2 - Methode van Dixhoorn

advertisement
2. Toetsvragen ademhaling
1) Hyperventilatie betekent een grotere ventilatie dan nodig is voor de
metabole behoefte van het moment.
2) Hyperventilatie leidt soms tot een verlaging van de koolzuurspanning in
het bloed
3) Hypocapnie is een verhoogde koolzuurspanning in het bloed.
4) Hyperventileren kan bij patiënten met astma de benauwdheid verhogen
door een bronchoconstrictoir effect.
5) Bewust dieper en sterker ademen waardoor hyperventilatie ontstaat, leidt
tot benauwdheid.
6) Hyperventileren kan leiden tot zuurstoftekort in de bloedvoorziening in
het hoofd en naar het hart.
7) Hyperventileren is riskant omdat het leidt tot verstoring in psychomotore
vaardigheden
8) Een gevoel van benauwdheid en kortademigheid, verhoogt de kans op
hyperventileren en hypocapnie.
9) Hypocapnie leidt bij de meeste mensen tot verschijnselen die als ‘hvklachten’ bekend staan
10) Alleen Hv-patiënten reageren met klachten op hyperventileren en
hypocapnie
11) Sneller ademen met een kleiner teugvolume leidt meestal tot groter
worden van het adem minuutvolume en tot hyperventilatie.
12) Door langzaam en diep met de buik te ademen neemt de ventilatie af
13) Bij een functionele ademhaling herstelt de ventilatie na een stimulatie in
voldoende mate en voldoende snel
14) De neiging tot hyperventileren is het enige teken van instabiliteit in het
ademsysteem bij Hv-patiënten
15) Hv-patiënten ademen gemiddeld sneller dan gezonden
16) Paniekpatiënten hebben een lagere CO2 spanning, omdat zij vaker en
grotere zuchten slaken
17) Ademen door een ademcassette is effectief in het verhogen van de CO2
18) Patiënten ervaren van de ademcassette vooral geruststelling
19) Functioneel ademen is het flexibel aanpassen van het ademen aan
wisselende omstandigheden.
20) Hart- en longaandoeningen kunnen een prikkel zijn tot (secundair)
hyperventileren
21) Overmatig koffiegebruik heeft geen enkele invloed op de neiging tot
hyperventileren
22) De HVPT (hyperventilatieprovocatietest) houdt in dat iemand net zo
lang diep ademt totdat hij duizelig wordt
23) Na een paar minuten diep in- en uitademen worden veel mensen duizelig
24) Dysfunctioneel ademen blijkt onder andere uit de moeite de inademing
even vast te houden
25) Een dysfunctioneel adempatroon kan zijn dat er nauwelijks zijwaartse
spreiding van de ribben is met inademen
Ja / nee
Ja / nee
Ja / nee
Ja / nee
Ja / nee
Ja / nee
Ja / nee
Ja / nee
Ja / nee
Ja / nee
Ja / nee
Ja / nee
Ja / nee
Ja / nee
Ja / nee
Ja / nee
Ja / nee
Ja / nee
Ja / nee
Ja / nee
Ja / nee
Ja / nee
Ja / nee
Ja / nee
Ja / nee
26) Bij functioneel ademen past het ademen zich onbewust aan de
omstandigheden aan en is daardoor nauwelijks toegankelijk voor
bewuste sturing en voor passieve, volgende zelfwaarneming.
27) Bij een functionele adembeweging is er in rust een volumeverandering
over de gehele romp waarneembaar.
28) Bij een ongehaaste ademhaling is er een ademvorm, waarbij tijdens inof uitademen geen extra kracht wordt uitgeoefend
29) Ademoefeningen bij hyperventilatiepatiënten zijn gericht op het
bewerkstelligen van een langzamere ademhaling.
30) Ademoefeningen bij hyperventilatiepatiënten zijn gericht op een
reductie van de ventilatie
31) De poging langzamer en kleiner te ademen doet de CO2 stijgen
32) Een effectieve CO2 stijging tijdens behandeling is een gevolg van
geruststelling en minder angstige interpretatie van verschijnselen
33) Een effectieve CO2 stijging tijdens behandeling leidt tot minder angstige
interpretatie van verschijnselen
34) De ervaring van dyspnoe leidt tot veranderingen in het centraal
zenuwstelsel, vooral ook de emotionele netwerken
35) De manuele beoordeling van de adembeweging is subjectief, maar toch
reëel
36) De betrouwbaarheid van de MARM neemt toe door deze in diverse,
verschillende toestanden uit te voeren
Ja / nee
Ja / nee
Ja / nee
Ja / nee
Ja / nee
Ja / nee
Ja / nee
Ja / nee
Ja / nee
Ja / nee
Ja / nee
Download