“Hoe geologen de Oudheid ontraadselen” Patrick Degryse Afdeling Geologie, Departement Aard- en Omgevingswetenschappen, K.U.Leuven Lessen voor de 21ste eeuw, 16 nov. 2009 Inleiding Archeologie heeft als doel het leven van vroeger in al zijn aspecten te reconstrueren. Hierbij spelen niet alleen culturele fenomenen als kunst of filosofie, maar ook het landschap, minerale grondstoffen of de wisselwerking met fauna en flora een belangrijke rol. In deze les wordt de bijdrage van de geologie tot de archeologische-archeometrische discipline uit de doeken gedaan. Bijzondere aandacht wordt daarbij besteed aan het spanningsveld tussen de humane en de exacte wetenschappen. Structuur van de les Met archeometrie wordt hier bedoeld de toepassing van geologische-geochemische technieken om archeologische vraagstellingen op te lossen in verband met: 1) de herkomst van grondstoffen en technologie 2) uitwisseling van grondstoffen en artefacten, eventuele handelsrelaties 3) sociale stratigrafie et al. De methodes die hiervoor gebruikt worden zullen de typische eigenschappen of “vingerafdruk” van artefacten en mogelijke grondstoffen vergelijken, door middel van: 1) microscopie & petrografie 2) mineralogie 3) geochemie (hoofd- en spoorelementen, isotopen) Belangrijk hierbij is dat steeds een combinatie van technieken nodig is om artefact en mogelijke grondstof te vergelijken, en dat een techniek vaak 100% zeker “uitsluitend” is, maar zelden (nooit) 100% bevestigend is ... De materialen in de gegeven voorbeelden aangehaald zijn: 1) steen (als natuurlijk materiaal, een deel van de geologische gesteentencyclus): toegepaste technieken gaan van petrografie over mineralogie tot geochemie, zonder gewone observatie en archeologische logica uit het oog te verliezen. Vooral het esthetische of socio-culturele belang van bepaalde steensoorten kan hierbij meespelen. 2) keramiek (te beschouwen als een kunstmatig gesteente, door het bakken van klei): gebruikt dezelfde technieken als bij onderzoek naar natuursteen, als spelen hier vaak bijkomende economische factoren. 3) glas (een amorf materiaal, bekomen door het smelten van verschillende grondstoffen): een speciaal geval. Gezien de specifieke eigenschappen van het materiaal, kunnen niet alle technieken gebruikt worden. Het vormt dan ook een categorie van artefacten die het belang van een archeologisch model voor de interpretatie van chemische data aantoont, en omgekeerd hoe chemische data het archeologisch model kunnen omgooien. Perspectief Een slotopmerking gaat over interdisciplinariteit: natuurwetenschappelijk onderzoek binnen de archeologie biedt een waaier van methodologische mogelijkheden. Methoden of technieken zijn echter geen doel op zich; ze hebben enkel betekenis wanneer ze aangewend worden binnen een goed onderbouwde archeologische vraagstelling. Omdat het aanbod zeer groot is, is het een uitdaging voor de archeoloog of 'archeometer' om per onderzoeksvraag efficiënt te beslissen welke methoden moeten worden aangesproken. Echte interdisciplinariteit vereist daarbij heel veel communicatie, zowel tussen mens- en natuurwetenschapper, als binnen die laatste groep onderling. Daarvoor is het nodig elkaars invalshoeken te kennen. Examenvragen 1) De natuurwetenschappen kunnen bijdragen tot het oplossen van vraagstukken uit de menswetenschappen (zoals de bijdrage van de geologie tot de archeologie). Is dit omgekeerd echter ook het geval? Kan je voorbeelden geven waar de humane wetenschappen de natuurwetenschappen hebben gestuurd of geholpen bij de ontwikkeling van een discipline? 2) Interdisciplinariteit is (terecht) een veel bejubeld principe met grote mogelijkheden. Kan je echter een bespreking geven van mogelijke nadelen van of risico's verbonden aan interdisciplinair onderzoek? 3) De universitaire overheid geeft je een comfortabel budget om archeometrisch onderzoek te verrichten naar de in het verleden gebruikte natuurlijke grondstoffen in de eens welvarende regio van Megamindyland (een regio met de grootte van ongeveer het huidige Vlaams-Brabant). In opgravingslagen die dateren tussen 500 tot 1000 jaar terug worden er grote hoeveelheden keramiek gevonden naast talrijke glas fragmenten en in de monumentale gebouwen van de hoofdstad Tobyville worden grote blokken natuursteen naast baksteen gebruikt. Kan je een 2-jarig (gefaseerd) onderzoeksplan voorstellen hoe je deze studie zou aanvatten, met inbegrip van een karakterisering van alle voornoemde materiaal categorieën en de herkomst van hun mogelijke grondstoffen? Geef daarbij duidelijk aan dat je gedacht hebt aan de realiseerbaarheid.