174 Boeken Th. de Boer & G. Groot, Religie zonder God: Een dialoog, Amsterdam: Sjibbolet, 2013, 119 pp. Twee filosofen spreken over hedendaagse religie zonder God. Theo de Boer schetst de ontwikkeling van de klassiek wijsgerige positie van God zonder religie (Kant) naar een religie zonder God als hoogste zijnde bij Emmanuel Levinas en Karl Barth. Bij Ger Groot blijft de plaats van God leeg. Hij vat religie zonder God letterlijk op. Anders dan De Boer meent hij dat de ethiek ook zonder God of religie kan. Religie toont vandaag haar kracht in de rite. In de kracht van het gebaar drukt de mens uit dat de werkelijkheid te groot is voor de menselijke (denk)-greep. In het rituele handelen drukken we uit dat we lichamelijk verbonden zijn met de materiële werkelijkheid, hetgeen van groot belang is in een wereld van communicatie via nieuwe media die een virtuele wereld suggereren. De auteurs erkennen de werkelijkheid als mysterie. Ze zijn post-theïst, maar wel in verschillende zin. Religie zonder God is voor De Boer een theo-logisch, voor Groot een antropo-logisch gegeven. Het is zeker geen polemiek tussen beiden, maar is het wel een dialoog zoals de ondertitel aangeeft? Het raakt eraan. De Boer corrigeert Groot in zijn verstaan van Levinas. Hij laat wel een punt liggen als Groot De Boers pleidooi voor een narratieve lezing van de bijbel afdoet met de opmerking dat door een literaire benadering de bijbel niet meer te onderscheiden is van een roman. Leest men de Bijbel literair, dan komt volgens Groot niet meer het feitelijke gebeuren van het ‘verhaal van een levende’ aan de orde. Daartegen is in te brengen dat een literair lezen van de bijbel goed samen kan gaan met de erkenning van de historiciteit van bepaalde bijbelse gegevens. De evangeliën vormen een eigen genre en zijn geen roman. De Boer zet zijn, uit zijn geschriften reeds bekende, visie op theologie fraai neer, maar is zijn post-metafysische spreken over God hetzelfde als wat thans wordt verstaan onder religie zonder God? Groot vertolkt met zijn lege plaats van God eerder wat men doorgaans opvat als religie zonder God. Hij geeft een verklaring voor het feit dat religie (in brede zin opgevat) na de ‘dood van God’ in vele niet-kerkelijk vormen blijft voortbestaan als rite. Hij geeft een filosofische beschouwing over de rite die wat abstract is, omdat hij niet ingaat op godsdienstwetenschappelijk onderzoek inzake de rite. Godsdienstig beschouwd is de rite mijns inziens verbonden met de mythe, een godsdienstig verhaal. Maar dat wil Groot schrappen. En dat is juist het uitgangspunt voor De Boer. Afgezien van hun verschil inzake wat religie zonder God betekent, is er ook verschil inzake de vraag of religie wel zonder verhaal kan. Wessel Stoker, Amsterdam 68/1&2, 2014, 174 www.ntt-online.nl