfilter of membraanfilter) gedoseerd. Het aanwezige organische materiaal, inclusief AOX, wordt door de poederkool geadsorbeerd. De poederkool wordt opgevangen op de zandfilter of de voorfilter van de membraaninstallatie (Vlaringerbroek en van Straaten, 2007). Behalve een betere waterkwaliteit, zal het gebruik van actieve kool ook leiden tot een betere luchtkwaliteit. Hiervoor is een doseerunit nodig die de actieve kool bevochtigd en toevoegt aan het water. Het ruimtebeslag is minimaal. ÎÎ Toepasbaarheid De poederkool kan ingezet worden wanneer gechloreerde desinfectiemiddelen gebruikt worden. Het poederkool is niet selectief, naast AOX worden ook andere organische stoffen geadsorbeerd, waardoor een deel van de poederkool niet gebruikt wordt waarvoor ze bedoeld was. Het gebruik van poederkool kan leiden tot verstopping van de zandfilter. Dit kan ondervangen worden door cassettes met poederkool in bypass te plaatsen. ÎÎ Milieuvoordeel Er zullen minder AOX aanwezig zijn in het zwembadwater. Maar het gebruik van poederkool leidt tot een verhoging van het zwevend stof gehalte in het afvalwater, tenzij hiervoor de nodige filters geplaatst worden. Door het gebruik van actieve kool zal de kwaliteit van het zwembadwater verbeteren en zal er minder vers – warm- water nodig zijn. ÎÎ Financiële aspecten Kosten voor een doseerunit die 150 g/l poederkool doseert. ·· Peuterbad + whirlpool (48 + 2 m³): investering: 11 000 euro (chloorbleekloog) + 9 000 euro (doseerinstallatie); werkingkosten: 5 100 euro/jaar; ·· wedstrijdbad + whirlpool (600 m³): investering: 17 000 euro (chloorbleekloog) + 15 000 euro (doseerinstallatie); werkingkosten: 13 900 euro/jaar. 4.2.3.3 Gebruik van AOPs (Advanced Oxidation Process/geavanceerde oxidatieproces) om desinfectiebijproducten te verwijderen of verminderen Geavanceerde chemische oxidatieprocessen gebruiken (chemische) oxidanten om zowel organische als oxideerbare anorganische componenten te verwijderen. Deze processen oxideren organische materialen tot koolstofdioxide en water. Vlaams BBT-Kenniscentrum 77 HOOFDSTUK 4 - BESCHIKBARE MILIEUVRIENDELIJKE TECHNIEKEN ÎÎ Milieuvoordeel Verwijderen van organische stoffen waardoor, in aanwezigheid van chloor of broom, minder desinfectiebijproducten gevormd worden. HOOFDSTUK 4 - BESCHIKBARE MILIEUVRIENDELIJKE TECHNIEKEN Er zijn veel verschillende geavanceerde oxidatie processen beschikbaar: –– Chemische oxidatieprocessen die waterstofperoxide, ozon, gecombineerd ozon en peroxide, hypochloriet, Fenton’s reagens en dergelijke gebruiken. –– Ultra-violet licht (UV) verbeterde oxidatie zoals UV/ozon, UV/waterstof, UV/lucht –– Natte luchtoxidatie en katalytische natte lucht oxidatie (waarbij lucht als de oxidant wordt gebruikt) (Lenntech, 2009). Bij zwembaden wordt gebruik gemaakt van UV, ozon en waterstofperoxide of een combinatie hiervan om desinfectiebijproducten van chloor te verwijderen. Volgende processen worden beschreven: –– UV –– ozon –– waterstofperoxide –– UV + ozon –– UV + waterstofperoxide (geavanceerde foto-oxidatie) –– ozon + waterstofperoxide Het gebruik van AOPs leidt volgens een lid van het begeleidingscomité tot verhoogde nitraatconcentraties. Er zijn echter geen detailgegevens (concentratie e.d.) gekend. 4.2.3.3 a: UV ÎÎ Beschrijving UV-licht dient steeds in combinatie met een ander desinfectiemiddel ingezet te worden (meestal samen chloor). Zie ook §3.9.1.2. Er worden twee types van UV-lampen onderscheiden: lage druk en midden druk lampen. Lage druklampen stralen vooral licht uit met een golflengte van 254 nm, terwijl middendruk UV-lampen stralen binnen een spectrum van 185 tot 400 nm uitzenden. Het vermogen van de standaard lage druk lampen ligt tussen 4 en 120 W (de nieuwe generatie lampen zijn verkrijgbaar in een vermogen tot 400 W), het vermogen voor middendruk lampen ligt tussen 400 W en 10 kW. Op basis van Figuur 11 lijken lage druk UV-lampen een goede keuze, omdat deze hun grootste effectiviteit hebben in het gebied waar DNA de hoogste adsorptie vertoont. Doch volgens Zimmer en Slawson (2002) zijn middendruk UV-lampen beter geschikt voor desinfectie, omdat moleculen minder snel regenereren onder invloed van middendruk UV-lampen. 78 Vlaams BBT-Kenniscentrum Germicidal Effectiveness 80 60 40 20 0 200 Medium Pressure UV Lamp Low Pressure UV Lamp 220 240 260 280 300 320 340 360 Wavelength. nm Figuur 11: Golflengte van een lage en middendruk UV-lamp (Bron: Amercian aquarium products, 2008) Onder invloed van UV-licht zal de N-Cl verbinding in chlooramines gebroken worden, wat een gunstig effect heeft op de zwembadlucht. Afhankelijk van de golflengte zullen andere chlooramines vernietigd worden (Vlaringerbroek en van Straaten, 2007). Dit wordt bevestigd door Senten en Calders (2007). De snelheid waarmee gebonden chloor afneemt zal groter zijn bij middendruk lampen dan bij lage druk lampen met hetzelfde vermogen (Kristensen et al, 2009). monochlooramine: 254 nm dichlooramine: 297 nm trichlooramine: 340 nm Daarnaast is UV-licht ook een zeer efficiënt desinfectiemiddel. Cryptosporidium en Giardia, die resistent zijn voor hypochloriet, worden onder invloed van UV-licht wel verwijderd. UV- licht heeft, bij hoge contacttijden, ook een gunstig effect op de AOX-concentratie. Maar deze contacttijden (> 10 minuten) zijn in praktijk niet realiseerbaar (Glauner et al, 2005b). Middendruk UV lampen leiden tot een verhoogde activiteit van chloor, waardoor het mogelijk is om het verbruik van chloor te beperken (Cassan et al., 2006). De UV-installatie wordt na de filterinstallatie en voor de doseerunit voor chloor geplaatst. ÎÎ Toepasbaarheid UV-lampen moeten steeds in combinatie met een ander desinfectiemiddel gebruikt worden, omdat de UVlampen steeds buiten het zwembad geplaatst worden, en geen blijvende desinfecterende werking hebben. Het gebruik van UV-lampen zou, volgens recente bronnen, leiden tot vorming van THM, voornamelijk chloroform (Cassan et al, 2006) en precursoren van THM (Glauner et al, 2005b). Dit wordt echter weerlegd door nieuwere studies (Kristensen et al, 2009). De vorming van THM is een gevolg van de reactie van chloorradicalen (welke ontstaan onder invloed van UV) en humuszuren. De mate waarin ze gevormd worden hangt af van de hoeveelheid chloorradicalen (hoe meer UV, hoe meer radicalen) en de concentratie aan humuszuren in het suppletiewater (en de hoeveelheid suppletiewater)37. 37 Schriftelijke communicatie Peter Appel (PWT). Vlaams BBT-Kenniscentrum 79 HOOFDSTUK 4 - BESCHIKBARE MILIEUVRIENDELIJKE TECHNIEKEN Relative Intensity (Effectiveness). % 100 HOOFDSTUK 4 - BESCHIKBARE MILIEUVRIENDELIJKE TECHNIEKEN Het gebruik van UV-lampen leidt tot een verhoogde turbiditeit, waardoor een goede filterwerking noodzakelijk is (Burlion et al., 2004). UV-lampen staan in verschillende Vlaamse zwembaden, met als doel, de vermindering van de concentratie van chlooramines. ÎÎ Milieuvoordeel Het gebruik van UV-lampen leidt tot een reductie van het chloorgebruik; de lampen zorgen immers voor de basis desinfectie en de concentratie aan actief chloor in het bad kan hierdoor verminderd worden. Bovendien worden chloramines verwijderd. Door gebruik te maken van UV-lampen zou de waterkwaliteit ook verbeteren, zodat de filters minder lang moeten teruggespoeld worden (Swimming Pool news 2008 en 2009). ÎÎ Financiële aspecten UV middendruk lampen (Vlaringerbroek en van Straaten, 2007) ·· Peuterbad + whirlpool (48 + 2 m³): investering: 11 000 euro (chloorbleekloog) + 10 000 euro (UV middendruk lampen); werkingkosten: 3 600 euro/jaar; ·· wedstrijdbad + whirlpool (600 m³): investering: 17 000 euro (chloorbleekloog) + 19 000 euro (UV middendruk lampen); werkingkosten: 7 400 euro/jaar. UV lagedruk lampen(Vlaringerbroek en van Straaten, 2007) ·· Peuterbad + whirlpool (48 + 2 m³): investering: 11 000 euro (chloorbleekloog) + 11 000 euro (UV lagedruk lampen); werkingkosten: 3 000 euro/jaar; ·· wedstrijdbad + whirlpool (600 m³): investering: 17 000 euro (chloorbleekloog) + 17 000 euro (UV lagedruk lampen); werkingkosten: 7 400 euro/jaar; ·· doordat het gehalte aan desinfectiebijproducten daalt, kan het suppletiewater mogelijk beperkt worden. Hetzelfde geldt voor de ventilatielucht. 4.2.3.3 b: Ozon ÎÎ Beschrijving Ozon wordt steeds in combinatie met een andere desinfectiemiddel ingezet (meestal samen met chloor). Ozon heeft een sterk oxidatieve werking, waardoor het niet rechtstreeks in contact mag komen met de baders. De installatie wordt na de filterinstallatie geplaatst. Restozon moet verwijderd worden met behulp van UV-licht of actieve kool. De ozonisator wordt meestal in bypass geplaatst op 25% van het water. Volgens de Duitse DIN-norm (DIN 19643-4) dient het zwembadwater minimaal 3 minuten in contact gebracht te worden bij een ozonconcentratie van 0,8 tot 1,5 mg/l. Voor de productie van 1 kg ozon is 20 kWh elektriciteit nodig. ÎÎ Toepasbaarheid Ozon dient gebruikt te worden in combinatie met een desinfecterende stof (meestal op basis van chloor) die ook actief is in het zwembad. Ozon zelf is een toxische stof voor baders, daarom moet het water ozonvrij zijn vooraleer het in contact komt met de baders. Hiervoor wordt een actiefkoolfilter of UV-lamp gebruikt. Om te voorkomen dat er ozon in de lucht komt, kan er best een continue luchtmeting gebeuren, welke verbonden is met een alarminstallatie. Slechts een minderheid van de Vlaamse zwembaden is uitgerust met ozongeneratoren. In verschillende baden is de generator intussen terug uit dienst genomen. 80 Vlaams BBT-Kenniscentrum ÎÎ Financiële aspecten (Vlaringerbroek en van Straaten, 2007) ·· Peuterbad + whirlpool (48 + 2 m³): investering: 11 000 euro (chloorbleekloog) + 35 000 euro (ozoninstallatie – in bypass op 25% van de waterstroom); werkingkosten: 5 600 euro/jaar; ·· wedstrijdbad + whirlpool (600 m³): investering: 17 000 euro (chloorbleekloog) + 56 000 euro (ozoninstallatie - in bypass op 25% van de waterstroom); werkingkosten: 10 900 euro/jaar; ·· doordat het gehalte aan desinfectiebijproducten daalt, kan het suppletiewater mogelijk beperkt worden. Het zelfde geldt voor de ventilatielucht. 4.2.3.3 c: Waterstofperoxide Zie paragraaf 4.1.3.2. 4.2.3.3 d: UV + waterstofperoxide ÎÎ Beschrijving Onder invloed van het UV-licht zal waterstofperoxide splitsen in twee OH-radicalen. Deze radicalen zullen het aanwezige organische materiaal oxideren. De installaties worden in bypass geplaatst op het water dat afkomstig is van de filters. Na de filters wordt het gehalte vrije chloor gemeten. Op basis van deze meting wordt er waterstofperoxide toegevoegd, welke de vrije chloor neutraliseert. Dit laatste voorkomt ook de vorming van chloorradicalen, waardoor er geen THM kunnen gevormd worden. Dit in tegenstelling tot een klassieke UV-installatie38. Daarna stroomt het water, doorheen de middendruk UV-lamp, waar de chlooramine verbindingen afgebroken worden. Door de aanwezigheid van waterstofperoxide neemt de oxidatiekracht toe, waardoor de aanwezige verontreinigingen meer geoxideerd worden. circulatiebad desinfectie- en oxidatiemiddel filters UV-lampen meting van vrije chloor die gekoppeld wordt aan dosering H2O2 Figuur 12: gebruik van UV en waterstofperoxide (Bron: op basis van opstelling PWT in het zwembad Sportcity) 38 Schriftelijke communicatie Peter Appel (PWT). Vlaams BBT-Kenniscentrum 81 HOOFDSTUK 4 - BESCHIKBARE MILIEUVRIENDELIJKE TECHNIEKEN ÎÎ Milieuvoordeel Door het gebruik van ozon zal het gehalte aan AOX (beperkt) afnemen, wat gunstig is voor de lozingen. (De verwijderingsrendementen voor AOX en precursoren van AOX bij een reactietijd van 10 minuten zijn respectievelijk: 3% en 12% (Glauner et al., 2005b)). Het nadeel van deze techniek is het hoge elektrisch energieverbruik. Bovendien dient de techniek gecombineerd te worden met een actief koolfilter, die regelmatig moet geregenereerd worden. Wanneer broom aanwezig is in het grond- of leidingwater, dan kunnen er toxische bromaten ontstaan. HOOFDSTUK 4 - BESCHIKBARE MILIEUVRIENDELIJKE TECHNIEKEN Uit praktijk ervaringen blijkt dat de installatie zo’n gunstig effect heeft op de waterkwaliteit, dat de tijdsduur van de filterspoeling kan gehalveerd worden van respectievelijke 4 naar 2 minuten of 2 naar 1 minuut –afhankelijk van het filtertype-. Dit leidt toe halveringen in de hoeveelheid suppletiewater. Dit gunstige effect zou te wijten zijn aan het vernietigen van slijmvormende moleculen in de UV/H2O2-installatie, waardoor er minder slijmvorming wordt waargenomen in de filters, wat een gunstig effect heeft op de duurtijd van de filterspoelingen (deze laatste komen sneller in fluïdisatie)39. ÎÎ Toepasbaarheid Dergelijke installaties staan al enkel jaren in verschillende (3) Brusselse zwembaden en in een tiental Nederlandse zwembaden. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest legt normen40 op voor chloramines in de lucht. Dankzij deze techniek kan ruim voldaan worden aan de norm van 0,3 mg/m³. Voorheen werd in deze zwembaden gewerkt met een actief koolfilter, welke een minder gunstig effect had. ÎÎ Milieuvoordeel De installatie leidt tot een beter binnenklimaat, met minder chlooramines (< 0,18 mg/m³)40. Deze techniek wordt ook ingezet om AOX te verwijderen in afvalwater (Derden et al, 2010). Uit eerste metingen in zwembadwater blijkt dat AOX concentraties gereduceerd worden van 640 µg/l tot minder dan 90 µg/l41. Door de techniek toe te passen kan de hoeveelheid suppletiewater gehalveerd worden t.o.v. de oorspronkelijke situatie. Het nadeel van de UV-installatie is het hoog elektriciteitsverbruik voor de lampen. Een groot deel van de warmte die hierbij geproduceerd wordt, wordt echter opgenomen door het zwembadwater, waardoor dit minder dient bijverwarmd te worden via het conventioneel systeem. ÎÎ Financiële aspecten De investeringskosten zijn afhankelijk van de grootte van de installatie. Voor een zwembad wordt de kostprijs ingeschat op het dubbele van een klassieke UV-installatie. Voor zwembadcomplexen kan de installatie alternerend werken tussen de waterbehandeling van de twee baden. Dit leidt tot een verlaging van de kosten per m³ gerecirculeerd water. Door water- en daaraan gekoppelde energiebesparingen kan afhankelijk van het zwembad en de startsituatie (= oorspronkelijk waterverbruik) 20 000 tot 30 000 €/jaar bespaard worden. Hierdoor kan de installatie op minder dan 5 jaar terug verdiend worden42. Voor kleine zwembaden (met een bad) is de installatie financieel minder rendabel. 4.2.3.3 e: Ozon + waterstofperoxide ÎÎ Beschrijving Het zwembadwater wordt gemengd met waterstofperoxide, daarna wordt er ozon toegevoegd. De combinatie van ozon met waterstofperoxide zal het aanwezige organische materiaal, AOX en precursoren van AOX afbreken (respectievelijk met 21%, 33% en 17%) (Glauner et al., 2010). ÎÎ Toepasbaarheid Er werden enkel labotesten uitgevoerd. 39 Persoonlijke communicatie Peter Appel (PWT) en Philippe Lazaron (Aquapro). In Nederland kon het suppletiewater beperkt worden tot 18 à 23 l/bader. Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot vaststelling van de exploitatievoorwaarden van zwembaden (10 oktober 2002). 41 Metingen uitgevoerd door PWT in 2011. Het gaat om de eerste testen en metingen in het kader van een uitgebreid onderzoek. 42 Persoonlijke communicatie Peter Appel (PWT) en Philippe Lazaron (Aquapro). 40 82 Vlaams BBT-Kenniscentrum ÎÎ Financiële aspecten Geen gegevens bekend. 4.3 Beperken waterverbruik Het terugspoelen van de filter levert de grootste bijdrage tot het waterverbruik. Hoe beter de vuilberging in de filter, hoe minder er teruggespoeld dient te worden. Een betere filtering leidt tot een betere waterkwaliteit, zodat er minder water moet toegevoegd worden om een zelfde waterkwaliteit te bereiken (minder verdunnen). 4.3.1 Keuze voor het filtertype, welk een minimale hoeveelheid spoelwater vereist ÎÎ Beschrijving Afhankelijk van het type van filter voor het behandelen van het zwembadwater, is er meer of minder spoelwater nodig. Het water/grondstof verbruik ligt het laagst bij hydroantraciet filters. Zie ook §3.6. ÎÎ Toepasbaarheid De voor- en nadelen van de verschillende systemen zijn besproken onder §3.6. Het verminderen van de hoeveelheid spoelwater, mag nooit ten koste van de waterkwaliteit gaan. ÎÎ Milieuvoordeel Het beperken van het waterverbruik leidt ook tot een verlaging in het energieverbruik. ÎÎ Financiële aspecten De verschillende types van filters worden courant gebruikt en als stand der techniek beschouwd. De mogelijk meerprijs in aankoop van de filter, wordt zeker gecompenseerd in lager water- en energieverbruik. 4.3.2 Aansluiten van waadbakken op het waterbehandelingsysteem ÎÎ Beschrijving Bij overdekte baden is het hebben van een voetwaadbak of voetsproeiers verplicht. Bij openluchtbaden moeten er voetwaadbakken aanwezig zijn voor het betreden van de kaden. Het water van de voetsproeiers in sommige gevallen rechtstreeks weg naar de riolering. Het waterverbruik kan beperkt worden door één of meerder voetwaadbakken aan te sluiten op het waterbehandelingsysteem. De turnover van de voetwaadbakken is 10 minuten. Zonder aansluiting stroomt al het water weg naar het riool. ÎÎ Toepasbaarheid Daar waar voetwaadbakken aanwezig zijn en in openluchtzwembaden. In bestaande zwembaden kan extra leidingwerk nodig zijn. ÎÎ Milieuvoordeel Beperken van het waterverbruik. Vlaams BBT-Kenniscentrum 83 HOOFDSTUK 4 - BESCHIKBARE MILIEUVRIENDELIJKE TECHNIEKEN ÎÎ Milieuvoordeel Door het gebruik van ozon en waterstofperoxide zal het gehalte aan AOX afnemen, wat gunstig is voor de lozingen. Het nadeel van deze techniek is het hoge elektriciteitsverbruik. HOOFDSTUK 4 - BESCHIKBARE MILIEUVRIENDELIJKE TECHNIEKEN ÎÎ Financiële aspecten In het geval van nieuwbouw, is er geen extra kost, enkel een financieel voordeel (lager –warm- waterverbruik). In bestaande zwembaden is de investeringskost afhankelijk van het leidingwerk. 4.3.3 Filters met geactiveerde filter media ÎÎ Beschrijving (Dryden, 2007; AFM, 2010) Geactiveerde filtermedium bestaat uit gebroken glas, dat elektrostatisch geladen wordt, waardoor het oppervlakte een negatieve lading krijgt. Positief geladen deeltjes zullen door het materiaal aangetrokken worden. Om dit te bevorderen moet er gewerkt worden met een positief geladen vlokmidden. Het glas werkt hierdoor als een “actieve” filter. Een ander voordeel van geactiveerd filtermedium is dat er in tegenstelling tot bij zand, geen biofilm gevormd wordt. De biofilm die in zand (en andere filters) aanwezig is, is een bron van bacteriën, welke leiden tot een verhoogd verbruik van actief chloor. Doordat er geen biofilm aanwezig is op het geactiveerde materiaal, zal het verbruik van actief chloor (of andere desinfectiemiddelen) lager zijn, waardoor ook minder desinfectiebijproducten gevormd worden. + - + + - + - - + + + + +- - - + + + + + + - - + + - laag met positief geladen ionen + - + - - - - + Glas deeltje - + + + met + Preventieve + + - permanente + Preventieve maatrelgen + - + - maatrelgen negatieve + - oppervlakte + - ++ - + +- lading + - + + + + + + + + + + + - + + + + - diffuse laag met een lichte dominantie van negatief geladen ionen te filteren zwembadwater + Figuur 13: werking van actief filtermedia (Bron: Dryden H, 2007). ÎÎ Toepasbaarheid Doordat er geen biofilm aanwezig is in het filterbed, zijn er ook geen bacteriën aanwezig die urease produceren en ureum omzetten naar ammonium. De afwezigheid van deze urease leidt tot een lager gehalte aan trichlooramines, maar geeft wel hogere ureumconcentraties. Wanneer gewerkt wordt met dit type van filter, wordt titaniumdioxide toegevoegd in het vlokmiddel. Titaniumdioxide katalyseert de reactie met hypochloriet, waardoor ureum afgebroken wordt. De leveranciers van het actieve filtermedium streven naar een totale afwezigheid van biofilms in het volledige zwembad (leidingen, pompen,…). Om dit te bereiken, tracht men fosfaat (als essentieel element voor de celopbouw) te limiteren. De gebruikte zwembadchemicaliën zijn dan ook afgestemd op de verwijdering van fosfaten. 84 Vlaams BBT-Kenniscentrum ÎÎ Milieuvoordeel Het actief filtermedium richt zich op een lagere organische belasting van het zwembadwater (door de vorming van biofilms te vermijden). Hierdoor daalt het chloorverbruik en daalt de vorming van desinfectiebijproducten. Er zijn echter geen cijfers gekend van de AOX concentraties in het water of THM in de lucht. ÎÎ Financiële aspecten De investeringkost voor een 25 m bad wordt geschat op 19 000 euro. Dit zou leiden tot een verlaging in chloorverbruik (tot 80%) en pH-correctiemiddel (tot 50%). De kosten voor duurder vlokmiddel worden geraamd op 800 euro per jaar. Omwille van de hogere performatie, zou er minder suppletiewater nodig zijn, wat rekening houdend met de water- en energiekost zou leiden tot een besparing tot 17 000 euro/jaar. De cijfers zijn echter sterk afhankelijk van de startcondities. Een zwembad met een hogere performatie, zal deze besparingen niet realiseren, een zwembad dat minder goed werkt, zou deze besparingen wel kunnen realiseren (AFM, 2010). 4.3.4 Duurtijd van de filterspoeling verkorten ÎÎ Beschrijving Afhankelijk van de keuze van filter (zie §3.6 en §4.3.1) en afhankelijk van het type van waterbehandelingen zal de duurtijd van de filterspoeling beperkt kunnen worden, zonder dat dit een negatief effect heeft op de kwaliteit. ÎÎ Toepasbaarheid De toepasbaarheid hangt af van het type van filter en de voorbehandeling. Ook in het geval van een kortere filter spoeltijd, moet het filterbed in fluïdisatie komen, enkel dan kan een goede werking gegarandeerd worden. Momenteel wordt er door de wetgever opgelegd dat er minimaal 30 l vers water per bader moet toegevoegd worden aan het bad43. Door goed beheer zou dit verbruik kunnen beperkt worden tot 17 à 20 l/ bader44. Dit vraagt wel een aanpassing van de huidige wetgeving. ÎÎ Milieuvoordeel Besparing van het water- en daaraan gekoppelde energieverbruik. ÎÎ Financiële aspecten Er zijn enkel positieve financiële aspecten gekoppeld aan deze maatregel: besparen van water en energie. 43 44 Zie VLAREM II artikel 5.32.9.2.2§5 voor overdekte circulatiebaden; artikel 5.32.9.3.2§5 voor niet overdekte circulatiebaden of artikel 5.32.9.7.3§5 voor therapiebaden. Persoonlijke communicatie Peter Appel. Min. 7 l/bader gaat verloren onder vorm van verdamping en uitsleep. Bij goedwerkende filters, gecombineerd met bepaalde waterbehandelingstechnieken, gaat ongeveer 10 l/bader verloren via het terugspoelen van de filters. Indien in de toekomst nog performantere technieken worden ingezet, kan het waterverbruik mogelijk nog verder dalen. Vlaams BBT-Kenniscentrum 85 HOOFDSTUK 4 - BESCHIKBARE MILIEUVRIENDELIJKE TECHNIEKEN Momenteel zijn er referenties voor een 10-tal publiek toegankelijke zwembaden in Groot-Brittannië die uitgerust zijn met dit type van filters en wordt het systeem ook toegepast in een 10-tal publieke baden elders in Europa. Er zijn nog geen systemen binnen Vlaanderen gekend. 4.3.5 Besparing van watergebruik. Filtersysteem met behulp van membranen HOOFDSTUK 4 - BESCHIKBARE MILIEUVRIENDELIJKE TECHNIEKEN Membranen scheiden deeltjes op basis van hun moleculegrootte. Afhankelijk van de grootte van de membraanporiën spreekt men over microfiltratie, ultrafiltratie, nanofitratie en omgekeerde osmose. Deze techniek wordt in detail beschreven in de Gids waterzuiveringstechnieken (Derden et al, 2010)45. Microfiltratie is een membraanscheidingstechniek waarbij fijne deeltjes of andere gesuspendeerde materie, met een deeltjesgrootte van 0,1 tot 1,5 micron, gescheiden worden van een vloeistof. Met deze methode kunnen gesuspendeerde vaste deeltjes, bacteriën en andere onzuiverheden worden verwijderen. Microfiltratiemembranen hebben een poriegrootte van 0,2 micron. Ultrafiltratie is een membraanscheidingstechniek waarbij hele fijne deeltjes of gesuspendeerde materie, met een deeltjesgrootte van 0,005 tot 0,1 micron, gescheiden worden van een vloeistof. Deze techniek kan gebruikt worden om zouten, eiwitten en andere onzuiverheden te verwijderen. Ultrafiltratie membranen hebben een poriegrootte van 0,0025 tot 0,1 micron. Nanofiltratie is een membraan scheidingstechniek waarbij zeer fijne deeltjes of andere gesuspendeerde materie, met een deeltjesgrootte van ongeveer 0,0001 tot 0,005 micron, gescheiden worden van een vloeistof. Deze methode kan gebruikt worden om virussen, pesticiden en herbiciden te verwijderen. Omgekeerde Osmose scheidt zeer fijne deeltjes of andere gesuspendeerde materie met een deeltjesgrootte tot 0,001 micron, van een vloeistof. Het kan ingezet worden om metaalionen en waterzouten geheel te verwijderen. Membraaninstallaties kunnen op verschillende manieren in het waterbehandeling-systeem geïntegreerd worden: in de plaats van de filters, op een deel van het water (na filtratie) of op het terugspoelwater van de filters. Uit onderzoek door Glauner et al. (2005a) blijkt dat 32 tot 41% van alle TOC en 36 tot 38% van alle AOX zich bevindt in de fractie groter dan 1 000 g/mol, wat overeenkomt met de fractie die afgescheiden wordt door ultrafiltratie. 73 tot 86% van de TOC en 81 tot 94% van de AOX bevinden zich in de fractie groter dan 200 g/mol, wat overeenkomt met de fractie die afgescheiden wordt door ultrafiltratie. Een speciale installatie is de “Flow through capacitor”, die vergelijkbaar is met dialyse. 4.3.5.1 Ultrafiltratie ÎÎ Beschrijving Ultrafiltratie kan ingezet worden als alternatief voor klassieke filters. Het systeem is opgebouwd uit een voorfilter gevolgd door ultrafiltratie module bestaande uit keramische membranen. Het systeem bestaat uit verschillende “straten” van membranen die alternerend werken (zie Figuur 14). De werking van de membranen is volledig computer gestuurd: deze worden automatisch teruggespoeld en gereinigd met de nodige reinigingsvloeistoffen. Na ultrafiltratie worden gebonden chloor concentraties van 0,25 tot 0,27 µg/l teruggevonden (Barbot en Moulin, 2008). De ultrafiltratie membranen zouden ook een deel van de aanwezige kiemen verwijderen (IKZ-Fachplaner, 2009). Dit wordt echter niet bevestigd door Glauner et al. (2005a). 45 De techniekbladen zijn raadpleegbaar via de EMIS-website: http://www.emis.vito.be/techniekfiche/microfiltratie 86 Vlaams BBT-Kenniscentrum ÎÎ Toepasbaarheid In Vlaanderen zijn geen zwembaden gekend waar de filterinstallatie vervangen werd door ultrafiltratiemembranen. In Duitsland en Denemarken zijn er ruim honderd zwembaden met deze techniek uitgerust, in Vlaanderen is nog geen ervaring met deze techniek. ÎÎ Milieuvoordeel De voordelen t.o.v. klassieke filters zijn: minder technische ruimte nodig (50-75%); lager watergebruik en daaraan gekoppeld energieverbruik (80% water besparing t.o.v. klassieke zandfilters) (Bron: Membrane Technology, 2006). ÎÎ Financiële aspecten De investeringskost voor respectievelijk een eerste (200 m³/h) en tweede trap (7 m³/h) ultrafiltratie zijn 398 000 euro en 40 900 euro. De investeringskost in een klassieke filtratie-installatie met een zelfde debiet (200 m³/h) is 179 000 euro. De werkingskosten voor een één en twee traps UF worden op respectievelijk 0,023 en 0,2101 €/m³ geraamd. Voor een klassieke filtratie is dit ongeveer 0,0233 €/m³. Bij deze prijzen werd geen rekening gehouden met de investeringskosten en verzekering, maar wel met heffingen voor het lozen van het afvalwater (Hobby et al, 2004). De rendabiliteit van de investering hangt samen met de kostprijs voor het inkopen en voorbereiden van het zwembadwater en de waterbesparingen (en daaraan gekoppelde energiebesparingen) die kunnen gerealiseerd worden door deze techniek toe te passen. 4.3.5.2 Nanofiltratie ÎÎ Beschrijving Nanofiltratie gaat nog een stap verder dan ultrafiltratie en zou eveneens op de volledige waterstroom worden toegepast ter vervanging van de zandfilters. Nanofiltratie wordt getrapt toegepast: voorfilter die grove delen verwijdert, daarna microfiltratie gevolgd door ultrafiltratie en nanofiltratie. Door nanofiltratie toe te te passen op het zwembadwater zullen de gehalten aan AOX (81 tot 94%) en TOC (72 tot 86%) zeer sterk afnemen (Glauner et al., 2005a). Vlaams BBT-Kenniscentrum 87 HOOFDSTUK 4 - BESCHIKBARE MILIEUVRIENDELIJKE TECHNIEKEN Figuur 14: Ultrafiltratie eenheid van een zwembad (bron: inge, 2010). ÎÎ Toepasbaarheid Er werden laboschaal testen uitgevoerd met nanofiltratiemembranen, maar er zijn geen fullscale installaties. HOOFDSTUK 4 - BESCHIKBARE MILIEUVRIENDELIJKE TECHNIEKEN ÎÎ Milieuvoordeel Door nanofiltratie toe te passen op het zwembadwater zullen de gehalten aan AOX (81 tot 94%) en TOC (72 tot 86%) zeer sterk afnemen (Glauner et al., 2005a). Het gebruik van nanofiltratie gaat ook gepaard met een reductie van water- en energieverbruik. ÎÎ Financiële aspecten De membranen die gebruikt worden voor nanofiltratie zijn vrij duur (Vlaringerbroek en van Straaten, 2007). ·· Peuterbad + whirlpool (48 + 2 m³): investering: 11 000 euro (chloorbleekloog) + 30 000 euro (nanofiltratie – 10% van de stroom); werkingkosten: 5 600 euro/jaar; ·· wedstrijdbad + whirlpool (600 m³): investering: 17 000 euro (chloorbleekloog) + 100 000 euro (nanofiltratie – 10% van de stroom); werkingkosten: 8 900 euro/jaar. Bij de bovenvermelde prijzen is nog geen rekening gehouden met de kostprijs voor de ruimte die dergelijke installatie inneemt. 4.3.5.3 Omgekeerde osmose ÎÎ Beschrijving Omgekeerde osmose membranen worden ingezet op het spoelwater van de filters, met als doel een deel van het water en warmte-inhoud van het water te recupereren. Het spoelwater wordt hiervoor opgevangen in een bassin en gedurende de volgende filtercyclus in de omgekeerde osmose installatie verwerkt. ÎÎ Toepasbaarheid Omgekeerde osmose membranen zijn zeer gevoelig voor vervuiling (o.a. chloor). Daarom dient er voor de membranen een voorfiltratie geplaatst te worden (o.a. actief koolfilter en nanomembranen) en dienen de filters regelmatig gereinigd te worden. De reinigingsproducten voor deze membranen kunnen zelf milieuschadelijk zijn. Een alternatief voor de voorfiltratie is om terugspoelwater voldoende lang te laten bezinken en via een vlottende pomp water op te zuigen. De vlotter dient op zo’n manier gestuurd te worden dat enkel het bovenste deel van het water over de membranen gestuurd wordt. Het overige deel wordt geloosd46. ÎÎ Milieuvoordeel Wanneer omgekeerde osmose wordt ingezet op het spoelwater, wordt water- en energie gerecupereerd. Aangezien het concentraat niet apart afgevoerd wordt, zullen de aanwezige gechloreerde verbindingen toch nog in riool of oppervlaktewater terecht komen. ÎÎ Financiële aspecten Uit praktijkervaringen blijkt dat de werkingskosten (exclusief investeringskosten) van omgekeerde osmose hoger oplopen dan de water- en energiebesparingen die kunnen gerealiseerd worden (Vanveluwen). 4.3.5.4 Flow through capacitor (FTC) ÎÎ Beschrijving Flow through capacitor is een technologie waarbij membraan- en elektro-technologie gecombineerd wor46 Persoonlijke communicatie L. Feyen (Labo Derva). 88 Vlaams BBT-Kenniscentrum kation ++++++++++++++++++++++++++++ anion _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ Regeneratie: ompolen van de electroden ++++++++++++++++++++++++++++ Figuur 15: Principe van Flow through Capacitor (FTC) – (figuur op basis van figuren Primary water, 2009). De techniek wordt toegepast op het spoelwater van zwembaden, en kan mogelijk ook toegepast worden op (een deel) van het zwembadwater. Het voordeel van FTC t.o.v. OO (omgekeerde osmose) is dat de membranen van OO zeer gevoelig zijn aan vrij chloor en heel duur zijn in aankoop. FTC is ongevoelig aan chloor en kan dan ook rechtstreeks ingezet worden. 47 Persoonlijke communicatie Peter Appel, PWT, 2010. Vlaams BBT-Kenniscentrum 89 HOOFDSTUK 4 - BESCHIKBARE MILIEUVRIENDELIJKE TECHNIEKEN den. Het water stroomt doorheen een semi-permeable membraan (sponsachtig). Langs een zijde van het membraan bevindt er zich een katode (positief geladen elektrode), langs de andere zijde bevindt er zich een anode (negatief geladen elektrode). Positief geladen deeltjes (kationen) zullen doorheen het membraan richting anode migreren. Negatief geladen deeltjes (anionen) bewegen richting katiode. Om de anode en katode te regenereren worden ze omgepoold en stromen de verontreinigingen terug doorheen het membraan naar het water. Op het moment van regeneratie dient het water afgevoerd te worden (zie ook Figuur 15) (Primary water, 2009). Op die manier worden geladen deeltjes (vooral zouten en nitraten) uit het zwembadwater verwijderd47. HOOFDSTUK 4 - BESCHIKBARE MILIEUVRIENDELIJKE TECHNIEKEN ÎÎ Toepasbaarheid De techniek is momenteel getest op labo en piloot schaal. Momenteel worden er studies uitgevoerd om de techniek te plaatsen in enkele Brusselse zwembaden. De techniek kan mogelijk ook een oplossing bieden in zwembaden waar de badkuip uit roestvrij staal bestaat en waar zeer lage zoutconcentraties noodzakelijk zijn, omdat zout het roestvrij staal aantast. ÎÎ Milieuvoordeel Beperken van het waterverbruik, door hergebruik van een deel van het spoelwater (minstens 60%). Door het waterverbruik te beperken zal ook de energiekost dalen. ÎÎ Financiële aspecten Er zijn nog geen kostprijs gegevens gekend voor zwembadtoepassingen. 4.3.6 Grijswater circuit ÎÎ Beschrijving Voor het spoelen van toiletten is het niet nodig om water van drinkwaterkwaliteit te gebruiken. Door hiervoor water van een lagere kwaliteit (hemelwater, spoelwater van de filters, ondiep grondwater,…) in te zetten, kan bespaard worden op drinkwater. ÎÎ Toepasbaarheid Dit is makkelijk implementeerbaar in nieuw te bouwen zwembaden, maar is minder evident in bestaande complexen, omdat hiervoor leidingen e.d. moeten aangepast worden. ÎÎ Milieuvoordeel De druk op drinkwater vermindert. ÎÎ Financiële aspecten Voor het aanpassen van bestaande inrichtingen kunnen de kosten hoog oplopen, maar voor nieuw op te richten zwembaden, kan de kostprijs beperkt blijven. 4.4 Beperken van het energieverbruik 4.4.1 Afdekken van het zwembad ÎÎ Beschrijving Er zijn verschillende systemen beschikbaar voor het afdekken van zwembaden. De meesten zijn bedoeld voor het afdekken van buitenbaden, toch kan het ook zinvol zijn om een binnenbad af te dekken. Er kan een onderscheid gemaakt worden tussen afdekfolies die als doel hebben om het verdamping en warmteverlies te voorkomen en systemen (folies, zeilen en lamellen) die als doel hebben om bevuiling (bladval, algengroei) van het water te voorkomen. Folies die als doel hebben het warmteverlies te voorkomen zijn dikwijls zo opgebouwd dat het zonlicht doorheen de folie kan schijnen, maar dat de warmte wordt tegengehouden (serre effect). Deze folies worden vooral in privé baden gebruikt om de badtemperatuur te verhogen Afhankelijk van het gekozen systeem, kan het afdekken van het zwembad geautomatiseerd worden. ÎÎ Toepasbaarheid Dit systeem is bruikbaar voor openlucht en overdekte zwembaden. Het kan echter niet gebruikt worden 90 Vlaams BBT-Kenniscentrum ÎÎ Milieuvoordeel Door het zwembad af te dekken zal er minder water verdampen. Bij binnenzwembaden zal de ventilatie en het daaraan gekoppelde energiegebruik tijdens de sluitingsuren afnemen. Door openlucht zwembaden af te dekken zullen minder bladeren e.d. in het bad vallen en zullen er zich ook minder algen in ontwikkelen. Dit heeft een gunstig effect op het chemicaliën- en waterverbruik. ÎÎ Financiële aspecten De investeringskosten voor een gemiddeld zwembad zijn ongeveer 15 000 euro, maar gaan gepaard met een jaarlijkse besparing van 5 600 euro. (Gommers en Houwen, 2009). De terugverdientijd voor een buitenbad ligt tussen 1 en 6 jaar en voor een binnenbad tussen 3 en 7 jaar (Linnemans, 2009). 4.4.2 Verlengen van de turnover periode voor laagbelaste zwembaden ÎÎ Beschrijving De turnover periode is de tijd waarop de volledige waterinhoud doorheen de filterinstallatie gestuurd wordt. De maximale waarden voor de turnover periodes van de verschillende types van baden is vastgelegd in VLAREM waarmee de wetgever een gunstige waterkwaliteit wil bereiken in de verschillende types van baden. Hoe groter de belasting van een bad (bv. kinderbaden en whirlpools) en hoe hoger de temperaturen van het water, hoe korter de turnover periode moet zijn. Hoge belastingen en hoge watertemperaturen verhogen het risico op het snel verspreiden van ziektekiemen. Korte turnover periodes leiden tot relatief grote filter- en pompinstallaties en bijgevolg tot hoge investerings- en werkingskosten. In de huidige wetgeving wordt enkel een onderscheid gemaakt op basis van het watervolume van een bad: baden gelijk aan of kleiner dan 100 m³ hebben een turnover van maximum 2 u. Grotere baden hebben een turnover van maximaal 4 u. Door het onderscheid te maken op basis van belasting (ipv op basis van grootte), kan het energie verbruik voor kleinere types van baden beperkt worden. Laag belaste baden met lage temperaturen zijn o.a. duikputten en zwembaden in saunacomplexen. ÎÎ Toepasbaarheid Wanneer de turnoverperiode verlengd wordt, mag de waterkwaliteit en veiligheid van de baders hier niet onder leiden. In Nederland mag de turnover periode onder bepaalde voorwaarden oplopen tot 6 u (KNZB, 2004). ÎÎ Milieuvoordeel Door de turnover periode te verhogen, kunnen kleinere filters en pompen geïnstalleerd worden. Dit leidt tot een kleiner ruimtebeslag, beperkter materiaal gebruik en lager energieverbruik. ÎÎ Financiële aspecten Kleinere filters en pompen leiden tot besparingen. De financiële impact is positief. Vlaams BBT-Kenniscentrum 91 HOOFDSTUK 4 - BESCHIKBARE MILIEUVRIENDELIJKE TECHNIEKEN voor natuurlijke zwembaden. Het is van belang dat de afdeksystemen correct gebruikt en onderhouden worden, zodat het geen broeihaarden van microbiële activiteit worden. 4.4.3 Correct dimensioneren van pompen – frequentie gestuurde pompen HOOFDSTUK 4 - BESCHIKBARE MILIEUVRIENDELIJKE TECHNIEKEN ÎÎ Beschrijving Voor de waterkwaliteit is het niet altijd nodig dat de pompen op het maximaal vermogen werken. Bij een lagere belasting (bv. de nacht) kan het debiet verminderd worden. Het energieverbruik van pompen verloopt disproportioneel. Wanneer het verpompte debiet met 20% verminderd wordt, kan het energieverbruik tot 50% afnemen. Belangrijk hierin is het juist dimensioneren van de pompen. ÎÎ Toepasbaarheid Pompen kunnen nooit volledig uitgeschakeld worden, omdat dit een ongunstig effect heeft op de zwemwater kwaliteit. Wanneer een dergelijke techniek wordt toegepast, moet de waterkwaliteit goed opgevolgd worden. Bij zwembaden waar de waterzuivering onder gedimensioneerd is, kan een dergelijke techniek niet toegepast worden. ÎÎ Milieuvoordeel Lager elektriciteitsverbruik. ÎÎ Financiële aspecten De installatiekost wordt geraamd op 100 euro per kW geïnstalleerd vermogen. Wanneer het pompdebiet tijdens de nacht kan gereduceerd worden tot 80% van de capaciteit, kan de techniek binnen de 3 maanden terug verdiend worden. 4.4.4 Koppelen van de waterbehandeling van whirlpool en circulatiebad via timer op whirlpool ÎÎ Beschrijving De temperatuur in een circulatiebad is meestal een stuk lager dan deze van de whirlpool. Beide baden hebben daardoor een aparte waterbehandeling (zie Figuur 16a). Wanneer de waterbehandeling van de zwembaden gekoppeld wordt, leidt dit tot een verlaagde investering, omdat er slechts een waterbehandeling nodig is. Maar doordat de whirlpool met hogere watertemperatuur een kortere turnover heeft dat het circulatiebad, zal de temperatuur van het circulatiebad snel toenemen, wat leidt tot een verhoogd en onnodig energieverbruik (zie Figuur 16b). 92 Vlaams BBT-Kenniscentrum circulatiebad 25 – 29°C waterbehandeling turnover 10' waterbehandeling turnover 30" turnover 10' turnover 2–4u waterbehandeling whirlpool 35°C circulatiebad 25 – 29°C … > 30°C turnover 2–4u HOOFDSTUK 4 - BESCHIKBARE MILIEUVRIENDELIJKE TECHNIEKEN turnover 2–4u whirlpool 35°C Tijdschakelaar voor verwarmen whirlpool 10' whirlpool 25 – 29°C 35°C circulatiebad 25 – 29°C waterbehandeling Figuur 16: Koppeling van de waterbehandeling van de whirlpool aan deze van het circulatiebad via een tijdschakelaar a: traditioneel: aparte waterbehandeling voor whirlpool en circulatiebad op twee verschillende temperaturen b: koppeling van de waterbehandeling, leidt tot een verhoging van de temperatuur in het circulatiebad, als gevolg van de hoge whirlpooltemperatuur c: koppeling van whirlpool en circulatiebad met tijdschakelaar en aparte snelwerkende warmtewisselaar Een oplossing is om het water van de whirlpool op dezelfde (lagere) temperatuur van het circulatiebad te brengen. Wanneer gebruikers van de whirlpool toch een hogere temperatuur wensen, kunnen zij zelf een tijdschakelaar indrukken. Hierdoor wordt een aparte pomp aangestuurd (bv. de krachtige massagepompen), die het water via een krachtige warmtewisselaar heel snel (binnen enkele minuten) op de gewenste hogere temperatuur brengt (zie Figuur 16b). Na de ingestelde tijd (bv. 10 minuten) zullen deze pompen uitvallen en zal de temperatuur terug dalen (zie Figuur 16c). ÎÎ Toepasbaarheid De opstelling uit Figuur 16b is te overwegen wanneer er wel een hogere temperatuur van het circulatiebad gewenst is. Het nadeel om baden te koppelen is dat wanneer in een bad een bacteriologische probleem wordt vastgesteld, alle baden moeten gesloten worden. Vlaams BBT-Kenniscentrum 93 HOOFDSTUK 4 - BESCHIKBARE MILIEUVRIENDELIJKE TECHNIEKEN ÎÎ Milieuvoordeel Door de whirlpool enkel op een hogere temperatuur te brengen wanneer baders hier naar vragen, kan het energiegebruik beperkt worden. Het leidt bovendien tot een groter bewust zijn bij de whirlpool gebruikers en heeft als bijkomend neveneffect dat whirlpool gebruikers het bad na de ingestelde tijd verlaten, zodat anderen er daarna kunnen gebruik van maken. ÎÎ Financiële aspecten Het koppelen van de baden leidt tot kostenbesparingen, omdat er slechts een filter nodig is, maar de investering voor de sturing blijft ongeveer gelijk. Wanneer badgasten deze maatregel als een verlaging van comfort ervaren, kan dit leiden tot een verlaging van de omzet, wanneer hierdoor het bezoekersaantal daalt. 4.4.5 Isoleren, luchtdicht en dampdicht maken van de gebouwschil ÎÎ Beschrijving Om het energieverbruik voor verwarming te beperken is het belangrijk dat zwembaden voldoende geïsoleerd zijn. Bij nieuwe complexen dient steeds een afweging gemaakt te worden tussen extra isolatie en de kosten voor verwarming en ventilatie op lage termijn. Bij bestaande zwembaden kan het nuttig zijn om metingen met een infraroodcamera uit te voeren om de koude bruggen op te sporen en te isoleren, glijbanen vragen daarbij extra aandacht. ÎÎ Toepasbaarheid Het is gemakkelijker om nieuwe gebouwen goed te isoleren en wind- en dampdicht te maken dan bestaande gebouwen. ÎÎ Milieuvoordeel Verlaging van het primaire energiegebruik. ÎÎ Financiële aspecten Het goed isoleren en luchtdicht maken van nieuwe zwembadcomplexen verhoogt de investeringskost, maar wordt snel terugverdiend, door lagere energiekosten. Voor bestaande gebouwen zijn investeringkosten moeilijker in te schatten. Voor het vervangen van glas door HR++ glas blijkt de terugverdientijd groter te zijn dan 8 jaar (Gommers en Houwen, 2009). 4.4.6 Frequentieregeling op ventilatoren ÎÎ Beschrijving Net zoals bij de circulatiepompen, kan de snelheid van de ventilatiepompen gekoppeld worden aan de belasting (bezoekersaantal, dag/nacht). ÎÎ Toepasbaarheid Deze techniek mag er niet toe leiden dat de luchtkwaliteit verminderd. ÎÎ Milieuvoordeel Lager elektriciteitsverbruik en lager verbruik op warmte. ÎÎ Financiële aspecten De installatiekosten voor een gemiddeld zwembad worden geraamd op 5 000 euro. De besparingen per jaar 94 Vlaams BBT-Kenniscentrum 4.4.7 Recuperatie warmte ventilatielucht ÎÎ Beschrijving Om de kwaliteit van de lucht in zwembaden op peil te houden moeten de hallen en ruimten voldoende geventileerd worden. Daarbij wordt warme vochtige lucht afgezogen en wordt deze vervangen door koude lucht. Met behulp van een warmtewisselaar kan de inkomende lucht voorverwarmd worden met behulp van de uitgaande lucht. Door een goed design van de warmtewisselaar kan het rendement verhogen van 50 naar 70%. Wanneer de warmtewisselaar gekoppeld wordt met een warmtepomp zal het rendement nog toenemen. Wanneer de luchtgroep naast de warmtewisselaar ook een geïntegreerde warmtepomp bevat, kan de resterende energie (vooral latente energie) worden gerecupereerd en op een hogere temperatuur aan de toevoerlucht of het zwembadwater worden afgegeven. Als de warmtepomp correct gedimensioneerd is, is een COp van 7,5 mogelijk. ÎÎ Toepasbaarheid Deze techniek is toepasbaar in overdekte zwemhallen. De voorwaarde is dat de zwembaden voldoende luchtdicht zijn. Wanneer de hal niet luchtdicht is, zal een groot deel van de warme lucht via kieren verdwijnen. Het totaal rendement van de warmtewisselaar en warmtepomp zal evenredig dalen met de lucht die via de gebouwenschil ongewenst uitgewisseld wordt48. ÎÎ Milieuvoordeel Door deze techniek toe te passen zal het elektriciteitsverbruik toenemen (met 41% volgens Uiterwijk, 2007) en zal het gasverbruik afnemen (eveneens met 41% volgens Uiterwijk, 2007). Door een deel van de warmte uit de ventilatielucht te recupereren, zal er minder primaire energie nodig zijn voor het verwarmen van de hal. Deze techniek zal mogelijk ook leiden tot het verhogen van het ventilatiedebiet, wat de atmosfeer in de hallen ten goede zal komen. (Momenteel wordt er in sommige baden onvoldoende geventileerd om de energiefactuur te drukken). ÎÎ Financiële aspecten De investeringskost voor een systeem met warmtewisselaar en warmtepomp bedraagt ongeveer 4 tot 5 € per m³ geïnstalleerd vermogen. Bij goed luchtdichte zwembaden zijn dergelijke installaties op 3 jaar tijd terugverdiend. De netto-energiekosten zullen afnemen met ongeveer 18% (Uiterwijk, 2007). 4.4.8 Recuperatie van restwarmte uit het afvalwater ÎÎ Beschrijving Het geloosde afvalwater (spoelwater afkomstig van de filters of van de douches) heeft een hoge temperatuur (ongeveer 30°C). Gelijktijdig is er heel wat vers, koud (ongeveer 10°C), water dat moet opgewarmd worden. Door een warmtewisselaar te plaatsen tussen beide stromen, kan het koude leidingwater voorverwarmd worden. Daarbij kan het verse water nooit op een hogere temperatuur gebracht worden dan het geloosde water. 48 Persoonlijke communicatie J. Verplaetsen, Menerga NV. Vlaams BBT-Kenniscentrum 95 HOOFDSTUK 4 - BESCHIKBARE MILIEUVRIENDELIJKE TECHNIEKEN zouden oplopen tot meer dan 1 000 euro per jaar, waardoor de techniek binnen de 5 jaar terugverdiend wordt (Gommers en Houwen, 2009 en Linnemans, 2009), wat haalbaar is voor een gemiddeld zwembad. HOOFDSTUK 4 - BESCHIKBARE MILIEUVRIENDELIJKE TECHNIEKEN Door het systeem uit te breiden met een warmtepomp, kan het verse water opgewarmd worden tot dezelfde (of hogere) temperaturen als het geloosde afvalwater. Een warmtepomp heeft een werking welke vergelijkbaar is met deze van een koelkast. De COP, welke de verhouding weergeeft tussen de hoeveelheid afgegeven warmte en de hoeveelheid verbruikte elektrische energie van de warmtepomp, moet hoger zijn dan 2,5 om een beter rendement te hebben dan een hogerendementsketel. Leveranciers geven echter aan dat in deze toepassing een COP van 11 haalbaar is (Menerga, 2010). Figuur 17: Warmtewisselaar gecombineerd met een warmtepomp (bron: Menerga, 2010). ÎÎ Toepasbaarheid Toepasbaar bij nieuwbouw en renovatie. Voor bestaande baden is dit moeilijker in te passen, omdat een aparte bufferkelder moet gebouw worden om het spoelwater in te stockeren. Om een constante warmte overdracht tussen het afvalwater en het vers water te garanderen, dient de vuilwaterleiding regelmatig (elk uur) gereinigd te worden. Goede warmtewisselaars zijn daarom uitgerust met een automatisch reinigingsysteem. Deze installatie vraagt een dagelijkse opvolging en maandelijks onderhoud. Om infiltratie van vuil water in het schoonwater circuit te voorkomen worden de wanden dubbelwandig uitgevoerd. De ruimte tussenin wordt gevuld met een gas (stikstof) onder druk. Wanneer de druk van het gas wegvalt, wordt een alarm gegeven en wordt vermeden dat het proper water in contact komt met vuil spoelwater. 96 Vlaams BBT-Kenniscentrum ÎÎ Financiële aspecten Om de investeringskost van de warmtewisselaar en de warmtepomp te beperken is het nodig om een buffertank te bouwen die het spoelwater dat gedurende 24 of 48h verzameld wordt te bufferen. Op die manier kan een zo klein mogelijke warmtewisselaar en warmtepomp gekozen worden. De investeringen worden op 25 000 euro voor een wisselaar van 1 200 l/h geraamd49. De terugverdientijd wordt geraamd op 3 tot 7 jaar (Linnemans, 2009). 4.4.9 Zonneboiler ÎÎ beschrijving techniek Met een zonneboiler kan water tot 90°C geproduceerd worden. Dit water wordt, na bijmenging met koud water, gebruikt voor de douches en eventueel als suppletiewater. Het zwembadwater zelf wordt niet opgewarmd met een zonneboiler. ÎÎ toepasbaarheid Een zonneboiler zijn rendement is het grootst in de zomer, zodat de installatie enkel interessant is wanneer er ook in de zomer een grote warmwater vraag is. Dit is bij zwembaden zeker het geval, waar vooral overdag (ook in de zomermaanden), vraag is naar warm douchewater. ÎÎ milieuvoordeel Door gebruik te maken van een zonneboiler zal er minder fossiele brandstof nodig zijn en zal uitstoot van verbrandingsgassen afnemen. ÎÎ financiële aspecten Deze techniek leidt echter tot een besparing van het primaire energie. Deze wordt door Tak (2005) ingeschat op 45 m³ gas per m² zonnecollector in het geval suppletiewater voor het zwembad wordt geproduceerd. De winst bedraagt 60 m³ gas per m² zonnecollector in het geval er douchewater wordt geproduceerd. 4.4.10Warmtepomp en energieopslag ÎÎ beschrijving techniek Een warmtepomp werkt als een omgekeerde koelinstallatie en onttrekt warmte aan de buitenlucht of aan grondwater. Tijdens de zomermaanden werkt het systeem omgekeerd en doet het dienst om ruimte of water te koelen. ÎÎ toepasbaarheid De toepasbaarheid van het systeem hangt af van de hydrogeologische omgeving waar het zwembad staat in het geval er gebruik gemaakt wordt van grondwater. Omdat er bij zwembaden geen koudevraag is (ook niet in de zomer), is dit systeem minder geschikt. ÎÎ milieuvoordeel Het milieuvoordeel van een warmtepomp hangt samen met de efficiëntie. Door een dergelijke pomp in te zetten stijgt de elektriciteitsvraag, maar is er minder primaire energie voor verwarming nodig. Pompen dienen een voldoende hoge COP50 te hebben (> 2,5), vooraleer ze milieuvriendelijk zijn. 49 50 Persoonlijke communicatie J. Verplaetsen, Menerga NV. Zie ook §4.4.8 voor uitleg over COP. Vlaams BBT-Kenniscentrum 97 HOOFDSTUK 4 - BESCHIKBARE MILIEUVRIENDELIJKE TECHNIEKEN ÎÎ Milieuvoordeel Deze techniek heeft als voordeel dat er minder primaire energie nodig is. ÎÎ financiële aspecten De investeringskosten zijn sterk gelinkt aan de hydrogeologische omgeving. HOOFDSTUK 4 - BESCHIKBARE MILIEUVRIENDELIJKE TECHNIEKEN 4.4.11Warmtekrachtkoppeling ÎÎ beschrijving techniek Een WKK produceert elektriciteit. De warmte die daarbij vrijkomt wordt nuttig gebruikt. Informatie over de verschillende types WKKs en de ontwikkeling er van zijn terug te vinden op volgende website van Cogen Vlaanderen (http://www.cogenvlaanderen.be/), een platform voor WKKs in Vlaanderen. ÎÎ toepasbaarheid Een WKK is interessant wanneer een bedrijf zowel elektriciteit als warmte nodig heeft, wat typisch is voor zwembaden ÎÎ milieuvoordeel Bij de productie van elektriciteit gaat heel wat warmte verloren, wanneer deze warmte nuttig kan ingezet worden, zal het totale energieverbruik (voor elektriciteit en warmte samen) lager zijn. Hierdoor zal de uitstoot van verbrandingsgassen dalen. ÎÎ financiële aspecten De investeringskosten voor een WKK installatie worden voor middelgrote installaties (500 kWe) ingeschat op 925 € per kWe geïnstalleerd vermogen. Voor grote installaties (> 1 000 kWe) wordt de investeringskost op 653 €/kWe geraamd. Beide types van installaties zijn rendabel en verdienen zichzelf binnen de 10 jaar terug, op voorwaarde, dat alle geproduceerde elektriciteit door het zwembad zelf gebruikt wordt en de installatie minstens 2850 vollasturen werkt (Moorkens, 2010). Daarmee zijn zwembaden, naast serres, ziekenhuizen en rust-en verzorginstehuizen, een van de weinige KMO-sectoren waar WKK-installaties rendabel zijn. 4.4.12Condenserende ketel Deze techniek wordt beschreven in de BBT-studie Stookinstallaties en stationaire motoren (2002). Deze studie behandelt grote stookinstallaties met een thermisch vermogen van meer dan 50 MW. In een nieuwe studie wordt nagegaan wat de BBT zijn voor kleine (300 kW tot 5 MW) en middelgrote (5 – 50 MW) stookinstallaties. 4.5 Good housekeeping 4.5.1 Invoering van milieumanagementsysteem ÎÎ beschrijving techniek Dit systeem start met een goede inventarisatie van de in- en uitgaande stromen (water, energie, afval, ...) op regelmatige basis (dagelijks, wekelijks, jaarlijks). Op die manier krijgt men een beeld van grote water- en energieverbruikers, maar ook van abnormale veranderingen. Zo kunnen abnormale waterverbruiken wijzen op b.v. een lek. Abnormale hoge energieverbruiken kunnen wijzen op toestellen die niet afgezet worden. Deze metingen zijn een middel om deze problemen op te sporen. Maar een milieumanagement gaat verder, het spoort ook de grootverbruikers op en gebruikt deze informatie als beslissingsbasis voor nieuwe investeringen. 98 Vlaams BBT-Kenniscentrum ÎÎ toepasbaarheid Een rudimentair milieumanagement is haalbaar in elk zwembad, ieder zwembad beschikt immers over een ingaande water- en elektriciteitsmeter, die eenvoudig dagelijks of wekelijks kan genoteerd worden. Indien meer gedetailleerde gegevens wenselijk zijn, dienen bijkomende meters geplaatst worden. Of dient gebruik gemaakt te worden van verplaatsbare meters. Het certificeren is niet strikt noodzakelijk. Aan de certificatie zijn ook verschillende verplichtingen en audits verbonden. ÎÎ milieuvoordeel Door problemen op te sporen kan het water- en energieverbruik beperkt worden. ÎÎ financiële aspecten Dit systeem is eenvoudig implementeerbaar in zwembaden. 4.5.2 Legionella beheersing In zwembaden wordt heel veel warm sanitair water geproduceerd. Maatregelen en BBT de beheersing van Legionella worden besproken in de BBT voor Legionella-beheersing in nieuwe sanitaire systemen (2007). 4.5.3 Good housekeeping verlichting Zwembaden dienen dagelijks verlicht te worden. Omdat dit geen deel uitmaakt van de hoofdactiviteit, wordt de manier van verlichten niet meer in vraag gesteld of geoptimaliseerd. Doch, een goede verlichting is kostenbesparend. ÎÎ beschrijving techniek –– Gebruik zoveel mogelijk daglicht; –– Vervang gloeilampen door spaarlampen; –– Gebruik spiegelreflectoren in de verlichtingsarmaturen; –– Plaats waar het nuttig is een lichtregeling (bv. andere lichtintensiteit voor poetsen, recreatief zwemmen of wedstrijdzwemmen); –– Vervang defecte lampen; –– Plaats doorgang verlichting in gangen en plaatsen waar dit nodig is; –– Doof de lichten als niemand aanwezig is; –– Verwijder regelmatig het stof van de armaturen en de lampen, zodat het rendement optimaal blijft. ÎÎ toepasbaarheid Deze maatregelen zijn technisch eenvoudig uitvoerbaar. ÎÎ milieuvoordeel Een optimalisatie van de verlichting leidt tot een vermindering van het energieverbruik. ÎÎ financiële aspecten Deze maatregelen zijn financieel haalbaar voor de zwembaden. Vlaams BBT-Kenniscentrum 99 HOOFDSTUK 4 - BESCHIKBARE MILIEUVRIENDELIJKE TECHNIEKEN Wanneer dergelijke systemen op punt staan en er gestreefd wordt naar een continue verbeteren, kan men opteren om het managementsysteem te laten certificeren en zo een ISO 14000, EMAS of ander label krijgen. 4.5.4 Good housekeeping verwarming HOOFDSTUK 4 - BESCHIKBARE MILIEUVRIENDELIJKE TECHNIEKEN ÎÎ beschrijving techniek Stofophopingen op radiatoren en warmtewisselaars verminderen de warmte overdracht en de dus ook de efficiëntie van de toestellen. Het is daarom aan te raden om radiatoren en warmtewisselaars goed en regelmatig te poetsen. ÎÎ toepasbaarheid Dit is toepasbaar in elk zwembad, doch wordt aangeraden dit concreet op te nemen in het poetsschema. ÎÎ milieuvoordeel Deze maatregel zal leiden tot een verlaagd energieverbruik. ÎÎ financiële aspecten Deze maatregel is toepasbaar in alle zwembaden. 4.5.5 Good housekeeping waterverbruik ÎÎ beschrijving techniek (InfoMil, 2000) –– Douches uitrusten met moment- of drukknoppen; –– waterbesparende douchekoppen; –– spaarknoppen toiletten; –– urinoirs (hebben een lager spoelvolume dan toiletten). ÎÎ toepasbaarheid Dit is toepasbaar in elk zwembad. ÎÎ milieuvoordeel Deze maatregel zal leiden tot lager waterverbruik. ÎÎ financiële aspecten Deze maatregel is toepasbaar in alle zwembaden. 100 Vlaams BBT-Kenniscentrum verwijderen van vrije chloor bij het volledig leeglaten van het zwembad § 4.6.1 HOOFDSTUK 4 - BESCHIKBARE MILIEUVRIENDELIJKE TECHNIEKEN 4.6 End of pipe technieken chemische neutralisatie § 4.6.1.1 actief koolfilter § 4.6.1.2 verwijderen van vrije chloor bij filterspoeling § 4.6.2 chemische neutralisatie § 4.6.1.1 actief koolfilter § 4.6.3.1 verwijderen van AOX § 4.6.3 Poederkool § 4.6.3.2 omgekeerde osmose § 4.6.3.3 AOP § 4.6.3.4 4.6.1 Verwijderen van chloor bij het volledig leeglaten van het zwembad 4.6.1.1 Chemische neutralisatie ÎÎ Beschrijving In § 3.10.2 wordt beschreven hoe een overmaat aan natriumhypochloriet kan geneutraliseerd worden door toevoeging van natriumsulfiet, natriumthiosulfaat of waterstofperoxide. ÎÎ Toepasbaarheid In kalkhoudend water wordt bij de afbraak van chloor met natriumsulfiet of natriumthiosulfaat tevens gips (calciumsulfaat) gevormd. Gips is onoplosbaar in water, leidt tot troebel water. Met natriumthiosulfaat zal de pH van het behandelde water dalen. Dit is een nevenreactie met een gunstig effect omdat een overchlorering met natrumhypochloriet de pH steeds doet stijgen (Belgochlor, 2007). Waterstofperoxide heeft als voordeel dat het geen neerslag vormt en in vloeibare vorm kan toegevoegd worden. Vlaams BBT-Kenniscentrum 101 HOOFDSTUK 4 - BESCHIKBARE MILIEUVRIENDELIJKE TECHNIEKEN ÎÎ Milieuvoordeel Verwijdering van vrij beschikbaar chloor, waardoor de desinfectie en oxidatie van biomassa en (micro) organismen stopt en waardoor er buiten het zwembad geen extra AOX-verbindingen ontstaan. ÎÎ Financiële aspecten De kostprijs van chemicaliën is vrij beperkt, maar de toepassing vraagt wel een apart meet- en regelsysteem. Er zijn geen gegevens bekend van de financiële impact. 4.6.1.2 Actief koolfilter ÎÎ Beschrijving De werking van de actief koolfilter is beschreven in § 4.2.3. Wanneer de filter gebruikt wordt voor de behandeling van het effluent, zal het aanwezige vrije chloor verwijderd worden, samen met de aanwezige organische verbindingen, waaronder AOX. Deze techniek wordt in detail beschreven in de Gids waterzuiveringstechnieken (Derden et al, 2010)51. ÎÎ Toepasbaarheid De filter is bruikbaar op alle types van zwembadwater. Om verstopping of vervuiling van de filter te voorkomen, kan een voorfiltering noodzakelijk zijn. Momenteel zijn er geen zwembaden in Vlaanderen gekend die deze techniek toepassen. In Duitsland zijn er wel zwembaden die op deze manier uitgerust zijn (W.E.T., 2008). ÎÎ Milieuvoordeel Verwijdering van vrijchloor en AOX-verbindingen; rendement van >90% (Derden et al., 2010). Uit studies op zwembadwater blijkt een efficiënte verwijdering van AOX enkel mogelijk is wanneer de filter regelmatig geregenereerd wordt (zie § 4.2.3). ÎÎ Financiële aspecten De totale kostprijs varieert tussen 0,05 en 4 €/m³ behandeld water (Derden et al., 2010). 4.6.1.3 Turfzak ÎÎ Beschrijving Een turfzak werkt op een analoge manier als een actief koolfilter. Maar de adsorberende werking zal kleiner zijn dan van actief kool. ÎÎ Toepasbaarheid Een turfzak vraag weinig plaats en ruimte en makkelijk geïnstalleerd worden. Er zijn echter geen wetenschappelijke rapporten over de efficiëntie van turfzakken. ÎÎ Milieuvoordeel In een turfzak zal de aanwezige vrij chloor wegreageren met het organisch materiaal van de turf. Het voordeel is dat er geen vrij chloor in de riool of het oppervlaktewater terecht komt. Maar mogelijk komt er wel een groot deel van de gechloreerde verbindingen in het oppervlaktewater terecht. 51 De techniekbladen zijn raadpleegbaar via de EMIS-website: http://www.emis.vito.be/techniekfiche/adsorptietechnieken 102 Vlaams BBT-Kenniscentrum 4.6.2 Verwijderen van chloor bij filterspoelingen 4.6.2.1 Chemische neutralisatie ÎÎ Beschrijving Zie 4.6.1.1 en 3.10.2. Om de techniek toe te passen op de filterspoelingen is er een permanente meting van het vrije chloor in het spoelwater nodig. Op basis van het gemeten resultaat gebeurt er een dosering van bv. waterstofperoxide, die het aanwezige vrije chloor neutraliseert. ÎÎ Toepasbaarheid De techniek wordt in enkele zwembaden in Duitsland toegepast, maar vraagt een dure performante sturing. ÎÎ Milieuvoordeel Verwijdering van vrij beschikbaar chloor, waardoor de desinfectie en oxidatie van biomassa en (micro) organismen stopt en waardoor er buiten het zwembad geen extra AOX-verbindingen ontstaan. ÎÎ Financiële aspecten De kostprijs voor de chemicaliën zijn beperkt, maar de kostprijs voor de sturing zou hoog oplopen (geen exacte gegevens gekend). 4.6.2.2 Actief koolfilter Zie: 4.6.2.2. 4.6.2.3 Turfzak Zie: 4.6.1.3. 4.6.3 Verwijderen van AOX 4.6.3.1 Actief koolfilter Zie § 4.6.1.2. 4.6.3.2 Actieve kool doseren als poeder ÎÎ Beschrijving Actieve kool is ook beschikbaar in poedervorm. Met behulp van een doseereenheid wordt het poeder toegevoegd aan het effluent. Waarbij AOX en andere adsorbeerbare verbindingen zich zullen vasthechten aan het poeder. Het proces wordt beschreven onder § 4.2.3.2 en in de gids waterzuiveringstechnieken (Derden et al., 2010)52 onder het hoofdstuk PACT systeem (powdered activated carbon treatment). 52 De techniekbladen zijn raadpleegbaar via de EMIS-website: http://www.emis.vito.be/techniekfiche/powdered-activated-carbon-treatment. Vlaams BBT-Kenniscentrum 103 HOOFDSTUK 4 - BESCHIKBARE MILIEUVRIENDELIJKE TECHNIEKEN ÎÎ Financiële aspecten De kostprijs voor een turfzak is zeer beperkt. HOOFDSTUK 4 - BESCHIKBARE MILIEUVRIENDELIJKE TECHNIEKEN ÎÎ Toepasbaarheid Er zijn momenteel geen installaties op effluent in zwembaden gekend. De techniek wordt wel gebruikt voor het verwijderen van AOX in koelwaters (Derden et al., 2010). ÎÎ Milieuvoordeel Door poederkool toe te voegen zal de concentratie aan AOX dalen. Wanneer het poederkool niet verwijderd wordt uit het effluent, leidt tot een verhoging van de turbiditeit en leidt het gebruik van actieve kool niet tot een milieuvoordeel. Wanneer het wel verwijderd wordt, ontstaat er een extra afvalstroom. ÎÎ Financiële aspecten Onder § 4.2.3.2 wordt de kostprijs beschreven voor een installatie op zwembadwater. De kostprijs voor een automatische installatie wordt geraamd op 150 000 €, manuele dosering vergen nauwelijks investeringen. De kosten voor actieve kool bedragen 2 €/kg (Derden et al., 2010). 4.6.3.3 Omgekeerde osmose ÎÎ Beschrijving Spoelwater dat afkomstig is van de filters (klassieke filters of ultrafiltratie-installaties) bevat hoge AOX concentraties. Voor klassieke filters kan de AOX concentratie oplopen tot 4 230 µg/l (zie Tabel 6). Concentraties in het concentraat van ultrafiltratie liggen mogelijk nog hoger, omdat ultrafiltratie membranen een hoge retentie hebben voor AOX (van 25 tot 38%, Glauner et al., 2005a en b). Wanneer het spoelwater verwerkt wordt in een omgekeerde osmose installatie, zullen de AOX in de concentraatstroom terecht komen. Er zijn echter geen exacte cijfers gekend van het verwijderingrendement in zwembaden. Het concentraat zou kunnen afgevoerd worden. Het retentaat kan teruggebracht worden naar het zwembad of gebruikt worden in het grijswater (W.E.T., 2008). ÎÎ Toepasbaarheid De techniek wordt – met wisselend succes - toegepast in enkele Vlaamse zwembaden. De omgekeerde osmose installatie is gevoelig aan verontreinigingen. Om de membranen te beschermen moet er een actief koolfilter en nanomembraan worden voorgeschakeld. Een alternatief kan zijn om verontreinigingen eerst te laten bezinken en enkel het bovenste deel van het water richting omgekeerde osmose installatie te sturen53. ÎÎ Milieuvoordeel Door de concentraatstroom apart te behandelen of op te halen, komen er nauwelijks schadelijke AOX in het milieu terecht. ÎÎ Financiële aspecten De totale kostprijs (investerings- en werkingkosten, bij afschrijving over 10 jaar) worden geraamd op circa 1,35 €/m³ (Van den Abeele et al, 2010). 4.6.3.4 Gebruik van AOPs (Advanced Oxidation Process/geavanceerde oxidatieproces) om desinfectiebijproducten te verwijderen of beperken ÎÎ Beschrijving Onder § 4.2.3.3 worden verschillende AOPs besproken. De techniek is ook beschreven in de Gids Waterzuiveringstechnieken (Derden et al., 2010) als chemische oxidatietechnieken. 53 Persoonlijke communicatie Ludo Feyen, Labo Derva. 104 Vlaams BBT-Kenniscentrum ÎÎ Milieuvoordeel De efficiëntie van de AOX-verwijdering is afhankelijk van de technologie. Bij alle technieken geldt dat overdosering dikwijls schadelijker is dan de initiële polluent. Een goede processturing en –controle is dus noodzakelijk. Afhankelijk van de gekozen techniek zal dit leiden tot een verhogen van het elektriciteitverbruik (ozon en UV) en verhoging van het chemicaliën verbruik (H2O2). ÎÎ Financiële aspecten Afhankelijk van de gekozen oxidatie techniek zullen de investeringskosten en werkingskosten sterk variëren. Doseren van waterstofperoxide is het goedkoopst, daarna volgt UV. Een ozongenerator is de duurste optie. Detailprijzen zijn opgenomen in de Gids Waterzuiveringstechnieken (Derden et al., 2010). 4.6.4 Het volledig leeglaten van het zwembad in overleg met de beheerder van de ontvangende waterloop of RWZI ÎÎ Beschrijving Wanneer het zwembad volledig leeg gelaten wordt, kan dit een verhoogde hydraulische belasting betekenen voor het ontvangende oppervlaktewater of RWZI. Door goede afspraken te maken met de beheerder kan dit vermeden worden. ÎÎ Toepasbaarheid De maatregel is toepasbaar voor alle zwembaden (ook op private zwembaden), maar is vooral nuttig voor grotere baden en complexen. ÎÎ Milieuvoordeel Verlagen van de hydraulische belasting. ÎÎ Financiële aspecten De maatregel heeft vooral een organisatorische impact op de zwembaduitbating. Vlaams BBT-Kenniscentrum 105 HOOFDSTUK 4 - BESCHIKBARE MILIEUVRIENDELIJKE TECHNIEKEN ÎÎ Toepasbaarheid Momenteel is er geen ervaring van het gebruik van AOPs op effluent van zwembadwater. In andere sectoren worden deze technieken wel al, met succes, toegepast (Derden et al., 2010). 106 Vlaams BBT-Kenniscentrum SELECTIE VAN BESTE BESCHIKBARE TECHNIEKEN In dit hoofdstuk evalueren we de milieuvriendelijke technieken uit hoofdstuk 4 naar hun technische haalbaarheid, milieu-impact en economische haalbaarheid, en geven we aan of de aangehaalde milieuvriendelijke technieken al dan niet als BBT aanzien kunnen worden voor de zwambadsector. De in dit hoofdstuk geselecteerde BBT worden als BBT beschouwd voor de zwembaden, als ze haalbaar zijn voor een gemiddeld bedrijf. Dit wil niet zeggen dat elk bedrijf uit deze sector ook zonder meer elke techniek die als BBT aangegeven wordt, kan toepassen. De bedrijfsspecifieke omstandigheden moeten steeds in acht genomen worden. De BBT-selectie in dit hoofdstuk mag niet als een losstaand gegeven gebruikt worden, maar moet in het globale kader van de studie gezien worden. Dit betekent dat men zowel rekening dient te houden met de beschrijving van de milieuvriendelijke technieken in hoofdstuk 4 als met de vertaling van de BBTselectie naar aanbevelingen en concretisering van de milieuregelgeving in hoofdstuk 6. Vlaams BBT-Kenniscentrum 107 HOOFDSTUK 5 - SELECTIE VAN BESTE BESCHIKBARE TECHNIEKEN HOOFDSTUK 5 108 Vlaams BBT-Kenniscentrum In Tabel 10 worden de beschikbare milieuvriendelijke technieken uit hoofdstuk 4 getoetst aan een aantal criteria. Deze multi-criteria analyse laat toe te oordelen of een techniek als Beste Beschikbare Techniek (BBT) kan beschouwd worden. De criteria hebben niet alleen betrekking op de milieucompartimenten (water, lucht, afval, energie en chemicaliëngebruik), maar ook de technische haalbaarheid en de economische aspecten worden beschouwd. Dit maakt het mogelijk een integrale evaluatie te maken, conform de definitie van BBT (cf. Hoofdstuk 1). Toelichting bij de inhoud van de criteria in Tabel 10: ÎÎ Technische haalbaarheid • bewezen: geeft aan of de techniek zijn nut bewezen heeft in de industriële praktijk (“-”: niet bewezen; “+”: wel bewezen); • veiligheid: geeft aan of de techniek, bij correcte toepassing van de gepaste veiligheidsmaatregelen, aanleiding geeft tot een verhoging van de risico’s op brand, ontploffing en arbeidsongevallen in het algemeen (“-”: verhoogt risico; “0”: verhoogt risico niet; “+”: verlaagt risico); • kwaliteit: geeft aan of de techniek een invloed heeft op de kwaliteit van het eindproduct (“-”: verlaagt kwaliteit; “0”: geen effect op kwaliteit; “+”: verhoogt kwaliteit); ·· kwaliteit techniek, geeft aan wat de invloed is op het zwembadproces, met uitzondering van het binnenklimaat ·· kwaliteit binnenklimaat, geeft aan wat de invloed is op het binnneklimaat • globaal: schat de globale technische haalbaarheid van de techniek in (“+”: als voorgaande alle “+” of “0”; “-”: als minstens één van voorgaande “-”). ÎÎ Milieuvoordeel • waterverbruik: hergebruik van afvalwater en beperking van het totale waterverbruik; • afvalwater: inbreng van verontreinigde stoffen in het water tengevolge van de exploitatie van de inrichting; • lucht: inbreng van verontreinigde stoffen in de atmosfeer tengevolge van de exploitatie en energieopwekking. Vermindering van luchtverontreiniging als gevolg van energiebesparende maatregelen worden niet in rekening gebracht; • afval: het voorkomen en beheersen van afvalstromen; • energie: energiebesparingen, inschakelen van milieuvriendelijke energiebronnen en hergebruik van energie; • chemicaliën: invloed op de gebruikte chemicaliën en de hoeveelheid; • globaal: ingeschatte invloed op het gehele milieu. Per techniek wordt voor elk van bovenstaande criteria een kwalitatieve beoordeling gegeven, waarbij: • “-”: negatief effect; • “0”: geen/verwaarloosbare impact; • “+”: positief effect; • “+/-”: soms een positief effect, soms een negatief effect. Vlaams BBT-Kenniscentrum 109 HOOFDSTUK 5 - SELECTIE VAN BESTE BESCHIKBARE TECHNIEKEN 5.1 Evaluatie van beschikbare milieuvriendelijke technieken HOOFDSTUK 5 - SELECTIE VAN BESTE BESCHIKBARE TECHNIEKEN ÎÎ Economische haalbaarheid • “+”: de techniek werkt kostenbesparend; • “0”: de techniek heeft een verwaarloosbare invloed op de kosten; • “-”: de techniek leidt tot een verhoging van de kosten, de bijkomende kosten worden draagbaar geacht voor de sector (d.i. voor een gemiddeld bedrijf) en staan in een redelijke verhouding ten opzichte van de gerealiseerde milieuwinst; • “- -”: de techniek leidt tot een verhoging van de kosten, de bijkomende kosten worden niet draagbaar geacht voor de sector (d.i. voor een gemiddeld bedrijf), of staan niet in een redelijke verhouding ten opzichte van de gerealiseerde milieuwinst. Uiteindelijk wordt in de laatste kolom telkens beoordeeld of de beschouwde techniek als beste beschikbare techniek kan geselecteerd worden (BBT: ja of BBT: nee). Waar dit sterk afhankelijk is van de beschouwde instelling en/of lokale omstandigheden wordt BBT: vgtg (van geval tot geval) als beoordeling gegeven. Het proces dat gevolgd wordt bij de BBT-selectie, is schematisch voorgesteld in Figuur 18: • Eerst wordt nagegaan of de techniek (de zogenaamde “kandidaat BBT”) technisch haalbaar is, waarbij rekening wordt gehouden met de kwaliteit van het product en de veiligheid (stap 1). • Wanneer de techniek technisch haalbaar is, wordt nagegaan wat het effect is op de verschillende milieucompartimenten (stap 2). Door een afweging van de effecten op de verschillende milieucompartimenten te doen, kan een globaal milieuoordeel geveld worden. Om dit laatste te bepalen worden de volgende elementen in rekening gebracht: ·· Zijn één of meerdere milieuscores positief en géén negatief, dan is het globaal effect steeds positief; ·· Zijn er zowel positieve als negatieve scores dan is het globaal milieu-effect afhankelijk van de volgende elementen: ·· de verschuiving van een minder controleerbaar naar een meer controleerbaar compartiment (bijvoorbeeld van lucht naar afval); 110 Vlaams BBT-Kenniscentrum Stap 1 Technisch haalbaar? nooit HOOFDSTUK 5 - SELECTIE VAN BESTE BESCHIKBARE TECHNIEKEN Kadidaat BBT geen BBT altijd / afhankelijk van het type eindproduct Stap 2 Milieuvoordeel? geen geen BBT altijd / afhankelijk van de lokale situatie Verhouding kost/ milieuvoordeel Stap 3 niet redelijk geen BBT altijd / enkel voor bepaalde bedrijven Kost haalbaar voor bedrijven? neen geen BBT altijd / enkel voor bepaalde bedrijven Andere kandidaat BBT is beter Stap 4 ja geen BBT neen Stap 5 altijd BBT BBT vgtg Figuur 18: Selectie van BBT op basis van scores voor verschillende criteria Vlaams BBT-Kenniscentrum 111 ·· HOOFDSTUK 5 - SELECTIE VAN BESTE BESCHIKBARE TECHNIEKEN relatief grotere reductie in het ene compartiment ten opzichte van toename in het andere compartiment; ·· de wenselijkheid van reductie gesteld vanuit het beleid; onder andere afgeleid uit de milieukwaliteitsdoelstellingen voor water, lucht,…(bijvoorbeeld “distance-to-target” benadering). ·· Wanneer het globaal milieu-effect positief is, wordt nagegaan of de techniek bijkomende kosten met zich meebrengt, of deze kosten in een redelijke verhouding staan tot de bereikte milieuwinst, en draagbaar zijn voor een gemiddeld bedrijf uit de sector (stap 3). ·· Kandidaat BBT die onderling niet combineerbaar zijn (omdat combinatie niet mogelijk of niet zinvol is) worden onderling met elkaar vergeleken, en enkel de beste wordt als kandidaat BBT weerhouden (stap 4). ·· Uiteindelijk wordt beoordeeld of de beschouwde techniek als beste beschikbare techniek (BBT) kan geselecteerd worden (stap 5). Een techniek is BBT indien hij technisch haalbaar is, een verbetering brengt voor het milieu (globaal gezien), economisch haalbaar is (beoordeling “-“ of hoger), en indien er geen “betere” kandidaat BBT bestaan. Waar dit sterk afhankelijk is van de beschouwde instelling en/of lokale omstandigheden kunnen aan de BBT-selectie randvoorwaarden gekoppeld worden. Belangrijke opmerkingen bij het gebruik van Tabel 10. Bij het gebruik van onderstaande tabel mag men volgende aandachtspunten niet uit het oog verliezen: • De beoordeling van de diverse criteria is onder meer gebaseerd op: ·· ervaring van exploitanten met deze techniek; ·· BBT-selecties uitgevoerd in andere (buitenlandse) vergelijkbare studies; ·· adviezen gegeven door het begeleidingscomité; ·· inschattingen door de auteurs; ·· Waar nodig, wordt in een voetnoot bijkomende toelichting verschaft. Voor de betekenis van de criteria en de scores wordt verwezen naar paragraaf 05.1. • De beoordeling van de criteria is als indicatief te beschouwen, en is niet noodzakelijk in elk individueel geval van toepassing. De beoordeling ontslaat een exploitant dus geenszins van de verantwoordelijkheid om b.v. te onderzoeken of de techniek in zijn/haar specifieke situatie technisch haalbaar is, de veiligheid niet in gevaar brengt, geen onacceptabele milieuhinder veroorzaakt of overmatig hoge kosten met zich meebrengt. Tevens is bij de beoordeling van een techniek aangenomen dat steeds de gepaste veiligheid/milieubeschermende maatregelen getroffen worden. • De tabel mag niet als een losstaand gegeven gebruikt worden, maar moet in het globale kader van de studie gezien worden. Dit betekent dat men zowel rekening dient te houden met de beschrijving van de milieuvriendelijke technieken in hoofdstuk 4 als met de vertaling van de tabel naar aanbevelingen en concretisering van de milieuregelgeving in hoofdstuk 6. • ­De tabel geeft een algemeen oordeel of de aangehaalde milieuvriendelijke technieken al of niet als BBT aanzien kunnen worden voor de zwembadsector. Dit wil niet zeggen dat elk bedrijf uit deze sector ook zonder meer elke techniek die als BBT aangegeven wordt, kan toepassen. De bedrijfsspecifieke omstandigheden moeten steeds in acht genomen worden. 112 Vlaams BBT-Kenniscentrum Vlaams BBT-Kenniscentrum 113 Stapsgewijs implementeren van de BBT Verminderen desinfectiebijproducten Preventieve maatregelen Douchen vóór het baden Alternatieve desinfectiemiddelen Koper zilver ionisatie Waterstofperoxide Verwijderen van desinfectiebijproducten Actiefkoolfilters Poederkool Gebruik van AOPs UV ozon waterstofperoxide UV + waterstofperoxide + 0 0 +/-57 0 0 -0 0 + +/+/+ + + + +/0 Bewezen 0 Veiligheid + techniek + +/+ + + + + + + +/+ 0 + + + + 0 0 + 0 Globaal + -+/+ + + +/+/- + + Waterverbruik + + + 0 + + + + +55 + + Afvalwater +/0 +/0 +/0 0 0 + + 0 0 0 0 0 0 0 0 + 0 0 0 - 0 0 0 + 0 0/- 0/- +/0 +/0 0 0 + + Chemicaliën 0 + + - 0 0 + + + + + + + + + + + Globaal -59 -(-) - -/--58 -/-- 0 - + + neen59 neen neen neen60 neen neen vgtg54 vgtg56 ja ja BBT 56 55 54 HOOFDSTUK 5 - SELECTIE VAN BESTE BESCHIKBARE TECHNIEKEN Is nog niet toegepast in grote, hoog belaste zwembadcomplexen. Het kan wel een alternatief zijn voor laag belaste zwembaden. Wanneer chloor gebruikt wordt om de filters terug te spoelen, kan dit positieve effect teniet gedaan worden. De techniek is slechts beperkt toegepast, maar kan wel een alternatief zijn voor laag belaste zwembaden. 57 In het begin heeft een actief koolfilter een gunstig effect op de waterkwaliteit (ook naar veiligheid toe), maar de filter kan op temijn een broeihaard worden voor bacteriën, wat negatief is voor de veiligheid. 58 Wanneer de actief koolfilter wordt ingezet als ureumreductor, dient deze slechts periodiek vervangen te worden, waardoor de kosten beperkt blijven. Wanneer de actief koolfilter wordt ingezet met als doel het verwijderen van desinfectiebijproducten, dient de actieve kool heel regelmatig vervangen te worden, waardoor de kosten hoog oplopen. 59 De combinatie UV + waterstofperoxide blijkt beter te zijn dan enkel UV. 60 Uit de eerste resultaten die beschikbaar zijn blijkt dat de techniek leidt tot een reductie van de AOX concentraties van 640 µg/l tot minder dan 90 µg/l. Dit gaat om de eerste resultaten uit een uitgebreid onderzoek. De techniek kan bijgevolg aanzien worden als veelbelovend en een mogelijke oplossing voor het AOX. Zie ook bijlage 3. 4.1 4.2 4.2.1 4.2.1.1 4.2.2 4.2.2.1 4.2.2.2 4.2.3 4.2.3.1 4.2.3.2 4.2.3.3 4.2.3.3a 4.2.3.3b 4.2.3.3c 4.2.3.3d Kwaliteit binnenklimaat Milieuvoordeel Lucht Technische haalbaarheid Afval Techniek Energie Tabel 10: Evaluatie van beschikbare milieuvriendelijke technieken en selectie van BBT Kostenhaalbaarheid & -effectiviteit Vlaams BBT-Kenniscentrum ozon + waterstofperoxide Beperken waterverbruik Keuze voor het filtertype, welk een minimale hoeveelheid spoelwater vereist Aansluiten van waadbakken op het waterbehandelingsysteem Filters met geactiveerde filter media Duurtijd van de filterspoeling verkorten Besparing van watergebruik. Filtersysteem met behulp van membranen Ultrafiltratie Nanofiltratie Omgekeerde osmose Flow through capacitor (FTC) Grijswater circuit Beperken van het energieverbruik Afdekken van het zwembad Verlengen van de turnover periode voor laagbelaste zwembaden Correct dimensioneren van pompen – frequentie gestuurde pompen 63 62 61 BBT voor nieuwbouw en bij grondige renovaties. Nog geen resultaten in België, ontbreken van wetenschappelijke bewijzen. Er zijn geen financiële gegevens bekend voor deze techniek. 64 Verder onderzoek moet uitwijzen of deze techniek BBT kan worden. 65 BBT voor nieuwbouw complexen. 66 Voor buitenbaden 4.4.3 4.4.2 4.3.5.1 4.3.5.2 4.3.5.3 4.3.5.4 4.3.6 4.4 4.4.1 4.3.5 4.3.3 4.3.4 4.3.2 4.3.1 4.2.3.3e 4.3 Bewezen + 0 0 0 +/+ + 0 0 + -/0 0 0 Veiligheid + lab + + +62 + + + lab techniek 0 0 0 + 0 + + -/0 0 0 ? 0 0 Globaal + + +/- + + + + + + + Waterverbruik 0 0 + + + + + + + + + Afvalwater 0 0 0 0 0 0 0 + 0 0 0 Lucht 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 Afval Milieuvoordeel + + + + 0 + + + + + + Energie Technische haalbaarheid Kwaliteit binnenklimaat Techniek Chemicaliën 0 0 0 0 0 + + + 0 0 0 Globaal + + + + + + + + + + + +/0 + - ?63 +/0/- -(-) -- 0/+ + --/+ + Kostenhaalbaarheid & -effectiviteit HOOFDSTUK 5 - SELECTIE VAN BESTE BESCHIKBARE TECHNIEKEN 114 ja ja vgtg66 vgtg neen neen neen64 vgtg65 neen ja vgtg61 ja neen BBT Vlaams BBT-Kenniscentrum 115 Koppelen van de waterbehandeling van whirlpool en circulatiebad via timer op whirlpool Isoleren, luchtdicht en dampdicht maken van de gebouwschil Frequentieregeling op ventilatoren Recuperatie warmte ventilatielucht (kan pas nadat maatregel 4.4.5 is uitgevoerd) Recuperatie van restwarmte uit het afvalwater Zonneboiler Warmtepomp en energieopslag Warmtekrachtkoppeling Condenserende ketel Good housekeeping Invoering van milieumanagementsysteem Legionella beheersing Good housekeeping verlichting Good housekeeping verwarming Good housekeeping waterverbruik End of pipe technieken 0 0 0 0 0 0 + 0 0 0 + + + + + 0 0 0 + + + + + + + + Veiligheid 0 techniek 0 + 0 0 0 0 0 0 0 0 + 0 + - Kwaliteit 0 + 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 binnenklimaat Bewezen + Globaal + + + + + + + + + + + + + 0 Waterverbruik 0 0 0 0 0 0 0 0 0 Afvalwater + + 0 + + 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 + + + + + + + + + + + + + zie BBT-studie Legionella beheersing 0 0 0 0 + 0 0 + 0 + + 0 0 0 + + 0 0 0 0 0 0 0 0 0 Chemicaliën + + + + 0 0 0 + + + + + + + + + + 0 0 0 0 0 0 0 0 0 Globaal 0 0 0 + +/(-)+/(-)+/-/-+ + +/0 0/- 0/(-)- + ja ja ja ja ja vgtg68 vgtg69 neen vgtg70 ja71 ja ja vgtg67 ja BBT 69 68 67 HOOFDSTUK 5 - SELECTIE VAN BESTE BESCHIKBARE TECHNIEKEN Voor nieuwbouw en bij grondige renovatie. Voor nieuwe, grotere baden. Bij nieuwbouw en grondige renovatie. 70 Bij nieuwbouw en grondige renovatie van grote complexen. 71 Een condensatieketel is BBT. Het is echter niet de bedoeling om goedwerkende bestaande ketels te vervangen, doch dient er op regelmatige basis (jaarlijks/tweejaarlijks) een beoordeling te gebeuren. Op basis van deze beooordeling, waarbij energieverbruik (werkingskosten) en investeringskosten worden afgewogen, kan het toch aan te raden zijn de bestaande ketel te vervangen door een condensatieketel (of combinatie van zonneboiler / WKK / condensatieketel). 4.4.8 4.4.9 4.4.10 4.4.11 4.4.12 4.5 4.5.1 4.5.2 4.5.3 4.5.4 4.5.5 4.6 4.4.7 4.4.6 4.4.5 4.4.4 Lucht Milieuvoordeel Afval Technische haalbaarheid Energie Techniek Kostenhaalbaarheid & -effectiviteit Vlaams BBT-Kenniscentrum 73 72 Verwijderen van chloor bij het volledig leeglaten van het zwembad Chemische neutralisatie Actief koolfilter Turfzak Verwijderen van chloor bij filterspoelingen Chemische neutralisatie Actief koolfilter Turfzak Verwijderen van AOX Actief koolfilter Omgekeerde osmose Gebruik van AOPs Het volledig leeglaten van het zwembad in overleg met de beheerder van de ontvangende waterloop of RWZI 0 0 0 0 + + + + 0 + + +/- Bewezen 0 Veiligheid + + +/- techniek 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 Globaal + + + + + + 0 + + 0 Waterverbruik 0 0 + 0 0 0 0 0 Afvalwater + +/+ + + + + + 0 0 0 0 0 0 0 0 Lucht 0 0/0 0 - 0 - 0 0 0/- 0 0 0 0 Enkel bij het volledige leeglaten van het zwembadbassin. Deze techniek wordt bij voorkeur op het zwembadwater toegepast ipv op het afvalwater. Zodoende heeft de techniek ook een voordeel voor het binnenklimaat van de zwembadhal en voor de gebruikers. 4.6.4 4.6.1.1 4.6.1.2 4.6.1.3 4.6.2 4.6.2.1 4.6.2.2 4.6.2.1 4.6.3 4.6.3.1 4.6.3.3 4.6.3.4 4.6.1 Afval Milieuvoordeel Energie Technische haalbaarheid Kwaliteit binnenklimaat Techniek Chemicaliën 0 0 - 0 0 0 Globaal + + + + + 0 -(-) -(-) -- - Kostenhaalbaarheid & -effectiviteit HOOFDSTUK 5 - SELECTIE VAN BESTE BESCHIKBARE TECHNIEKEN 116 ja neen neen neen73 neen neen neen ja72 neen neen BBT Op basis van Tabel 10 kunnen volgende conclusies geformuleerd worden voor de zwembadsector. In de conclusies wordt gefocust op de water- energieproblematiek enerzijds en het probleem van de gechloreerde verbindingen anderzijds. 5.2.1 Water- en energiebesparing Water- en energiebesparingen zijn sterk gelinkt. Het water dat in zwembaden gebruikt wordt dient steeds opgewarmd te worden. Elke water-besparing leidt automatisch tot een energiebesparing. Deze twee elementen dienen eerst op punt te staan, daarna dient de juiste strategie gekozen te worden om de desinfectiebijproducten te verminderen (zie 5.2.2). In eerste instantie dient het waterverbruik geminimaliseerd te worden, waarna kan over gegaan worden naar de optimalisatie van het energieverbruik. Procesgeïntegreerde maatregelen: zorgen voor een goede doorstroming van het zwembad; filtertype welke een minimale hoeveelheid spoelwater vereist (BBT), en duurtijd van de filterspoelingen tot het minimum beperken (BBT). Daarnaast kunnen de voetwaadbakken aangesloten worden op het waterbehandelingsysteem (BBT vgtg). Wanneer het primaire waterverbruik geminimaliseerd is, kan overwogen worden om een grijswater circuit voor toiletten in te bouwen (BBT vgtg). Het gebruik van membranen (omgekeerde osmose en FTC) kan het waterverbruik verder reduceren, maar werd, omwille van kostprijs en onvoldoende kennis in zwembadtoepassingen (FTC) nog niet als BBT geselecteerd. Het energieverbruik van zwembaden kan beperkt worden door het nemen van preventieve en bouwtechnische maatregen; –– het afdekken van zwembaden (BBT vgtg), wat zeker BBT is voor openluchtbaden; –– het verlengen van de turnoverperiode voor laagbelaste zwembaden (BBT, nog niet toegestaan door de wetgever); –– het correct dimensioneren van pompen, filters (BBT) en het toepassen van frequentieregelingen op pompen en ventilatoren (BBT); –– recuperatie van warmte uit warme afvallucht en –water, op voorwaarde dat de gebouwenschil eerst luchtdicht gemaakt werd (BBT); –– het isoleren en luchtdicht maken van gebouwen zeker bij nieuwbouw en grondige renovatie (BBT vgtg). Wanneer deze stappen genomen zijn, dient bij voorkeur (zeker bij nieuwbouw) gekozen te worden voor een milieuvriendelijke energie opwekking (zonneboiler – BBT vgtg). Wanneer het niet mogelijk is om de volledige behoefte te dekken dient in eerste instantie geopteerd te worden voor een (bio)WKK installatie (BBT vgtg) al dan niet in combinatie met een condenserende ketel. 5.2.2 Alternatieven of oplossingen voor het remediëren van desinfectiebijproducten van chloor In het onderstaande schema wordt een overzicht gegeven van de maatregelen die genomen kunnen worden om het probleem van desinfectiebijproducten te verminderen of te vermijden. Desinfectiebijproducten kunnen verminderd worden door in te spelen op de verontreinigingen (baders) of door in te spelen op het desinfectiemiddel. Het nemen van preventieve maatregelen (douchen voor het baden) is steeds BBT, ongeacht het desinfectiemiddel. In sommige gevallen (bv. whirlpools of laagbelaste zwembaden), dient het overwogen te worden om het desinfectiemiddel te vervangen door waterstofperoxide met zilver of door een zilver-koper ionisatie (BBT vgtg). Vlaams BBT-Kenniscentrum 117 HOOFDSTUK 5 - SELECTIE VAN BESTE BESCHIKBARE TECHNIEKEN 5.2 BBT-conclusies HOOFDSTUK 5 - SELECTIE VAN BESTE BESCHIKBARE TECHNIEKEN bader – beladen met verontreinigingen Preventieve maatrelgen Alternatief desinfectie middel desinfectiemiddel op basis van chloor Stap 1 Stap 1 zwembadwater vorming van desinfectiebijproducten (DBP) Stap 2 Procesgeintegreerde verwijdering van DBP waterbehandelingsysteem zwembad End-of-pipe technieken voor DBP spoelwater, beladen met desinfectiebijproducten Stap 3 Figuur 19: Schema: stapsgewijs beperken van desinfectiebijproducten (DBP) Wanneer toch gekozen wordt voor een desinfectiemiddel op basis van chloor, is het BBT om de desinfectiebijproducten zoveel mogelijk procesgeïntegreerd (= ter hoogte van het waterbehandelingsysteem van het zwembad) te verwijderen. Dit zal een gunstig effect hebben op het zwemklimaat en op het afvalwater dat later geloosd wordt. Er werden verschillende technieken onderzocht, maar de meest belovende is de combinatie van waterstofperoxide met UV. Op dit moment is het nog onduidelijk of het toepassen van de preventieve en procesgeïntegreerde BBT de milieuproblemen met betrekking tot AOX volledig oplost of niet; er is immers te weinig informatie gekend over de effectiviteit van de verschillende technieken. Het is daarom niet opportuun om bepaalde end-ofpipe technieken als BBT te selecteren. In bepaalde situaties (bv. zwembaden die de BBT nog niet toepassen), kan het noodzakelijk zijn dat er een end-of-pipe techniek geïnstalleerd wordt om het ontvangende oppervlaktewater te beschermen. Het chemisch neutraliseren van het afvalwater bij het volledige leeglaten van het zwembad, is BBT wanneer het zwembad gebruik maakt van chloor als desinfectiemiddel. Onderstaand schema geeft een overzicht van de verschillende technieken. 118 Vlaams BBT-Kenniscentrum koper zilver ionisatie § 4.2.2.1 Verminderen desinfectiebijproducten § 4.2 Alternatieve desinfectiemiddelen § 4.2.2 waterstofperoxide en zilver § 4.2.2.2 gebruik van AOP § 4.2.2.3 verwijderen van desinfectie bijproducten § 4.2.3 UV § 4.2.3.3 a ozon § 4.2.3.3 b actiefkoolfilters § 4.2.3.1 waterstofperoxide § 4.2.3.3. c actieve kool doseren als poeder § 4.2.3.2 UV + waterstofperoxide § 4.2.3.3. d gebruik van AOP § 4.2.3.3 ozon + waterstofperoxide § 4.2.3.3. e chemische neutralisatie § 4.6.1.1 verwijderen van vrije chloor bij het volledig leeglaten van het zwembad § 4.6.1 actief koolfilter § 4.6.1.2 chemische neutralisatie § 4.6.1.1 chemische neutralisatie § 4.6.2.1 verwijderen van vrije chloor bij filterspoeling § 4.6.2 actief koolfilter § 4.6.2.2 actief koolfilter § 4.6.3.1 verwijderen van AOX § 4.6.3 Poederkool § 4.6.3.2 omgekeerde osmose § 4.6.3.3 AOP § 4.6.3.4 chemische neutralisatie § 4.6.2.1 Figuur 20: overzicht van de BBT voor het verwijderen van desinfectiebijproducten (DBP). Groen: altijd BBT, Blauw: BBT vgtg 5.2.3 Stappenplan voor een duurzaam zwembad In de onderstaande tabel wordt een stappenplan gegeven van een duurzaam zwembad. Dit overzicht kan een leidraad zijn bij nieuwbouw of renovatie van zwembaden. In het onderstaande overzicht is de optie “natuurlijk zwembad” niet opgenomen. Deze zwembaden hebben een veel lagere milieu-impact dan de klassieke zwembaden en dienen als eerste alternatief overwogen te worden. Vlaams BBT-Kenniscentrum 119 HOOFDSTUK 5 - SELECTIE VAN BESTE BESCHIKBARE TECHNIEKEN douchen vóór het baden § 4.2.1.1 Preventieve maatregelen § 4.2.1 water energieverbruik waterverbruik waterkwaliteit Stap 1: minimaliseren van water-, energie- en grondstofvraag 4.5.1 Invoering van milieumanagementsysteem en 4.5.1 Invoering van milieumanagementsysteem Keuze van het zwembadtype met goede 4.3.1Keuze voor het filtertype, welk 4.4.1 Afdekken van het zwembad doorstroming (3.1 en art. 5.32.9.2.2§1: een minimale hoeveelheid 4.4.2Verlengen van de turnover kleurproef) spoelwater vereist periode 4.3.2Aansluiten van waadbakken op Preventieve maatregelen 4.4.3Correct dimensioneren van Douchen vóór het baden het waterbehandelingsysteem pompen – frequentie gestuurde Alternatieve desinfectiemiddelen 4.3.3Filters met geactiveerde filter pompen 4.2.2.1 Koper zilver ionisatie media 4.4.4Koppelen van de waterbehande4.2.2.2Waterstofperoxide ling van whirlpool en circulatie- 4.3.4Duurtijd van de filterspoeling verkorten bad via timer op whirlpool 4.3.5.1Ultrafiltratie 4.4.5Isoleren, luchtdicht en dampdicht maken van de gebouwschil 4.3.5.2Nanofiltratie 4.4.6Frequentieregeling op ventilato- 4.3.5.3 Omgekeerde osmose 4.3.5.4 Flow through capacitor (FTC) ren Grijswater circuit 4.4.7Recuperatie warmte ventilatie- 4.3.6 4.5.5Good housekeeping waterverlucht bruik 4.4.8Recuperatie van restwarmte uit het afvalwater 4.5.3 Good housekeeping verlichting 4.5.4 Good housekeeping verwarming Stap 2: gebruik van duurzame energie en energie, op basis van hernieuwbare materialen 4.4.9Zonneboiler 4.4.10 Warmtepomp en energieopslag energie Tabel 11: Stappen overzicht voor het introduceren van milieuvriendelijke technieken (BBT en niet-BBT) 3.2 Doorstroming van het bad Automatische meting en sturing voor het doseren van de zwembadchemicaliën (art. 5.32.9.2.1§8 van VLAREM II) grondstoffen HOOFDSTUK 5 - SELECTIE VAN BESTE BESCHIKBARE TECHNIEKEN 120 Vlaams BBT-Kenniscentrum Vlaams BBT-Kenniscentrum 121 HOOFDSTUK 5 - SELECTIE VAN BESTE BESCHIKBARE TECHNIEKEN water energieverbruik waterverbruik waterkwaliteit grondstoffen Stap 3: indien gebruik gemaakt wordt van eindige bronnen, dienen deze zo efficiënt en schoon mogelijk ingezet te worden 3.8.1.2 Zoutelektrolyse 4.4.11Warmtekrachtkoppeling Verwijderen van desinfectiebijproducten 4.4.12 Condenserende ketel Actiefkoolfilters 4.2.3.2 Actieve kool doseren als poeder AOP 4.2.3.3a UV 4.2.3.3c waterstofperoxide 4.2.3.3d UV+waterstofperoxide Stap 4: end-of-pipe technieken 4.6.3.3 Omgekeerde osmose Verwijderen van chloor bij het volledig leeglaten van het zwembad Chemische neutralisatie 4.6.1.2 Actief koolfilter Verwijderen van chloor bij filterspoelingen 4.6.2.1 Chemische neutralisatie 4.6.2.2 Actief koolfilter 4.6.3 Verwijderen van AOX 4.6.4 Het volledig leeglaten van het zwembad in overleg met de beheerder van de ontvangende waterloop of RWZI energie 122 Vlaams BBT-Kenniscentrum AANBEVELINGEN OP BASIS VAN BESTE BESCHIKBARE TECHNIEKEN In dit hoofdstuk formuleren we op basis van de BBT-analyse een aantal concrete aanbevelingen en suggesties. Hierbij volgen we 3 sporen: ·· a anbevelingen voor milieuvergunningsvoorwaarden: we gaan na hoe de BBT kunnen vertaald worden naar vergunningsvoorwaarden, en formuleren suggesties om de bestaande milieuregelgeving voor de zwembaden te concretiseren en/of aan te vullen; ·· aanbevelingen voor de milieusubsidieregelgeving: we gaan na welke milieuvriendelijke technieken voor de zwembaden in aanmerking kunnen genomen worden voor Ecologiepremie; ·· a anbevelingen voor verder onderzoek en technologische ontwikkeling: we identificeren een aantal voor de zwembaden relevante thema’s waarrond verder onderzoek en technologische ontwikkeling wenselijk is, en we beschrijven een aantal innovatieve technologieën die in de toekomst mogelijk tot BBT kunnen evolueren. Vlaams BBT-Kenniscentrum 123 HOOFDSTUK 6 - AANBEVELINGEN OP BASIS VAN BESTE BESCHIKBARE TECHNIEKEN HOOFDSTUK 6 124 Vlaams BBT-Kenniscentrum 6.1.1 Inleiding De beste beschikbare technieken vormen een belangrijke basis voor het opstellen en concretiseren van de milieuregelgeving. In deze paragraaf worden de in hoofdstuk 5 geselecteerde BBT vertaald naar regelgeving, volgens twee sporen. Vooreerst worden, met de geselecteerde BBT als uitgangspunt, een aantal aandachtspunten geformuleerd naar de verschillende milieucompartimenten toe. Deze kunnen onder meer door vergunningverleners als basis gebruikt worden, bijvoorbeeld bij het vastleggen van bijzondere vergunningsvoorwaarden Daarna worden de bestaande sectorale vergunningsvoorwaarden (cf. VLAREM II) getoetst aan de BBT. Deze evaluatie kan, indien dit nuttig/nodig mocht blijken, door de wetgever als basis worden gebruikt om aanpassingen aan de regelgeving te formuleren. In deze studie worden daarenboven ook aanbevelingen gedaan voor het aanpassen van de voorwaarden voor niet-ingedeelde inrichtingen. Zwembaden worden gekenmerkt door een hoog water- en energieverbruik. De BBT-maatregelen zijn dan ook op deze twee facetten gefocust. Daarnaast heeft het gebruik van chloor als oxidatie- en desinfectieproduct een invloed op het binnenklimaat van zwembaden. Maatregelen met betrekking tot het binnenklimaat zijn niet expliciet bekeken in het kader van deze BBT-studie en worden dan ook niet apart behandeld, alhoewel sommige maatregelen m.b.t. de verwijdering van desinfectiebijproducten ook een gunstige invloed op het binnenklimaat kunnen hebben. 6.1.2 BBT en afvalwater 6.1.2.1 BBT gerelateerde emissieniveaus Omwille van beperkte datasets (afkomst van slechts 6 zwembaden) is het niet mogelijk om BBT-gerelateerde emissieniveaus voor de sector te bepalen. zware metalen De effluent cijfers voor zware metalen (Ag, As Cd, Ni en Pb) liggen (ruim) onder de basismilieukwaliteitsnormen en het indelingscriterium. Voor deze parameters is het niet zinvol om lozingsnormen op te leggen. De effluentwaarden voor koper en zink liggen in uitzonderlijke gevallen (zie Figuur 8) boven de basismilieukwaliteitsnorm (= het indelingscriterium), maar liggen te laag om een efficiënte zuivering op toe te passen. Voor deze parameters kan het goed zijn om, indien nodig, een bijzondere lozingsnorm op te leggen van bv. 0,1 mg/l voor Cu en van bv. 0,5 mg/l voor Zn. chloriden Choriden zijn niet als gevaarlijke stof opgenomen. Indien het wenselijk zou blijken om een lozingsnorm op te leggen, moet deze afgestemd worden op de VLAREMnorm van 800 mg/l voor zwembadwater. AOX Uit Figuur 10 blijkt dat het zwembadeffluent hoge AOX-concentraties bevat. Momenteel zijn er geen AOX waarden gekend van zwembaden die procesgeïntegreerde maatregelen (bv. de combinatie van UV + waterstofperoxide of het rigoureus toepassen van preventieve maatregelen ivm douche en hygiëne) gebruiken om het gehalte aan AOX te beperken. Het is duidelijk dat verder onderzoek noodzakelijk is om het BBT gerelateerde emissieniveau te kunnen bepalen en haalbare lozingsnormen voor te stellen. In afwachting kan 600 µg/l als richtwaarde gehanteerd blijven (cf. de aanbevelingen van de 1ste versie van de BBT-studie zwembaden). Vlaams BBT-Kenniscentrum 125 HOOFDSTUK 6 - AANBEVELINGEN OP BASIS VAN BESTE BESCHIKBARE TECHNIEKEN 6.1 Aanbevelingen voor de milieuregelgeving HOOFDSTUK 6 - AANBEVELINGEN OP BASIS VAN BESTE BESCHIKBARE TECHNIEKEN 6.1.2.2 kwalitatieve maatregelen Kwalitatieve BBT-maatregelen die beschreven zijn in hoofdstuk 4, kunnen opgenomen worden in de milieureglementering. aanbeveling 1 – hoofdstuk 5 van VLAREM: Door gebruik te maken van alternatieve desinfectiemiddelen (waterstofperoxide of koper/zilver), wordt de vorming van AOX vermeden. In de VLAREM wordt chloor naar voren geschoven als eerste desinfectie en oxidatiemiddel. Er is wel een mogelijkheid om via een toelating van de het agentschap Zorg en Gezondheid een ander desinfectiemiddel (waterstofperoxide of koper/zilver) te gebruiken. Een aanpassing aan de wetgeving is daarom niet nodig. aanbeveling 2 – hoofdstuk 5 van VLAREM: Om technieken 4.3.5 met betrekking tot waterbesparingen nog verder te stimuleren kan het nuttig zijn om de verplichting om per bader 30 l suppletiewater toe te voegen, te schrappen (art. 5.32.9.2.2.§5, art. 5.32.9.3.2§5 en art. 5.32.9.7.3§5). Het Brussels Hoofdstedelijk en het Waalse Gewest formuleren in hun wetgeving dat er voldoende vers water dient toegevoegd te worden, zodat de waterkwaliteit kan gegarandeerd worden. Wanneer water uit de afvalwaterzuivering wordt ingezet als zwembadwater (bijvoorbeeld bij omgekeerde osmose), kan het nuttig zijn om bij de bovenvermelde artikels de verplichting toe te voegen om dit afvalwater op regelmatige basis te onderwerpen aan controle (cf. halfjaarlijkse controleverplichtingen bij gebruik van putwater). aanbeveling 3 – hoofdstuk 5 en 6 van VLAREM: BBT 4.6.4 (Het volledig leeglaten van het zwembad in overleg met de beheerder van de ontvangende waterloop of RWZI) kan geformaliseerd worden in de algemene voorwaarden voor zwembaden (subhoofdstuk 5.32.9.1) voor de ingedeelde inrichtingen. Er dient overwogen te worden of er ook maatregelen dienen opgenomen te worden voor niet-ingedeelde zwembaden (deel 6 van VLAREM). 6.1.3 BBT en energieverbruik Om besparingen op het energieverbruik te stimuleren kan het interessant zijn om ook energie maatregelen op te nemen in de sectorale voorwaarden van VLAREM of in de milieuvergunning. aanbeveling 4 – hoofdstuk 5 van VLAREM: Om de turnoverperiode van laagbelaste zwembaden te kunnen verlagen (BBT 4.4.2) stellen we voor dat art. 5.32.9.2.1§8.6° en art. 5.32.9.3.1§7 wordt aangepast, waarbij de periode verlengd wordt van 2 uur naar bijvoorbeeld 4 uur. Hierbij dient wel opgemerkt te worden dat dit enkel mogelijk is voor laagbelaste zwembaden. Kinderbaden komen hiervoor niet in aanmerking. 6.2 Aanbevelingen voor ecologiepremie 6.2.1 Inleiding Met de ecologiepremie wil de Vlaamse overheid ondernemingen stimuleren om hun productieproces milieuvriendelijk en energiezuinig te organiseren. De overheid neemt daarbij een gedeelte van de extra investeringskosten voor haar rekening. De regeling van de ecologiepremie-plus kadert in het economische beleid van de Vlaamse regering dat de ontwikkeling van een groende economie centraal stelt. In deze paragraaf worden aanbevelingen gegeven om één of meerdere van de besproken milieuvriendelijke technologieën in aanmerking te laten komen voor deze investeringssteun. 126 Vlaams BBT-Kenniscentrum ÎÎ Juridische basis De ecologiepremie kadert binnen het Vlaams decreet betreffende het economisch ondersteuningsbeleid van 31 januari 2003. De bepalingen van dit decreet m.b.t. investeringssteun worden verder uitgewerkt via het besluit van de Vlaamse regering van 17 december 2010. Op 24 januari 2011 heeft de Vlaamse regering de regelgeving voor de ecologiepremie grondig gewijzigd. De ecologiepremieregeling volgens een call systeem werd opgeheven en sinds 1 februari 2011 is een nieuwe regeling volgens een ’open systeem’ van kracht; de ecologiepremie- plus. Ecologiepremie kan aangevraagd worden door KMO’s en grote bedrijven. Overheidsinstellingen en VZW’s kunnen geen beroep doen op ecologiepremie. De meeste zwembaden zijn eigendom van overheden of VZW’s en komen niet in aanmerking. ÎÎ Subsidie volgens “ecologiepremie-plus” De ecologiepremie-plus werkt volgens een ‘open systeem’ dat een grote rechtszekerheid biedt voor de bedrijven. Een bedrijf dat aan de criteria voor de ecologiepremie voldoet, komt in aanmerking voor de premie en weet vooraf welke steun het mag verwachten. Aan elke technologie van de limitatieve technologieënlijst wordt op basis van haar performantie een ecologiegetal toegekend. Op basis van dit ecologiegetal wordt de technologie ingeschaald in een ecoklasse met daaraan gekoppeld een subsidiepercentage. Het subsidiepercentage wordt bepaald op basis van de ecoklasse waartoe een technologie behoort en varieert in functie van de grootte van de onderneming. ÎÎ Ecologiepremie en ecologie-investeringen De ecologiepremie wordt toegekend aan ecologie-investeringen. Ecologie-investeringen zijn investeringen in nieuwe milieutechnologieën, energietechnologieën die leiden tot energiebesparing, evenals hernieuwbare energie technologieën. Installaties of onderdelen waarvoor gronenestroomcertificaten of warmtekrachtcertificaten kunnen bekomen worden, komen niet in aanmerking voor de premie. De volledige info over de ecologiepremie is te vinden via www.ondernemen.vlaanderen.be. ÎÎ Limitatieve Technologieën Lijst (LTL) van ecologie-investeringen De investeringen die in aanmerking komen voor de ecologiepremie zijn opgenomen in een limitatieve technologieënlijst (LTL). Deze lijst is raadpleegbaar via bovenvermelde link. Per technologie vermeldt de limitatieve technologieënlijst volgende gegevens: • het nummer; • de naam; • de beschrijving; • het technologietype; • het meerkostpercentage; • het ecologiegetal; • de ecoklasse; • het subsidiepercentage voor KMO en GO; • de essentiële componenten; • de niet-essentiële componenten (louter informatief; komen niet in aanmerking voor de premie). Vlaams BBT-Kenniscentrum 127 HOOFDSTUK 6 - AANBEVELINGEN OP BASIS VAN BESTE BESCHIKBARE TECHNIEKEN Onderstaand is de stand van zaken m.b.t. de ecologiepremieregeling op het moment van schrijven van deze BBT-studie weergegeven. Alle relevante en meest actuele info over de ecologiepremie is te consulteren via de website van het Agentschap Ondernemen: www.vlaanderen.be/ecologiepremie. HOOFDSTUK 6 - AANBEVELINGEN OP BASIS VAN BESTE BESCHIKBARE TECHNIEKEN Elk van de hierboven vermelde gegevens wordt hieronder toegelicht: • het nummer van de technologie: Dit is de code in de webapplicatie. Technologieën worden in de webapplicatie gekozen door het ingeven van het betreffende nummer van de technologie; • de naam van de technologie: De naam is een eerste identificatie van de technologie; • de beschrijving van de technologie: De beschrijving geeft wat meer uitleg over de technologie, toepassings-mogelijkheden, beperkingen bij het aanvragen, …; • het technologietype: Het technologietype geeft aan welk type technologie het is (milieutechnologie, energietechnologie met energiebesparing of hernieuwbare energie); • het meerkostpercentage: De meerkost is een maat voor de extra kosten die een bedrijf heeft door te investeren in de milieuvriendelijke technologie. Deze meerkost is de extra investeringen, verminderd met de besparingen en bijkomende opbrengsten gedurende de eerste vijf jaar van de gebruiksduur. De meerkost wordt uitgedrukt als een percentage van de totale investeringskost (meerkostpercentage); • het ecologiegetal: Het ecologiegetal is een getal variërende tussen 1 en 9 dat de performantie van een technologie weergeeft. De performantie geeft aan in welke mate de technologie bijdraagt tot de realisatie van de Kyoto-doelstellingen en de milieudoelstellingen van de Vlaamse overheid; • de ecoklasse: De technologieën worden op basis van hun ecologiegetal ingedeeld in een ecoklasse (A, B, C of D). Een technologie behorende tot klasse A is performanter dan een technologie van klasse B, C en D; het subsidiepercentage :Het subsidiepercentage wordt bepaald op basis van de ecoklasse waartoe een technologie behoort en varieert in functie van de grootte van de onderneming (KMO, GO). De subsidie wordt berekend op de meerkost en het subsidieplafond bedraagt 1 Mln euro per aanvraag. • de essentiële componenten van een technologie : Essentiële componenten zijn onderdelen van de technologie die tot de kern van de installatie behoren. Het zijn componenten die in elke mogelijke toepassing van de technologie steeds aanwezig zijn. De essentiële componenten geven aan welke onderdelen precies voor steun in aanmerking komen. De aanvraag gebeurt door het opgeven van de kostprijs van alle essentiële componenten, waarop de webapplicatie de steun berekent. Indien een essentiële component ontbreekt dan kan de technologie in principe niet aangevraagd worden. 6.2.2 Toetsing van milieuvriendelijke technieken aan criteria voor ecologiepremie Het BBT-kenniscentrum van VITO verleent ondersteuning aan het Vlaams Energieagentschap bij het opstellen van de limitatieve technologieënlijst. Conform de BBT-aanpak komt een technologie op de lijst als aan alle onderstaande voorwaarden is voldaan: • de technologie is het experimenteel stadium ontgroeid (toepassing in bedrijfstak op korte termijn is mogelijk) maar is (nog) geen standaardtechnologie* in de bedrijfstak; • de toepassing van de technologie is nog niet verplicht in Vlaanderen bv. om te voldoen aan VLAREM II**; • de technologie heeft een duidelijk milieuvoordeel ten opzichte van de standaardtechnologie; • er gaat een betekenisvolle investeringskost mee gepaard; • de investeringskost is groter dan die van de standaardtechnologie; • de meerkost ten opzichte van de standaardtechnologie betaalt zich niet op korte termijn (binnen 5 jaar) terug door de gerealiseerde netto besparingen. 128 Vlaams BBT-Kenniscentrum Vlaams BBT-Kenniscentrum 129 HOOFDSTUK 6 - AANBEVELINGEN OP BASIS VAN BESTE BESCHIKBARE TECHNIEKEN * Met ‘standaardtechnologie’ wordt deze technologie bedoeld waarin een gemiddeld bedrijf (binnen de sector) op dit moment zou investeren indien nieuwe investeringen noodzakelijk zouden zijn. Opmerking: ·· Een standaardtechnologie is bijgevolg ook een technologie die op dit moment in de markt gangbaar wordt aangeboden door leveranciers. Een standaardtechnologie is echter niet noodzakelijk een techniek die op dit moment reeds gangbaar wordt toegepast binnen de sector. Relatie BBT – standaardtechnologie – ecologiepremie: ·· In veel gevallen zullen het begrip BBT en het begrip standaardtechnologie samenvallen. In dit geval komt de BBT niet in aanmerking voor de ecologiepremie. ·· In sommige gevallen echter is BBT (nog) geen standaardtechnologie. Dit is bijvoorbeeld het geval voor BBT die relatief duur zijn t.o.v. de huidige standaardtechnologie en/of voor BBT waarin bedrijven nog niet standaard investeren indien nieuwe investeringen noodzakelijk zijn. In dit laatste geval kan de ecologiepremie zinvol zijn om marktintroductie of marktverbreding te bespoedigen. Dergelijke BBT kunnen wel in aanmerking komen voor de ecologiepremie. ** Als er Vlaamse normen van toepassing zijn dan wordt alleen subsidie toegekend indien met de technologie betere resultaten worden bereikt dan de Vlaamse norm. Als er geen Vlaamse normen van toepassing zijn, hebben de technologieën op de lijst één van volgende doelstellingen: ·· het overtreffen van de (bestaande) Europese normen; ·· het bereiken van milieuvoordelen waarbij nog geen Europese normen zijn goedgekeurd. In Tabel 12 worden de milieuvriendelijke technieken uit hoofdstuk 4 getoetst aan bovenstaande criteria. Enkel de technieken met een significante investeringskost worden geëvalueerd. Een ü betekent dat aan betrokken criterium is voldaan. Een û betekent dat aan betrokken criterium niet is voldaan. Een technologie komt enkel in aanmerking voor de ecologiepremie indien aan alle criteria is voldaan. Zodra aan één van de criteria niet wordt voldaan, is de techniek niet noodzakelijk meer getoetst aan alle overblijvende criteria. Tabel 12: Toetsing van milieuvriendelijke technieken aan criteria voor ecologiepremie 4.3.5 ü û ü ü ü ü ü neen ü ü ja2 (û) staat reeds op de LTL ü 1 voldoet aan alle criteria voor de ecologiepremie ü heeft een terugverdientijd ≥ 5 jaar (meerkost t.o.v. standaardtechnologie) heeft een investeringskost groter dan die van de standaardtechnologie 4.2.3.3d UV + waterstofperoxide heeft een duidelijk milieuvoordeel t.o.v. de standaardtechnologie Waterstofperoxide en zilver is niet verplicht in Vlaanderen HOOFDSTUK 6 - AANBEVELINGEN OP BASIS VAN BESTE BESCHIKBARE TECHNIEKEN 4.2.2.2 Criteria is bewezen, maar is nog geen standaardtechnologie Technologie û ü ü ü ü 4.4.1 Besparing van watergebruik. Filtersysteem met behulp van membranen Afdekken van het zwembad ü ü ü ü û û 4.4.9 Zonneboiler ü ü ü ü ü ü ja3 4.4.10 Warmtepomp en energieopslag ü ü ü ü ü ü ja4 4.4.11 Warmtekrachtkoppeling ü ü ü ü ü û 4.4.12 Condenserende ketel û û 1: er zijn aanwijzingen dat de techniek een gunstig effect heeft op de AOX-concentratie, maar deze is nog niet bezen 2: LTL: Installatie voor hergebruik van proces-, spoel-, reinigings- en afvalwater door middel van tertiaire waterzuiveringstechnieken, techniek nr. 1327 3: Techniek nr. LTL 1342 4: Techniek nr. LTL 1263: warmtepompboiler; technieknummer 100065: gasgestookte absorptiewarmtepomp (met water of lucht alswarmtebronsysteem),technieknr. 100089: geothermische (elektrische) warmtepomp (bodem als warmtebronsysteem), techniek nr. 100069: (elektrische) warmtepomp ( met water of lucht als warmtebronsysteem), techniek nr. 100090: geothermische gasgestookte absorptiewarmtepomp (bodem als warmtebronsysteem) 6.2.3 Aanbevelingen voor LTL Op basis van de beoordeling in Tabel 12 is er geen aanpassing aan de LTL nodig. 6.3 Aanbevelingen voor verder onderzoek en technologische ontwikkeling In dit onderdeel worden suggesties gedaan voor verder onderzoek en technologische ontwikkeling. Dit gebeurt volgens 2 sporen: • aanbevelingen voor het verbeteren van de beschikbare informatie en kennis; • aanbevelingen voor de ontwikkeling van nieuwe milieutechnieken. 130 Vlaams BBT-Kenniscentrum Bij het opstellen van de BBT-studie werden een aantal hiaten in de beschikbare kennis/informatie opgemerkt. Verder onderzoek op deze domeinen is aanbevolen om deze hiaten weg te werken. Een overzicht van de betrokken domeinen en de hieraan gekoppelde onderzoeksaanbevelingen wordt gegeven in Tabel 13. Tabel 13: Aanbevelingen voor verder onderzoek ter verbetering van huidige kennis Ontbrekende of onvolledige Onderzoeksaanbeveling kennis/informatie normen voor kiemgetal en de huidige normen zijn afgestemd op wat de laagste mogelijke cijfers ziektekiemen zijn wanneer een desinfectiemiddel op basis van chloor gebruikt wordt. Bij nieuw onderzoek zou moeten nagegaan worden wat de hoogst aanvaardbare niveau is, waarop er geen problemen zijn voor de volksgezondheid. Deze kennis zou een opening kunnen maken naar milieuvriendelijke alternatieven voor chloor effect van aparte douches nagaan of inkomende baders zich beter en meer douchen wanneer er voor ingaande en uitgaande afzonderlijke douches met scrubzout geïnstalleerd worden. bezoekers voorzien van srubzout lozingsnormen AOX in kaart brengen van de emissies van zwembaden Onderzoek naar de milieuschade van absorbeerbare gechloreerde verbindingen in het effluent van zwembaden, waarbij de schadelijke stoffen geïdentificeerd worden. 6.3.2 Aanbevelingen voor ontwikkeling van nieuwe milieuvriendelijke technieken Bij het opstellen van de BBT-studie werd vastgesteld dat de huidige BBT niet steeds een optimale of volledige oplossing bieden voor de milieuproblematiek van de zwembaden hetzij: • omdat er voor een bepaald milieuaspect geen BBT bestaan, of • omdat de huidige BBT het milieuprobleem onvolledig/onvoldoende oplossen, of • omdat de huidige BBT technische, economische of milieukundige beperkingen kennen (d.w.z. technisch moeilijk of niet universeel toepasbaar zijn, duur zijn, belangrijke cross-media effecten hebben). Verder onderzoek en ontwikkeling van nieuwe milieutechnieken is hier aanbevolen, en kan in een later stadium leiden tot nieuwe BBT. Een overzicht van de betrokken milieuaspecten en de hieraan gekoppelde onderzoeksaanbevelingen wordt gegeven in Tabel 14. In de tabel zijn tevens een aantal innovatieve technologieën opgelijst die zich momenteel aandienen, en die bij het opstellen van de BBT-studie werden opgemerkt, doch deze lijst is niet noodzakelijk volledig. Het verdient aanbeveling om deze ontwikkelingen op te volgen en eventueel te steunen, opdat deze milieuvriendelijke technologieën zich tot een marktwaardig product zouden kunnen ontwikkelen. Vlaams BBT-Kenniscentrum 131 HOOFDSTUK 6 - AANBEVELINGEN OP BASIS VAN BESTE BESCHIKBARE TECHNIEKEN 6.3.1 Aanbevelingen voor verbetering van huidige kennis Tabel 14: Aanbevelingen voor ontwikkeling van nieuwe milieuvriendelijke technieken HOOFDSTUK 6 - AANBEVELINGEN OP BASIS VAN BESTE BESCHIKBARE TECHNIEKEN Milieuaspecten waarvoor de Aanbeveling huidige BBT geen optimale oplossing bieden AOX meer onderzoek en metingen doen op het afvalwater van zwembaden waar technieken gebruikt worden die inzetten op lage concentraties gechloreerde verbindingen Technieken in ontwikkeling Gecombineerde technieken bijvoorbeeld: actief filterbed medium + waterstofperoxide / koperzilverionisatie actief filterbed medium + chloor + AOP (UV + H2O2) onderzoek uitvoeren naar alternatieve technieken onderzoek naar de nitraatconcentraties bij het gebruik van AOPs onderzoek naar de aard van de aard van de AOX verbindingen en hun toxiciteit. Filters met geactiveerd filtermedia 132 Praktijkonderzoek uitvoeren naar de effectiviteit van dit type van filters Vlaams BBT-Kenniscentrum American aquarium products, http://www.americanaquariumproducts.com/images/graphics/uvlamplphp.jpg, URL bezocht op 16 dec. 2009. Ashworth D., “Chlorine dioxide - the clean oxidizer”, Pool & Spa marketing, 2005 (Fall) 50-51. Barbot E. en P. Moulin, “Swimming pool water treatment by ultrafiltration-adsorption process”, Journal of membrane science, 2008 (314) 50-57. Baycan N., Sengul F. en R. Thomanetz, “AOX formation and elimination in the oxidative treatment of synthetic wastewaters in a UV-free surface reactor”, Environ Sci & Pollut Res., 2005 (12 – 3) 153-185. Belgochlor, Zwembadchemicaliën - Handleiding voor veilige opslag en bevoorrading, Brussel, FEDICHEM, 2007, 32p. http://www.belgochlor.be/nl/PDF_NL/Zwembadchemicali%EBn.pdf Blaser S.A., Scheringer M., Macleod M. en K. Hungerbühler, “Estimation of cumulative aquatic exposure and risk due to silver: contriubution of nano-functionalized plastics and textiles”, Science of the total environment, 2008 (390) 396-409. Borgmann-Strahsen R., “Comparative assessment of different biocides in swimming pool water”, International Biodeterioration & Biodegradation, 2003 (51) 291-297. Burilon N., Schrooten D. en G. Charlier, Analyse des technologies existantes en matiere de desinfection, Liège, 2004, 137p. Cassan D., Mercier B., Castex F. en A. Rambaud, “Effects of medium-presure UV lamps radiation on water quality in chlorinated indoor swimming pool”, Chemosphere, 2006 (62) 1 507-1 513. CWC, Evaluation of recycled crushed glass sand media for high-rate sand filtration, Seatle, CWC, 1998, 27p. De Coster S. en N. van Larebeke, Adviesvraag: Gestabiliseerd waterstofperoxide als desinfectans in zwembaden en whirlpools, 2006, 9p. Derden A., Schiettecatte W., Cauwenberg P., Van Ermen S., Ceulemans J., Helsen J., De Baerdemaeker T., Vandezande P., Elst K., Brauns E., Buekenhoudt A. en D. Huybrechts, Gids waterzuiveringstechnieken - 2de versie, Gent, Academia Press, 2010, 272p. http://www.emis.vito.be/bbt Dijkmans R.; “Methodology for selection of best available techniques (BAT) at sectoral level”, Journal of Cleaner Production, 8 (2000) 11-21. Dryden Aqua en Pomaz, Water- en luchtkwaliteit bij zwembaden – Presenatie juli 2010, trefdag zwembaden. Dryden H, Active Sand Filtration with AFM, 2007, 6p. Dyer A. en K.J. White, “Cation diffusion in the natural zeolite clinoptiolite”, thermochimica acta, 1999, 341348. E², Het gebruik van nieuwe energie. Duurzame energie & zwembaden, 2009, presentatie. Edstrom, Forms of Chlorine in Water, Wisconsin, Edstrom, 2003, 5p. Eneco, Een duurzame energievoorziening. Visie vanuit een energiebedrijf, 2009, presentatie. Feyen L., 5de evaluatieverslag van het proefproject met gestabiliseerd waterstofperoxide, Lummen, Labo Derva, 2010, 46p. Flier H. “Natriumhypochloriet/bleekloog”, Chemische feitelijkheden, 1997 (20) 131-1-131-8. Vlaams BBT-Kenniscentrum 133 LITERATUURLIJST LITERATUURLIJST Glauner T., Waldmann P. Frimmel F. en C. Zwiener, “Swimming pool water-fractionation and genotoxicological characterization of organic constituents”, Water Research, 2005a (39) 4 494-4 502. LITERATUURLIJST Glauner T., Kunz F., Zwiener C. en F. Frimmel, “Elimination of swimming pool water disinfection by-products with advanced oxidation processes (AOPs)”, Acta hydrochim. Hydrobiol. 2005b(33) 585-594. Gregory R. en S. Eng, Bench-marking pool water treatment for coping with Cryptosporidium, JEHR, 2002, http://www.cieh.org/jehr/jehr3.aspx?id=11402&LangType=2057, URL bezocht op 17 dec. 2009. Floren D.A.P.C., van der Heiden E. en L. Janssen Lok, Handboek zwembaden Normen en richtlijnen, Nieuwegein, LNZB, 2004, 77p. Goovaerts L., Luyckx W., Vercaemst P., De Meyer G. en R. Dijkman, Beste Beschikbare Technieken (BBT) voor stookinstallaties en stationaire motoren, Gent Academia Press, 2002, 378p. Health Protection Agency, Management of spa pools: controlling the risks of infection, London, Health Protection Agency, 2006. InfoMil, Informatieblad zwembaden, Den Haag, InfoMil, 2000, 43p. InfoMil, Koolstoffilter gebruiken bij zwembaden, http://www.infomil.nl/organisatie/milieumaatregelen/ maatregelen-per/maatregelen/water-besparen/@91276/koolstoffilter/, URL bezocht op 31 aug. 2010. Inge ag, http://www.inge.ag/index_en.php, URL bezocht op 3 febr. 2010. Jeppensens C., Bagge L. en Jeppensen V.F., “Legionella pneumophilla in pool water”, Ugeskr Laeger, 2000 (june) 162. Keuten M., DIPool (Dutch Innovative Pool) - Advanced UV - based technology for pool water treatment, TUDelft, 2010, http://www.citg.tudelft.nl/live/pagina.jsp?id=46e8eafa-39f5-4184-83c8dbb09d4080ee&lang=en, URL bezocht op 29 april 2010. Keuten M., Onderzoeksplan alternatieve desinfectiemethoden voor zwembadwater, KWR, 2009, 64p. Kreps S., De Cuyper K., Vanassche S. en K. Vrancken, Beste Beschikbare Technieken (BBT) voor Legionellabeheersing in nieuwe sanitaire systemen, Gent, Academia Press, 2010, 200p. Kristensen G.H., Klausen M.M., Andersen H.R., Erdinger L., Lauritsen F., Arvin E. en H.J. Albrechtsen “Full scale test of UV-based water treatment technologies at Gladsaxe Sport Centre - with and without advanced oxidation mechanisms”, Swimming pool & spa international conference, 2009 March 15. Lenntech, http://www.lenntech.nl/water-zuiveringsstappen.htm, URL bezocht op 6 jan. 2010. Lenntech, http://www.lenntech.nl/processen/desinfectie/bijproducten/desinfectiemiddelen-desinfectiebijproducten.htm, URL bezocht op 19 febr. 2010. Mailoa R.E.S.T., Multi Purpose Solutions voor zachte contactlenzen en het effect op het draagcomfort, Utrecht, Hogeschool Utrecht, 2005, 36p. Menerga, AquaCond, toestel voor warmteterugwinning uit afvalwater met recuperator en warmtepomp, technical note, 2p. Menerga, Whirlpool-Adapter voor openbare zwembaden, technical note, 2p. Moorkens I., Update onrendabele toppen van WKK installaties in Vlaanderen – studie in opdracht van VEA, Mol, VITO, 2010, 51p. N. Chemiekaarten, ten Hagen & Stam, 2005, C-ROM. N. “UV ahead in the race for bacteria free water”, Swimming pool news, 2008 December 38-40. 134 Vlaams BBT-Kenniscentrum N. “Are UV systems set to dominate the pool industry?”, Swimming pool news, 2009 June 64-65. N. “Ultrafiltrarion in der Schwimmbad-Wasseraufbereitung”, IKZ-Fachplaner, 2009 Januar 10-12. N. “Besluit van 6 oktober 1984 tot uitvoering van de artikelen 3, 4, 10a, derde en vierde lid j0 eerste lid, 11 en 28 van de Wet hygiëne en veiligheid zwembadaangelegenheden”, Staatscourant. N. “Richtlijn betreffende het beheer van de zwemwaterkwaliteit”, EU, 2006 (L64) 37-51. http://eur-lex.europa.eu/smartapi/cgi/sga_doc?smartapi!celexapi!prod!CELEXnumdoc&lg=nl&numdo c=32006L0007&model=guichett N. Geconsolideerde richtlijn betreffende de kwaliteit van zwemwater, 2008. http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=CONSLEG:1976L0160:20081211:NL:PDF N. Verofnung über die Qualität von Schwimm- und Badebeckenwasser http://www.hygieneinspektoren.de/fachinformationen/badewasserhygiene/badentwurf3.pdf N. “Perlite filter media: compare to DE and its use in swimming pool filters”, Pool and Spa news, 1997 October. Primary Water, FTC Information sheet, technical note, 2009, 6p. PWTAG (Pool Water Treatment Advisory Group), Swimming pool water, Micropress Printers, 2009, 202p. Reissmann F.G., Schulze E. en V. Albrecht, “Application of a combined UF/RO system for the reuse of filter backwash water from treated swimming pool water”, Desalination, 2005 (178) 41-49. Rop M. en R.J. Naaktgeboren, Handboek Milieuvergunningen: processen, toestellen en opslag. Hoofdstuk zwembaden, Alpen aan den Rijn, Samaon, 1998. Senten R. en R. Calders, Reduction of chloramines in pool water, nota, 2007, 11p. SenterNovem, Kompas, energiebewust wonen en werken. Cijfers en tabellen 2007, SenterNovem, 2007, 89p. SportFondsen, Omgekeerde osmose, presentatie. SportFondsen, Adviseur installaties, 2007, presentatie. Tak T.A., Haalbaarheidsonderzoek naar de toepassing van duurzame technieken in het ir. Ottenbad, Goirle, 2005, 31p. Taylor G.R. en M. Butler, “A comparison of the veridical properties of chlorine, chlorine dioxide, bromide chloride and iodine”, Journal of hygiene, 1982 (89) 321-328. Thijssen E., Invloed van verschillende hardheden op de vrije Ag+ concentratie en aanwezigheid van verschillende Cl- concentraties, verslag, Universiteit Hasselt (Instituut voor materiaalonderzoek), 11p. TUDelft, Waterbehandeling en duurzaamheid, 2009, presentatie. Universität Duisburg Essen en IWW, Membranverfahren in der Schwimmbadwasseraufbereitung, 2004, presentatie. Universiteit Antwerpen (Laboratory for pharmaceutical microbiology and hygiene) Comparative study of disinfection performance of novuswater NW100 versus hydrogen peroxide, Antwerpen, 9p. Universiteit Hasselt (Insituut voor materiaalonderzoek), invloed van cyanuurzuur op het H2O2 verval onder UV belichting, verslag, Hasselt, Universiteit Hasselt, 1p. Van den Abeele L., Vanassche S., Hooyberghs E. en D. Huybrechts, Beste Beschikbare Technieken voor waserijen en linnenverhuurders, Gent, Academia Press, 2010, 272p. http://www.emis.vito.be/bbt Vlaams BBT-Kenniscentrum 135 LITERATUURLIJST N. “UF system reduces swimming pool costs”, Membrane Technology, 2006 July 5-6. Van den Abeele L., Vercaemst P. en R. Dijkmans, Beste Beschikbare Technieken voor zwembaden, Gent, Academia Press, 2000, 135p. LITERATUURLIJST Van Deun M., Wouters W., Vloemans P. en G. Vanermen, Bepaling van absorbeerbare oraganohalogenen (AOX) in water: interlaboratoriumvergelijking (juni 2009) studie uitgevoerd in opdracht van LNE, Mol, VITO, 2009, 31p. Vankerkom J. en C. Cornelis, Onderzoek naar de luchtkwaliteit in zwembaden, Mol, VITO, 2004, 120p. Verbeeck L., Literatuurstudie alternatieve desinfecteermiddelen in zwembaden en whirlpools, Resource Analysis, i.o. Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid - afdeling Toezicht Volksgezondheid, 2008, 73p. Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid - afdeling Toezicht Volksgezondheid, Eindrapport Jaarinspectieplan 2007, Brussel, Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid, 2007, 17p. Vlaardingerbroek A. en D.G.J. van Straaten, Oriënterend onderzoek naar desinfectietechnieken voor zwembadwater, Nieuwegein, KIWA, 2007, 77p. Wikipedia, Cryptosporidium, http://www.wikipedia.be, URL bezocht op 26 aug. 2009. W.E.T., Spülwasseraufbereitung nach DIN 19645, 2008, technical note, 2p. W.E.T., Ultrafiltration copared with conventional filtration technology, 2010, technical note, 2p. WHO, Guidelines for safe recreational water environments - Volume 2: swimming pools and similar environments, WHO, 2006, 146p. http://www.who.int/water_sanitation_health/bathing/srwe2full.pdf Zeolite-Products, http://www.zeolite-products.com/pages/particulier/filterzand-voor-zwembaden.php, URL bezocht op 3 feb-. 2010. Zimmer J.L. en R.M. Slawson, “Potential Repair of Escherichia coli DNA following exposure to UV radiation from both medium- and low-pressure UV sources used in drinking water treatment”, Aplied and environmental microbiology, 2002 (68) 3 293-3 288. 136 Vlaams BBT-Kenniscentrum ÎÎ Kenniscentrum voor Beste Beschikbare Technieken Liesbet van den Abeele Stella Vanassche Diane Huybrechts BBT-kenniscentrum p/a VITO Boeretang 200 2400 MOL tel.: 014 33 58 68 [email protected] www.vito.be www.emis.vito.be ÎÎ Contactpersonen federaties België • ISB Vlaams Instituut voor sportbeheer en Recreatiebeleid August De Boeckstraat 1 bus 3 9100 Sint-Niklaas tel.: 03 780 91 00 [email protected] www.isbvzw.be contactpersonen: Marjolein Van Poppel (stafmedewerker ISB), Rudy Senten (ISB-Commissie zwembaden), Jan Rombaut (ISB-Commissie zwembaden, zwembadbeheerder S&R Pelt) Rudy Calders Provinciaal Instituut voor Hygiëne (PIH) Kronenburgstraat 45 2000 Antwerpen • RECREAD Federatie van recreatieondernemers vzw Anspachlaan 111 bus 4 1000 Brussel tel.: 02 513 64 84 [email protected] www.recread.be contactpersoon: Dirk Metsu – de federatie werd vertegenwoordigd door Ludo Feyen Vlaams BBT-Kenniscentrum 137 BIJLAGE 1: MEDEWERKERS VAN BBT-STUDIE BIJLAGE 1: MEDEWERKERS VAN BBT-STUDIE BIJLAGE 1: MEDEWERKERS VAN BBT-STUDIE • Horeca Vlaanderen Federatie Ho. Re. Ca. Vlaanderen vzw Anspachlaan 111 bus 4 1000 Brussel tel.: 02 513 64 84 [email protected] www.fedhorecavlaanderen.be contactpersoon: de federatie werd vertegenwoordigd door Ludo Feyen Bovenstaande personen vertegenwoordigden de bedrijven in het begeleidingscomité voor deze studie. ÎÎ Contactpersonen administraties/overheidsinstellingen • VMM Vlaamse Milieumaatschappij A. Van de Maelestraat 96 9320 Erembodegem www.vmm.be contactpersoon: Sofie Van Volsem • LNE – Afdeling Milieuvergunningen Dienst Beste Beschikbare Technieken en erkenningen Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 Brussel tel.: 02 553 79 97 [email protected] www.lne.be/organisatie/structuur/afdeling-milieuvergunningen contactpersoon: Annelies Faelens • Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Afdeling Toezicht Volksgezondheid – Team Milieugezondheidszorg Lange Kievitstraat 111-113 bus 31 2018 Antwerpen tel.: 03 224 62 04 www.zorg-en-gezondheid.be/gezondmilieu.aspx contactpersoon: Liesbet Van Rooy Bovenstaande personen vertegenwoordigden de administraties en andere overheidsinstellingen in het begeleidingscomité voor deze studie. 138 Vlaams BBT-Kenniscentrum • Menerga Nieuwlandlaan 16A 3200 Aarschot tel.: 016 31 42 00 www.menerga.be contactpersoon: Johan Verplaetsen • Labo Derva Rekhovenstraat 35 3560 Lummen tel.: 011 45 21 01 www.laboderva.be contactpersoon: Ludo Feyen • Aquapro Zoning de Lienne 4 5590 Ciney tel.: 083 21 40 02 www.aquapro.be contactpersoon: Phillipe Lazaron BIJLAGE 1: MEDEWERKERS VAN BBT-STUDIE ÎÎ Gecontacteerde bedrijven • COFELY Services (GDF SUEZ) Egide Walschaertsstraat 15 bus 1 2800 Mechelen tel.: 015 45 04 00 Albert II laan 30 1000 Brussel www.cofelyservices-gdfsuez.be contactpersoon: Jan Eelen en Eric Janssens • Pool Water Treatment Kralingse Plaslaan 65 b 3061 BA Rotterdam tel.: +31 (0)10 452 43 42 www.poolwatertreatment.com contactpersoon: Peter Appel • Novus Eco-Technology Taunusweg 49 3740 Bilzen tel.: 089 41 75 74 www.novuswater.com contactpersoon: Hervé Bervoets Bovenvermelde personen werden gecontacteerd in de loop van de studie. ÎÎ Bezochte zwembaden tijdens het uitvoeren van de studie • Natuurlijk zwembad Boekenberg natuurlijk zwembad Boekebenberg - Stad Antwerpen Van Baurscheitlaan, park Boekenberg 2100 Deurne-Antwerpen tel.: 03 411 19 95 contactpersoon: Tommy Andries ÎÎ Sportcity zwembad gemeente Sint-Pieters-Woluwe Salomélaan 2 1150 Sint-Pieters-Woluwe contactpersoon: Eric Janssens - Cofely Vlaams BBT-Kenniscentrum 139 140 Vlaams BBT-Kenniscentrum BIJLAGE 2: WETGEVING BIJLAGE 2: WETGEVING Tabel 15: Overzicht van de VLAREMvereisten voor zwem(bad)water Zie volgende dubbele pagina. Vlaams BBT-Kenniscentrum 141 bacteriologische parameters n/ml totaal aantal kiemen bij 37°C coagulase positieve n/100 ml stafylokokken Pseudomonas aeruginosa n/100 ml 0 0 0 0 0,5 3,0 ≤ 1,0 ≥ 60 ≤ 2,0 ≤ 800 1 <5 - ≤ 100 0,5 1,5 ≤ 1,0 ≥ 60 ≤ 2,0 ≤ 800 1 <5 - mg/l mg/l mg/l mg/l mg/l mg/l mg O2/l mg/l mg/l 7 7,6 niet overdekte circulatiebaden ≤ 100 7,0 7,6 overdekte circulatiebaden Sörensen Sörensen eenheid oppervlak actieve stoffen die op methyleenblauw reageren fenol mg/l chemische parameters pH - ondergrens - bovengrens vrij beschikbaar chloor (HOCl + ClO-) - ondergrens - bovengrens gebonden chloor bicarbonaat ureum chloriden oxydeerbaarheid 2 fosfor nitraat minerale oliën parameter Vlaams BBT-Kenniscentrum 0 0 ≤ 100 0,5 3,0 ≤ 1,0 ≤ 40 en ≥ 60 ≤ 2,0 ≤ 800 1 <5 - 7 7,6 hot whirlpools 0 0 ≤ 100 1 3 ≤ 1,0 ≥ 60 ≤ 2,0 ≤ 800 1 <5 - 6,8 8 0 0 ≤ 100 0,5 1,5 ≤ 1,0 ≥ 60 ≤ 2,0 ≤ 800 1 <5 - 7 7,6 dompel-baden therapiebaden ≤ 10 - - ≤ 0,01 < 30 6 8,5 voorstel voor natuurlijke zwembaden 6 9 strand- en overgangswateren - - - - - - geen specifieke geur ≤ 0,05 geen zichtbare laag op het wateroppervlak en afwezig van geur geen persistent schuim 6 9 binnenwateren BIJLAGE 2: WETGEVING 142 Vlaams BBT-Kenniscentrum 143 - ≤ 32 3 doorzichtig tot op de bodem van het bad afwezig afwezig afwezig kleurloos - °C m - - ≤ 32 3 doorzichtig tot op de bodem van het bad afwezig afwezig afwezig kleurloos - - niet aantoonbaar - hot whirlpools - ≤ 20 3 doorzichtig tot op de bodem van het bad afwezig afwezig afwezig kleurloos - - - - - ≤ 32 3 doorzichtig tot op de bodem van het bad afwezig afwezig afwezig kleurloos 2 - - - - dompel-baden therapiebaden 1: deze norm geldt niet bij gebruik van zout houdend water (≥ 2 000 mg Cl/l) of bij gebruik van zoutelektrolyse 2: KMnO4-verbruik in verwarmde oplossing en in zuur milieu 3: behoudens afwijking toegestaan door de gezondheidsinspecteur / agentschap Zorg en Gezondheid 4: één bepaling per jaar, gedurende de twee eerste maanden van het jaar 5: gemiddelde waarde over de openingsuren van één dag a: uitstekende kwaliteit - gebaseerd op een beoordeling van het 95-percentiel b: bevredigende/aanvaardbare kwaliteit - gebaseerd op een beoordeling van het 90-percentiel c: goede waterkwaliteit - gebaseerd op een beoordeling van het 95-percentiel zichtbare verontreiniging geur schuim kleur volume circulerend water per bader 5 zuurstofverzadiging % O2 ≤ 32 3 doorzichtig tot op de bodem van het bad afwezig afwezig afwezig kleurloos 2 - n/100 ml n/100 ml n/l n/10 l totale colibacteriën fecale colibacteriën Salmonella virus PFU fysische parameters temperatuur helderheid / doorzichtigheid - - n/100 ml Intestinale enterokokken - - n/100 ml - n/100 ml Legionella pneumophila 4 niet overdekte circulatiebaden - Echerichia coli overdekte circulatiebaden eenheid parameter 80 -120 1 250 (a), 500 (b), 500 (c) 100 (a), 185 (b), 200 (c) 10 000 2 000 0 0 - strand- en overgangswateren - - geen abnormale kleurwijziging - 1 500 (a), 900 (b), 1 000 (c) 200 (a), 330 (b), 400 (c) 10 000 2 000 0 0 - binnenwateren BIJLAGE 2: WETGEVING ≤ 23 doorzichtig tot op de bodem van het bad afwezig afwezig afwezig - - ≤ 50 ≤ 100 - voorstel voor natuurlijke zwembaden Tabel 16: Overzicht van de buitenlandse vereisten voor zwembadwater parameter BIJLAGE 2: WETGEVING pH - ondergrens - bovengrens vrij beschikbaar chloor (HOCl + ClO-) - ondergrens - bovengrens gebonden chloor cyanuurzuur 4 buffercapaciteit ureum redoxpotentiaal oxydeerbaarheid eenheid Sörensen Sörensen fenol mg/l ozon 3 mg/l THM totaal aantal kiemen bij 37°C Pseudomonas aeruginosa Legionella mg/l n/ml Echerichia coli n/100 ml Intestinale enterokokken totale colibacteriën n/100 ml Kust en overgangswateren zwem-baden opper-vlakte water 6 9 6 9 6,8 7,8 thermotolerante colibacteriën fecale colibacteriën n/100 ml Salmonella n/l Duitsland 5 6,5 ± 0,1 7,6 ± 0,1 0,3 6 – 0,7 7 0,6 6 – 1,0 7 0,2 7,5 ± 20 ≤ 70% van het kaliumpermanganaatverbruik van het suppletiewater +6 geen zichtbare laag op het wateroppervlak aanwezig 0,005 niet zichtbaar aanwezig afwezigheid van geur niet aantooerbaar 20 100 ≤ 100 niet aantoonbaar < 100/l n/l n/100 ml 6 9 0,5 1,5 3 ≤ 1,0 ≤ 50 ≥1 ≤2 n/100 ml n/100 ml Nederland 2 Binnenwateren mg/l mg/l mg/l mg/l mmol/l mg/l mV mg O2/l minerale oliën 144 Europa1 500 (a), 900 (b), 1 000 (c) 200 (a), 330 (b), 400 (c) 500 (G); 10 000 (I) 250 (a), 500 (b), 500 (c) 100 (a), 185 (b), 200 (c) 500 (G); 10 000 (I) niet aantoonbaar niet aantoonbaar niet aantoonbaar ≤ 10 000 ≤ 2 000 100 (G), 2 000 100 (G), 2 000 (I) (I) 0 (I) 0 (I) niet aantoonbaar Vlaams BBT-Kenniscentrum niet aantoonbaar eenheid Europa1 Binnenwateren faecale streptokokken virus PFU entero-virussen n/100 ml 100 (G) Kust en overgangswateren 100 (G) n/10 l n/10 l 0 (I) 0 (I) temperatuur helderheid / doorzichtigheid troebelheid zichtbare verontreiniging geur °C m 2 (G), 1 (I) FTE zwem-baden opper-vlakte water ≤ 300 5 tot aan de bodem ≤ 0,5 1 geen afwezig geen specifiek geur afwezigheid van rottingsof ander hinderlijke geuren niet anders dan door natuurlijke omstandigheden veroorzaakt schuim een niet anders dan door natuurlijke omstandigheden veroorzaakte kleur geen persistent schuim kleur geen abnormale kleurwijzigingen % O2 Duitsland 5 niet aantoonbaar schuim zuurstofverzadiging Nederland 2 BIJLAGE 2: WETGEVING parameter 80 à 120 1: Richtlijn betreffende het beheer van zwemwaterkwaliteit (2006/7/EG) en richtlijn betreffende de kwaliteit van zwemwater (1976/160/EEG) – geconsolideerde versie van 2008 2: Besluit hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden 3: Bij openluchtbaden en bassins met een wateroppervlakte kleiner dan 20 m2 geldt een bovengrens van 5,0 mg/l. Indien cyanuurzuur gebruikt wordt geldt als ondergrens 2,0 mg/l en als bovengrens 5,0 mg/l. 4: Dient enkel gemeten te worden indien dit -onder gelijk welke vorm- toegevoegd wordt. 5: Mediaanwaarde. 6: Verordnung über die Qualität von Schwimm- und Badebeckenwasser 7: algemeen 8: spa’s G: richtgetal I: imperatief a: uitstekende kwaliteit - gebaseerd op een beoordeling van het 95-percentiel b: bevredigende/aanvaardbare kwaliteit - gebaseerd op een beoordeling van het 90-percentiel c: goede waterkwaliteit - gebaseerd op een beoordeling van het 95-percentiel Vlaams BBT-Kenniscentrum 145 146 Vlaams BBT-Kenniscentrum Dit rapport komt overeen met wat het BBT-kenniscentrum op dit moment als de BBT en de daaraan gekoppelde aangewezen aanbevelingen beschouwt. De conclusies van de BBT-studie zijn mede het resultaat van overleg in het begeleidingscomité maar binden de leden van het begeleidingscomité niet. Deze bijlage geeft de opmerkingen of afwijkende standpunten die leden van het begeleidingcomité en de stuurgroep namens hun organisatie formuleerden op het voorstel van eindrapport. Volgens de procedure die binnen het BBT-kenniscentrum van VITO gevolgd wordt voor het uitvoeren van BBT-studies, worden deze opmerkingen of afwijkende standpunten niet meer verwerkt in de tekst (tenzij het kleine tekstuele correcties betreft), maar opgenomen in deze bijlage. In de betrokken hoofdstukken wordt door middel van voetnoten verwezen naar deze bijlage. Opmerking van Horeca Vlaanderen en Recread – Ludo Feyen – hoofdstuk 5 – tabel 10. Het is bewezen dat UV met waterstofperoxide het AOX gehalte drastisch reduceert in water. Het is momenteel de enigste methode om de AOX te verminderen naast massaal verdunnen van het water. Deze techniek is volgens de vakverenigingen svb en campingvereniging de meeste belovende techniek van het ogenblik. Reactie BBT-kenniscentrum Deze techniek werd besproken tijdens het laatste begeleidingscomité, maar werd niet als BBT benoemd omdat er geen concrete meetresultaten voor handen waren. Er werd een extra schriftelijke consultatie gehouden om wijzigingen als gevolg van extra data te bespreken, maar op dat moment waren nog geen meetgegevens van deze techniek beschikbaar. De techniek werd daarom opgenomen als veelbelovend. De gegevens kwamen later beschikbaar en werden alsnog aangeleverd. Een wijziging in beoordeling kon echter niet meer. De meetgegevens voor AOX in detail: Onbehandeld zwembadwater: 640 µg/l Behandeld zwembadwater gedurende 30’ behandeld: 220 µg/l Behandeld zwembadwater gedurende 60’ behandeld: 130 µg/l Behandeld zwembadwater gedurende 90’ behandeld: 87 µg/l. Vlaams BBT-Kenniscentrum 147 BIJLAGE 3: FINALE OPMERKINGEN BIJLAGE 3: FINALE OPMERKINGEN 148 Vlaams BBT-Kenniscentrum