Rijm - Poëzietuin Dit is een opzettelijke klankovereenkomst tussen woorden op de beklemtoonde lettergrepen. De groep klanken die rijmen bij deze woorden noemt men de rijmuitgang of rijmstam. a. volgens rijmende lettergrepen - mannelijk of staand rijm - vrouwelijk of slepend rijm - onzijdig of glijdend rijm Dit noemt men de volledig rijm, namelijk hierbij zijn niet alleen de klinkers (tweeklanken), maar ook de erop volgende medeklinkers gelijk. Hieronder valt ook het dubbelrijm of rime riche. Dit is als meer dan één woord rijmt. mannelijk of staand rijm De rijmuitgang of stam heeft 1 lettergreep die op de laatste lettergreep van een woord of op laatste lettergreep van een versregel voorkomt. Dus na de rijmende lettergreep komt geen enkele lettergreep meer. voorbeeld: pad - pat wens - grens klein – rein vrouwelijk of slepend rijm De rijmuitgang of stam heeft twee lettergrepen die op de laatste twee lettergrepen van een woord of van een versregel voorkomt. Dus na de rijmende lettergreep komt nog één lettergreep. voorbeeld: blazen – glazen dromen – komen onzijdig of glijdend rijm De rijmuitgang of stam heeft 3 lettergrepen die op de laatste drie lettergrepen van een woord of een versregel voorkomt. Dus na de rijmende lettergreep komen nog twee onbeklemtoonde lettergrepen. voorbeeld: kinderen – hinderen huwelijk – afschuwelijk 1/7 Rijm - Poëzietuin b. volgens verschil in plaats die rijmende woorden of woorddelen in vers of opeenvolgende verzen innemen - eindrijm - middenrijm - voorrijm of beginrijm - binnenrijm - kettingrijm of overlooprijm - pauze rijm eindrijm Deze rijm komt voor als woorden aan het einde van een versregel rijmen. Men spreekt dus van een eindrijm als de beklemtoonde klinker plus één of meer medeklinkers aan het einde van de versregel gelijk zijn. voorbeeld: Hoe ik mijn haar ook kam, bij kaars- of neonlicht Wat er ontstaat is nooit een eigentijds gezicht In dit voorbeeld rijmen de eindlettergrepen van de verzen. middenrijm Dit is als een woord midden in de versregel rijmt op een woord op dezelfde positie in de volgende regel. Dus de rijmklanken staan in het midden van twee opeenvolgende regels, min of meer onder elkaar. voorbeeld: Als ik loop over de straat En dan hoop dat jij gaat voorrijm of beginrijm Deze rijm komt voor als de woorden aan het begin van de versregels rijmen. Dus de herhaling van de eerste medeklinker van een woord. voorbeeld: Ruisende wanden en schitterende zalen Bruisende beken en rammelende schalen binnenrijm Dit is rijm binnen 1 en dezelfde versregel. Dus rijm in één versregel. voorbeeld: Ik ben geboren uit zonnegloren Contantijntje, ’t zalig kijntje Daar gingen ze, zingend, hand in hand kettingrijm of overlooprijm Deze rijm komt voor als het laatste woord van een vers met het eerste woord van de volgende 2/7 Rijm - Poëzietuin vers rijmt. Dus de laatste klank van een zin rijmt op het eerste woord van de volgende zin. voorbeeld: Heer Schimmelpenninck weet van sparen Jaren at hij boter, vlees noch vis Betamelijk vrees ik u, schepper Almachtig Waarachtig eeuwig Woord geboren lichamelijk pauze rijm Dit is rijm op het eerste woord van een versregel met de laatste ervan. Dus het eerste woord van een versregel rijmt op het laatste woord van diezelfde versregel. voorbeeld: Contantijntje, ’t zalig kijntje c. volgens aard van de rijmende woorden of woorddelen - volrijm of zuiver rijm - klinkerrijm of assonantie of halfrijm - medeklinkerrijm of acconsonantie - stafrijm of alliteratie - rijkrijm of gelijk rijm of identiek rijm - dubbelrijm Dit is een opzettelijke klankovereenkomst tussen woorden op de beklemtoonde lettergrepen.De groep klanken die rijmen bij deze woorden noemt men de rijmuitgang of rijmstam. volrijm of zuiver rijm Dit is rijm waarbij de klankovereenkomst zowel voorkomt bij de klinkers als de medeklinkers. voorbeeld: namen – ramen * kenmerken: - klinker herhaling van de a, dus de klinkers in de laatste beklemtoonde lettergreep zijn gelijk - klinker en medeklinker herhaling van men, dus de klinkers en medeklinkers die op rijmende klinker volgen zijn gelijk - de medeklinkers die aan de rijmende klinker voorafgaan zijn verschillend - de woorden hebben allebei dezelfde klemtoonstructuur: dus een beklemtoonde lettergreep en een onbeklemtoonde lettergreep klinkerrijm of assonantie of halfrijm Dit is rijm waarbij er alleen klankovereenkomst is van de klinkers van de beklemtoonde lettergrepen en niet van de voorafgaande of daarop volgende medeklinkers. 3/7 Rijm - Poëzietuin voorbeeld: lief –diep * kenmerken: - klinker herhaling van –ie: de klinkers in de rijmende woorden zijn gelijk - de medeklinkers die achter de rijmende klinkers voorkomen zijn verschillend medeklinkerrijm of acconsonantie Dit is rijm waarbij de medeklinkers van de rijmende woorden gelijk zijn. M.a.w. is rijm met een overeenkomst van klank tussen de medeklinkers. voorbeeld: dit – dat dam – dom stafrijm of alliteratie Dit is rijm waarbij de beginklanken/beginletters worden herhaald . voorbeeld: groen – gras stafrijmen – stapstenen rijkrijm of gelijk rijm of identiek rijm Dit is rijm waarbij de rijmende lettergrepen van een rijmpaar beginnen met dezelfde medeklinker. voorbeeld: hinderen – verhinderen licht – ligt dubbelrijm Dit is rijm waarbij de twee beklemtoonde lettergrepen aan het eind van een versregel rijmen. Dus deze rijm is een vorm van een eindrijm, waarbij aan het einde van twee versregels niet één maar twee rijmklanken staan. voorbeeld: aan – gaan dood – nood neergetogen bewogen onbewust – gekust d. volgens plaats van rijmende versregels tov elkaar (volgens rijmschema’s) Van een rijmschema spreken we als woorden aan het eind van de versregel rijmen zijn ze op 4/7 Rijm - Poëzietuin verschillende manieren ten opzichte van elkaar worden gerangschikt. - gekruist rijm - rijmschema : abab * kenmerken: a’s rijmen ten opzichte van elkaar b’s rijmen ten opzichte van elkaar voorbeeld: A: Zal ik een zomerdag gelijk u noemen? B: O, die is niet zo lieflijk en zo z acht ; A: Vaak schudt een ruwe vlag de tere bl oemen , B: En al te ras verzwindt deze zomers pr acht omarmdrijm - rijmschema: a bb a * kenmerken: idem gekruist rijm alleen komen de rijmende versregels op een andere plaats voorbeeld: A: Hij heeft gemaakt dat zij de aarde ra ken B: en bezigt tot dat doel de zwaartekr acht A: Zou hij ze laten zweven – hoe onz acht B: zou het zijn onder dit witte l aken 5/7 Rijm - Poëzietuin ,… gepaard rijm - rijmschema: aa bb -c * kenmerken: idem gekruist rijm alleen komen de rijmende versregels op een andere plaats voorbeeld: A: een nieuwe lente en een nieuw ge luid A: ik wil dat dit lied klinkt als het gef luit , B: dat ik vaak hoorde voor een zomern acht B: In een oud stadje, langs de watergr acht gebroken rijm - rijmschema: abcb * kenmerken: - b rijmt met b - a en c rijmen met geen enkele versregel in het gedicht Met mijn eigen spiegelb eeld voorbeeld: A: Ik speel op straat B: C: Weerkaatst in de plassen B: Zie ik een b eeld 6/7 Rijm - Poëzietuin wees rijm - rijmschema: axax * kenmerken: - er komen niet rijmende regels voor in dit gedicht, namelijk de x’ - a’s rijmen wel ten opzichte van elkaar voorbeeld: X: Constantijntje, ’t zalig kijntje, A: Cherubijntje, van omh oog X: D’ijdelheden hier beneden A: uitlacht met een lodder oog slag rijm - rijmschema: aaabbb * kenmerken: - a’s rijmen met elkaar - b’s rijmen met elkaar verspringend rijm - rijmschema: abcabc rijmen met elkaar * kenmerken: - a’s - b’s rijmen met elkaar - c’s rijmen met elkaar tussen rijm - rijmschema: aab ccb * kenmerken: - a’s rijmen met elkaar - b’s rijmen met elkaar - c’s rijmen met elkaar 7/7