Religie is basisbehoefte van de mens Probeer godsdienst niet weg te houden van het openbare leven. Dat is zinloos. De vraag is niet hoe je religie uit de maatschappij kunt bannen. De vraag is wél hoe je concurrerende godsdiensten in vrede met elkaar kunt laten samenleven, meent John Gray. R eligie, die een tijd lang op haar retour leek, is weer een factor van belang op wereldniveau. De wederopstanding van de affaire-Rushdie, het verzet van de regering-Bush tegen stamcelonderzoek, en het militante klerikalisme van de huidige Poolse regering zijn enkele voorbeelden van een ontwikkeling die nog zal doorzetten. In plaats van in het slop te raken of zich terug te trekken in de privésfeer, speelt de religie opnieuw een centrale rol in de politiek. In veel landen lijken politici en opinieleiders zich geen raad te weten met deze ontwikkeling. De overtuiging dat de secularisatie onomkeerbaar is, is in het westerse intellectuele leven al sedert generaties gemeengoed. Van Condorcet en Marx tot op de dag van vandaag hebben verlichtingsdenkers betoogd dat religie een bijproduct is van achterlijkheid. Zo bezien móét religie wel terrein prijsgeven naarmate kennis en rijkdom toenemen en onderwijs en democratie wijder verbreid raken. Ons wereldbeeld zal steeds meer worden bepaald door de natuurwetenschappen, en in plaats van soelaas te zoeken in een leven na de dood zullen wij kunnen hopen op een gestage verbetering van de condition humaine. Ergens in de toekomst zullen de mensen religie helemaal niet meer nodig hebben. Aan deze nog altijd invloedrijke opvatting kleeft één bezwaar: van zo’n gestaag proces van secularisatie is geen spoor te bekennen. In de afgelopen tien jaar heeft de kerk terrein verloren in delen van het katholieke Europa, zoals Ierland, Spanje en Portugal; ook Groot-Brittannië is al een tijdje een postchristelijk land. Maar in de Verenigde Staten – in veler ogen het toonbeeld van een moderne democratie – is niet veel veranderd sinds De Tocqueville na zijn bezoek aan dat land berichtte over de aldaar heersende, alles doordringende religiositeit. In het postcommunistische Rusland, dat zeventig jaar godsdienstvervolging achter de rug heeft, hebben Jeltsin, Gorbatsjov en Poetin zich allemaal tot het geloof bekend, en is de orthodoxe kerk net zo vanzelfsprekend onderdeel van de staat als in de tsarentijd. Er is geen reden aan te nemen dat religie in het menselijk bestaan op de achtergrond raakt. Het is de vraag of er ooit een seculier tijdperk is geweest. De politieke massabewegingen die zozeer hun stempel hebben gedrukt op de afgelopen eeuw, vervulden veel van de psychologische en sociale functies van de godsdienst. Het communisme heeft een tijd lang zin gegeven aan het leven van de mensen – merendeel in westerse landen, waar de akelige werkelijkheid van de communistische praktijk veilig kon worden genegeerd – die geloofden in zijn utopische belofte van een stralende toekomst. Nu dat utopische vooruitzicht zijn glans heeft verloren, wenden velen zich weer tot de religie. De politieke religies van de afgelopen eeuw maken plaats voor variëteiten – veelal jammer genoeg fundamentalische karikaturen – van de godsdiensten van weleer. Wij zijn niet op weg naar een wereld waarin religie afwezig is, of een randverschijnsel. Het is eerder zo dat het seculiere tijdperk achter ons ligt. De massabewegingen uit het verleden zijn teloorgegaan, en visionaire projecten voor een nieuwe wereldorde zijn niet langer geloofwaardig. De regimewisseling in Irak zou weleens voor lange tijd het laatste utopische project kunnen zijn waar iemand zich aan heeft gewaagd. In plaats van op een seculiere, progressieve democratie is ze uitgelopen op een mengeling van anarchie en islamistische theocratie. Net als in het verleden is religie – in combinatie met strijd om de macht en om grondstoffen – in de oorlog een factor van gewicht. De geschiedenis leert welke gevaren dreigen wanneer religie onbeperkte macht krijgt. Anderzijds is het zo dat – evangeliserende niet-gelovigen als Richard Dawkins en Christopher Hitchens ten spijt – de instelling van een seculiere staat die gevaren niet kleiner maakt. In de Verenigde Staten, waar kerk en staat bij de Grondwet gescheiden zijn, heeft het fundamentalisme meer sturende invloed op het politieke leven dan in welk ander hoogontwikkeld land ook. Ook zijn onder een seculier bewind niet minder conflicten over geloofskwesties – denk maar aan Frankrijk, waar de ‘laicité-politiek’ tot grote verdeeldheid heeft geleid over kwesties als het dragen van islamitische hoofdbedekking op school. In een pluralistische samenleving kan er niet één religie zijn die alle andere uitsluit. Toch is het zinniger om religies een plaats te geven in het openbare leven dan steeds maar proberen ze buiten te sluiten. Gezien de uiteenlopende historische achtergronden en omstandigheden zal dat uiteraard op zeer diverse manieren gebeuren. Een simpele, universele oplossing is er niet. Duidelijk is wel dat seculier fundamentalisme, dat probeert de religie weg te houden van het openbare leven, uitzichtloos is. Religie behoort tot de eerste behoeften van de mens; het is zinloos en contraproductief om dat te ontkennen. Na zoveel vergeefse pogingen moesten wij maar eens accepteren dat de vraag niet is hoe je de religie uit de maatschappij kunt bannen. De vraag is hoe je concurrerende godsdiensten in vrede met elkaar kunt laten samenleven. John Gray is filosoof. Zijn boek ‘Black mass: apocalyptic religion and the death of Utopia’ verschijnt later dit jaar in het Nederlands. Tekening Alen Lauzan Falcon