VRIJ-KATHOLIEK INSTITUUT VOOR STUDIE HET THOMAS EVANGELIE Joh. M. Pameijer 1.Inleiding Het Evangelie van Thomas bevat 114 naar alle waarschijnlijkheid, authentieke uitspraken van Jezus. Toch was het vijftig jaar geleden niet bekend. De bekende auteur H. Bakkels rept nog in zijn 'Nieuw Testamentische Apocriefen' van een Thomas Evangelie, dat ooit bestaan moet hebben, maar waarvan op dat moment (de twintiger jaren) nog slechts een enkel zinsfragment resteert. Maar in 1945 werd de spectaculaire geschriftenvondst bij de Egyptische plaats Nag Hammadi wereldkundig. Een van de 52 teksten, die deel hadden uitgemaakt van een Egyptische kloosterbibliotheek was het nu bekende Evangelie van Thomas. De abt van het klooster had het gnostische deel van de bibliotheek laten verbergen voor de vernielzucht van de officiële Kerk, die in 360 met een officieel toegestaan schriftencanon kwam. Van deze manuscripten waaronder het Thomas Evangelie restte slechts beknopte vermelding bij de verschillende ketter-bestrijdende kerkvaders. Hieruit volgt dat het Evangelie van Thomas als ketters werd beschouwd. Wij kunnen er ons om verwonderen waarom dit kostbare evangelie niet is opgenomen in de bijbelse canon. De wetenschap gelooft in het algemeen dat de uitspraken van Jezus echt zijn. In principe is het Thomas-Evangelie ouder dan het oudste evangelie uit de bijbel, dat van Marcus. Waarom hebben de kerkvaders dit Thomas-evangelie dan verketterd? Voor zover onze kennis nu strekt heeft dat te maken met een diepgaand conflict tussen de zogenaamde heiden-christenen en de Joodse christenen. De heiden-christenen waren de navolgers van Paulus, de Joden-christenen van Jacobus, de 'broeder van Jezus'. Het Christendom zoals dat ons is overgeleverd draagt geheel het stempel van de heiden-christenen, de Paulinische tak dus. Al in een vroeg stadium werden de Joodse Evangeliën, die werden geschreven in de traditie van Jacobus, in de ban gedaan. Zo verdwenen de Evangeliën van de Hebreeën, de Egyptenaren, de Ebionieten, evenals de Evangelies van Thomas, Philippus en het Evangelie van de Waarheid, die bij de schriftenvondst van Nag Hammadi zaten. Het verdonkeremanen van de Joods-christelijke teksten is achteraf alleen het gevolg van politieke strubbelingen in de oudheid. De jonge Kerk van Rome had weinig op met de christelijke sekten van het volk dat zij onderdrukt hadden. * wie was Thomas? Thomas, of eigenlijk volledig Didymos Judas Thomas, wie was hij in werkelijkheid? Zijn volledige naam komt een paar maal in de bijbel voor. In Joh 11:16 is hij de discipel die Jezus aanmoedigt om naar het huis van Lazarus te gaan: 'Laten wij ook gaan om met hem te sterven,' zegt hij. Deze tekst is voor tweeërlei uitleg vatbaar. De woonplaats van Lazarus was gevaarlijk voor Jezus en zijn gevolg. Als ze daarheen gingen dreigde het gevaar dat ze gedood zouden worden. Een andere uitleg is deze: Lazarus' opwekking was een inwijding in de traditie van het Mysteriewezen. Daarin past volledig de maaltijd, die na de opwekking plaatsvond. In dat geval doelde Thomas op de inwijdingsdood, die hij met Lazarus wilde ondergaan. Hier toont Thomas zich aan ons als een man, die zich vergaand van de geheimenissen des levens bewust was geworden. In Joh 20:24-29 (het verhaal van de ongelovige Thomas) wordt van een Jezus-verschijning verteld, waarbij 'Thomas genaamd Didymus' niet aanwezig was. Thomas gelooft het verhaal van zijn mede-volgelingen niet. Maar als Jezus plotseling in hun midden is beveelt hij de ongelovige om een hand in zijn zijde te leggen. 'En wees niet ongelovig, maar gelovig'. In Joh 21 is Thomas een van de discipelen die de verschijning van Jezus aan het Meer van Tiberias meemaken. Tussen de regels door is Thomas een discipel, die we langzaam zien ontwaken, nadat hij de hand in de zij van Jezus heeft gelegd horen wij hem verzuchten: 'Mijn heer en mijn God.' Volgens de traditie werd deze Thomas, afkomstig uit Edessa, uitgezonden naar India, waar nu nog Thomas-Christenen wonen. Maar Thomas schijnt te zijn terug geweest in zijn geboortestad, waar zijn plaatsgenoot Thaddeus te werk werd gesteld. Edessa was in die tijd een florissant centrum van christelijke verering. Er stonden veel kostbare kerken en de stad was rijk aan kloosters. Ook in de geschiedenis van de lijkwade speelt deze plaats een belangrijke rol. blok 8, deel 1.1 2 De wade, het mandoliën, werd namelijk in de vijfde eeuw teruggevonden in een van de stadspoorten. Verder leefde hier de oude koning Abgaf met wie Jezus nog een briefwisseling gevoerd zou hebben. Edessa was een monnikkenstad, een plaats waar de ascetische beleving van het innerlijke christendom was ingeburgerd. Men gelooft dat dit te danken was aan de invloed van Thomas, die blijkens Joh 11:16 bereid was om met Lazarus de inwijdingsdood te ondergaan. Thomas keerde dus terug naar zijn geboortestad. Algemeen wordt aangenomen, dat hij de beoefenaars van een ascetische leefwijze die hij daar aantrof deelgenoot maakte van uitspraken, die hij Jezus persoonlijk had horen doen. Deze teksten circuleerden in de vrome kringen van deze Joods-christelijke stad. Na Thomas' dood deed zich de behoefte gevoelen om de uitspraken die men zich nog herinnerde, in een geschrift vast te leggen. Zo zou het evangelie van Thomas ontstaan kunnen zijn. Het is niet uitgesloten dat Thomas zelf de woorden uit zijn herinnering noteerde voor gebruik in een bepaalde kring. Niet voor niets wordt op het voorblad van het Thomas Evangelie gemeld: 'Dit zijn de geheime woorden die de Levende Jezus sprak en die Didymos Judas Thomas opschreef.' * aard van de teksten uit het Thomas evangelie Wie de teksten of uitspraken tot zich laat doordringen raakt onder de indruk van de diepe wijsheid, die er uit spreekt. Ze stralen een wonderbaarlijke oerkracht uit. De ongekuiste uitspraken dragen veel minder de sporen van een esthetische vormgeving dan in de synoptische evangeliën het geval is. Daardoor maakt het Thomas Evangelie een authentieke indruk. Bovendien getuigt het van een denkwijze, zoals die bij de mystici van die tijd gangbaar was. Elk van de 114 teksten kan dienen als meditatie-object. Een dertigtal heeft zijn weg niet gevonden naar de bijbelse evangelies. Zij geven een indrukwekkende aanvulling op de spreukenschat die van Jezus Christus zijn overgeleverd. Ze getuigen van de partijdige kortzichtigheid van de kerkvaders die op politieke gronden deze teksten aan het nageslacht wilden onthouden. 2. Ascese en eenwording - commentaar op het Evangelie van Thomas Bij alle raadsels, die het Evangelie van Thomas nog omgeven, staat een ding vast. Het propageert een ascetische leefwijze. Centrale thema's in het evangelie zijn het vasten aan de wereld en het één maken van de tweeheid. De Jezus van Thomas is niet de verlosser die voor onze zonden stierf, maar de meester, wiens voorbeeld wij moeten volgen. Niet de uiterlijke weg, maar de innerlijke weg staat centraal. De volgeling van Thomas zal de weg van meditatie en zelfbezinning moeten gaan om tot zijn spirituele kern te komen. In wezen staat het Thomas-evangelie dichter bij het Hindoeïsme en Boeddhisme dan bij het traditionele Christendom, zoals dat eeuwenlang door de Kerken is gepredikt. Wel volgden christelijke mystici een levensweg, die vergelijkbaar is met de weg, die ons door het Evangelie van Thomas wordt aangewezen. Het heeft weinig zin om het met een wetenschappelijke instelling te lezen. Het Thomas-evangelie vraagt om een intuïtieve benadering. Die zal in het nu volgende commentaar dan ook onze gids zijn. * de 114 teksten of uitspraken nader beschouwd Doel en zin van de verzameling van de 114 uitspraken van Jezus worden al in het eerste gezegde [1] kernachtig aangegeven. Ieder die de zin van deze 114 uitspraken vindt zal de dood niet smaken. Dood is een macaber begrip. Het heeft te maken met dualiteit. In onze dualistische manier van denken staat hij tegenover leven. Dood is dan de afwezigheid van leven. Bij een mystieke benadering van de bijbel en geschriften als het Evangelie van Thomas verwijst het begrip 'dood' naar de status van de geest. Iemand kan volop in het leven staan en toch geestelijk dood zijn. Opwekking uit de dood is dan niet anders dan opstanding uit de geestelijke dood. Zo iemand ontwaakt tot een bewustzijn, waarbinnen dood en leven betrekkelijke begrippen zijn. Iemand die de spirituele betekenis van de 114 Jezus-woorden uit het Thomasevangelie in zijn wezen realiseert, zal een leven ervaren, dat uitgaat boven de betrekkelijke begrippen dood en leven, die wij in onze onwetendheid hanteren. In de tweede uitspraak [2] wordt in zeer compacte vorm de hele inwijdingsweg tot de volmaakte wedergeboorte uiteen gezet. 'Laat hij die zoekt niet ophouden met zoeken totdat hij vindt, en wanneer hij vindt zal hij verontrust worden en wanneer hij verontrust is, zal hij zich verwonderen en hij zal over het Al regeren'. Het woord is van een geniale beknoptheid. Een volledige uitleg zou de omvang van een boek kunnen hebben. Je kunt er de hele gedachtenwereld van Jung in terugvinden. Ook in de synoptische evangeliën beval Jezus het zoeken dringend aan. Hij doelde op zelfonderzoek, op het meditatief belichten van de eigen blok 8, deel 1.1 3 zielsinhoud. C.G. Jung maakte ons bewust van onze schaduw als het beeld van onze verborgen bewustzijnsinhoud. Normaal gesproken verdringen wij van alles, waar we eigenlijk niets mee te maken willen hebben. Maar de verdrongen zielsinhouden maken wel deel uit van onze persoonlijkheid en ze bepalen ook de manier waarop wij reageren op gebeurtenissen in het leven. Door deze verdrongen complexen te leren kennen verruimen wij onze blik op het leven. Tegelijkertijd zullen we schrikken van de verborgen neigingen en verlangens, die ons zielewezen bevolken. Maar volgens Jezus van Thomas is het scherpe bewust worden van de innerlijke verborgenheden voorwaarde om ze te kunnen transformeren. Dan veranderen ze in hun tegendeel en zullen we ons verwonderen over de geestelijke krachtbron, die ons diepere wezen bezielt. Wanneer wij die tot in alle details hebben leren kennen, het kluwen van onze fobieën en trauma's hebben ontward, ontvangen we een heldere blik op de Waarheid. Alle vertroebeling lost op, alle onderscheid valt weg, tweeheid wordt tot eenheid en in de eenheid zal de mens beseffen dat God Zelf in hem woont. Gezegde [2] houdt ons bovendien in kort bestek de oude mysterieweg voor, de weg van zuivering en verlichting naar eenwording. Elke spirituele ontplooiing, in welke traditie dan ook, eist van de leerling dat hij eerst zijn zieleleven zuivert. Pas dan ligt de weg naar de verlichting, de verwondering voor hem open en kan hij opgaan tot de eenwording met God en over het Al regeren. Daarom zegt uitspraak [3] 'Maar het Koninkrijk is in u en buiten u'. Er is altijd sprake van een wisselwerking. Elke innerlijke ontplooiing brengt een reactie teweeg in de buitenwereld. De wereld om ons heen kunnen we niet, zoals sommige Indische tradities doen, als 'maya' of begoocheling negeren. De situatie in de buitenwereld is een onthullende afspiegeling van de situatie in het innerlijke van de mensheid. Oorlogen en onrecht zijn altijd voorafgegaan door innerlijke disharmonie in de betrokken groepszielen. Gezuiverde en verlichte mensen dragen bij tot zuivering en verlichting van de wereld om hen heen. Hoe zuiverder je zelf bent, hoe sterker kan het Innerlijke Licht naar buiten stralen. Gezegde [3] laat niets te raden over. 'Wie voorbij gaat aan de noodzaak van zelfbespiegeling staat in het leven als een straatarm mens.' De rijken zijn niet de oude mensen, die geplooid en gerimpeld door de strijd om het bestaan gekomen zijn, maar de kleinste kinderen, wier blik nog onvertroebeld de blanco reinheid van hun [4] innerlijk weerspiegelt. Het vierde gezegde noemt een kind van zeven dagen als de verpersoonlijking van de hoogste wijsheid. De zeven is, zoals bekend, het getal van voltooidheid. Een baby is het volmaakte symbool van de mens, die er zich niet van bewust is dat hij het Al in zich draagt. Maar als hij oud geworden is, kan hij de kennis van het Al bewust in zich meedragen. Het vierde Jezus-woord draait er niet omheen. Wie zich van God bewust wordt (het kind van zeven dagen oud, dat leeft in de oude man) staat als een enkeling in de wereld. Innerlijke kennis maakt mensen eenzaam. Zelfonderzoek laat geen geheim onverhuld, zo meldt uitspraak [5]. Wie zichzelf kent, kent ook het wezen van de dingen die hij voor zich ziet. Alles wordt aan hem of haar geopenbaard. Ook de zesde [6] uitspraak gaat hierover. De discipelen vragen Jezus voorschriften voor het vasten, het bidden en het aalmoezen geven. In zijn antwoord doet Jezus een beroep op hun eigen verantwoordelijkheid. Laat je niets opleggen. Doe niets omdat een ander het van je vraagt. Daar schiet je niets mee op, want de hemel doorziet elk bedrog. Doe alleen iets omdat je er innerlijk geheel achterstaat. Deze uitspraak staat in verband met het veertiende woord, dat eveneens gaat over vasten, bidden en aalmoezen geven. Ook nu is Jezus duidelijk. Als je vast omwille van het vasten, bidt omwille van het bidden of aalmoezen geeft omwille van het aalmoezen geven, doe je jezelf schade. Oosterlingen zouden zeggen: dan bouw je negatief karma op. Het is niet belangrijk wat de buitenwereld je oplegt (wat de mond binnengaat), maar waartoe je door je innerlijke krachten wordt aangezet (wat de mond uitgaat). De zevende uitspraak [7] vergelijkt de onberekenbare krachten van de ziel met een leeuw. Als wij meester worden over het onderbewustzijn maakt het ons tot een completer mens, maar als het onbewuste meester wordt over ons, maakt het ons tot een verscheurend beest. Uitspraak [8] is een gelijkenis, Het gaat niet om kwantiteit, maar om kwaliteit. De negende uitspraak heeft dezelfde strekking. Zowel Mc 4:3-9, Mt 13:3-9 als Lk 8:5-8 vermelden deze gelijkenis. Het zaad kan alleen ontkiemen in een gezonde en gereinigde ziel. blok 8, deel 1.1 4 In de traditie wordt Jezus meestal beschouwd als een lieve, goedhartige en zachtaardige heiland, maar de bijbel kent hem ook als iemand die het zwaard brengt en tweedracht zaait. In de tiende uitspraak [10] heeft hij vuur op de wereld geworpen. Hij eist van iedereen, die hem volgt, de moed om de strijd met het eigen weerbarstige innerlijk aan te gaan. Alles wat Jezus volgens Thomas heeft gezegd, slaat op het innerlijke leven. Niets heeft met de buitenwereld te maken. Jezus is de meester van de ziel, die wil dat wij ons onderbewustzijn zuiveren van verdrongen ongerechtigheden. Zelf zal hij over de wereld waken tot iedere burger van deze aarde deze boodschap heeft begrepen. Ook de zestiende uitspraak [16] gaat over dit onderwerp. Jezus roept op tot spirituele verhoudingen, die vaak tegengesteld lijken aan aardse verhoudingen. Alles wat met de aarde te maken heeft is tijdelijk en gaat ten onder. Niets wat met de zintuigen kan worden waargenomen is blijvend. Dat is de boodschap van uitspraak [11]. Wie in deze vergankelijke wereld niet innerlijk leeft is dood, maar wie innerlijk leeft kan niet sterven voor God. Dat is de grondwet van de geschapen wereld. Eens in een vaag verleden trad God uit zijn Eenheid en openbaarde zich in begrippen van dualiteit, terwijl wij diep in ons innerlijk van de ongedeelde Eenheid weten. Jezus stelt ons de vraag: Wat doen we er aan om de vergankelijkheid te ontstijgen? De discipelen weten dat zij tot de vergankelijkheid behoren en dat Jezus zich in de vergankelijkheid heeft geopenbaard. Daarom informeren ze bij Jezus wie hem, als hij straks weg is op aarde zal vertegenwoordigen. In de twaalfde uitspraak [12] zinspeelt Jezus op de innerlijke grootheid van Jacobus de Rechtvaardige. Hij was de leider van de eerste Joodse gemeente te Jeruzalem. Het Thomas-evangelie is opgetekend voor gebruik binnen de Joodse gemeenten, voor wie dus Jacobus het voorbeeld was. Het traditionele Christendom kreeg zijn bekende gedaante door de niet-joodse, dus heidense gemeenten, die op de denkbeelden van Paulus worden gebouwd. Deze gemeenten vormden later het instituut van de Kerk dat de geschriften uit de joods-christelijke traditie verketterde. Daartoe behoorde het Evangelie van Thomas. de drie geheime woorden Het mysterieuze karakter van uitspraak [13] heeft menig uitlegger op het verkeerde been gezet. Het gaat om de drie woorden, die Jezus tijdens een onderonsje tot Thomas sprak. De nieuwsgierige discipelen willen graag weten wat Jezus gezegd heeft, maar Thomas weigert omdat ze stenen naar hem zullen werpen en uit die stenen zal vuur komen. Uitspraak [13] begon met de vraag van Jezus aan de discipelen op wie zij vonden dat hij leek. De antwoorden zijn eigenlijk nietszeggend. Thomas, die Jezus 'Meester' noemt, krijgt te horen: 'Ik ben uw meester niet, want u hebt gedronken. U bent dronken geworden van de bron van levend water'. Dat volgt het onderonsje met de drie geheimzinnige woorden. Thomas, dronken van de bron van levend water, wordt door Jezus tot zijn gelijke verhoogd. De drie woorden zijn alleen door hem te verstaan. Wat zijn deze drie woorden? Denk eens aan de drie geschenken, die de drie oosterse wijzen aan de pas geboren Jezus komen brengen: goud, mirre en wierook. Hier ligt de sleutel tot de ontsluiering van de drie woorden. Natuurlijk gaat het niet om woorden, maar om een lering. En wel lering van hoge orde aan een ingewijde, want dat is Thomas, die dronken is van het levend water. Goud, mirre en wierook zijn symbolen. In de symbolentaal staan ze voor God in menselijke gedaante (goud), de lijdende God (mirre) en de in eenheid terugkerende, de opgestane God (wierook). God leeft in de mens, God lijdt met de mens en God keert in de mens terug tot zijn hemelse huis. Indirect zien we in de drie woorden, die Jezus tot Thomas spreekt, een aankondiging van het lijden en vooral de weg tot overwinning van het lijden. Uit het antwoord van Thomas aan zijn collega-discipelen maken we op, dat zij deze woorden volgens hem niet kunnen begrijpen omdat ze nog niet de status van ingewijde hebben. Hier spreekt dus de apostel, die zichzelf de ingewijde noemt. Als ingewijde geeft hij lering aan een groep mensen, die geloven dat ze door Thomas in aanraking komen met de opgestane Christus. De veertiende uitspraak [14] besprak ik al tegelijk met de zesde [6]. De vijftiende uitspraak [15] brengt ons in contact met Hem, die niet uit een vrouw is geboren. God zelf dus, die zich aan ons bekend maakt als de Vader. De dimensie van de Vader gaat, zoals uitspraak [17] vertelt, al onze waarneming te boven. Het is de dimensie, die het einde maakt als het begin. Ongemerkt schept Jezus in uitspraak [18] de cirkel, de blok 8, deel 1.1 5 kosmische dimensie, die alle begrip te boven gaat. Uitspraak [19] borduurt hier op voort. Hij was er voor hij ontstond. Het Johannes evangelie heeft de parallel. 'Eer Abraham was ben ik'. De vijf bomen roepen vragen op. Het meest voor de hand ligt de vergelijking met de vijf zintuigen, - niet onze zintuigen met hun beperkingen, maar de hemelse equivalenten van zien, horen, tasten, ruiken en proeven. In gezegde [20] wordt het holistisch karakter van het esoterisch christendom nog eens aangeduid met de vergelijking van het Koninkrijk der hemelen met een mosterdzaadje dat ook bij de synoptici wordt genoemd. Een uitspraak als deze vindt steun in de moderne fysica, die heeft ontdekt dat er geen verschil bestaat tussen het oneindig grote en het oneindig kleine, beide zijn namelijk oneindig. Het 'stuk land dat niet van hen is' in uitspraak [21] is de aardse wereld waar de door God geïnspireerde discipelen zich op hebben gevestigd. De eigenaars van het land zijn de aardse regeerders, die worden gelijkgesteld met rovers, omdat zij pretenderen iets te bezitten wat in wezen van God is. De vereiste werkzaamheid is het innerlijk besef goddelijk te zijn. Daar kunnen geen rovers komen. Gezegde [22] introduceert zonder omwegen de dualiteit die moet oplossen in eenheid. Wederom zijn het zuigelingen, aan wie het weten wordt toegekend een te zijn met God. De discipelen moeten dat nog leren. Pas als de dualiteit geheel is opgelost kan de mens innerlijk de eenheid ervaren als de enige, eeuwige realiteit. Het veelvoud, dat in wezen een onverbrekelijk geheel is, komt opnieuw en weer in andere woorden tot uiting in gezegde [23]. De plaats waar Jezus zich bevindt is de hemel, de naam voor het goddelijk eenheidsbewustzijn. Volgens gezegde [24] beseffen de discipelen terdege dat hun levensopdracht is om die plaats van licht te zoeken. Eerder hebben we bemerkt dat deze plaats zich in de mens zelf bevindt en zelfonderzoek is de methode, die erheen leidt. Een van de beproefde manieren om er te komen is om geen onderscheid te zien tussen het zelf en de ander. Dat is de strekking van gezegde [25] en [26] borduurt daarop voort, gelijk Mt 7 en Lk 6 doen. Een andere methode wordt gegeven in uitspraak [27], waar het gaat om het vasten ten aanzien van de wereld. Juist onze westerse samenleving zwelgt in het overtollige genot van een op hol geslagen consumptiemaatschappij. Wat meer afstandelijkheid tot het overvloedige aanbod van luxe werkt het onthechtingsbesef in de hand. De innerlijke mens wordt alleen verlost als de invloed van de uiterlijke wereld tot nut is gereduceerd. Daarom wordt in [27] aanbevolen om van de Sabbat een sabbat te maken. In de taal van de joden betekent dat: de zevende trap van bewustzijn, waar de materiele wereld geen rol meer kan spelen, meer en meer innerlijk te beleven. In de [28]e uitspraak vertelt Jezus hoe hij de wereld aantrof toen hij kwam als mens: een lege mensheid, dronken van zwelgzucht. Denk maar eens aan de Romeinse maatschappij, die corrupt en decadent was. De wijn, die zij versmaden is de geestkracht, die uit het Woord tot ons komt. In tal van opzichten leeft de mentaliteit van het oude Rome voort in de mentaliteit van het rijke westen. De geleerden bijten zich vast in de overtuiging, dat de menselijke geest een produkt is van het lichaam, terwijl Jezus juist het omgekeerde leert: het lichaam is een produkt van de geest. Onze tijd kent een veelgodendom: popsterren, politieke demagogen en multinationals zijn tot goden verheven in een maatschappij, die commercie politiek en economie tot een dagelijks rituaal heeft gemaakt. Deze goden verwerpt Jezus in uitspraak [30]. Twee goden (stof en geest) of beter nog één god (stof en geest in opgeloste toestand) zijn hem liever. Als beeld van de eenheid verbergt hij zich in de tweeheid. Aan ons de opdracht om de eenheid te herkennen in de tweeheid. Maar, zoals uitspraak [31] zegt, de zo nabije Christus lijkt ons een onbereikbaar ver verwijderd ideaalbeeld van een wereld, die onrealiseerbaar lijkt. Toch is de mysteriereligie van Christus als een versterkte stad op een berg, die door niets aan het innerlijk oog kan worden onttrokken. Innerlijk weet iedereen dat hij er is. Eenmaal komt de tijd, dat elk mens met deze verheven realiteit rekening moet gaan houden. Niemand zet de lamp toch onder de korenschoof, zegt uitspraak [33] met de drie synoptische evangelisten. Het licht is er en kan door iedereen, die innerlijk niet blind is, gezien worden. Helaas zijn er nogal wat mensen, die innerlijk blind, geestelijk vrijwel dood, door het leven gaan. Elkaar misleidend vertragen ze de werkelijke vooruitgang. Sommige uitspraken hebben een actuele allure. Dat geldt ook voor het [35]e gezegde. Hier gaat het om de innerlijke kracht van de geestelijk sterken, wier handen gebonden en wier huis geplunderd kan worden, blok 8, deel 1.1 6 zonder dat hun geestkracht wordt gebroken. Telkens weer worden in de woorden van het Thomas-evangelie het geestelijke en het stoffelijke naast elkaar geplaatst. In uitspraak 36 is het de bezorgdheid over kleren, die sterfelijke mensen kennen. Voor het geestelijk leven zijn kleren niet belangrijk. In de geest gaat men naakt. Dat is ook de strekking van gezegde [37]. Wij, de discipelen zullen Christus in zijn ware gedaante waarnemen als we onbekleed zijn zonder ons te schamen voor onze naaktheid. Want dat is de naaktheid van het Paradijs voor het eten van de verboden vrucht. Kleren zijn het symbool van de psychische ballast. Weliswaar maken ze ons tot de persoonlijkheid die wij zijn, maar de persoon is niet meer dan een masker, dat we tijdelijk dragen om ons ware zelf te verbergen. Zolang het ware zelf niet volgroeid is kan het zich moelijk laten zien en verbergt het zich. Dat gebeurt op de dagen dat wij, de discipelen, vergeefs naar Jezus zullen zoeken. In feite is onze hardleersheid daarvan de oorzaak. Daarop doelt Jezus met zijn woorden in uitspraak [38]. sleutel tot de gnosis Een bijzondere uitspraak is [39], een samentrekking van Mt 23:13, alsmede Lk 11:52 met Mt 10:16. Het bijzondere is dat Jezus hier de vrijheid van de gnosis en de gebondenheid van de Wet tegenover elkaar stelt. Bovendien kiest hij duidelijk de kant van de gnostici, de esoterische visionairs van zijn tijd. Niemand kan het Thomas-evangelie verwijten maken, want de evangelist Lucas zegt hetzelfde in felle bewoordingen: "Wee u wetgeleerden, want gij hebt de sleutel der kennis weggenomen. Zelf zijt gij niet binnengegaan en degenen, die trachtten binnen te gaan, hebt gij tegen gehouden. Vreemd genoeg heeft de Kerk nooit de consequenties uit die woorden getrokken. Zij bleef volhouden met zich op de plaats van de wetgeleerden op te stellen. Farizeeërs en schriftgeleerden zijn vaker het doelwit van Jezus' kritiek. Zich houdende aan de wet hulden zij zich in het kleed van bekrompen vooroordelen en veroordeelden alles en iedereen, die niet volgens de letter van de Wet leefde. Jezus herkende echter in de letter van de wet de sleutel die past op de poort van het inzicht. De Joodse geleerden gingen de poort niet binnen, dat wil zeggen: ze lieten zich niet inwijden in de mysteriën van leven en dood. Ze bleven buitenstaanders. Erger was het dat zij de mensen, die wel de tempel van inwijding wilden betreden, tegenhielden. Zo verhinderden zij de geestelijke groei van de mensheid. In het advies wijs te worden als slangen en argeloos als duiven raadt Jezus zijn volgelingen aan om tussen de regels door te lezen. Tussen de omgewoelde bodem glinstert het goud van de Vader dat alleen gezien kan worden met het innerlijk oog. In uitspraak [40] voorzegt Jezus de vernietiging van degenen, die de Vader niet erkennen. In uitspraak [41] herkennen we woorden uit de drie synoptische evangeliën. In de gestelde paradox wordt de vergankelijkheid van het stoffelijke tegenover de vermeerdering van het geestelijke gesteld. Tegenover de vergankelijkheid van alles wat van tijdelijke aard is, past maar een juiste levenshouding: wordt voorbijgangers. In deze kortste uitspraak van het Thomas-evangelie vat Jezus eigenlijk zijn hele leer samen. Laat de vergankelijke wereld aan je voorbij gaan en hecht je niet aan zaken als geld, macht en roem. In deze leuze stemmen alle religies met elkaar overeen. Het is een universele grondregel, die voor iedereen geldt. Jezus verwijt de discipelen hun wereldse gezindheid. In uitspraak [43] houdt hij ze hun gehechtheid aan vergan- kelijke dingen voor. Merkwaardig zijn de woorden van het [45]e gezegde: Vader en Zoon mogen ongestraft belasterd worden, maar het belasteren van de Heilige Geest is een doodzonde. De achtergrond van deze uitspraak is zeer diepzinnig. Hier wordt de vraag gesteld wie of wat de personen van de Heilige Drievuldigheid in werkelijkheid zijn. Hele concilies zijn er aan gewijd. Schisma's kwamen eruit voort. Maar hier wordt gesteld, dat de Vader in de hemel en de Zoon als zijn vertegenwoordiger op aarde voor de mens onkenbaar zijn. Maar de Heilige Geest is de kracht waardoor wij het wezen van Zoon en Vader kunnen leren kennen. Wie weigert om gnosis (inzicht) te verwerven bedrijft een zonde, die naar de geestelijke dood voert. Gnosis plaatst goed en kwaad als scherp gescheiden tegenstellingen tegenover elkaar. Moderne exegeten beweren wel eens dat het Evangelie van Thomas geen gnostisch geschrift is. Veel uitspraken bewijzen het tegendeel. Ook [45] is ingegeven door een gnosticus. De dualiteit lijkt onverenigblok 8, deel 1.1 7 baar. Daarop is ook de kritiek gebaseerd van de Neo-Platonische Plotinus, wiens pamflet 'Tegen de gnostici' nog steeds wordt ingezet tegen de nieuw ontloken leer van de gnosis. Maar het Thomas-evangelie bepleit juist een leer om van de twee een te maken. In gezegde [46 ] laat Jezus weten, dat zelfs de zuiverste en beste volwassene deel blijft uitmaken van de tweeheid. Alleen een kind bezit nog de ongeschonden zuiverheid om de eenheid te ervaren. Daarin staat het hoger dan Johannes. Hierbij moeten we wel een kanttekening plaatsen. In het vierde gezegde blijkt welk kind Jezus bedoeld, namelijk een kind van zeven dagen oud. De superieure kracht van de eenheid wordt beschreven in de uitspraken [47] en [48]. In [47] gaat het om de ondoelmatigheid van de tweeheid en in [48] om de alles overwinnende kracht van de eenheid. Maar Jezus erkent volmondig, uitspraak [49], dat de eenheid slechts gestalte aanneemt in de enkeling, niet in de massa. De weg van geestelijke groei is een eenzame weg, alleen geschikt voor individualisten. Men moet onverstoorbaar voorbijganger durven zijn om de weg van beweging en rust te bewandelen. beweging en rust Beweging en rust brengen ons bij de [50]e uitspraak. In rust herkennen we de Vader in zijn transcendente Zijn, in de beweging de Zoon in zijn emanente Worden. Iedereen is uit beweging en rust gekomen. Iedereen woont in het Licht. Weinigen beseffen dat en wanen zich in de duisternis. Daarop doelt Jezus in uitspraak [51]. Het is er al, maar we weten het niet. Ook in onze turbulente wereld gaat deze uitspraak op: God is in de wereld, het Licht schijnt overal, maar de naar buiten gerichte mensheid staat er als het ware met zijn rug naar toe. Hij neemt het niet waar. Om het Licht in het oog te krijgen zal hij zich (innerlijk) om moeten keren. Het Thomas-evangelie bevat nogal wat onverwachte uitspraken, die in strijd zijn met de traditie. Om die reden zal het destijds door de kerkvaders zijn verworpen. Zij konden natuurlijk niet aanvaarden, dat Jezus de door hen zo vereerde profeten uit het Oude Testament opzij schoof als geestelijk doden. Maar het staat er, zwart op wit, in uitspraak [52]. De Jezus van Thomas had weinig op met de mannen, die de kern uitmaken van de godsdienst van Israël. Zij staan op een lijn met de Farizeeërs en schriftgeleerden, het addergebroed van het Nieuwe Testament. Van de oude traditionele gebruiken moet Jezus niets hebben. De besnijdenis verwerpt hij, zoals uit gezegde [53] blijkt. Alleen een besnijdenis in de geest heeft, volgens Jezus, nut. Het is de opening van de geest, die de mens waarlijk mens kan maken. In uitspraak [54] herhaalt zich een van de acht zaligsprekingen. In de context van het Thomas evangelie betekent het dat de volgelingen van Thomas afstand deden van hun bezittingen. Evenals in de synoptische evangeliën stelt Jezus in Thomas [55] de relatie met God boven de relaties met mensen. Ook hierbij moeten we voorbijgangers worden. In feite zegt hij, dat menselijke verbindingen de relatie met God alleen maar in de weg staan. Menselijke relaties behoren toe aan een wereld, die volgens gezegde [56], een lijk is. In deze gedachte past ook de bekende gelijkenis van het onkruid, dat eerst moet groeien om onderscheiden te worden van de tarwe. Het onkruid dat in [57] als beeld voor het kwaad wordt gebruikt, veroorzaakt lijden. Maar het lijden zal eerst gelokaliseerd moeten worden om het eigenlijke leven vrij te maken. lijden, sterven om te leven? Uitspraak [58] kan tot misverstanden leiden. Is het zo dat de mens moet lijden om te kunnen leven? Een van de eerste regels in het Boeddhistische achtvoudige pad ter oplossing van het lijden leert de herkenning van het lijden. Jezus leed toen hij gekruisigd werd. Hij overwon het lijden door zijn opstanding. Zo althans wordt ons geleerd door de orthodoxie. Maar wat is lijden in werkelijkheid? Lijden is het besef dat je God niet meer kunt bereiken. God bestaat in een andere wereld, niet hier in deze wereld en de grenzen zijn gesloten. Deze ontdekking veroorzaakt een intens gevoel van eenzaamheid en heimwee. Niets in onze wereld kan dat laten verdwijnen. Misschien alleen kloosters, kathedralen, de eenzaamheid van bossen, een ontspannend verblijf in de natuur, een zeereis of een ballonvaart. Ineens is het gevoel er: van niet meer alleen te zijn. Omringd door verborgen leven bespeur je de aanwezigheid van God. Dat gevoel wordt heviger, naarmate je merkt dat de bron van het leven het innerlijke is. Dan keer je je naar binnen. Daar vind je wat Jezus belooft: het Leven. Daar ontmoet je ook de Levende. Het maakt niet uit hoe zijn naam is: Boeddha, Krishna, Zarathustra of Christus. De Levende is naamloos, maar IS, zoals veelvuldig naar voren komt uit de veertien IK BEN-woorden van het Johannes evangelie. Dat is de Levende van uitspraak [59], blok 8, deel 1.1 8 die ook na het sterven, het Leven bij ons brengt. Heel aardig is de gelijkenis van een Samaritaan, die een lam droeg. Joden beschouwden de Samaritanen bepaald niet als hun vrienden. Des te treffender is daarom dit beeld. Het lam is Jezus zelf: 'De Samaritaanse vijand zal het doden' denken de discipelen. Ze vergissen zich. Uit de slotzinnen van uitspraak [60] over het zoeken van een plaats die in Rust is, blijkt hoe hoog Jezus de Samaritaan inschat. Hij zal het lam (Jezus dus) niet doden en eten. De uitspraak van [61a] is identiek aan Lk 17:34. Lichaam en geest liggen op het bed. Het lichaam zal sterven, de geest zal leven. Daarom laat Thomas in het vervolg van [61] een ons onbekende Salome, leerlinge van Jezus vragen: Wie bent u mens, en wiens zoon? Deze vraag stelt zij zichzelf en het antwoord van Jezus is het antwoord dat uit haar eigen ziel opwelt. Ik ben het, die is, uit de Zelfde Mysteriewoorden, die Salome tot discipel maken. Een mens uit de Zelfde is een, de anderen zijn verdeeld en leven in de duisternis. In uitspraak [62], waarvan de tweede helft ook voortkomt bij Mt 6:3 is Jezus de mysterieleraar. In die hoedanigheid vertelt hij de gelijkenis van de rijke man, die sterft zodra hij denkt aan het gebruiken van zijn rijkdom. Hij sterft niet letterlijk, maar kiest innerlijk de doodlopende weg van de vergankelijkheid. De gelijkenis is van dezelfde strekking als de parabel van [64], die ook voortkomt in Mt 22 en Lk 14. Wie zich verliest in aardse goederen staat voor God met lege handen. Dezelfde toon slaat uitspraak [65] aan met de parabel van de zoon van wijngaardenier. De Zoon, Christus, wordt uiteindelijk door de pachters gedood, zoals de Joden Jezus lieten kruisigen. Ook de korte uitspraak 66 houdt zich bezig met mensen, die de essentie verwerpen. Ze maken de verkeerde keuze. Wat de bouwlieden weggooien is de hoeksteen van het bestaan. In uitspraak [67] is het alsof Thomas als een dikke onderstreping van het bovenstaande zijn conclusie trekt: 'Wie alles kent behalve zichzelf, mist alles'. De hele schepping is in het menselijk wezen opgetrokken. Door zichzelf te kennen weet men hoe de schepping is. Het oude Hermetische axioma 'Zo boven, zo beneden' klinkt in deze korte spreuk door. Deze universele waarheid doortrekt het hele religieuze leven van de wereld. Niets is waardevoller dan het innerlijk. De zelfonderzoeker is meestal een naar binnen gekeerd, beschouwend mens met weinig aandacht voor wat om hem heen gebeurt. Een echte voorbijganger is hij. Dit soort mensen oogst niet veel sympathie in een wereld, die louter spraakmakende successen waardeert. Daarom zijn hier de uitspreken [68] en [69] geplaatst. Evenals in Mt 5 verklaart Jezus de stille, beschouwende zoeker zalig. In de diepten van zijn ziel vindt hij onvermoede krachten. In uitspraak [70] zegt Jezus waar het om gaat. Breng die krachten voort, open ze naar buiten en je zult als God op aarde zijn. Maar als je merkt dat die krachten in je ontbreken, zal het aanvoelen alsof je dood bent. Erg bemoedigend klinkt dat niet. In dit geval kan het blootleggen van een innerlijke lacune de aanzet zijn om iets in het leven te veranderen. een huis afbreken Een huis waarin niets dan leegte is zegt Jezus in spreuk [71] te zullen afbreken. 'En niemand zal het weer kunnen opbouwen' voegt hij er aan toe. Met in herinnering het bekende verhaal van de tempelreiniging in Joh 2:13-25 zal dat raadselachtig klinken. Daar immers zei Jezus: 'Ik zal deze tempel in drie dagen herbouwen.' Is hij nu met zichzelf in tegenspraak geraakt? Het raadsel laat zich gemakkelijk oplossen. Vanuit de leegte zal niemand 'dit huis' kunnen opbouwen. Jezus verricht die handeling vanuit zijn volheid. Evenals de tempel is 'het huis' een metafoor voor het lichaam. Wat afgebroken wordt in het lege lichaam, wat opgebouwd wordt is de vervulde geest. Leegte en volheid staan tegenover elkaar, evenals de eenmaker en de verdeler. Dat is het thema van uitspraak [72]. De oudheid kent allerlei beelden om de mogelijkheid van geestelijke volheid kenbaar te maken. In uitspraak [73] is het de oogst die werkelijk groot is. Helaas zijn er maar weinig mensen bereid om het geestelijk erfgoed actief te maken in hun eigen wezen. Tot de dag van vandaag is de geestelijke luiheid van de mensen verwonderlijk. Daardoor kregen de zogenaamde heiligen de gelegenheid om als lichtzuilen boven de grijze massa uit te rijzen. De massa staat aan de kant. In het beste geval nemen enkelingen kennis van de grote mystieke gedachten, maar om zelf 'in de waterput' - de bron van levend water van uitspraak [74] - af te dalen missen ze vaak de moed. Het bruidsvertrek van uitspraak [75], waar maar enkelen binnengaan, blijft een mysterieus vertrek, dat eerder vrees dan verlangen oproept. Toch staan er volgens Jezus in uitspraak [75] velen bij de deur. blok 8, deel 1.1 9 De parabel van uitspraak [76] moedigt ons allemaal aan om op te letten op die ene waardevolle parel, die eens onder onze handen zal glinsteren. Het prachtige 'Lied van de Parel' uit de Handelingen van Thomas vertelt hoe een oosterse koningszoon wordt uitgezonden om de parel te zoeken. Gekleed in lompen begeeft hij zich naar Egypte, het land van de tweeheid, waar de parel wordt bewaakt door een sissende slang. Een geheimzinnige brief bevat de voorschriften om bij de parel te komen. De prins zal slagen. Hij zal de parel terugbrengen in het paleis. Dan zal hij opnieuw gekleed gaan in zijn koninklijke, nu geestelijke gewaden. Het is dezelfde parel, die in [76] door een koopman wordt gekocht. De parel is de goddelijke vonk, de monade, het atma, dat ongedeeld als eenheid in alle mensen verborgen is. Hij is het Licht van het Al, waarvan Jezus in uitspraak [77] zo veelbetekenend zegt: 'Kloof een stuk houd en Ik ben daar. Til een steen op en u zult Mij daar vinden" Het goddelijke is overal in gelijke mate te vinden, maar de koningen en de groten 'die kostbare kleren dragen' zullen volgens uitspraak [78] niet in staat zijn om de waarheid te kennen. Daarom ontdeed de prins uit 'Het lied van de parel' zich van zijn kostbare gewaden en hulde zich in lompen. Toen was hij een arme van geest, die ongehinderd door verleidelijke rijkdom, de kostbare parel kon verwerven. Een echte ascetische volgeling van Thomas. de vrouw als beeld van de kringloop en als vruchtdraagster In navolging van de gnosis voert Thomas 'de vrouw' op als beeld van de kringloop. Het hele oude oosten kende 'de vrouw' als vruchtdraagster. Haar kinderen werden geboren om te sterven. Paulus beschreef haar in die zin. Ook Thomas treedt in deze oude traditie. Op zichzelf zegt het niets over de vrouw als mens. Het vrouwelijke staat altijd in verband met de vruchtbaarheid, zoals het mannelijke of de man, het beeld van de Geest vertegenwoordigt. Het wil niet zeggen dat het mannelijk geslacht hoger stond aangeschreven dan het vrouwelijke. De traditie gebruikt het geslacht alleen en uitsluitend als symbolisch beeld. In zie zin moet uitspraak [79] worden verstaan, waarin Jezus de zegen van schoot en borsten van zijn moeder ombuigt en zegt: Gezegend de schoot, die niet heeft ontvangen en de borsten, die niet hebben gezoogd.' Het verschil tussen mannelijk en vrouwelijk zullen we vaker tegenkomen in het Evangelie van Thomas. Hier wordt niets negatiefs over het moederschap gezegd. Wat Jezus wil zeggen is, dat de lichamelijke vruchtbaarheid in het geestelijke leven verdwijnt. Van spiritueel gezichtspunt uit gezien is dat een gezegende situatie. Uitspraak [80] relativeert de stellige gedachte van gezegde [79] weer. Op deze plaats wordt de grote betekenis van het lichaam voor de ontwikkeling van de Geest in duistere bewoordingen bevestigd. Wereld en lichaam horen bij elkaar. Uiteindelijk leert iemand door het lichaam de krachten van de geest kennen. Maar wie zich verliest in het lichamelijke miskent de betekenis van de wereld. De auteur van het Thomasevangelie blijft in allerlei bewoordingen en beelden hameren op de ascetische leefwijze. Dat is zijn doel. Op dat doel heeft hij de uitspraken van Jezus geselecteerd. Ook in uitspraak [81] is dat het geval. Laat iemand zich rustig koning voelen in zijn rijkdom. Dat wordt niet veroordeeld. Op een voorwaarde: als die persoon maar in staat is om ook weer afstand te doen van zijn rijkdom. Dan is hij een waar voorbijganger geworden. In gezegde [82] vergelijkt Jezus zichzelf met het Vuur van het Koninkrijk. In het licht van de moderne wetenschap klinkt dat niet vreemd, maar 2000 jaar geleden was het een uiterst revolutionaire uitspraak. Nu we wat vertrouwder zijn met de gedachte dat het universum is ontstaan door de oerknal van enorm samengebalde oer-energie zijn we beter in staat ons bij de beeldspraak van [82] iets voor te stellen. Alle uitspraken in het Evangelie van Thomas zijn als de haiku's van het Zen-Boeddhisme. Om achter hun betekenis te komen is diepe overpeinzing nodig. Als fraaie gordijnen verhullen ze hun geheim. Door die open te schuiven wordt het mysterie openbaar. Dat is de betekenis van de 82ste uitspraak. De beeltenissen zijn de symbolen, maar het gaat om dat wat ze verbergen. De logia van het Thomas-evangelie willen ontsluierd worden. Stuk voor stuk zijn zij de beeltenissen die het ware Licht aan het oog onttrekken. Uit dit gezegde kunnen we ook concluderen hoe Thomas tegen de bijbelse overlevering aankeek. Hij zag de verhalen als beeldverhalen, die verborgen processen in een zintuiglijk waarneembaar gewaad kleden. Het gaat, zoals uitspraak 84 meedeelt, niet om de uiterlijke beeltenissen, maar om de beeltenissen uit de verborgen sferen, waar de dood niet bestaat. Zo was ook Adam het beeld van een verborgen proces. In de gnostische traditie wordt hij als de Hemelse blok 8, deel 1.1 10 mens beschouwd, het goddelijk idee van wat eens als de aardse mens openbaar zou worden. Maar zijn gedrag was zijn goddelijke oorsprong onwaardig en dus viel hij ten prooi aan de stoffelijke dood. Uitspraak [85] is een gnostisch commentaar op de geschiedenis van Adam uit het boek Genesis. Soms dringt zich de vraag op welk criterium de Thomas-auteur heeft gehanteerd bij de selectie van de Jezus-uitspraken. De woorden van [86] vormen een breuk met de gedachtenlijn van de voorgaande uitspraken. Hier vinden we weer een parallel met Mt 8 en Lk 9. Armer en nederiger dan de vogels en de vossen staat Jezus daar in al zijn naaktheid. Dat roept herinneringen op aan uitspraak [37], waar het uitdoen van kleren de voorwaarde is om het Koninkrijk te zien. Totale onafhankelijkheid is absoluut noodzakelijk om verder te komen in het geestelijke leven. Dat maakt uitspraak [87] nog eens duidelijk. Elke afhankelijkheid is armzalig en leidt tot niets. Zelfs engelen en profeten reiken niet verder dan hun eigen mogelijkheden. Volgens [88] zullen zij zeker geven wat zij hebben omdat het ook van ons is. In rangorde staan zij boven de discipelen, want zij zijn de raakpunten met het hogere leven. Met het geven over en weer, het onderwerp van de diepzinnige uitspraak [88] wordt gedoeld op de uiteindelijke eenwording. Op een dag zullen de verschillen in rangorde wegvallen en in het samenvloeien ontstaat een universeel veld van kennis, waarin God zich kan manifesteren. reiniging van de ziel Uitspraak [89] houdt zich vervolgens bezig met de onontbeerlijke voorwaarde om zover te komen. Voordat wij, de discipelen, geopend worden voor het bewustzijn van engelen en profeten, moeten we gereinigd zijn, zowel innerlijk als uiterlijk. Altijd zijn er mensen geweest, die alle aandacht gaven aan hun uiterlijke verzorging, maar die aan de verzorging van hun innerlijk wezen niet toekwamen. Sterker, ze stonden er misschien helemaal niet bij stil, dat innerlijke reiniging even belangrijk was. Onze tijd levert een onthutsende illustratie voor de betekenis van deze uitspraak. Met zijn uitnodiging 'Kom tot Mij' roept Jezus ons, zijn discipelen, dan ook naar binnen. De last van het geestelijke juk is licht te dragen en de macht van de geestelijke heerschappij is zacht. Dat is zo, omdat de wetten van de geest geredeneerd vanuit het zintuiglijk bewustzijn, nu eenmaal tegengesteld zijn aan die van de stof. Woorden van Jezus laten zich niet door het verstand analyseren. Gesproken tot de menselijke geest kan alleen het hart hun zin verstaan. Zo is het ook met de vreemde vraag van de discipelen: 'Zeg ons wie U bent, opdat wij in U geloven'. Met hun verstand weten ze best wie hij is: Jezus van Nazareth, hun leermeester. Maar door de diepte van zijn woorden is hij aan het verstand ontglipt. Deze man is meer dan mens. Hij spreekt van een mysterie, een wereld waar ze geen vat op hebben. Laten we de situatie van uitspraak [91] maar eens naar onze tijd verplaatsen. De boodschap van de religies is zo mooi en verheven, maar wat is ervan terug te vinden in de wereld? Oorlog en onrecht roepen twijfels op aan de zachtaardige en rechtvaardige Vader in de hemel. Uitbuiting en armoede benemen je elk uitzicht op de hemelse zaligheid. Wat moet je met alle mooie beloften? Waar bleef de bijbelse Jezus met zijn spoedige verlossing? Tweeduizend jaar na zijn optreden is de wereld nog even chaotisch. Eerder lijkt het alsof de duivel het bewind heeft overgenomen. Kerken sluiten en de naam Christus wordt door vele jongeren niet meer gekend. De wetenschap, doorgedrongen in het universum en in de microwereld van het atoom, weet niets zinnigs te zeggen over de Geest. De mensheid is nog even onwetend als de discipelen, die Jezus lijfelijk tegenover zich vonden. Dat mag ons extra motiveren om tot zelfonderzoek over te gaan. Daar liggen de antwoorden. Uitspraak [92] geeft de situatie van vandaag kernachtig weer. 'Zoekt en u zult vinden' had hij gezegd. Antwoorden op vragen gaf hij niet. Hij vond dat ze die zelf moesten vinden. Nu, in deze tijd, verlangt Hij er naar ons zijn geheimenissen mee te delen. Een hele gnostische bibliotheek staat ons ter beschikking. De rollen van de Dode Zee liggen opengeslagen. Geschriften uit oost en west geven zicht op de diepten van een ontzagwekkende wijsheid. En hoe reageert de mensheid? Zij vraagt er niet naar. Het lijkt alsof de Jezus-woorden uit het Thomas-evangelie rechtstreeks tot ons zijn gericht. Een onwillige mensheid wacht tevergeefs op antwoord, want Jezus zegt ook -uitspraak [93] - het heilige niet aan de honden te voeren. Maar wie ernstig zoekt -uitspraak [94] - en wie klopt op de poort van inwijding, zal antwoord ontvangen. Wie zich niet door twijfel van de wijs laat brengen, maar blijft vertrouwen ontvangt een beloning in de vorm van langzaam aangloeiende verlichting. Het geld van uitspraak [95] is het loon dat wij verwerven voor de inspanning van studie en meditatie. Geen blok 8, deel 1.1 11 klinkende munt maar groeiend inzicht. Hoe verleidelijk is het niet om deze nieuw verworven kennis te exploiteren en te gelde te maken. Jezus wijst dit van de hand. Verspreid je inzichten onder degenen, die er naar hongeren maar voer het niet aan de zwijnen. Met ons allen zij we op zoek naar het Koninkrijk van de Vader. We zoeken het binnen ons en buiten ons, vangen er soms glimpen van op, maar voelen ons onvoldaan door het trage tempo en de geringe hoeveelheid. Daarom vertelt Jezus de kleine gelijkenis van uitspraak [96], want het beetje zuurdesem levert, verborgen in bakmeel, grote broden op. Een vleugje wijsheid kan een mens veel steun geven. De gelijkenis van [97] borduurt voort op dit thema. Nu is het een vrouw, die haar meel verliest en met een lege kruik binnen komt. Zo'n verhaaltje vraagt om een meditatieve benadering. Pas na enige overpeinzing komt aan het licht, dat het Koninkrijk van de Vader (de vrouw) de stoffelijke wereld met zich meedraagt. In de mate waarin de mensen groeien neemt de stoffelijke ballast af. Tenslotte is er alleen de lege kruik, de naakte mens. Leegte en naaktheid zijn beelden van de puurheid, die voorwaarde is voor de volheid van het Pleroma. In Thomas [98] is het Koninkrijk van de Vader een man, die een 'machtig man' wil doden. Er zijn vertalingen, die spreken van het doden van een 'sterke kerel'. Dan wordt de bedoeling van Jezus inderdaad duidelijker. De machtige man is onze arrogante wereld, die vol materialistische eigenwaan is. In deze gelijkenis wordt zij vereenzelvigd met de muur, waarin de man zijn zwaard stoot. De materialistische wereld is gelijk een muur. Door het doorboren van de muur doodt hij de machtige. Hoe machtig, maar tegelijk hoe kwetsbaar, is onze materialistische maatschappij. Haar koninkrijk is opgetrokken achter hoge muren. Vaak hebben wij het gevoel, dat die muren ons aan alle kanten gevangen houden. God is aan de andere kant, maar we kunnen Hem niet bereiken. Zo wordt althans vaak gedacht. Uitspraak [99] maakt duidelijk, dat er een opening is. Niet voor mensen, die toevallig tot de familiekring behoren, maar wel voor hen, die de weg naar binnen zijn gegaan. Dat zijn de ware familieleden van Jezus en zij kunnen moeiteloos binnengaan in het rijk, dat voor velen door muren is afgesloten. Het aardige van de parabel over het goudstuk is, dat deze tekst zoveel verder gaat dan overeenkomstige teksten in Mt 22, Mc 12 en Lk 20. Exegeten hebben altijd gedacht dat Jezus wees op het voldoen van je belastingplicht. Maar Thomas [100] onthult een drievoudigheid: Keizer, God en Jezus. De keizer is de vertegenwoordiger van de wereldse overheid, God is de ware macht achter alle verschijnselen en Jezus is de bemiddelaar, door wie de mens tot God kan komen. Stof geef je de keizer, geest is aan God en aan Jezus geef je de toewijding van je ziel. In tegenstelling tot de keizer is Jezus geen gewoon mens. We herinneren ons de vraag van de discipelen: 'Zeg ons wie u bent' met het raadselachtige antwoord daarop. de ware moeder van Jezus In uitspraak [101] vertelt Jezus wie zijn ware moeder is. Ook uit de bijbel is bekend dat Jezus niet altijd even vriendelijk voor zijn lichamelijke moeder was. Toen ze hem tijdens de bruiloft te Kana wees op het gebrek aan wijn antwoordde hij kribbig: Vrouw wat heb ik met u van node? Konden dat de woorden zijn van een zo verheven mens als Jezus? De haat voor vader en moeder, die hij in [101] propageert, ligt in dezelfde lijn. De figuur van Jezus hoort bij liefde, niet bij haat. Veel christenen hebben moeite met dit soort uitspraken. Tweedracht zaaien en haten hoort niet bij de Heer van Liefde, die de traditie van Jezus heeft gemaakt. De ware moeder, die Hem het leven gaf, is dan ook niet dezelfde als Maria, evenmin als de Goddelijke Maagd Maria dezelfde kan zijn als de aardse moeder. De moeder aan wie Jezus in uitspraak [101] herinnert is de Goddelijke Moeder, die volgens het Geheime boek van Johannes als het spiegelbeeld van God de Vader tot aanzijn kwam. Als een van de eonen schiep zij zonder medeweten van God de Vader de Demiurg, de schepper van een wereld, die als gevangenis voor de schepselen zou dienen. Na haar berouw over deze onberaden stap schiepen God de Vader en God de Moeder samen de Zoon, die de schepselen uit hun gevangenis zou verlossen. Ongetwijfeld verwijst Jezus naar deze gnostische mythe, toen hij zijn ware moeder boven zijn aardse moeder stelde. De aardse moeder en vader maakten deel uit van het onverloste bestaan in de gevangenis. Daarom verwierp Jezus in zijn mystieke uitspraken de familiebanden in zulke felle bewoordingen. Soms stuit zijn zienswijze tegen de borst, omdat wij dan niet in staat zijn ons in zijn geestelijk standpunt te verplaatsen. Zo'n uitspraak is nummer [105]. Zonder kennis van de spirituele visie zou dat een regelrechte belediging zijn. Alle uitleggers van het Evangelie van Thomas zitten er mee in hun maag. 'Wie vader en blok 8, deel 1.1 12 moeder kent zal een hoerenkind worden'. G. Quispel vertaalt: "Zal óók een hoerenkind worden genoemd'. Toch blijft het de slechtst te verteren uitspraak van het Thomas evangelie. De sleutel tot de oplossing van dit woord is misschien te vinden in Joh 8:41, waar de discipelen tot Jezus zeggen: 'Wij zijn niet uit hoererij geboren, wij hebben een vader: God.' De erkenning dat God onze Vader-Moeder is houdt tevens in dat onze aardse vader en moeder niet onze echte ouders kunnen zijn. Ze zijn slechts ketenen in de grote kringloop van oorzaak en gevolg en zorgen voor het nieuwe zielevoertuig, dat hun naam zal dragen. Daarop doorredenerend zijn wij niet hun echte kinderen, met andere woorden: wij zijn onechte kinderen van onze aardse ouders. De uitdrukking 'hoerenkind' staat voor een onecht kind. Aan deze uitspraak ligt dus een diepe, bijna grondeloze waarheid ten grondslag. Teruggekeerd naar uitspraak [102] ontmoeten we weer een Jezus, die fel van leer trekt tegen de huichelarij van de Farizeeërs, die hun waarheid voor zichzelf wilden houden. In uitspraak [103] laat de heilige man niet toe, dat rovers van de stoffelijke wereld zijn heiligdom binnendringen om zijn wijsheid te stelen. Hij verdwijnt als de wind met zijn wijsheid. Een eigenaardig miniatuur wordt ons voorgezet in uitspraak [104]. Lezend en herlezend rijst het beeld voor ons op van discipelen, die eens een keertje vroom willen doen. Jezus ziet daar geen reden voor, omdat hij als Godszoon zondeloos leeft. Pas wanneer hij terug zou vallen dan zou hij moeten vasten en bidden. Dat blijkt uit het voorbeeld van het bruidsvertrek, de plaats waar de menselijke ziel haar eenheidservaring heeft met de goddelijke Geest. De bruidegom, die het bruidsvertrek verlaat is het symbool van de hoogst ingewijde, die terugvalt in de verleidingen van de wereld. Hij zal in de visie van Jezus moeten vasten en bidden. Uit deze scene valt op te maken dat vasten en bidden een ononderbroken levenspraktijk moet zijn, geen bezigheden die je op bepaalde momenten doet. Vasten is wereldonthechting en bidden is godstoewijding. Daarmee zal het leven van de mens op weg naar God gevuld moeten zijn. Zo'n mens leeft om innerlijk van de tweeheid tot eenheid op te gaan. In uitspraak [106] maakt Jezus duidelijk welke geweldige krachten toevallen aan iemand, die tot de eenheid verrijst. Het lijkt een moeizame ontwikkeling. Daarom lezen we meteen in de gelijkenis [107] de geruststelling van een oplettend Koninkrijk. De gelijkenis vinden we ook in Mt 15, Lk 15 en Joh 10. De strekking is bekend en duidelijk, De goddelijke aandacht gaat uit naar de enkeling, niet naar de massa. Een kerkleer voor de massa veronachtzaamt de enkeling. Gnosis is een religie voor het individu en de individuele beleving staat centraal in kerken als de Vrij-Katholieke Kerk. Religieuze ervaring is ondeelbaar, maar als meerdere enkelingen zo'n zelf verworven ervaring hebben, smelten ze samen tot een eenheid. In het [108]e gezegde wordt dit fraai door Jezus verwoord. Wie het Levende Water van Zijn Woord tot zich neemt zal worden als Christus. Barrières en blokkades vallen weg en het verborgene wordt geopenbaard. Vroeg of laat komt de verborgen schat aan het licht. Dat gebeurt in gezegde [109]. De eigenaar van de akker, waarin de schat verborgen ligt is de alledaagse mens. Zonder zich ervan bewust te zijn draagt hij de schat van de godsvonk met zich mee, zijn hele leven. Iedere aardbewoner leeft door en dankzij het goddelijke, maar hij beseft het niet en denkt dat het lichaam leeft. Als het lichaam sterft blijft de vonk. Eens zal hij worden opgemerkt. De ploegende man is de mens, die werkt aan zichzelf. Op zoek naar zijn diepste identiteit nadert hij zijn innerlijk licht, dat ook het licht van ieder ander mens is. Eenheid kan niet worden verdeeld. Onbeperkt kan hij zijn kennis met anderen delen in de wetenschap, dat zij hem na hun ontwaken van hun verworven inzichten kunnen terugbetalen. De wereld kan iemand rijk maken, maar hij is pas echt rijk als hij afziet van zijn wereldse rijkdom, leert uitspraak [110] ons. Wie zijn ware identiteit vindt stijgt boven de wereld, deelt Thomas [111] ons mee. Alles is vergankelijk, ook de hemel en de aarde. Inmiddels weten we wat de aarde te wachten staat. Over ongeveer vijf miljard jaar smelten de aardse gesteenten in de gloeiende oven van de uitdijende zon. De wetenschap heeft het precies voor ons uitgerekend. De zon zet uit tot een rode reus om vervolgens in te krimpen tot een witte dwerg. Tegen die tijd zal alle materie in het zonnestelsel te pletter slaan op de oneindig compacte neutronenster, waartoe onze zon dan is vervallen. Voordat er tien miljard jaar is verstreken zijn alle planeten verzwolgen in het zwarte gat van onze moederster. Duizenden jaren geleden spraken de Indische geschriften al over het uitdoven van het universum. Ook Jezus droeg daar kennis van. 'De hemel en de aarde zullen worden opgerold in uw aanwezigheid'. Maar hij blok 8, deel 1.1 13 voegde daar nog wat aan toe. Met zijn schouwend vermogen nam hij waar, dat 'hij die leeft uit de Levende' zeker niet getroffen kon worden door dit kosmische geweld. Deze hoopvolle zekerheid is de achtergrond van elke religie. Ook van uitspraak [112]. Vlees en ziel hebben elk hun eigen werkelijkheid. Het vlees dat afhankelijk is van de ziel, verwordt tot een zombie, de ziel die afhankelijk is van het vlees is gedoemd rusteloos te blijven dwalen zonder ooit een vaste oever te ontdekken. De enige werkelijkheid, die boven beide uitgaat, is de geest door Jezus het Koninkrijk van de Vader genoemd. 'Wanneer zal het komen?' vragen de discipelen bij herhaling. Evenmin als wij zijn de leerlingen in staat om zich iets onafhankelijk van tijd en ruimte voor te stellen. Daarom is het zinloos om het koninkrijk te verwachten. Omdat het tijdloos is en geen ruimte inneemt is het er al, hier en overal, nu en altijd. de vrouw tot man maken Zo bereiken we de omstreden uitspraak [114]. In markante beelden roert zij een van de grote thema's van de gnosis aan: de rol van het mannelijke en het vrouwelijke. Ook uit andere gnostische geschriften weten we hoe Petrus denkt over de vrouwelijke discipel Maria Magdalena, want die wordt hier bedoeld. Tussen Maria en Jezus bestond een bijzondere band. Zij nam een bevoorrechte positie in bij de Meester. Dat wekt de jaloezie van de zeer aardse Petrus op. Als jood kan hij het niet uitstaan, dat Jezus een vrouw als zijn vertrouwelinge heeft gekozen. Zij zijn het leven niet waardig, is zijn onredelijke oordeel. Toch had Petrus geen hekel aan vrouwen. Maar als leerling van een gnostisch meester had hij geleerd, dat de vrouw als draagster van de vruchtbaarheid de oorzaak was van de kringloop, die Jezus nu juist wilde doorbreken. Petrus herinnert zich nog de woorden van Jezus, die in Thomas [79] worden aangehaald. 'Gezegend de schoot die niet heeft ontvangen en de borsten, die niet hebben gezoogd.' Hoe kon Jezus dan zo intiem omgaan met een vrouw? Het Evangelie van Philippus zegt zelfs, dat hij haar op de mond kuste. Petrus begrijpt er niets van. Maar dan komt het verrassende antwoord: 'Ik zal haar mannelijk maken, opdat ook zij een levende geest zal worden, gelijk u, mannen.' Met deze woorden maakt Jezus zich niet populair bij de feministen. Hij giet zelfs meer olie op de golven door te zeggen: 'Want elke vrouw die zichzelf mannelijk maakt zal het Koninkrijk der Hemelen binnengaan.' In deze laatste, alles bekronende uitspraak van het Thomas evangelie keert Jezus zich bruusk af van elke orthodoxie. Het wezen van de gnosis haalt hij naar boven. Het gaat helemaal niet om de lichamelijke vrouw en de lichamelijke man. In de gnostische traditie is de vrouw, samen met de maan en het water, een symbool voor de menselijke ziel, terwijl de man, samen met de zon en het vuur, staat voor de Geest. In [114]e uitspraak zegt Jezus, dat de menselijke ziel zichzelf moet vergeestelijken om het Koninkrijk der Hemelen te kunnen betreden. In alle mystieke systemen staan het vrouwelijke en het mannelijke tegenover elkaar, de vrouw aan de wortel van de boom, de man in de kruin. Afhankelijk van het systeem heet zij shakti of shakinah, speirema of kundalini en zij staat model voor de potentiele mogelijkheden van de menselijke ziel. Haar levensdoel is verlost te worden uit haar woonplaats en op te snellen naar haar paargenoot, die van zijn hoge zetel af zal dalen om haar halverwege tegemoet te komen. In het heilige hart van de wereld zullen ze elkaar ontmoeten. Dat is de plaats van het bruidsvertrek, waarvan Jezus zei -uitspraak [75] : 'Velen staan bij de deur, maar het zijn de enkelingen, die het bruidsvertrek zullen binnengaan.' blok 8, deel 1.1