HAN University of Applied Sciences HAN SOCIAAL | Kennisproducten Praktische hulpmiddelen voor maatschappelijke dienstverlening | 2015 onderzoek HAN SOCIAAL | Kennisproducten Praktische hulpmiddelen voor maatschappelijke dienstverlening | 2015 Kenniscentrum HAN SOCIAAL bestaat uit de lectoraten: Levensloopbegeleiding bij Autisme Lokale Dienstverlening vanuit Klantperspectief Sociale en Methodische Aspecten van Psychiatrische Zorg Werkzame Factoren in de Zorg voor Jeugd Zorg voor Mensen met een Verstandelijke Beperking Colofon Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Faculteit Gezondheid, Gedrag en Maatschappij Postbus 6960, 6503 GL Nijmegen www.han.nl Realisatie: Kenniscentrum HAN SOCIAAL en MCV Afbeelding: Schilderij Esther Schrijver (z.t.) Ontwerp en vormgeving: Bureau Ketel, Nijmegen © Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, 2015 Alles uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/ of openbaar gemaakt door middel van druk, fotografie, microfilm, geluidsband of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande toestemming van de auteur en uitgever, mits zorgvuldig verwezen wordt naar de auteur en de uitgever. Inhoudsopgave Voorwoord7 Perspectief van de burger 10 Eenzaam ben je niet alleen Training en werkboek voor de aanpak van eenzaamheid en sociaal isolement Wie is er nou raar? Leermodule beeldvorming bij jongeren over mensen met psychiatrische problemen Mensen met speciale wensen Werkset en handvatten voor kunstbeoefening door mensen met een beperking Gebiedsontwikkeling met burgers Werkboek en lesmateriaal over gespreksvoering met burgers voor burgerparticipatie De standaardvraag voorbij Boek en DVD met methode ‘Narratieve Vraagpatronen’ en onderzoeksinstructie Person Centered Planning Handleiding over benaderingen en uitvoering van PCP Zie mij als mens! Training over bewustwording machtspositie van begeleiders en studenten 11 Maatschappelijke ondersteuning 24 13 15 16 18 20 22 Netwerk in Actie 25 Digitale vragenlijsten voor sociale netwerkanalyse De kracht van het vragen stellen 27 Training dialogisch werken in groepen Effectencalculator28 Hét evaluatie instrument nieuwe stijl Community Mental Health Care 29 Een instrument voor het in kaart brengen van werkzame elementen van FACT-teams Hoe is ‘t?! 31 Een spel voor het delen van ervaringen Studeren en autisme 32 Checklist Aandachtspunten Beroepsopleiding Versoepelen34 Een transitiemap ter ondersteuning van leerlingen met autisme en docenten Hoe Person-Centered was dit Planning Process? 36 Checklist met praktische handvatten voor Person-Centered Planning Person Driven Planning voor jongeren met autisme 37 Een competentieprofiel voor facilitator en recorder tijdens werken met Person Driven Planning Burgers voor Burgers 38 Train-de-trainer module netwerkcoaching voor vrijwilligers en professionals Welzijn Versterkt: ‘Eigen kracht eerst’ en ‘Transities op waarde geschat’ 40 Opleidingsmodules voor burgers/cliënten en professionals HAN SOCIAAL kennisproducten Burgers helpen burgers Trainingsmodule activerend huisbezoek bij ouderen De ouder als ervaringsdeskundige Opleidingsmodule voor informele opvoedingsondersteuning en zelforganisatie van ouders Hoe vraag je ouders naar wat werkt binnen de Jeugdgezondheidszorg? Protocol cliëntraadpleging en focusgroep-interview Passie voor Jeugdzorg Jaarlijks debat over dilemma’s in de jeugdzorg Gebiedsgericht ondersteunen van zelfstandig wonende ouderen Opleidingsmodule voor professionaliteit in werken met kwetsbare ouderen Werken met sociale netwerken van mensen met een verstandelijke beperking Training met handvatten voor het in kaart brengen van sociale netwerken 42 Relatie burger - professional 52 Alliantiegericht werken voor sociale professionals Deskundigheidsbevordering door kennisclips Interpersoonlijke Sociaal Psychiatrische Begeleiding Methode, training en effectonderzoek MATCH-studie en instrument Vraag en aanbod van zorg beter op elkaar afstemmen Narratief! Wablief? Werkboek om op speelse wijze ervaring op te doen met narratief werken en onderzoek doen Cultuursensitieve professionals in zorg en welzijn Opleidingsmodule interculturele sensitiviteit Interreligieuze sensitiviteit Opleidingsmodule intercultureel vakmanschap en Welzijn Nieuwe Stijl Interculturele sensitiviteit Opleidingsmodule intercultureel vakmanschap en Welzijn Nieuwe Stijl I (am)use me Werkboek voor narratief werken en onderzoek doen met creatieve werkvormen Sociale en Communicatieve Vaardigheden voor jongeren van 6-21 jaar met een autisme spectrumstoornis Screeningsinstrument Matrix begeleidingsbehoeften voor jongeren met een autisme spectrumstoornis Een assessment-instrument Symposium Jeugd- en Gezinsonderzoek Jaarlijks symposium over een actueel thema in de jeugdsector De Jeugdhulp Alliantie Schaal (JAS) Handleiding en vragenlijst Alliantie tussen cliënt en hulpverlener: daar moet én kun je wat mee! Workshop kennismaken, meten en monitoren van alliantie met de Jeugdhulp Alliantie Schaal (JAS) Ouders centraal: (er)ken mij en mijn kind Training bewustwording rol ouders in professionele relatie cliënt en begeleider 53 44 45 47 49 50 54 56 58 60 62 64 65 66 68 70 72 74 76 HAN SOCIAAL kennisproducten Menslievende professionalisering van (toekomstige) beroepskrachten 78 Training met gevarieerd aanbod van producten voor interpersoonlijke dimensie van zorg Partnerschapskaart80 Dialogische en praktische werkvorm voor een gemengde groep betrokkenen in project of programma Sociale technologie 82 Sociale Plattegrond 83 Doe-het-zelf werkboek voor sociale kaart Smart4U84 O ntwikkeling en evaluatie van een e-health interventie voor het versterken van het sociale netwerk van mensen met ernstige psychische problematiek Meer informatie? HAN SOCIAAL kennisproducten 86 8 HAN SOCIAAL kennisproducten Voorwoord In 2013 publiceerde Kenniscentrum HAN SOCIAAL voor het eerst een overzicht van kennisproducten: praktische hulpmiddelen voor maatschappelijke dienstverlening. De huidige bundel is een geactualiseerde en uitgebreide editie daarvan en biedt een overzicht van alle momenteel beschikbare producten en diensten van ons kenniscentrum. Ze zijn bedoeld voor en ontwikkeld in nauwe samenwerking met professionals en partnerinstellingen in het sociale werkveld, én met collega-docenten en docentonderzoekers van uiteenlopende HAN-opleidingen. Het karakter van de producten in deze bundel is heel divers: instrumenten, publicaties, video’s, trainingen spelen en andere vormen van deskundigheidsbevordering passeren de revue. Samen helpen ze beroepsbeoefenaren en instellingen meer zicht en grip te krijgen op hun werk. De producten dragen bij aan kwaliteitsverbetering, innovatie en rendement van maatschappelijke dienstverlening aan burgers en cliënten, van jong tot oud. Net zozeer bieden ze kansen voor innovatie en kwaliteitsverbetering van het HBO, zowel binnen als buiten de HAN. De consequente co-creatie van producten door docenten, professionals en onderzoekers biedt daarvoor goede waarborgen. Een wezenlijke verandering ten opzichte van 2013 is dat deze bundel ook producten bevat van een nieuw, vijfde HAN SOCIAAL-lectoraat: Sociale en Methodische Aspecten van Psychiatrische Zorg. Dit team onder leiding van dr. Bauke Koekkoek is met name gericht is op verbetering van de GGZ door hbo-professionals, voor mensen met langdurige en ernstige psychiatrische problematiek. Ook nieuw is dr. Maaike Hermsen, die de leiding van het lectoraat Zorg Voor Mensen met een Verstandelijke Beperking heeft overgenomen van Prof. dr. Petri Embregts. Onze gezamenlijke uitdaging is niet alleen het ontwikkelen van hulpmiddelen voor maatschappelijke dienstverlening. Onze uitdaging is ook om er voor te HAN SOCIAAL kennisproducten zorgen dat ons werk gezien wordt, en gewaardeerd. Daarin kan en wil HAN SOCIAAL de komende tijd verder groeien. We laten ons als kenniscentrum al steeds duidelijker zien en horen: via nieuwsbrieven, publicaties, debatten, symposia, projectpresentaties en andere evenementen, via videoprojecten en optredens in de media. Dit overzicht heeft zijn plek in die waaier van publicitaire activiteiten. De lemma’s in deze bundel zijn ondergebracht in vier rubrieken, corresponderend met de lijnen in de recent herijkte onderzoeksprogrammering van HAN SOCIAAL: perspectief van de burger, maatschappelijke ondersteuning, relatie burger-professional, en sociale technologie. Hierover vindt u meer informatie op de HAN SOCIAAL website: www.han.nl/onderzoek/ kennismaken/han-sociaal. Met specifieke projecten en activiteiten binnen elk van deze thema’s willen wij participatie van kwetsbare burgers in de maatschappij bevorderen, en zo bijdragen aan hun kwaliteit van leven. Mocht u na lezing van dit overzicht denken: ik mis een product of evenement van HAN SOCIAAL, dan kan dat kloppen; eenmalige activiteiten en vaste werkverbanden zijn niet opgenomen. Daarom vindt u hier bijvoorbeeld wel informatie over ons jaarlijkse symposium Jeugd- en Gezinsonderzoek, maar niet over activiteiten die bijvoorbeeld incidenteel georganiseerd worden in het kader van de WMO-werkplaats, het Civil Society Lab of de Academische Werkplaats Jeugd, waarin HAN SOCIAAL een vaste partner is. Heeft u vragen of opmerkingen naar aanleiding van deze bundel? Neem vooral contact op. Samen staan we sterker in de enerverende praktijk van de maatschappelijke dienstverlening. Namens alle medewerkers van Kenniscentrum HAN SOCIAAL, dr. Huub Pijnenburg, lector Werkzame Factoren in de Zorg voor Jeugd 9 Perspectief van de burger Jong of oud, elke burger verdient een goede kwaliteit van leven. Elk mens moet zich onbedreigd kunnen blijven ontwikkelen en volwaardig mee kunnen doen in de samenleving, ieder naar zijn eigen mogelijkheden. Deze maatschappelijke ambitie is echter gemakkelijker verwoord dan gerealiseerd. Binnen het thema Perspectief van de burger bundelt HAN SOCIAAL daarom een aantal onderzoeks- en ontwikkelprojecten die willen bijdragen aan het realiseren van deze ambitie. Alle projecten zijn gericht op het bieden van inhoudelijk en methodologisch verantwoorde ondersteuning van zorg en dienstverlening aan burgers. Dat wil zeggen: ondersteuning die adequaat, doelmatig en effectief is. 10 Perspectief van de burger Eenzaam ben je niet alleen Training en werkboek voor de aanpak van eenzaamheid en sociaal isolement Eenzaamheid en sociaal isolement komen voor onder alle leeftijdscategorieën en doelgroepen. De vaak gemaakte associatie met een gebrek aan contacten is niet altijd juist. Ook met een druk sociaal leven kun je eenzaam zijn. Rondom eenzaamheid en sociaal isolement heerst een taboe. Mensen vinden het moeilijk om hulp te vragen. Ook ondersteuners (professionals en vrijwilligers) kunnen onzeker zijn over de juiste aanpak, blijkt uit onderzoek. Veel interventies, weinig effect Het doorbreken van eenzaamheid of sociaal isolement is niet eenvoudig. Uit eerdere studies blijkt dat bij slechts enkele interventies een klein effect optrad. Dit komt omdat interventies niet aansluiten bij de specifieke vraag, het netwerk en de omstandigheden van de persoon. Landelijke pilot: nieuwe werkwijze voor professionals en vrijwilligers Vier Wmo-werkplaatsen hebben een werkwijze ontwikkeld die uitgaat van de vraag van de persoon. Onder leiding van Wmo-werkplaats Nijmegen (HAN SOCIAAL), in samenwerking met Coalitie Erbij en professionals en vrijwilligers uit wonen, zorg en welzijn in verschillende regio’s is een werkboek en training ontwikkeld. Het doel is om ondersteuners (professionals en vrijwilligers) handvatten te bieden om eenzaamheid en sociaal isolement samen met de persoon aan te pakken. Onder andere door het trainen van het: signaleren, bespreekbaar maken, aandacht hebben voor het verhaal en het begeleiden in het maken van een persoonlijk plan. Inmiddels zijn er zo’n 100 professionals en vrijwilligers uit Nijmegen, Woudenberg, Groningen, Drenthe, Enschede en Flevoland getraind. Een bijkomend effect van de training is dat de samenwerking in het lokale netwerk rondom de persoon wordt versterkt. Professionals en vrijwilligers van verschillende organisaties leren elkaar kennen en weten elkaar te vinden. Afbeelding gerealiseerd door studenten: Vivian Verstappen, Brenda Oosterbosch, Rachna Baggerman, Max Iking en Saskia Warnaar, Sociaal Pedagogische Hulpverlening Lieke Tönnissen en Judith van Schijndel, Pedagogiek aan de hand van verhalen uit hun onderzoek. Perspectief van de burger Daarnaast heeft Wmo werkplaats Nijmegen met HANstudenten het spel Hoe is ’t?! gemaakt, posters, een waaier op zakformaat en voor mensen met een licht verstandelijke beperking het spel Vertel eens. Alles op basis van praktijkgericht onderzoek met personen en met professionals en vrijwilligers. 11 Doelgroep Auteurs Professionals en vrijwilligers in wonen, welzijn en zorg die contact hebben met personen die te maken hebben met eenzaamheid of sociaal isolement. Dr. Martha van Biene Mld Dr. Margriet Braun (Saxion) Daniëlle Damoiseaux MSc Trudy Dankers (Hogeschool Utrecht) Dr. Meike Heessels Jolanda Kroes (Hanzehogeschool) Kim Roozendaal (Coalitie Erbij) Beoogde uitkomst Professionals en vrijwilligers kunnen eenzaamheid en sociaal isolement signaleren, bespreekbaar maken, hebben aandacht voor het verhaal en begeleiden in het maken van een persoonlijk plan samen met de persoon. Randvoorwaarden De training is bedoeld voor professionals en vrijwilligers in wonen, welzijn en zorg die meermalig contact (face-to-face) hebben met minimaal 1 persoon die te maken heeft met eenzaamheid of isolement. De training wordt gegeven aan minimaal 10 en maximaal 15 deelnemers, liefst uit hetzelfde lokale netwerk om zo de samenwerking te bevorderen. De training bestaat uit 5 bijeenkomsten van ieder 3 uur plus minimaal 12 uur aan praktijkopdrachten gedurende een half jaar. 12 Meer informatie Het werkboek is te downloaden via www.wmowerkplaatsnijmegen.nl/ Voor meer informatie zie ook: www.wmowerkplaatsen.nl/eenzaam-ben-je-niet-alleen Meer informatie of de training volgen? Neem contact op met Meike Heessels ([email protected]) of Daniëlle Damoiseaux ([email protected]) Perspectief van de burger Wie is er nou raar? Leermodule beeldvorming bij jongeren over mensen met psychiatrische problemen Het doel van deze module is de houding van jongeren ten aanzien van mensen die zich in hun ogen ‘anders’, ‘raar’, of ‘gek’ gedragen, positief te veranderen. Wij gebruiken deze termen omdat we in onze maatschappij niet alleen mensen met een psychische beperking in een hokje duwen, maar ook vaak mensen die zich niet helemaal volgens de norm gedragen. Iedereen kan in zijn of haar leven te maken krijgen met een psychisch en/of psychiatrisch probleem. Dit kan de persoon zelf zijn, maar ook iemand in zijn of haar omgeving. Met de leermodule worden jongeren zich bewust van de kloof tussen de ‘normale’ burger en de burger met een ‘psychiatrische achtergrond’. Verhalen ervaren en daar betekenis aan geven zijn leidend in deze methode. Er is gebruik gemaakt van de ervaringsverhalen van vijf verschillende personen. De vijf verhalen zijn vanuit persoonlijke ervaringen geschreven en hebben ieder een eigen kleur. Aan de hand van de levensverhalen van Marleen, Jesse, Mayke, Ilse en Esther krijgen jongeren een kijkje in het verleden en het heden van mensen met psychiatrische problemen. Ook komen we te weten wat de toekomstverwachtingen van deze vijf hoofdpersonen zijn. We stellen jongeren in de gelegenheid in dialoog te gaan over hun eigen opvattingen en meningen, deze tijdelijk op te schorten en vooroordelen ter discussie te stellen. Het idee is dat als jongeren ervaren en meemaken wat het betekent om een psychiatrisch probleem te hebben, zij hopelijk iets voor deze personen willen gaan betekenen in welke vorm dan ook. We sluiten aan bij drie bakens van de Wmo Welzijn Nieuwe Stijl: ‘Direct er op af’, ‘Gebaseerd op de eigen kracht van de burger’ en ‘Formeel en informeel in optimale verhouding’. Deze module bestaat uit 8 onderdelen: • Handleiding voor docenten • Brochure Esther • Brochure Ilse • Brochure Jesse • Brochure Marleen • Brochure Mayke • DVD 1 en DVD 2 met persoonlijke verhalen van Marleen, Jesse, Mayke, Ilse en Esther Fotograaf: Ralph Smith Perspectief van de burger 13 Doelgroep Auteurs Onderwijsinstellingen: VMBO, MBO en HBO, zorgen welzijnsorganisaties, zelforganisaties, cliëntenraden, GGZ-instellingen, e.a. Dr. Martha van Biene Mld Marloes Bussink Nikky van den Eertwegh Beoogde uitkomst Meer informatie • D eelnemers vertellen het eigen verhaal in eigen woorden • Er is gezocht naar manieren van denken en doen en deze zijn gezamenlijk besproken (dialoog) • Het betreft de belevingswereld, logica en het waardesysteem • De vraag achter de vraag (dieptestructuur) komt naar boven De module is beschikbaar via www.wmowerkplaatsnijmegen.nl Zie ‘opleidingsmodules’. Randvoorwaarden • D e docent gebruikt het lesmateriaal als een flexibel design: met respect voor de ander; gericht op de situatie van de verteller • De docent wil verschillende narratieven met elkaar confronteren 14 Perspectief van de burger Mensen met speciale wensen Werkset en handvatten voor kunstbeoefening door mensen met een beperking Het project Kunst Inclusief wil landelijk de kunstbeoefening door mensen met een beperking bevorderen. Uit onderzoek blijkt dat de participatie van deze groep achterblijft. Eerst is onderzocht welke behoeften de deelnemers hebben en hoe zij het beste ondersteund kunnen worden. Vervolgens is bij drie zogeheten ‘ontwikkelwerkplaatsen’ geëxperimenteerd met vormen van samenwerking tussen ateliers in de zorg en kunsteducatiecentra. De leerset is de uitkomst van de opbrengsten van de werkplaatsen en biedt aan professionals en organisaties allerlei handvatten om kunstbeoefening ‘inclusiever’ te maken. de deelnemer in de gelegenheid stelt zijn eigen kracht aan te wenden. Ook wordt het verschil tussen instructief en actief leren in beeld gebracht en zien we hoe ‘chuncken’ in zijn werk gaat: dit is het weghalen van abstracties, zodat de deelnemers meer inzicht ervaren in de kunstactiviteit die ze op dat moment doen. Het is de bedoeling dat de persoon op eigen kracht de regie (be)houdt over de eigen kunstontwikkeling, want dat vormt een belangrijke sleutel voor kunstparticipatie. De vierdelige werkset bestaat uit: • Boek: ‘Kansen in de Kunst’ • Verhalenbundel: ‘Verdwalen in verhalen van mensen met speciale wensen’ • DVD: ‘Leren van beelden’ • Set dialoogkaarten: ‘De Jacht en het Wachten’ Beoogde uitkomst De verhalenbundel is bestemd voor allen die willen bijdragen aan het verbeteren van de toegankelijkheid van kunst en cultuur voor mensen met een beperking. De dialoogkaarten zijn afgeleid van verhalen van deelnemers van Kunst Inclusief. Er zijn steeds originele tekstfragmenten van deelnemers en kunstbegeleiders gebruikt. Iedere dialoogkaart bevat een set vragen voor beiden. Voor de kunstbegeleider worden tips voor competentieontwikkeling aangereikt. Bovendien zijn er inspiratiebronnen toegevoegd die tot nieuwe inzichten kunnen leiden. De dialoogvragen kunnen de deelnemer helpen antwoorden te zoeken en nieuwe vragen te stellen. De vragen zijn zó geformuleerd, dat de kunstbegeleider Perspectief van de burger Doelgroep Onderwijsinstellingen: VMBO, MBO en HBO, zorgen welzijnsorganisaties, zelforganisaties, cliëntenraden, GGZ-instellingen, e.a. Door een kruisbestuiving van de werelden van kunst en zorg worden er nieuwe mogelijkheden ontsloten in de kunstbeoefening van mensen met een beperking. Talent wordt gestimuleerd en mensen ontwikkelen zich tot amateur of tot professionele kunstbeoefenaar. Mensen met een beperking in de gelegenheid stellen tot actieve en passieve kunsteducatie en hen leren (ervaren) plezier te beleven aan kunst. Auteurs Paola de Bruijn, Jacco Haker, Toinette Loeffen, Madelief Oosterink, Carla van Slagmaat, Harriët Sparreboom, Klaaske de Vos, Albert Sanders en Marianne Kooijman (Kernteam Kunst inclusief) Dr. Martha van Biene Mld Prof. dr. Petri Embregts Dr. Jean-Pierre Wilken Meer informatie De werkset is beschikbaar via www.kunstinclusief.nl 15 Gebiedsontwikkeling met burgers Werkboek en lesmateriaal over gespreksvoering met burgers voor burgerparticipatie Dit werkboek gaat over gebiedsontwikkeling en de burgers die daar wonen en de professionals die daar werken. Met gebiedsontwikkeling wordt bedoeld: het verbinden van functies, disciplines, partijen, belangen en geldstromen, met het oog op de (her)ontwikkeling van een gebied (Breeuwsma, z.d). Het lesmateriaal biedt gelegenheid het gesprek met burgers te arrangeren en in samenspraak bepaalde zaken die hen aangaan in een gebied tot ontwikkeling te brengen. Hierbij is het belangrijk dat professionals openstaan voor de dialoog en op zoek gaan naar de vraag achter de vraag, burgers en hun initiatieven niet schuwen, maar (h)erkennen en bespreken. Professionals dienen zich bewust te zijn van het eigen referentiekader en zij kunnen zich verplaatsen in de ander. Dit alles tezamen biedt de kans dat competentie ontwikkelt waarmee burgers en professionals in samenspraak gebiedsontwikkeling tot stand brengen. Vitale leefomgeving in kleine kernen Voor de beroepsontwikkeling van professionals is het van belang om sensitiviteit te ontwikkelen voor het thema gebiedsontwikkeling. In Nederland vinden er op diverse plaatsen al nieuwe gebiedsontwikkelingen plaats en dit worden er alleen maar meer. Als we kijken naar gebiedsontwikkeling blijkt het dat er veel verschillende redenen zijn waarom hiervoor wordt gekozen. Een van de redenen waarom er gekozen wordt voor gebiedsontwikkeling is demografische krimp. In gebieden waar demografische krimp plaatsvindt, is het belangrijk dat de burgers betrokken worden bij de problematiek die daar speelt om zo meer betrokkenheid te creëren. Daarom is het belangrijk als er gekozen wordt voor gebiedsontwikkeling in een gebied waar demografische krimp plaatsvindt dat er in dialoog wordt gegaan met de burgers. Dit omdat alleen de burgers weten wat ze willen in het gebied, zij moeten er wonen, werken en leven en niet de bedenkers van een plan. Het vraagt een flexibele houding en bovenal gemeende belangstelling om de behoeften en wensen van de burgers te betrekken in planontwikkeling omdat deze doorgaans divers en persoonlijk zijn. Met dit werkboek willen we studenten en professionals handvatten bieden om in gesprek te komen met burgers en zo nut en noodzaak te laten ervaren van het belang van burgerparticipatie in gebiedsontwikkeling. We gaan er in dit werkboek vanuit dat de kennis van de burger niet onbenut mag blijven en zelfs noodzakelijk is voor de leefbaarheid. We gebruiken in deze visie uitgangspunten van Welzijn Nieuwe Stijl (VWS, 2011). 16 Perspectief van de burger Dit werkboek bestaat uit: Deel 1: Inleiding op het onderwerp gebiedsontwikkeling Deel 2: Vijf verhalen van jongeren die wonen in een plattelandsdorp Deel 3: Leerwerkvormen waarmee de professional leert wat een dialoog is en hoe deze toe te passen Deel 4: Interactieve werkvormen waarmee de professional leert hoe burgerparticipatie toe te passen in de praktijk Deel 5: Kennisbronnen met theorie en praktijk gerelateerd aan de lesstof Doelgroep Dit werkboek is bestemd voor professionals die werken in de gebiedsontwikkeling om zo de burgerparticipatie te bevorderen. Beoogde uitkomst • P rofessionals ervaren gebiedsgerichte sensitiviteit • Professionals verbinden gebiedsgerichte planologie aan participatie • Professionals krijgen inzicht in burgerparticipatie Auteurs Ing. Marijtje Balder Dr. Martha van Biene Mld Ir. Jidske Kohlmann Meer informatie Dit werkboek is beschikbaar via www.wmowerkplaatsnijmegen.nl Zie ‘opleidingsmodules’. Perspectief van de burger 17 De standaardvraag voorbij Boek en DVD met methode ‘Narratieve Vraagpatronen’ en onderzoeksinstructie De methode Narratieve Vraagpatronen (Van Biene, et al., 2008) is in de sector Wonen, Welzijn en Zorg inmiddels een klassieker geworden. In deze methode worden verhalen van burgers of cliënten verzameld met behulp van zogeheten narratieve interviews. Deze verhalen worden geanalyseerd door betekenisvolle fragmenten met een vooraf ontwikkeld systeem te analyseren (gedeconstrueerd) en vervolgens worden patronen in deze fragmenten gezocht (reconstructies). De patronen worden in een zogeheten transdisciplinaire bijeenkomst voorgelegd aan de geïnterviewden (member check) en deze gaan vervolgens met andere betrokkenen in dialoog om de consequenties voor beleid en dienstverlening te bespreken. Op deze manier worden deelnemers betrokken in een dialogisch proces dat gericht is op daadwerkelijk transformatieve maatschappelijke innovatie. In het boek ‘De standaardvraag voorbij’ en bijbehorende DVD, inmiddels in derde volledig herziene editie, wordt de theoretische achtergrond van de methode uiteengezet en wordt een stappenplan gepresenteerd om al doende zelf een vraagpatronenonderzoek uit te kunnen voeren. Deze stappen beginnen bij het kiezen van een onderwerp en monden via een narratieve interviewtraining, uitleg van het codeerinstrument, analysetechnieken en representatie van resultaten uit in heldere instructie voor het opzetten van transdisciplinaire dialoogbijeenkomsten. Bij de stappen zijn benodigde materialen en instructievideo’s bijgevoegd. Doelgroep Studenten, professionals, vrijwilligers en andere geïnteresseerden. Beoogde uitkomst • I nzicht en vaardigheid in het toepassen van de methode Narratieve Vraagpatronen • De DVD is gericht op (het begeleiden van) het leren toepassen van narratief onderzoek volgens de methode Narratieve Vraagpatronen Randvoorwaarden • D eelnemers hebben een praktijkvraag die zich leent voor het toepassen van narratief onderzoek • Facilitator of trainer die is ingevoerd in de methode • Voldoende menskracht om narratieve interviews te kunnen verwerken (of financiën om verwerking te kunnen uitbesteden) • Bereidheid om bestuurlijk of in beleidsvorming de uitkomsten op te volgen, dat wil zeggen: een veranderproces aan te willen gaan • Beschikking over Excel of soortgelijke spreadsheetsoftware 18 Perspectief van de burger Auteurs Dr. Erik Jansen Dr. Martha van Biene Mld Referenties Biene, M. van, Basten, F., Erp, M. van, Hoof, P. van, Meesters, J., Satink, T., Joosten, H., Hulst, H. van der, Lenkhoff, M., & Lips, K. (2008). De standaardvraag voorbij: narratief onderzoek naar vraagpatronen. HAN: LDVK. Meer informatie Voor meer informatie kunt u contact opnemen met [email protected] Perspectief van de burger 19 Person Centered Planning Handleiding over benaderingen en uitvoering van PCP Voor veel jongeren met een autisme spectrumstoornis (ASS) kan de transitie naar volwassenheid (op het gebied van onderwijs, arbeid, of zelfstandig wonen) een bijzonder stressvolle ervaring zijn. Om op een goede manier door deze zogenaamde transitiefase heen te komen is een goede planning van groot belang. Person Centered Planning (PCP) is een verzamelnaam voor meerdere planningsmethodieken. Gemeenschappelijke factor is dat de persoon voor wie de planning wordt gemaakt primair gezag heeft en dat het sociale netwerk (samen met het professionele netwerk) deel uitmaakt van het planningsproces. Hoewel PCP al veelvuldig wordt toegepast voor mensen met een verstandelijke beperking, is er nog weinig bekend over de toepasbaarheid van PCP voor mensen met ASS. De handleiding beschrijft wat wordt bedoeld met PCP en geeft een overzicht van de belangrijkste theorieën en achtergrond van PCP. De handleiding vormt een overzicht van de fundamentele concepten, waarden en principes die ten grondslag liggen aan alle PCP benaderingen. Deze ideeën en waarden zijn waarschijnlijk het belangrijkste onderdeel van het proces. Men kan een technische stijl van een benadering beheersen, maar als ‘hart en ziel’ van de benadering ontbreken, kan er niet gesproken worden van PCP (Amado & Mc Bride, 2001). De handleiding bevat een concreet plan voor de uitvoering van PCP. Zo wordt er concreet beschreven hoe te beginnen met PCP, hoe een planningsbijeenkomst eruit ziet en hoe deze geëvalueerd kan worden zodat PCP steeds beter ingezet kan worden. De handleiding geeft kortom handvatten om zelf een PCP vorm te geven, toe te passen en eigen te maken. Doelgroep De handleiding is oorspronkelijk bedoeld voor professionals in de zorg voor mensen met ASS, maar kan in principe door iedereen gebruikt worden die aan de slag wil met een beproefde planningsmethodiek. Beoogde uitkomst Bron: www.psychology.illinois.edu 20 Het doel van de handleiding is om medewerkers van project E-Xperience in Oosterbeek te informeren over PCP, zodat zij zich de visie eigen kunnen maken en deze visie kunnen overbrengen op andere professionals. Daarnaast is het de bedoeling dat de medewerkers de verschillende methoden van PCP kunnen toepassen op de cliënten van E-Xperience. Perspectief van de burger Randvoorwaarden Referenties PCP gaat over het ontdekken en ontwikkelen van capaciteiten en talenten, het denken aan meer mogelijkheden dan op dit moment beschikbaar zijn, empowerment, zelfbeschikkingsrecht, flexibiliteit en dynamiek. Een PCP is een gebeurtenis in het leven van de persoon. PCP gaat niet over beperkingen, passend in bestaande mallen, het controleren van de persoon, formulieren invullen en berusten in bestaande procedures. Amado, A.N. and Mc. Bride, M. (2001), Training Person-Centered Planning Facilitators: A Compendium of Ideas. Minneapolis Minnesota: University of Minnesota, Institute on Community Integration Vijf kenmerken van PCP volgens Sanderson (2000): 1. De persoon staat centraal 2. Familie en vrienden zijn partner in het planproces 3. Het plan geeft weer wat belangrijk is voor de persoon, wat zijn capaciteiten zijn en welke ondersteuning hij nodig heeft 4. Het plan is een aanhoudend proces van luisteren, leren en verdere acties 5. Het plan levert acties op handelend rond het leven, gericht op wat mogelijk is, niet wat voorhanden is Meer informatie Sanderson, H., (2000) PCP: Key Features and Approaches. Retrieved April 8 2013, from www.familiesleadingplanning.co.uk/documents/ pcp%20key%20features%20and%20styles.pdf De handleiding is beschikbaar via www.han.nl/onderzoek/werkveld/onderwerpen/ zelfredzamer-door-ict/ Auteurs Rob de Bruijn (PCP trainer NlTransition) Annemarie Kranendonk (RIBW) Lisanne van der Leerden Melissa NasProf. Caren Sax (San Diego State University) Dr. Jan-Pieter Teunisse Perspectief van de burger 21 Zie mij als mens! Training over bewustwording machtspositie van begeleiders en studenten Het Lectoraat Zorg voor Mensen met een Verstandelijke Beperking heeft samen met de bij het lectoraat betrokken zorgaanbieders verschillende onderzoeksprojecten uitgevoerd die allen gericht waren op het verbeteren van de competenties van begeleiders die werkzaam zijn in de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking. De eerste lectoraatsperiode (2008-2012) is afgesloten met het ontwikkelen van een trainingspakket. Dit pakket getiteld ‘Ondersteuning aan mensen met een verstandelijke beperking’ bevat 4 trainingen. Eén van deze trainingen is ‘Zie mij als mens!’. Om recht te doen aan de vernieuwde burgerschapsvisie op zorg voor mensen met een verstandelijke beperking en aan te sluiten bij de mening van mensen met een verstandelijke beperking zelf, is vanuit het lectoraat ‘Zorg voor mensen met een Verstandelijke Beperking’ het onderzoek ‘Zie mij als mens! ’uitgevoerd. In dit onderzoek is aan mensen met een verstandelijke beperking gevraagd naar wat zij belangrijk vinden van een begeleider. Resultaten van dit onderzoek laten zien dat het opbouwen van een relatie, ondersteunen, communiceren en kennis hebben over de cliënt als belangrijk worden beschouwd door mensen met een lichte verstandelijke beperking. Doelgroep De training is opgezet voor zowel studenten als begeleiders die werken met mensen met een verstandelijke beperking. Beoogde uitkomst Ondersteuning aan mensen met een verstandelijke beperking andleiding trainer | zie mij als mens! Het doel van de training is dat deelnemers zich bewust worden van de rol die macht kan spelen in de relatie tussen de begeleider en de cliënt. De deelnemers weten welke factoren ertoe kunnen leiden dat begeleiders een machtspositie innemen ten opzichte van cliënten. Deelnemers zijn bekend met de competenties die belangrijk zijn voor begeleiders om met deze machtspositie om te gaan. Vier trainingen in werken met sociale netwerken en aansluiten bij cliënten en hun ouders handlei ding trai ner | zie mij als men s! handleid ing tr ain er Zie mij al s mens! Ellen Roele veld | Pet ri Embregts Carola Ver | Lex Hend brugge riks | Kim van den Bogaard ww w.han. nl/lec tora ten 22 | Omdat binnen het burgerschapsparadigma de zorgvraag bepaald wordt door mensen met een verstandelijke beperking, zijn zij een belangrijke informatiebron. Tegelijkertijd zijn mensen met een zorg- of hulpvraag altijd in meer of mindere mate afhankelijk van professionals. Deze zorgafhankelijke positie kan ertoe leiden dat begeleiders een machtspositie vervullen ten opzichte van cliënten. Perspectief van de burger Het is belangrijk dat begeleiders hier bewust mee leren omgaan. Het zou voor hen een uitdaging moeten zijn om macht te leren herkennen en hanteren, door hier regelmatig op te reflecteren. Dit betekent dat zij de tijd en verantwoordelijkheid moeten nemen om stil te staan bij wat zich voordoet in het werk, hoe zij daarin handelen en hoe dit wordt ervaren door de ander. Dit zijn onderwerpen die aan de orde komen in de training ‘Zie mij als mens!’. Auteurs Drs. Kim van den Bogaard Prof. dr. Petri Embregts Dr. Lex Hendriks Ellen Roeleveld Drs. Carola Verbrugge Meer informatie Het trainingspakket ‘Ondersteuning aan mensen met een verstandelijke beperking’ bevat alle benodigde materialen voor het geven van de training ‘Zie mij als mens!’ Dit trainingspakket omvat naast de trainers-/ docenthandleiding alle benodigde werkmaterialen en achtergrondinformatie. Deze materialen zijn digitaal te vinden op: www.han.nl/lectoraatZMVB Perspectief van de burger 23 Maatschappelijke ondersteuning Goed gereedschap is het halve werk. Dat geldt ook voor de praktijk van maatschappelijke dienstverlening: beschikbaarheid van up-to-date kennis en deugdelijke methoden zijn van vitaal belang. Daarom realiseert HAN SOCIAAL binnen het thema Maatschappelijke ondersteuning uiteenlopende onderzoeksen ontwikkelprojecten die gericht zijn op de ontwikkeling en toepassing van kennis en methoden. Deze hebben met name betrekking op het in kaart brengen, versterken en uitbreiden van sociale netwerken en steunnetwerken van kwetsbare burgers in hun eigen leefomgeving. 24 Perspectief van de burger Netwerk in Actie Digitale vragenlijsten voor sociale netwerkanalyse Het instrument ‘Netwerk in Actie’ (NiA) bestaat uit digitale vragenlijsten waarmee de sterkte van het sociaal netwerk wordt gemeten en die aangrijpingspunten biedt om met het netwerk aan de slag te gaan in de behandeling. De NiA is ontwikkeld door het Dr. Leo Kannerhuis en het HAN-Lectoraat ‘Levensloopbegeleiding bij Autisme’ op basis van bevindingen in de onderzoeksliteratuur, bestaande instrumenten en interviews met behandelaren van het Dr. Leo Kannerhuis. Een eerste pilotversie is in het najaar van 2014 geëvalueerd door de ervaringen van cliënten, naasten en behandelaars met het instrument in kaart te brengen. Het instrument is vervolgens aangepast en wordt sinds juni 2015 ingezet in de behandeling van patiënten in het Dr. Leo Kannerhuis. Het instrument helpt bij de aanmelding van een nieuwe patiënt bij de toewijzing in behandelpaden. Op deze manier is er standaard aandacht voor netwerkversterking in de behandeling. De data die met de NiA worden verzameld wordt ook gebruikt in een longitudinaal onderzoek om meer inzicht te krijgen in de rol van het sociaal netwerk in de zorg voor mensen met autisme. Momenteel vindt tevens onderzoek naar de psychometrische kwaliteiten van het instrument plaats. Na de gespreksvoering geeft de behandelaar met zijn of haar klinisch oordeel een inschatting van de volgende drie aspecten: 1. De rol van het sociaal netwerk in de complexiteit van de problematiek. 2. De wenselijkheid en mogelijkheden om patiënt en ouders/naasten te helpen bij het krijgen van een voldoende steunend sociaal netwerk. 3. De wenselijkheid en mogelijkheden om het sociaal netwerk van patiënten meer te betrekken in de behandeling. Beoogde uitkomst De NiA helpt de behandelaar om aan de hand van de uitkomsten van verschillende informanten op vragenlijsten ‘sociale netwerkversterking’ tot een oordeel over de sterkte van het sociaal netwerk te komen en geeft aangrijpingspunten om met het netwerk aan de slag te gaan in de behandeling. De NiA wordt momenteel onderzocht binnen het Dr. Leo Kannerhuis om meer inzicht te verkrijgen in de rol van sociale netwerken in de zorg voor mensen met autisme en om psychometrische kwaliteiten in kaart te brengen. Na afronding van dit onderzoek is de intentie het instrument ook beschikbaar te maken voor andere zorgorganisaties. Randvoorwaarden De NiA bestaat uit vragenlijsten die door patiënt en naaste(n) worden ingevuld en één of meerdere gesprekken tussen behandelaar, patiënt en naasten over de uitkomsten van de vragenlijsten. Maatschappelijke ondersteuning Het instrument bestaat uit digitale vragenlijsten die door patiënt en ouders/naaste(n) worden ingevuld en één of meerdere gesprekken tussen behandelaar, patiënt en naasten over de uitkomsten van de vragenlijsten. 25 Er zijn drie versies van de digitale vragenlijst, die afhankelijk van de leeftijd van patiënt worden ingezet: - Vragenlijst voor patiënten (jongeren) van 12 t/m 17 jaar - Vragenlijst voor patiënten (volwassenen) vanaf 18 jaar - Vragenlijst voor ouders en naasten Auteurs Het is belangrijk dat jongeren met autisme ondersteuning krijgen bij het invullen van de vragenlijst. Aangezien het een digitale vragenlijst betreft is afname op een computer/i-pad noodzakelijk. Meer informatie 26 Loes Osinga MSc Esmee Sissing Dr. Jan-Pieter Teunisse Marieke Welmer Anne de Witt Voor meer informatie kunt u contact opnemen met [email protected] Maatschappelijke ondersteuning De kracht van het vragen stellen Training dialogisch werken in groepen In deze training worden trainers getraind in het dialogische werken en er worden handige werkwijzen aangereikt om de dialoog te stimuleren. Trainers leren met de instrumenten de dialoog toe te passen zodanig dat zij de opgedane kennis en kunde kunnen overdragen aan anderen. Onderzoekers van de HAN zullen tijdens de scholing de nieuwe trainers ondersteunen indien nodig, maar de bedoeling is dat de nieuwe trainers de scholing aan vrijwilligers gaan geven. Hierdoor kan bij een persoon, een groep, een organisatie en de samenleving een verandering (transformatie) op gang komen. Deelnemers aan de dialoog worden in de gelegenheid gesteld hun eigen vooronderstellingen tegen het licht te houden en er nieuwe gemeenschappelijke betekenissen mee te construeren die zijn getoetst aan hun redeneringen. We gaan de theorie met elkaar verkennen en concretiseren naar ons dagelijkse werk. Doelgroep Professionals of vrijwilligers die de scholing geven. De vraag die centraal staat tijdens de scholing is: hoe stimuleert jouw vraag dat de ander wordt uitgenodigd dat hij/zij zijn eigen kracht aanwendt? Dit doen we aan de hand van dialogisch werken. Het leren stellen van open vragen is in de training het belangrijkste leerpunt. Als we open vragen stellen zal de ander zijn verhaal vertellen, of zijn ervaring. Gesloten vragen die ‘ja of nee’ oproepen bieden weinig informatie en daarin wordt de eigen kracht niet aangesproken. U leert in deze scholing het verschil tussen dialoog en discussie en het belang van open vragen stellen en doorvragen. U leert wat het belang van dialogisch werken is en oefent hoe u dit toepast in uw eigen praktijk. Daarnaast krijgt u handige tips en werkwijzen mee, zoals een set met open vragen die u kunt gebruiken in uw contact met anderen. Beoogde uitkomst Deelnemers aan de train-de-trainer en de scholing leren wat het belang van dialogisch werken is en oefenen hoe je dit toepast in de eigen praktijk. Auteurs Dr. Martha van Biene Mld Daniëlle Damoiseaux MSc Dr. Meike Heessels Meer informatie Voor meer informatie kunt u contact opnemen met [email protected] We nemen ook een stukje theorie mee in de training. Want een goede praktijk kan niet zonder theorie. Een dialoog is volgens Dixon (2000) een gesprek dat uitgaat van wederkerigheid en gezamenlijkheid. Dialoog heeft de potentie verandering te brengen in de betekenis van wat wordt gezegd en gedacht. Maatschappelijke ondersteuning 27 Effectencalculator Hét evaluatie instrument nieuwe stijl Overal in het land wordt hard gewerkt aan transities en transformaties. Professionals krijgen de ruimte. De vraag van de bewoner staat voorop. Ondersteuning wordt opgezet vanuit de ‘eigen kracht’. Tegen een achtergrond van krapper wordende budgetten en een herschikking van de betrokken organisaties. Is zo’n aanpak effectief? Leveren wijkteams bijvoorbeeld meer op voor bewoners? Is het ook goedkoper? Met een standaardevaluatie is dat lastig te beantwoorden. Voor elke bewoner leidt het immers tot andere activiteiten, en andere effecten. Doelgroep Professionals uit het sociale domein. Beoogde uitkomst Een analyse met de Effectencalculator houdt in dat er meerdere casussen (15 tot 30) uitgevoerd worden, waardoor er inzicht is in maatschappelijk rendement. Wat levert een vernieuwende aanpak op voor de burger? En wordt een beoogde besparing gerealiseerd, of wordt er met relatief weinig meerkosten een veel betere uitkomst behaald? Randvoorwaarden Wie kan deze beide beelden – met én zonder interventie – beter opstellen dan de lokaal betrokkenen zelf? De Effectencalculator brengt daarom vrijwilligers, professionals en de klant zelf in een kleine setting met elkaar in gesprek. In een ochtend of middag vullen ze de Effectencalculator gezamenlijk in. Intervisie gaat hand in hand met het ophalen van de informatie voor de effectanalyse. De Effectencalculator pakt effectanalyses daarom anders aan – volgens de regels van ‘evaluatie nieuwe stijl’: • een analyse wordt opgebouwd uit échte (individuele) casussen; • biedt ruimte voor het leren en ontwikkelen van teamleden; • is meer coachend en ontwikkelend, en minder beoordelend als buitenstaander; • maakt financiële gevolgen helder en koppelt ze direct aan de meerwaarde van de bewoner. 28 De Effectencalculator bouwt op de inbreng van de betrokkenen zelf. Dit vergroot het draagvlak van de analyse. Het stimuleert ook de onderlinge kennisuitwisseling. Het werk wordt ook steeds vaker binnen multidisciplinaire teams georganiseerd: professionals met verschillende achtergronden en talen. In de drukke dagelijkse praktijk schiet een goed gesprek over ‘de inhoud’ er nog wel eens bij in. Auteur Maarten Kwakernaak MSc Meer informatie De Ontwikkelwerkplaats Effectencalculator is aangesloten bij de Wmo Werkplaatsen. Voor meer informatie zie: www.effectencalculator.nl Maatschappelijke ondersteuning Community Mental Health Care Een instrument voor het in kaart brengen van werkzame elementen van FACT-teams Het Lectoraat Sociale en Methodische Aspecten van Psychiatrische Zorg heeft een instrument ontwikkeld, op basis van input van studenten en professionals, waarmee in kaart kan worden gebracht hoe het werkproces in zogenaamde FACT-teams eruit ziet. FACT (Flexibel Assertive Community Treatment)-teams zijn vanuit de geestelijke gezondheidszorg georganiseerde teams van verschillende soorten professionals die actief en outreachend werken met mensen met ernstige psychische problemen. Dankzij het FACTorganisatiemodel is duidelijker geworden welke elementen deze zorg moet bevatten en aan welke eisen ze moet voldoen. Maatschappelijke ondersteuning Het is echter minder duidelijk wat de verschillende professionals inhoudelijk doen, en hoe effectief dat is voor cliënten. Het organisatiemodel geeft nog relatief weinig richting aan de inhoud van de zorg en dat zorgt voor veel variatie en vragen. Met het ontwikkelde instrument, dat in een aantal rondes in de praktijk verbeterd is, is het mogelijk om gedetailleerd activiteiten en doelen te beschrijven. Zo kunnen we beter gaan begrijpen welke onderdelen van FACT essentieel zijn voor goede zorg aan mensen met ernstige psychische problemen. Het instrument is een Excel-document dat ingevuld wordt voor ieder contact dat een hulpverlener met een cliënt heeft. Dit invullen gebeurt door een student die meeloopt met de professional. 29 Doelgroep Auteurs Mensen met een ernstige psychische aandoeningen en professionals die met hen werken. Dr. Bauke Koekkoek Karin van Montfoort – Rave MA Beoogde uitkomst Referenties Op teamniveau is het met het instrument mogelijk om zicht te krijgen op de inhoud van ieders activiteiten. Op abstracter niveau streven we naar inzicht op de essentiële onderdelen van FACT en willen we die op hun effectiviteit onderzoeken. Koekkoek B, Tiemens B, van Montfoort K, van Rens L (2015). Grote lijnen, kleine stapjes. Onderzoek naar de essentie van sociale psychiatrie in FACT-teams. Magazine voor GGZ en Verslavingszorg 01/2015 Meer informatie Randvoorwaarden Het instrument wordt ingevuld door een 3e of 4e-jaarsstudent van de HAN, die daarvoor 10 dagen meeloopt in een FACT-team en daarin begeleid wordt door een docent en/of onderzoeker die verbonden is aan het lectoraat. 30 Voor meer informatie zie: www.han.nl/onderzoek/ werkveld/projecten/community-mental-health-c/ Maatschappelijke ondersteuning Hoe is ‘t?! Een spel voor het delen van ervaringen ‘Hoe is het?’ Geef jij eerlijk antwoord op deze vraag? Ook als het eigenlijk niet zo goed gaat? Met het spel ‘Hoe is ’t?!’ vertel en vraag je aan je medespelers hoe het écht gaat. Het spel draait om het delen van ervaringen. Je stelt elkaar vragen over grote en kleine dingen in het leven. Dit levert onverwachte én verbindende gesprekken op. Je kunt het spelen met buurtgenoten, familie of collega’s om elkaar beter te leren kennen. Het spel speelt zich af in je eigen buurt, dorp of stad. Je verzamelt gedurende het spel fiches die je op de verzamelkaart (met levensthema’s) legt. Zo deel je bijvoorbeeld ervaringen over jouw eigen woonomgeving en welke mensen belangrijk voor jou zijn. Je wint fiches door middel van vragen en opdrachten die je onderweg tegenkomt. Wie als eerst de verzamelkaart vol heeft, is de winnaar! Je kunt het spel met een groep van 2 tot 5 spelers spelen. Een spelleider is optioneel. Doelgroep Iedereen van 12 tot 99 jaar, 2-5 spelers. Beoogde uitkomst Het spel draait om een open gesprek en het delen van ervaringen. Met dit spel leer je bekenden en onbekenden beter kennen. Randvoorwaarden 2 – 5 spelers 60 – 120 minuten 12 – 99 jaar Auteurs Wil je een workshop organiseren, neem dan contact op met Meike Heessels ([email protected]) of Daniëlle Damoiseaux ([email protected]) Sophie Alferdinck Dr. Martha van Biene Mld Daniëlle Damoiseaux MSc Dr. Meike Heessels Zaphira van Leeuwen Meer informatie Het spel is te leen bij de studiecentra van de HAN in Nijmegen. Je kunt het spel ook zelf bestellen via: www.specials.han.nl/sites/krachtigekernen/spel/ Maatschappelijke ondersteuning 31 Studeren en autisme Checklist Aandachtspunten Beroepsopleiding Studenten met autisme blijken relatief vaak voortijdig te stoppen met hun beroepsopleiding, waardoor hun kansen op de arbeidsmarkt kleiner worden en de kwaliteit van leven vermindert. Scholengemeenschap ‘De Brouwerij’, een school voor voortgezet speciaal onderwijs voor leerlingen met autisme, wil haar leerlingen beter voorbereiden op het studeren. Uit ons onderzoek blijkt dat het voor studenten met autisme belangrijk is om overzicht en duidelijkheid te hebben. Persoonlijke aanpassingen voor de leerling met autisme en een goede studiekeuze blijken ook van belang. Vanuit de student zelf blijkt het bevorderend 32 om gestructureerd te kunnen werken en betrokken te zijn bij de opleiding. Echter kunnen prikkels, contact en samenwerken met medestudenten, onduidelijkheid en een gebrek aan de benodigde competenties, bijdragen aan het niet succesvol afronden van de opleiding. Betrokkenheid en begeleiding bij bovengenoemde factoren blijken een positieve invloed te hebben op het studiesucces van de student met autisme. Om gehoor te geven aan deze wensen is de Checklist Aandachtspunten Beroepsopleiding (CABO) ontwikkeld. De lijst bevat een mentorversie en een leerlingversie met 35 items verdeeld over de domeinen: regelzaken, plannen, opdrachten, competenties, persoonlijke vaardigheden, contact en studiekeuze. Maatschappelijke ondersteuning Daarnaast bevat de lijst een open gedeelte voor het invullen van aandachtspunten na het gesprek tussen de leerling en de mentor. Doelgroep Leerlingen met autisme in voortgezet speciaal onderwijs. Beoogde uitkomst Afname van de checklist geeft de leerling en de docent inzicht in de mogelijke aandachtspunten bij het studeren. Deze aandachtspunten kunnen meegenomen worden in het stellen van leerdoelen in het persoonlijke handelingsplan van de leerling. Door systematisch gebruik te maken van de CABO kan ‘De Brouwerij’ een leerling preventief helpen bij het studeren. Voor verdere toelichting op de CABO en de CABO zelf, wordt verwezen naar het beroepsproduct. Randvoorwaarden De checklist dient door de leerling en betrokken docent/mentor ingevuld te worden. Naar aanleiding hiervan worden de resultaten onderling besproken en geïntegreerd in een persoonlijk handelingsplan. Het invullen van de lijst duurt ongeveer 20 minuten. Auteurs Willemijne Hoekerd Dr. Maurice Magnée Dr. Jan-Pieter Teunisse Meer informatie Voor meer informatie zie: www.han.nl/onderzoek/ werkveld/onderwerpen/zelfredzamer-door-ict/ Maatschappelijke ondersteuning 33 Versoepelen Een transitiemap ter ondersteuning van leerlingen en docenten Een transitiemap om de doorstroom van leerlingen met autisme in voortgezet speciaal onderwijs (VSO) naar een vervolgopleiding te versoepelen. Doelgroep Leerlingen met autisme in voortgezet speciaal onderwijs. Beoogde uitkomst Focus in module 1 is het proces van studiekeuze van de leerling. Deze module biedt handvatten voor de leerling om te helpen deze keuze te maken. Zo wordt de kans vergroot dat een leerling met succes kan starten aan een passende vervolgopleiding. Daarnaast voorziet deze module de docent van de benodigde materialen om de leerlingen hierin te ondersteunen. De map bestaat uit drie modules: 1. I n de eerste module wordt vooral aandacht besteed aan het maken van een weloverwogen studiekeuze. Geadviseerd wordt onder andere om zowel een studiekeuzetest als een beroepskeuzetest te maken en gebruik te maken van de open dagen. 2. D e tweede module omvat het proces van de voorbereiding op de vervolgopleiding. Het gaat zowel om praktische oriëntatie als om het klaarstomen op de belangrijke begincompetenties. De Kies Actief Toolkit (Kies Actief, 2013), een vragenlijst die de leerlingen op de competenties zal bevragen, speelt in deze module een belangrijke rol. 3. D e derde en laatste module bestrijkt het gebied van de informatieoverdracht van VSO naar een instelling voor vervolgonderwijs. Door het invullen en gebruiken van de bijgeleverde formulieren kan deze informatiestroom worden gefaciliteerd. Dit product is in 2013 door de Nederlandse Vereniging voor Autisme bekroond met de HanneMieke Prijs. 34 Focus in module 2 is handvatten te geven om een betere start te kunnen maken aan een vervolgopleiding. Dit is van belang, want uit het hieraan voorafgaand onderzoek is naar voren gekomen dat leerlingen met ASS van ‘De Brouwerij’ relevante begincompetenties minder beheersen dan leerlingen van het reguliere onderwijs. Begincompetenties zijn vaardigheden, kennis en attitudes die minimaal nodig zijn voor een succesvolle start aan een vervolgopleiding. Daarnaast is er aandacht voor de ‘praktische oriëntatie’, kennis over processen en faciliteiten zoals die aanwezig zijn bij een vervolgopleiding, daar er gebleken is dat leerlingen met ASS hierover weinig kennis hebben bij het starten aan een vervolgopleiding. Door hier aandacht aan te besteden wordt de kans vergroot dat de leerlingen succesvoller zullen zijn in het starten van een vervolgopleiding. Focus in module 3 is om het VSO middelen te geven eenvoudiger een overdracht te plannen naar een instelling voor vervolgonderwijs. De afstemming is nu nog vaak onvoldoende en instellingen voor vervolgonderwijs hebben vaak gebrekkige kennis van autisme. Daarom is een ‘bijsluiter’ toegevoegd. Maatschappelijke ondersteuning Door het inzetten van de bijsluiter is bij de instelling voor vervolgonderwijs bekend welke extra uitdagingen een leerling kent. Er kan zo ook naar de leerling duidelijkheid worden gegeven over welke ondersteunende faciliteiten er voor hem/haar zijn, en wat zij van de onderwijsinstelling kunnen verwachten. Kennis over de omgang met de leerling kan worden doorgegeven van middelbaar naar vervolgonderwijs. Veel onderwijsinstellingen kennen een afdeling gespecialiseerd in het ondersteunen van studenten met een functiebeperking. Het advies is om naar deze afdelingen op zoek te gaan om de gesprekken en informatie uitwisseling met betrekking tot de overdracht van de leerling in gang te zetten. Randvoorwaarden De transitiemap is gemaakt om leerlingen en docenten te ondersteunen in het transitieproces tussen VSO en een vervolgopleiding. Van de docent die deze map in gebruik neemt wordt verwacht dat deze inschat of de opdrachten en formulieren passen bij het ontwikkelingsniveau en de specifieke aspecten van de diagnose autisme van de individuele leerling. Mochten elementen uit de map niet aansluiten bij een leerling of niet het gewenste effect sorteren, dan is het aan de docent om opdrachten of formulieren niet in te zetten. Auteurs Moniek van Eekeren Dr. Maurice Magnée Dr. Jan-Pieter Teunisse Meer informatie Voor meer informatie zie: www.han.nl/onderzoek/ werkveld/onderwerpen/zelfredzamer-door-ict/ Maatschappelijke ondersteuning 35 Hoe Person-Centered was dit Planning Process? Checklist met praktische handvatten voor Person-Centered Planning De checklist ‘Hoe Person-Centered was dit Planning Process?’ is oorspronkelijk ontwikkeld op basis van een literatuur review naar de belangrijkste elementen van Person Driven Planning (Hagner & Cloutier, 2008). In de lijst wordt van 12 items beoordeeld of deze geheel aanwezig (score van 2); gedeeltelijk aanwezig (score van 1) of afwezig (score 0) waren gedurende het planningsproces. De checklist biedt praktische handvatten, waarbij een totaalscore van 20 als drempelwaarde wordt gehanteerd om een planningsproces als ‘personcentered’ te bestempelen. Het oorspronkelijk Engelstalige instrument laat een goede interbeoordelaar-betrouwbaarheid zien. Randvoorwaarden Beoogde uitkomst Meer informatie De checklist biedt inzicht in de mate van getrouwheid aan het Person Driven Planning gedachtegoed. De scores op de 12 individuele elementen kunnen dienen als aanknopingspunt om het planningsproces verder ‘Person-Centered’ te maken. De items reflecteren: • De actieve inbreng van het netwerk • De openheid van notulen • De inzet van gemeenschapsbronnen • De focus op positieve capaciteiten en interesses • De toezegging naar acties buiten de sessie • De focus op verschillende levensdomeinen • De actieve participatie van de centrale persoon tijdens de sessie • De actieve participatie van de centrale persoon tijdens bespreking van actieplannen • De actieve rol van de centrale persoon bij het uitnodigen van het netwerk • De follow-up van de notulen na de sessie • De mate van voorbereiding voor de sessie • De focus op zowel formele als informele steun voor de centrale persoon Voor meer informatie zie: www.han.nl/zelfredzamer-door-ict/ 36 De dataverzameling vindt plaats op basis van ten minste één Person Centered Planning sessie, waarbij het beoogde doel is het ontwikkelen van een plan of een onderdeel van een plan, door middel van het interviewen van de facilitator na de sessie, en de inspectie van het geschreven plan. Auteurs Dr. Maurice Magnée Dr. Jan-Pieter Teunisse Referenties Hagner et al. (2012). Focus Autism Other Dev Disabl 27(1) 42-50. Maatschappelijke ondersteuning Person Driven Planning voor jongeren met autisme Een competentieprofiel voor facilitator en recorder tijdens werken met Person Driven Planning Een competentieprofiel voor de rollen van facilitator en recorder tijdens het werken met Person Driven Planning met jongeren met een autismespectrumstoornis. De competenties voor de recorder zijn samengevat in het acroniem CV AC: Creativiteit (tekenen, concretiseren, omzetten van verhaal in tekening) Voortgangsbewaking (cliënt centraal stellen, samenwerken, samenvatten) Afstemmen op autisme (visueel ondersteunend, doelen realistisch maken, concretiseren) Communiceren (verhelderen, motiveren, monitoren op betrokkenheid van alle partijen) Beoogde uitkomst Het competentieprofiel geeft een overzicht van de benodigde vaardigheden, attitudes en kennis om de rollen van facilitator en recorder te vervullen tijdens het werken met Person Driven Planning. De ontwikkeling van deze competenties kan worden bijgehouden middels het bijgevoegde Persoonlijk Ontwikkelplan (POP). Randvoorwaarden De competenties voor de facilitator zijn samengevat in het acroniem CV PAL: Communiceren (oplossingsgericht en krachtgericht) Vervolgen na gemaakte afspraken (waarborgen, evalueren, monitoren) Plannen & organiseren (concretiseren, ondersteunen, actieve houding) Afstemmen op autisme (duidelijk, gestructureerd, concreet) Leiderschap (signaleren, uitleggen, begeleiden). Maatschappelijke ondersteuning Het is belangrijk om te vermelden dat dit competentieprofiel in de uitvoering met enige flexibiliteit dient te worden benaderd, aangezien PDP een handelingswijze reflecteert die zich lastig laat standaardiseren. Hou voor ogen dat afstemming op de jongere en zijn of haar netwerk te allen tijde het belangrijkst is en deze competenties daarin als richtlijnen kunnen dienen. Auteurs Jorien Bal Dr. Maurice Magnée Dr. Jan-Pieter Teunisse Meer informatie Voor meer informatie zie: www.han.nl/onderzoek/ werkveld/onderwerpen/zelfredzamer-door-ict/ 37 Burgers voor Burgers Train-de-trainer module netwerkcoaching voor vrijwilligers en professionals De module ‘Netwerkcoaching voor vrijwilligers en professionals’ is tot stand gekomen door de Wmo Werkplaats Nijmegen in samenwerking met het centrum voor vrijwillige inzet in Ede, genaamd ‘De Medewerker’. De vrijwilligers maakten het ontwerp voor deze training. De module bevat twee werkboeken: een voor de vrijwilligers en een voor de trainers. manier met burgers in gesprek kunnen gaan (dialoog), een sociaal netwerk in kaart kunnen brengen en burgers kunnen coachen om tot een actieplan te komen waarmee het netwerk versterkt wordt. De module kan door professionals gebruikt worden als spiegel: Welke kwaliteiten moet ik als professional (door)ontwikkelen om vrijwilligers systematisch toe te rusten in het ondersteunen van burgers? De module is gericht op het leren toerusten van vrijwilligers die thuis bij burgers in gesprek gaan over vragen en mogelijkheden die bijdragen aan de kwaliteit van leven van die burger. Het doel is om kwaliteiten van vrijwilligers te versterken zodat zij op een passende Deze module geeft inzichten en inspiratie over hoe professionals hun kracht kunnen inzetten zodat vrijwilligers burgers kunnen ondersteunen om zelf problemen op te lossen met eigen mogelijkheden en waar wenselijk met behulp van het sociale netwerk van de burger. De professional heeft in deze module de rol 38 Maatschappelijke ondersteuning van trainer en schept voorwaarden zodat de kwaliteiten van vrijwilligers worden aangesproken en zij in de gelegenheid worden gesteld gesprekken te voeren met burgers, zodanig dat vrijwilligers hun enthousiasme en motivatie kunnen uitdragen. De training bestaat uit: • Werkboek voor vrijwilligers, met concrete opdrachten • Trainingshandleiding Auteur Alex de Veld Meer informatie De module is beschikbaar via www.wmowerkplaatsnijmegen.nl Zie ‘opleidingsmodules’. De ideeën en ervaringen van de deelnemers zorgen ervoor dat de training aansluit bij wat we met elkaar willen leren. Na elke bijeenkomst zijn er opdrachten om zelf aan te werken. Na de training kan de vrijwilliger zelfstandig op pad om bewoners te helpen met het versterken van hun sociale netwerk. Ook is de vrijwilliger in staat om met zijn kennis en ervaringen bij te dragen aan het trainen van nieuwe vrijwilligers. Doelgroep De module is bestemd voor vrijwilligers en professionals. Beoogde uitkomst • Professionals en vrijwilligers zijn bekwaam in het uitvoering geven aan netwerkcoaching • Vrijwilligers activeren burgers en bouwen samen met hen aan sociale netwerken • Vrijwilligers trainen nieuwe vrijwilligers Randvoorwaarden Bereid zijn vanuit de eigen krachtbenadering te werken. De professional en de vrijwilligers oriënteren zich op de eigen rol conform Welzijn Nieuwe Stijl: niet invullen maar aanvullen waar nodig. Vrijwilligers(organisaties) en professionals dienen zich te verhouden tot een nieuwe werkelijkheid. Maatschappelijke ondersteuning 39 Welzijn Versterkt: ‘Eigen kracht eerst’ en ‘Transities op waarde geschat’ Opleidingsmodules voor burgers/cliënten en professionals Burgers en professionals worden uitgenodigd te werken volgens uitgangspunten van frontlijnsturing, waarmee burgers en professionals coproducenten zijn van leefbaarheid en samen verantwoordelijk zijn voor het eindresultaat. Het idee is dat participerende burgers zich ontwikkelen van kwetsbare burger naar hulpverlenende burger. Door hen actief te betrekken en in te zetten bij sociale initiatieven ontstaan er voor henzelf nieuwe waarde-proposities. We denken dan aan economisch nuttig bijdragen, zelfwaardering door inzet van eigen kracht en talenten. De initiatieven die zij ondernemen en ondersteunen hebben waarde voor individuele en groepen burgers. De samenwerkzaamheid van burgers en professionals krijgt in deze module podium en de werkvormen nodigen uit tot lokale samenwerkingsverbanden en netwerken waaruit nieuwe maatschappelijke steunsystemen voor kwetsbare burgers kunnen ontstaan. Professionals zijn transitieprofessionals geworden en doorbreken keer op keer gevestigde patronen. Met deze transitie-aanpak is een vernieuwd burger- en professionalperspectief ontstaan en worden nieuwe werkstructuren operationeel en herkenbaar voor burgers en professionals. Het Business Model Canvas (Osterwalder & Pigneur, 2010). 40 Maatschappelijke ondersteuning Deze opleidingsmodule bestaat uit twee modulen die in samenhang of los van elkaar kunnen worden gebruikt: Module 1 Eigen kracht eerst: in deze module worden instrumenten aangereikt, waarmee burgers/cliënten met facilitering van professionals/vrijwilligers samen ondersteuningsarrangementen maken. Randvoorwaarden Module 1: burgers/cliënten zijn in de gelegenheid te bouwen aan het eigen ondersteuningsarrangement en hebben de regie. Module 2: professionals willen constructieve ontregelaars zijn (kantelen). Auteurs Module 2 Transities op waarde geschat: deze module gaat over het activeren van vraagsturing binnen de netwerken wonen, welzijn, zorg en het midden en klein bedrijf (MKB), het creëren van vertrouwen in burgers en kosteneffectief samenwerken met behulp van het Business Model Canvas. Doelgroep Burgers/cliënten/vrijwilligers en professionals (uitvoerende professionals, managers/beleidswerkers, bestuurders). Beoogde uitkomst Dr. Martha van Biene Mld Jan Joore MMI (Netwerk Welzijn Versterkt, Gemeente Peel en Maas) Referenties Ostwalder, A., & Pigneur, Y. (2010). Business Model Generation: Een handboek voor visionairs, game changers en uitdagers. Alphen aan den Rijn: Kluwer. Meer informatie De module is beschikbaar via www.wmowerkplaatsnijmegen.nl Zie ‘opleidingsmodules’. Module 1: burgers/cliënten weten welk nut een ondersteuningsarrangement heeft, hoe hiermee de eigen kracht wordt versterkt. Module 2: professionals maken kennis met de uitgangspunten van transities en transformaties en hoe deze in de leerwerkpraktijk inhoud en vorm te geven vanuit netwerken (Wmo en Welzijn Nieuwe Stijl). Maatschappelijke ondersteuning 41 Burgers helpen burgers Trainingsmodule activerend huisbezoek bij ouderen ‘Burgers helpen burgers’ is het thema van deze training en de naam van de module die hieruit voortkomt. Deze module is ontwikkeld vanuit een samenwerkingsverband tussen KernGezond en de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN). Het doel is het welbevinden van ouderen (van 75+) in beeld te krijgen door middel van huisbezoeken en het verbeteren of eventueel herstellen van het welbevinden. in het leggen van contacten met ouderen en het bespreken van hun behoeften en vragen. Bijvoorbeeld: het verhelderen van de situatie van de oudere zelf; het leren hoe de oudere zijn eigen kracht (weer) ervaart; het onderzoeken van vragen als: welke acties van de ouderen vragen om welke ondersteuning en wie gaat dit bieden; hoe kan het informele netwerk een positieve rol spelen; hoe werken we vraaggericht; wat is coachen en hoe kan dat gebruikt worden? Narratief werken staat centraal in deze training en dan met name het vraaggericht werken, ofwel: hoe luidt de vraag achter de vraag? Vrijwilligers worden toegerust De persoonlijke ervaringsdeskundigheid van de vrijwilligers dient als input voor het leerproces. Uitgaan van de vraag van de oudere betekent nog niet dat voorzien is in zijn behoefte. Het gaat erom dat de 42 Maatschappelijke ondersteuning vrijwilliger of professional nieuwe wegen bewandelt en met behulp van het sociale netwerk voorziet in het faciliteren van die behoeften. Dit betekent dat de vrijwilliger zelf inschat hoe kan worden voorzien in de behoeften en waar wenselijk andere ondersteuning adviseert. De training bestaat uit 8 bijeenkomsten met concrete oefeningen, waaronder de voorbereiding op een gesprek met een oudere. Deelnemers ervaren praktisch hoe gewerkt wordt met het dialogisch (narratieve) gesprek. Tussen de bijeenkomsten werken de deelnemers aan opdrachten. Auteurs Drs. Marianne Dekkinga Ramon Goelamhaider Ilona Malisse Meer informatie De module is eveneens beschikbaar via www.wmowerkplaatsnijmegen.nl Zie ‘opleidingsmodules’. De module bestaat uit: • Werkboek voor vrijwilligers voor docenten met 8 bijeenkomsten • Handleiding train-de-trainer Doelgroep Professionals van vrijwilligers/burgers. Beoogde uitkomst • V rijwilligers gaan op huisbezoek • De gemeente en welzijnsinstellingen kunnen beschikken over globale (niet persoonsgebonden) informatie wat betreft het welzijn van ouderen • Vrijwilligers worden zelf trainer van een groep vrijwilligers Randvoorwaarden • V rijwilligers dienen bereid te zijn direct na de eerste training ouderen te bezoeken (leren door doen) • De training moet afgestemd worden op de reeds aanwezige ervaringsdeskundigheid van de vrijwilligers Maatschappelijke ondersteuning 43 De ouder als ervaringsdeskundige Opleidingsmodule voor informele opvoedingsondersteuning en zelforganisatie van ouders In deze module wordt gewerkt aan informele opvoedingsondersteuning en zelforganisatie van ouders. Er wordt gewerkt volgens de uitgangspunten van de Pedagogische Civil Society. Het idee is dat iedere ouder genoeg kennis in huis heeft om een kind op te voeden. Echter, tegelijkertijd kan onzekerheid gevoeld worden en deze kan gedeeld worden met andere ouders. Het uitwisselen van ervaringen helpt ouders bij de opvoeding en zorgt ervoor dat ze elkaar helpen en iets voor elkaar betekenen. Ouders leren om andere ouders in hun netwerk te ondersteunen en hiermee ontstaat meer samenhang in de wijk. Ouders en wijkbewoners zijn hierdoor meer op elkaar en op elkaars kinderen betrokken. In de module wordt uitgegaan van de verhalen van ouders. De ervaringen en belevingen van hen zijn het vertrekpunt voor het leren en versterken van de eigen kracht van ouders en het zelf-organiserend vermogen. Aan de hand van de verhalen wordt de eigen competentieontwikkeling getoetst. Centraal staat de competentie ‘zelf opvoedsteun organiseren’. Deze module bestaat uit vier leerarrangementen: • Verhalen van moeders en dialoogsessies rondom opvoeding • Samenspraak organiseren rondom opvoedingsvragen • Sociale netwerken en Welzijn Nieuwe Stijl • Opvoedsteun zelf organiseren Het lesmateriaal gaat uit van een participatieve aanpak en zelfsturend leren. Dit wil zeggen dat een groep van ongeveer vijf personen meebeslist over welk leerarrangement wordt gevolgd. De module bevat 7 Kennisbronnen met theorie en overig ondersteunend lesmateriaal (film, literatuur en bronnen). 44 Doelgroep De onderwijsmodule is bestemd voor professionals van Centrum Jeugd en Gezin, Welzijnswerk, Jeugdzorg, Onderwijs (bijv. Brede School) en HBO-studenten Social Work (Pedagogiek, Maatschappelijk Werk, Sociaal Pedagogische Hulpverlening, Cultureel Maatschappelijke Vorming en Creatieve Therapie). Beoogde uitkomst • O nderling aanspreken van eigen kracht en versterken van probleemoplossend vermogen van ouders • Wijkgericht werken volgens uitgangspunten Pedagogische Civil Society • Deskundigheid en ervaring van ouders worden aangesproken en onderling benut • Vraagverheldering over opvoedingsvragen Randvoorwaarden Professionals of vrijwilligers die een faciliterende rol vervullen dienen bereid te zijn te werken vanuit de houding: ‘niet invullen, maar aanvullen als dit wordt gevraagd’. Met deze attitude kan de eigen kracht van ouders, jongeren, hun omgeving en buurtbewoners kans krijgen en worden gemobiliseerd. Gemeenten, professionals en vrijwilligersorganisaties nemen de ideeën van de Pedagogische Civil Society op in hun werkwijze en beleid. Auteurs Dr. Martha van Biene Mld Drs. Joos Meesters Meer informatie De module is beschikbaar via www.wmowerkplaatsnijmegen.nl Zie ‘opleidingsmodules’. Maatschappelijke ondersteuning Hoe vraag je ouders naar wat werkt binnen de Jeugdgezondheidszorg? Protocol cliëntraadpleging en focusgroep-interview Er is weinig tot geen inzicht in de ervaringen die ouders van kinderen van nul tot twaalf jaar hebben wat betreft de hulpverlening vanuit de GGD afdeling JGZ. Dit is een gemis, getuige bijvoorbeeld de kritiek van de zijde van ouders in het rapport ‘Code Oranje’ (Ouders Online, 2011). Ouders zeggen behoefte te hebben aan professionals en instanties die naast hun staan, niet tegenover hen. In de jeugdgezondheidszorg ligt veel nadruk op het ontwikkelen en invoeren van evidence based methodische richtlijnen voor wat de hulpverlener moet doen (specifiek werkzame factoren). De invloed van de algemeen werkzame factoren blijft vaak onderbelicht: wat werkt, waarom, wanneer, voor wie, en in wiens handen? Wat maakt iemand tot een effectief professional; hoe maak je contact; hoe stem je af met Maatschappelijke ondersteuning de cliënt, en onder welke condities werkt een aanpak? Cliëntenraadpleging en specifiek het focusgroepinterview biedt de mogelijkheid om te focussen op algemeen en specifiek werkzame factoren. Op initiatief van het lectoraat Werkzame Factoren in de Zorg voor Jeugd zijn recent 18 instrumenten om cliëntenraadpleging vorm te geven geïnventariseerd uit wetenschappelijke literatuur. Deze 18 instrumenten zijn opgenomen in een rapport. In het rapport staat bij elk instrument beschreven: het doel, de doelgroep, het ontstaan van het instrument, de inhoud en de voor- en nadelen. Het gaat om de volgende instrumenten: brainstormsessie, CAHPS (Consumer Assessment of Healthcare Providers and Systems, CQ index (Consumer Quality Index), Delphi techniek, het focusgroepinterview, fotoscan, GGZ thermometer, 45 interview, klantenwenskaart, mystery guest, patiëntendagboek, patiëntenraad/cliëntenraad, Picker Institute Questionniare, Quote (Quality Of care Through the Patient’s Eyes), responsiveness of health system WHO, shadowing, spiegelbijeenkomst, vertrouwen in de gezondheidszorg. Er is tevens een protocol uitgeschreven om het focusgroep-interview praktisch uit te voeren. Eisen aan de gespreksleider De gespreksleider moet af kunnen stemmen op de verschillende doelgroepen en als gespreksleider niet bekend zijn met de deelnemers. Doelgroep Het werven van deelnemers Werven op een laagdrempelige manier. Een onafhankelijk iemand zoekt direct contact met ouders en vraagt om deel te nemen aan een focusgroep (bijv. in wachtkamer CJG, bij huiskamerprojecten). Organisaties of professionals die een instrument willen gebruiken om hun cliënten te raadplegen met betrekking tot het verbeteren van de kwaliteit van zorg waarbij het gaat om alle aspecten van zorg die de instelling of professional biedt. Er zijn in de loop van de jaren verschillende instrumenten en methoden ontwikkeld waarmee een instelling cliëntenraadpleging kan uitvoeren. De instrumenten van cliëntenraadpleging zijn geselecteerd voor organisaties en professionals werkzaam binnen de extramurale Jeugdgezondheidszorg. Werkvorm Om te starten is een opwarmoefening in een vorm van bijvoorbeeld een pingpongsessie raadzaam. Wat zijn de topics tijdens het focusgroep-interview Bejegening (kindvriendelijkheid, klantgerichtheid), verwachtingsmanagement (deskundigheid, bruikbare adviezen, uitstraling gebouw), bereikbaarheid (telefonisch contact, afspraak maken). Auteurs Beoogde uitkomst specifiek met betrekking tot het focusgroep-interview Cliënten met gemeenschappelijke ervaringen brengen deze ervaringen eerder naar voren en zijn in staat meer persoonlijke informatie te delen. Waarbij het hier gaat om ouders die met hun kinderen het consultatiebureau bezoeken en met hun kinderen tijdens de basisschool de jeugdverpleegkundige/schoolarts bezoeken. Randvoorwaarden specifiek met betrekking tot het focusgroep-interview Samenstelling focusgroep Het aantal deelnemers is 6 – 12 cliënten van een homogene samenstelling (m.b.t. ervaringen met het onderwerp dat aan de orde komt). De deelnemers kunnen in drie groepen worden onderverdeeld: • ouders met kinderen in de leeftijd 0-4 jaar • kinderen van 5 jaar oud • kinderen van 10 jaar oud 46 Jamy van Heumen Maud Lodder Drs. Jacqueline Theunissen Floor Tijhuis Dr. Huub Pijnenburg Laura Vogel Referenties Ouders Online (2011), Geraadpleegd op 1 maart 2013: http://www.ouders.nl/pdf/onderzoeksrapport_code_ oranje.pdf Meer informatie Voor meer informatie over het protocol neem contact op met: [email protected] Maatschappelijke ondersteuning Passie voor Jeugdzorg Jaarlijks debat over dilemma’s in de jeugdzorg In 2015 wordt voor de zevende keer het debat Passie voor Jeugd georganiseerd. Dit is een jaarlijks debat dat het Instituut Sociale Studies van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen samen met het lectoraat Werkzame Factoren in de Zorg voor de Jeugd organiseert. Elk jaar weer blijkt het een bijzondere happening te zijn, waarin studenten en docenten van de sociale opleidingen in gesprek gaan over dilemma’s in de jeugdzorg met (oud-) cliënten, professionals en managers, werkzaam op het gebied van zorg voor jeugd. In een ontspannen sfeer worden vaak nieuwe inzichten uitgewisseld. Gespreksonderwerp van voorgaande jaren waren onder andere, het vraagstuk van de eigen regie in de hulpverlening van jongeren en hun ouders, de vraag wat de jeugdzorgwerker een effectieve hulpverlener maakt, een inschatting van de gevolgen van de transformatie jeugdzorg voor de hulpverleners, en – in 2015 – dilemma’s in de samenwerking tussen onderwijs en jeugdzorg. HAN SOCIAAL en het Lectoraat Werkzame factoren in de Zorg voor Jeugd zien het organiseren van debatten, landelijke symposia en expert meetings als mogelijkheid om een inspirerend platform te bieden waar de praktijk van de hulp- en dienstverlening, wetenschap, onderwijs en beleid elkaar kunnen ontmoeten en van gedachten kunnen wisselen over innovatieve professionele ontwikkelingen enerzijds, en actuele praktijkrelevante wetenschappelijke kennis anderzijds. Het programma wordt daarom steeds ontwikkeld in samenwerking met externe deskundigen en vertegenwoordigers van sociale opleidingen van de HAN. Om het rendement van deelname aan het symposium te optimaliseren wordt het programma in toenemende mate geïntegreerd in Maatschappelijke ondersteuning het curriculum, in het bijzonder voor studenten in het uitstroomprofiel jeugdzorg en minoren als ‘Preventief werken met risicojongeren’, ‘Het kwetsbare kind’ en ‘Systeemgericht werken in de ambulante Jeugdzorg’. Het symposium biedt professionals de kans hun collega’s van morgen te ontmoeten en andersom. Deelname leidt voor professionals tot het vergroten en actualiseren van praktijkrelevante wetenschappelijke inzichten. Voor studenten leidt de (in het curriculum voorbereide) deelname aan groepsdiscussie tijdens de dag tot empowerment en versterking van hun professionele zelfbewustzijn. Doelgroep Studenten en docenten met opleidingen gericht op jeugd- en opvoedhulp, jeugdggz, jeugd-lvb, en (speciaal) onderwijs. Het debat is daarnaast ook bedoeld voor professionals, beleidsmedewerkers en praktijkmanagers van jeugdzorg- en onderwijsinstellingen, gemeenten en provincies. Beoogde uitkomst Belangrijk aan het debat is dat vraagstukken die in de praktijk van de jeugdzorg een rol spelen, verteld en toegelicht worden voor studenten en docenten en dat op deze wijze het onderwijs meer betrokken wordt bij het publieke debat over de jeugdzorg. Dat kan zowel zorgen voor het verhogen van de praktijkrelevantie van lesprogramma’s en het leerproces van studenten als van het lopende wetenschappelijk praktijkonderzoek aan deze hogeschool en andere instituten. Voor studenten leidt de (in het curriculum voorbereide) deelname aan groepsdiscussie tijdens de dag tot empowerment en versterking van hun professionele zelfbewustzijn. 47 Auteurs Drs. Huub Gulikers Dr. Marion van Hattum Linda Rothman MSc Meer informatie Deelname aan het debat is gratis. Het maximaal aantal deelnemers is 150 personen. Inschrijving is mogelijk via www.han.nl/start/corporate/nieuws/agenda/_items/ passie-voor-de-jeugdzorg-/ 48 Maatschappelijke ondersteuning Gebiedsgericht ondersteunen van zelfstandig wonende ouderen Opleidingsmodule voor professionaliteit in werken met kwetsbare ouderen Van 2010 tot 2012 is door een team van onderzoekers van Radboud Universiteit, Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, Kenniscentrum HAN SOCIAAL, Universitair Medisch Centrum Groningen en Platform31 (voorheen Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting) onderzoek gedaan naar zelfstandig wonende ouderen in tien woonservicegebieden verspreid over Nederland. Het onderzoek heeft een ‘Manifest van de Zelfstandig Wonende Oudere’ opgeleverd. Met dit Manifest als casusmateriaal wordt een beeld geschetst van de situatie van zelfstandig wonende ouderen in woonservicegebieden in Nederland. De thema’s die in het Manifest naar voren komen dienen voor de professionalisering van studenten, docenten, trainers en professionals. Zo ontstaat toegankelijke lesstof die kan bijdragen aan de professionaliteit in gebiedsgericht werken met kwetsbare ouderen. Op deze manier hebben ook nietdirect betrokkenen bij het onderzoek de gelegenheid om nieuwe inzichten op te doen aan de hand van de verhalen van de geïnterviewde ouderen. Voor de meer gedetailleerde rapporten uit het onderzoek wordt verwezen naar de homepage van het onderzoek: http://www.wonenouderen.nl. Doelgroep De module is bestemd voor vrijwilligers en professionals. Beoogde uitkomst • P rofessionals en vrijwilligers hebben kennis en inzicht in de voor zelfstandig wonende ouderen relevante thema’s • Professionals en vrijwilligers zijn in staat om vanuit deze inzichten te zoeken naar vruchtbare samenwerking met elkaar en met de ouderen vanuit een dialogische benaderingswijze • Vrijwilligers en professionals passen de inzichten toe bij het inrichten van integrale zorg- en dienstverlening in zogeheten woonservicegebieden Randvoorwaarden Bereid zijn vanuit de eigen krachtbenadering te werken. De professional en de vrijwilligers oriënteren zich op de eigen rol conform Welzijn Nieuwe Stijl: niet invullen maar aanvullen waar nodig. Vrijwilligers(organisaties) en professionals dienen zich te verhouden tot een nieuwe werkelijkheid. Auteur Dr. Erik Jansen Meer informatie Deze opleidingsmodule is mogelijk gemaakt door een projectsubsidie van ZonMW/Nationaal Programma Ouderenzorg voor het project Effectevaluatie Proeftuinen Woonservicegebieden. Maatschappelijke ondersteuning De module is beschikbaar via www.wmowerkplaatsnijmegen.nl Zie ‘opleidingsmodules’. 49 Werken met sociale netwerken van mensen met een verstandelijke beperking Training met handvatten voor het in kaart brengen van sociale netwerken Het Lectoraat Zorg voor Mensen met een Verstandelijke Beperking heeft samen met de bij het lectoraat betrokken zorgaanbieders verschillende onderzoeksprojecten uitgevoerd die allen gericht waren op het verbeteren van de competenties van begeleiders die werkzaam zijn in de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking. De eerste lectoraatsperiode (2008-2012) is afgesloten met het ontwikkelen van een trainingspakket. Dit pakket getiteld ‘Ondersteuning aan mensen met een verstandelijke beperking’ bevat 4 trainingen. Eén van deze trainingen is ‘Werken met sociale netwerken van mensen met een verstandelijke beperking’. Ondersteuning aan mensen met een verstandelijke beperking handleidin g traine r | werken Vier in werken met sociale netwerken met trainingen sociale net kencliënten van men en aansluitenwerbij hun ouders sen en met een verstande lijke bep erking handleidi ng train er | werk en met socia le netw handlei ding tr ainer erken van mensen met een verstande lijke Werken m et social e ne twer mensen ken van met een verstand elijke bepe Ida van Ass elt-Gov rk erts | Pet ri Embregts | Lex Hen driks beperking | Noud Frie link ing Extramuralisering van de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking en re-integratie van deze doelgroep in de samenleving hebben tot ingrijpende veranderingen in de organisatie van de zorg geleid. Het begrip vermaatschappelijking verwijst naar de bewuste inspanning van cliënten, professionals en de samenleving als geheel om ruimte te maken voor mensen die voorheen buiten het maatschappelijke leven stonden, zodat sprake is van integratie en inclusie in de samenleving. Ondersteuning daarbij wordt niet alleen geboden door professionals, maar ook en zelfs in eerste instantie door het persoonlijk sociale netwerk van de cliënt. Het lectoraat ‘Zorg voor Mensen met een Verstandelijke Beperking’ sluit met de onderzoekslijn ‘Sociale netwerken’ aan bij bovenstaande ontwikkelingen. Het uiteindelijke doel van deze onderzoekslijn is om na effect- en evaluatieonderzoek te komen tot een evidence based methode om sociale netwerken in kaart te brengen, te betrekken, te versterken en uit te breiden. Deze methode kan in het onderwijs (o.a. de minor ‘Mensen met een verstandelijke beperking’) en nascholingstrajecten ingezet worden. Het onderzoek waarop bovengenoemde training is gebaseerd, is het eerste deelonderzoek binnen deze onderzoekslijn. Doelgroep (Aankomende) professionals in de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking, MBO, HBO en zorgpraktijk. Beoogde uitkomst ww w.han.n 50 l/lec tora ten Het doel van de training is dat (aankomende) professionals zich bewust worden van het belang en de structuur van sociale netwerken van cliënten. Ze krijgen handvatten om het sociale netwerk in kaart te brengen, te analyseren en uit te breiden/te versterken. Maatschappelijke ondersteuning Auteurs Drs. Ida van Asselt-Goverts Prof. dr. Petri Embregts Drs. Noud Frielink Dr. Lex Hendriks Meer informatie Het trainingspakket ‘Ondersteuning aan mensen met een verstandelijke beperking’ bevat alle benodigde materialen voor het geven van de training ‘Werken met sociale netwerken van mensen met een verstandelijke beperking’: • De trainers- en docenthandleiding • Een nieuw instrument voor het in kaart brengen van het sociale netwerk van mensen met een verstandelijke beperking, genaamd Maastrichtse Sociale Netwerk Analyse voor Mensen met een Verstandelijke Beperking • Een trainingsfilm voor het leren werken met dit instrument Alle benodigde informatie en materialen om met dit instrument te kunnen werken in uw beroeps- of onderwijspraktijk. Deze materialen zijn digitaal te vinden op: www.han.nl/lectoraatZMVB Maatschappelijke ondersteuning 51 Relatie burger - professional De kwaliteit van de samenwerkingsrelatie tussen burgers en sociale professionals is een sterke voorspeller van het resultaat van maatschappelijke dienstverlening. Voor elke sociale professional is het kunnen ontwikkelen en onderhouden van vruchtbare samenwerkingsrelaties een cruciale vaardigheid. Onder de noemer Relatie burger-professional richt HAN SOCIAAL daarom haar pijlen ook op dit thema. Het ontwikkelen en toepassen van kennis en methoden voor het aangaan en versterken van die gewenste samenwerkingsrelaties vindt plaats op basis van onderzoeks- en ontwikkelprojecten. Die dragen bij aan empowerment van sociale professionals waar het gaat om effectieve relatievorming, vergroten zo de kansen op onbedreigde ontwikkeling en participatie van (groepen of individuele) jeugdigen en volwassenen, en dragen daardoor bij aan hun kwaliteit van leven. 52 Relatie burger - professional Alliantiegericht werken voor sociale professionals Deskundigheidsbevordering door kennisclips In het kader van het thema alliantiegericht werken is het lectoraat Werkzame Factoren in de Zorg voor Jeugd gestart met de ontwikkeling van een alliantietoolkit. Hiertoe zijn in 2015 kennisclips ontwikkeld die in het onderwijs aan studenten ingezet kunnen worden. In een vierde kennisclip vertelt Toos Colsters, moeder van vijf kinderen, over haar ervaringen in de samenwerking met de hulpverlening. Bij deze kennisclip hoort een ‘praatpapier’, waarmee docenten en trainers de video kunnen nabespreken. Tenslotte is een podcast ontwikkeld op basis van een gesprek met een jongere over diens ervaring met de hulpverlening. Doelgroep Studenten, docenten, cliënten, sociale professionals Beoogde uitkomst Overdracht van kennis over alliantie en alliantiegericht werken. Randvoorwaarden Beschikbaarheid computer, tablet of smartphone Auteurs De eerste kennisclip richt zich op een verkenning van werkzame factoren, en het belang van een goede samenwerkingsrelatie tussen een cliënt en diens hulpverlener. De tweede kennisclip bestaat uit verdiepende informatie over deze samenwerkingsrelatie en hoe deze is opgebouwd uit een emotionele component (‘de klik’) en een taakcomponent (de mate van overeenstemming over het doel dat men wil realiseren en de wijze waarop dit doel gerealiseerd kan worden). Een derde kennisclip gaat dieper in op de meerwaarde van het monitoren van de alliantie. Relatie burger - professional Patricia Akkermans Msw Marieke de Greef MSc Dr. Marion van Hattum Meer informatie De kennisclips zijn te vinden op: www.han.nl/onderzoek/werkveld/projecten/ alliantiegericht-werken-v/ 53 Interpersoonlijke Sociaal Psychiatrische Begeleiding Methode, training en effectonderzoek In de ambulante praktijk ervaren professionals regelmatig patiënten als ‘moeilijk’. Vaak gaat het om mensen die veel zorg gebruiken en langdurig in zorg zijn, een breed scala aan sociale problemen hebben, zelfdestructief zijn, regelmatig contact zoeken buiten afspraken of kantoortijden en/ of met wie het interpersoonlijk contact onprettig verloopt. Uit veel onderzoek blijkt dat we met dergelijke patiëntencontacten minder moeite hebben bij patiënten bij wie overduidelijk een psychose het hoofdprobleem is: we beschouwen hen dan als minder of niet in staat om situaties in te schatten en stappen makkelijker over het gedrag heen. Bij patiënten die wel dit soort dingen doen maar bij wie geen psychose aanwezig is, maar bijvoorbeeld chronische depressie, angst, verslaving- en of persoonlijkheidsproblematiek, hebben we vaak meer moeite met dit gedrag. We interpreteren het dan sneller als bewust en opzettelijk en stappen er niet zomaar overheen. Met deze patiënten weten we ons vaak minder goed raad: een laagdrempelige, structurerende aanpak doet het vaak niet goed en maakt de problemen soms zelfs groter. Tegelijk worstelen we met ons gevoel dat de ander wel beter kan maar blijkbaar niet wil – waardoor we zelf gedemotiveerd, gefrustreerd en zelfs boos kunnen worden. Als deze gevoelens de acties en reacties van professionals gaan sturen, worden de problemen vaak nog groter en ontstaat er een destructieve interactie tussen patiënt en professional. De methode ISPB In het kort Interpersoonlijke Sociaal Psychiatrische Begeleiding biedt mogelijk een uitweg uit de patstelling die vaak ontstaat. De methode bestaat uit een aantal elementen: (1) aandacht voor de sociale omgeving en de interactie tussen patiënt en professional, (2) een model bestaand uit drie fasen: contactfase, doelfase en werkfase, (3) een aantal terugkerende elementen in de totale begeleiding (o.a. gestructureerd doelen stellen) en in ieder contact (agenda maken, doelen relateren aan agendapunten, met instrument gesprek evalueren), en (4) specifieke gespreksmethoden die hierbij aansluiten (onder andere motiverende gespreksvoering, relatiemanagement en gedragsanalyse). Training Wie gaat werken met ISPB krijgt een 4-daagse training waarin alle bovengenoemde elementen terugkomen. Alleen de professionals die meedoen aan het onderzoek in de experimentele conditie volgen de training. Om ISPB goed en getrouw uit te voeren is wordt een maandelijkse werkbegeleiding gegeven. 54 Relatie burger - professional Het huidige onderzoek in hoofdlijnen Om met grotere zekerheid te kunnen zeggen of ISPB werkt, en of het mogelijk ook kosteneffectiever is dan de bestaande zorg, drie GGZ-instellingen. wordt een multicenter RCT uitgevoerd. Totaal wordt deelname beoogd van 180 patiënten en 36 hulpverleners. Doelgroep Referenties www.sciencedirect.com/science/article/pii/ S0020748911004445 Meer informatie Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Mark van Veen [email protected] of kijken op: www.han.nl/ispb De ISPB-methode is bedoeld voor volwassenen patiënten met een ernstige, niet-psychotische, psychische aandoening die langdurig in zorg zijn bij HBO-professionals binnen de specialistische GGZ (bijvoorbeeld FACT-teams). Beoogde uitkomst De ISPB-methode streeft naar verhoging van de kwaliteit van leven en een kostenbesparing bij patiënten met langdurige psychiatrische stoornissen, waarbij de hypothese is dat ISPB (kosten)effectiever is dan de huidige zorg. Randvoorwaarden Iedere HBO-professional kan getraind worden in de ISPB-methode, hoewel de methode en training het beste aanslaan bij professionals met enkele jaren ervaring die daadwerkelijk met deze groep werken. Naast een 4-daagse training worden ook kortere varianten aangeboden. Auteurs Dr. Bauke Koekkoek Drs. Mark van Veen Relatie burger - professional 55 MATCH-studie en instrument Vraag en aanbod van zorg beter op elkaar afstemmen In de huidige praktijk van de geestelijke gezondheidszorg (GGZ) is de afstemming tussen zorgvraag en zorgaanbod vaak niet optimaal. Vooral in de zorg voor mensen met ernstige en langdurige psychiatrische problematiek, die vaak geleverd wordt door GGZ-professionals, ontstaat veel uitval, stagnatie en langdurige afhankelijkheid. Eerder onderzoek heeft laten zien dat deze mismatch haar oorzaken heeft op verschillende niveaus: dat van de cliënt, van de professional, van de cliëntprofessional interactie, van de organisatie en van de sociale omgeving van de cliënt. Doelstellingen • H et in detail beschrijven van het beloop van niet-psychotische stoornissen, in het bijzonder het ontstaan van chroniciteit en langdurige afhankelijkheid van professionele zorg • Het beschrijven van symptoomclusters van verschillende niet-psychotische stoornissen, op een manier die empirischer en meer bruikbaar is in de zorgpraktijk dan de huidige indeling • Het vaststellen van verbanden tussen cliënt-, professional- en sociale variabelen en het ontstaan van chroniciteit in het algemeen, en moeilijke zorgsituaties in het bijzonder Het instrument Binnen de MATCH-cohort studie wordt onderzocht op welke manieren de match tussen de zorgvraag van mensen met ernstige en langdurige psychiatrische problematiek en het zorgaanbod door GGZprofessionals verbeterd kan worden. We doen dat door middel van een prospectieve longitudinale studie van vier jaar waarin 300 mensen met één of meer nietpsychotische stoornissen gevolgd worden. Jaarlijkse metingen met gevalideerde kwantitatieve instrumenten op niveau van de cliënt, de professional, de interactie, de cliënt’s sociale omgeving en het zorgsysteem. 56 Onderdeel van de MATCH-studie is het gedetailleerd in kaart brengen van de zorg voor psychische problemen die iemand in het afgelopen jaar heeft gehad. In de wetenschappelijke literatuur bestonden hiervoor weliswaar al enkele instrumenten, maar deze voldeden niet voldoende voor de Nederlandse situatie. Daarom hebben we een nieuwe lijst gemaakt, deels gebaseerd op de bestaande instrumenten, aangevuld met kennis uit de beroepspraktijk en van onderzoekers. De lijst bestaat uit 30 vragen, die door een interviewer aan de cliënt worden gesteld. Doelgroep Mensen met (ernstige) psychische aandoeningen en professionals die met hen werken, onderzoekers, beleidsmakers Relatie burger - professional Beoogde uitkomst De beoogde uitkomst van de totale MATCH-studie is meer inzicht in de huidige match tussen vraag en aanbod van zorg, en mogelijke oplossingen voor verbetering van die match. Het hier beschreven instrument kan los worden gebruikt, beoogde uitkomst is dan zicht op de door een cliënt ontvangen zorg over het afgelopen jaar (of eventueel een kortere of langere tijdsperiode). Randvoorwaarden Het instrument wordt bij cliënten afgenomen door een interviewer. Een korte instructie (ca. 30 minuten) en enige achtergrondkennis van het zorgaanbod in de GGZ volstaan voor de interviewer. Het instrument blijkt voor deelnemers aan de MATCH-studie goed te begrijpen te zijn. Auteurs Dr. Bauke Koekkoek Dr. Willeke Manders Drs. Willem Verstegen Meer informatie Voor meer informatie zie: www.p-match.org Relatie burger - professional 57 Narratief! Wablief? Werkboek om op speelse wijze ervaring op te doen met narratief werken en onderzoek doen Dit werkboek gaat over de wonderlijke combinatie van vertellen over het verleden en heden en handelen in het hier en nu! Laat u verrassen… Verhalen geven inzicht in het hoe, wat en waarom van het leven en brengen herinneringen naar boven. Studenten geven antwoord op de narratieve leemten die ze tegen kwamen in hun onderzoek naar de ervaringen van docenten met narratief onderzoek en narratief werken. De docenten maken al gebruik van narratief werken en onderzoek, maar zijn zich er niet zozeer bewust van dat het om narratieven gaat. Daarnaast blijkt dat docenten graag meer kennis en ervaring willen opdoen met narratief werken en onderzoek. Veel docenten zijn er nieuwsgierig naar, maar een aantal staat er ook sceptisch tegenover. Narratief werken biedt de mogelijkheid tot persoonlijke ontwikkeling. Als het gaat om narratief onderzoek en werken is er voor sommige docenten nog een weg te gaan, niet uit onwil, maar vanwege de onbekendheid. Er is geen twijfel over het nut van het onderzoeken van de betekenis van verhalen van cliënten in de hulpverleningscontext. Er is nog wel 58 handelingsverlegenheid over hoe zo’n onderzoek in te richten en te begeleiden en hoe het werken met verhalen geïmplementeerd kan worden. Met dit werkboek hopen de studenten dat docenten worden uitgedaagd om samen met studenten en collega’s narratief werken en onderzoek binnen het onderwijs inhoud en vorm te geven. Met dit werkboek laten studenten de docenten op speelse wijze ervaring opdoen met narratief werken en onderzoek. Dat doen ze door eerst helderheid te geven over de begrippen. Vervolgens geven ze opdrachten en bieden ze werkvormen aan waarmee docenten met de verzamelde verhalen aan de slag gaan. De werkvormen nodigen uit om de verhalen van mensen naar boven te halen en te begrijpen. In deze opdrachten stellen zij de mens als actor centraal. We worden uitgenodigd tot betekenisgeving, tot het zoeken naar de verhaallijn en het herkennen van plots (een plot heeft een begin en een eind). Het vertellen van het eigen verhaal geeft inzicht in het eigen denken, doen en laten. Relatie burger - professional Het werkboek bestaat uit: Deel 1 Theorie narratief werken en onderzoek; Dialogisch werken. Deel 2 Creatieve werkvormen: Het schrijven van een levensverhaal; Digital storytelling; Tekening van de toekomst; De visuele prikkelmethode; Het maken van een schatkaart; Inspirerende kaarten; Muzikale verhalen; Herinneringen naar boven krijgen; Spelen met associaties; Levensgroot; Open interview. Referentie Schalock, R.L., & Verdugo, M.A. (2002). Handbook on quality of life for human service practitioners. Washington, DC: American Association on Mental Retardation. Meer informatie Het werkboek is beschikbaar via: www.han.nl/ onderzoek/werkveld/onderwerpen/narratiefonderzoek-en-we/_attachments/29934_kookboek_ definitief.pdf Doelgroep Docenten en studenten van creatieve sociale opleidingen. Beoogde uitkomst Docenten krijgen inzicht in mogelijkheden van narratief werken en onderzoek met behulp van creatieve werkvormen. Randvoorwaarden Bereid zijn met verhalen te werken. Auteurs Dr. Martha van Biene Mld Lieselotte Bobbink Helga Degem-Nijeboer Elke Geurts Dr. Meike Heessels Ir. Jidske Kohlmann Milou Pelzer Joshi Woudenberg Relatie burger - professional 59 Cultuursensitieve professionals in zorg en welzijn Opleidingsmodule interculturele sensitiviteit, Welzijn Nieuwe Stijl en transculturele diagnostiek Deze e-learning module, verder te noemen werkboek, is een resultaat van het innovatieprogramma Dunya. Dit programma beoogt interculturele dienstverlening tot stand te brengen vanuit het perspectief van allochtone cliënten en hun sociale netwerken. Kenmerkend voor Dunya is aansluiten bij de leefwereld van de allochtone zorgvrager met oog en oor voor behoeften, vragen, wensen en eigen inzet op alle levensgebieden. Dit werkboek nodigt professionals uit tot het ervaren van interculturele sensitiviteit en helpt om samen met de allochtone cliënt zichtbare en achterliggende behoeften en problemen te bespreken en verborgen leed naar boven te halen. Hoe professionals deze cultuursensitieve benadering invullen en cliënten ondersteuning 60 bieden bij de oplossing van problemen wordt duidelijk in de tien verhalen die professionals verzamelden over hun werk. In de module is aandacht voor een werkmodel voor transculturele diagnostiek; het culturele interview en meetinstrumenten. We gebruiken de levensdomeinen van Schalock om kwaliteit van bestaan te leren begrijpen en te ondersteunen. Ook de presentiebenadering en het uitwisselen van grenservaringen krijgt een belangrijke plek in het leerproces. Het werkboek sluit nauw aan bij de uitgangspunten van Wmo Welzijn Nieuwe Stijl met aandacht voor de culturele aspecten van de wet. Specifiek is er aandacht voor het meedoen, meedenken, meewerken en meebeslissen van cliënten. Relatie burger - professional In dit werkboek gaan we uit van een praktijkgerichte benadering van interculturele sensitiviteit op basis van het werk van de Amerikaanse antropologen Janet M. Bennett en Milton J. Bennett. Zij gaan uit van interculturele sensitiviteit als een dynamisch proces dat het volgende verloop heeft: 1) Ontkenning 2) Weerstand 3) Minimaliseren 4) Aanvaarding 5) Aanpassing 6) Wederzijdse integratie Doelgroep De module is bestemd voor professionals die werken met mensen met verschillende culturele achtergronden en een sociaal economische achterstand ervaren. Beoogde uitkomst • P rofessionals ervaren interculturele sensitiviteit • Professionals verbinden intercultureel werken aan Welzijn Nieuwe Stijl • Professionals krijgen inzicht in transculturele diagnostiek Randvoorwaarden Deze module bestaat uit: • Tien verhalen van professionals • Acht interactieve werkvormen: Dialoogsessie, Reflector Competentie Interculturele Sensitiviteit, Leren participeren, Support Circles, Reflector TOPOI – Presentie van interculturele sensitiviteit, Reflector Levenskwaliteit in cultureel perspectief, Reflector Essentie van Presentie en Kantelbox • 16 Kennisbronnen zijn beschikbaar, waaronder: Cultural Formulation of diagnosis, werkmodel voor transculturele diagnostiek; Het culturele interview Nederlandse versie; Meetinstrumenten en migranten; De acht levensdomeinen (Schalock); Presentietheorie; Grenservaringen uitwisselen Relatie burger - professional Bereid zijn de dialoog te voeren om interculturele sensitiviteit bespreekbaar te maken, te ervaren en om te zetten naar handelen. Auteurs Dr. Martha van Biene Mld Drs. Maria van Erp Meer informatie De module is beschikbaar via www.wmowerkplaatsnijmegen.nl Zie ‘opleidingsmodules’. 61 Interreligieuze sensitiviteit Opleidingsmodule intercultureel vakmanschap en Welzijn Nieuwe Stijl Het al dan niet religieus zijn is grotendeels naar het privédomein verbannen, waardoor het voor veel professionals niet natuurlijk is om het te bespreken (handelingsverlegenheid). Tegelijkertijd vinden cliënten het vaak moeilijk om zich bij vragen hierover tot hulpverleners te richten (vraagverlegenheid). Religie is een ondergeschoven gespreksonderwerp geworden, terwijl het een belangrijk onderdeel uitmaakt van het dagelijkse leven van mensen. In deze module benaderen we religie vanuit de verhalen van mensen over grote en kleine gebeurtenissen in het leven, zoals een uitvaart, de keuze voor een bepaalde medische behandeling of de omgang met de buren. 62 Met deze module kun je je bekwamen in het aangaan van een dialoog, het leren stellen van vragen over religie aan jezelf en aan anderen met respect voor andere culturen en religies. De dialoog is in dit werkboek de hefboom voor anders denken en doen. Het gaat er in deze werkwijze om dat je elkaar toelaat en openstaat om nieuwe ervaringen en kennis op te doen. Het lesmateriaal is uitgewerkt aan de hand van acht verhalen van burgers over hun leven en de betekenis van religie daarin. Door middel van opgetekende verhalen brengen we de dynamiek van religie in het dagelijkse leven in beeld. Het gaat om de kracht van elk persoonlijk verhaal. De verhalen zijn verrijkt met dialoogvragen. We reiken vijf werkvormen aan waarmee je direct aan de slag kunt. Iedere werkvorm is onderbouwd met kennisbronnen en ander ondersteunend lesmateriaal waarmee je dieper op de stof kunt ingaan. Relatie burger - professional Deze module bestaat uit vijf leerarrangementen: • Verhalen van migranten met dialoogsessies • Reflector Competentie Interculturele Sensitiviteit • Leren participeren vanuit de bakens Welzijn Nieuwe Stijl • Support Circles: onderzoek het verleden en heden • TOPOI en presentie van Interculturele sensitiviteit Doelgroep De module is bestemd voor hen die werken met mensen met verschillende culturele achtergronden en omstandigheden. Beoogde uitkomst • M eer grip op de betekenis van religie in de werkpraktijk • Zelfinzicht in interreligieus handelen Randvoorwaarden Bereid zijn de dialoog te voeren om Interreligieuze sensitiviteit bespreekbaar te maken, te ervaren en tot ‘nieuw’ handelen te komen. Auteurs Dr. Martha van Biene Mld Drs. Maria van Erp Dr. Meike Heessels Marianne Lenkhoff Meer informatie De (e-learning) module is beschikbaar via www.wmowerkplaatsnijmegen.nl Zie ‘opleidingsmodules’. Relatie burger - professional 63 Interculturele sensitiviteit Opleidingsmodule intercultureel vakmanschap en Welzijn Nieuwe Stijl In deze module wordt de noodzaak van het ontwikkelen van interculturele sensitiviteit onder de aandacht gebracht. De relatie met Welzijn Nieuwe Stijl komt aan bod alsook de waarde van werken met verhalen. Er wordt passende theorie geboden over interculturele sensitiviteit. Het lesmateriaal is uitgewerkt aan de hand van tien verhalen van migranten. De verhalen zijn verrijkt met dialoogvragen. Aan de hand van dialogische gesprekken over de gebeurtenissen in de levens van migranten ontwikkel je interculturele sensitiviteit. Met jouw inbreng in de dialoog verkrijg je meer inzicht in wat je al weet en waar je aan kunt werken (kennis, vaardigheden, houding). Deze module bestaat uit vijf leerarrangementen: • Verhalen van migranten met dialoogsessies • Reflector Competentie Interculturele sensitiviteit • Leren participeren vanuit de bakens Welzijn Nieuwe Stijl • Support Circles: onderzoek het verleden en heden • TOPOI en Presentie van Interculturele sensitiviteit Doelgroep De module is bestemd voor professionals die werken met mensen met verschillende culturele achtergronden en omstandigheden. Beoogde uitkomst • P rofessionals ervaren interculturele sensitiviteit • Professionals verbinden intercultureel werken aan Welzijn Nieuwe Stijl Randvoorwaarden Bereid zijn de dialoog te voeren om interculturele sensitiviteit bespreekbaar te maken, te ervaren en tot handelen te komen. Auteurs Dr. Martha van Biene Mld Drs. Maria van Erp Dr. Meike Heessels Meer informatie Bij ieder verhaal kan de leergroep zelf een leerarrangement samenstellen met behulp van interactieve werkvormen. We reiken vijf werkvormen aan waarmee je direct aan de slag kunt. Iedere werkvorm wordt onderbouwd met kennisbronnen en ander ondersteunend lesmateriaal waarmee je dieper op de stof kunt ingaan. 64 De (e-learning) module is beschikbaar via www.wmowerkplaatsnijmegen.nl Zie ‘opleidingsmodules’. Relatie burger - professional I (am)use me Werkboek voor narratief werken en onderzoek doen met creatieve werkvormen ‘I (am)use me’ is het creatieve product dat gemaakt is naar aanleiding van een afstudeeronderzoek. ‘Ik ben een werkboek vol verhalen. Ik ben een verhaal. Ik ben jouw verhaal, het verhaal van je collega, je docent, je (mede)cliënt, je (mede) student. Ik ben het mengsel van jouw verhaal en dat van een ander. Ik ben jouw ervaring met een probleem, een gebeurtenis, het onderwijs, de hulpverlening en ga zo maar door. Ik daag je uit tot nadenken, creativiteit, vertellen en uitwisselen. Ik laat je niet meer los, of zorg ervoor dat jij mij niet meer loslaat. Ik geef informatie en bied werkvormen en opdrachten. De bedoeling is dat je me gebruikt om informatie en inspiratie op te doen met betrekking tot narratief werken en narratief onderzoek, maar ik ben er ook om je te vermaken. Je mag in me tekenen, plakken, knippen, bladzijdes uit me scheuren, bladzijdes verfrommelen en aantekeningen in me maken, maar zorg er ook voor dat je mij vermaakt. Geef me kleur en maak je eigen boek met jouw verhaal.’ Lokale dienstverlening vanuit klantperspectief Het werkboek bestaat uit: DEEL 1 Narratief werken DEEL 2 Interactief werken met verhalen DEEL 3 Bijeenkomsten: Speed-daten, Debat, Lunchquiz, Evaluatiebijeenkomst, Vertel het me! Doelgroep Docenten en studenten en zij die verhalen willen uitwisselen en vastleggen. Beoogde uitkomst Docenten krijgen inzicht in de mogelijkheden van narratief werken en onderzoek doen met behulp van creatieve werkvormen. Randvoorwaarden Bereid zijn met eigen verhalen te werken. Auteurs Dr. Martha van Biene Mld Dr. Meike Heessels Ir. Jidske Kohlmann Marije Kooijmans Devika van Rijbroek Dorine Ringlever Anne van Schijndel Joanne Vrijhof Meer informatie Het werkboek is beschikbaar via: www.han.nl/ onderzoek/werkveld/onderwerpen/narratiefonderzoeken-we/_attachments/i_am_use_me_totaal.pdf M. M. Kooijmans, D.J.P. van Rijbroek, D.H. Ringlever, A.M.M. van Schijndel, J.P. Vrijhof Relatie burger - professional 65 Sociale en Communicatieve Vaardigheden voor jongeren van 6-21 jaar met een autisme spectrumstoornis Screeningsinstrument Binnen het trainingscentrum ‘De Wissel’ van het Dr. Leo Kannerhuis, een gespecialiseerd kinder- en jeugdpsychiatrisch ziekenhuis voor mensen met autisme spectrumstoornissen (ASS), kunnen jongeren met ASS een sociale vaardigheidstraining volgen. Bij de Training Communicatieve en Sociale Vaardigheden wordt gewerkt met een methode waarvan de basisvaardigheden zijn gebaseerd op de methode van Goldstein (1995). Het onderzoek naar de sociale vaardigheden is vooral toegespitst op de vaardigheden die gehanteerd worden bij de training. Uit het onderzoek komt naar voren dat het grootste probleem lijkt te zijn dat trainers naar verschillende vaardigheden kijken en niet op dezelfde wijze screenen. Om de training goed aan te laten sluiten op de specifieke hulpvraag van de jongere, is het belangrijk om te weten over welke sociale en communicatieve vaardigheden een jongere beschikt. Studenten van de opleiding Pedagogiek hebben op verzoek van de Wissel een screeningsinstrument ontwikkeld. De medewerkers kunnen met behulp van dit instrument de jongere voorafgaand aan de training screenen en helder krijgen welke vaardigheden in de training aan bod moeten komen. Doelgroep Het observatie/screeningsinstrument is vorm gegeven voor cliënten van het Dr. Leo Kannerhuis in de leeftijdscategorie van 6-21 jaar met een ASS. Beoogde uitkomst Door de te trainen basisvaardigheden en de toegevoegde belangrijke aspecten van communicatieve en sociale vaardigheden te onderscheiden in kleinere, concrete en eenduidige deelvaardigheden wordt het voor de observator mogelijk gemaakt af te leiden op welk onderdeel van een vaardigheid de cliënt uitvalt en voor welke training hij/zij in aanmerking komt. Randvoorwaarden Uit praktijkonderzoek is gebleken dat het van belang is dat alle vaardigheden die zijn opgenomen in de Training Communicatieve en Sociale Vaardigheden 66 Relatie burger - professional ook als items op de screeningslijst staan. Dit bleek nodig om een adequate analyse te kunnen maken van de communicatieve en sociale vaardigheden en het instrument aan te laten sluiten op de training. Tevens bleek dat er nog een aantal andere items van belang zijn om een adequate analyse van de communicatieve en sociale vaardigheden te kunnen geven, namelijk non-verbale communicatie, vroeg sociaal communicatief gedrag en het stellen van een hulpvraag. Omdat kinderen en jongeren met een ASS een verminderd inlevingsvermogen hebben en detailgericht zijn, is het nodig om de communicatieve en sociale vaardigheden in kleinere, concrete deelvaardigheden onder te verdelen. Zo weet de cliënt waar een vaardigheid uit bestaat en wat hij/zij allemaal moet leren om deze vaardigheid te beheersen. Auteurs Merel Bosman Eline Claassen Drs. Sandra Martens (Dr. Leo Kannerhuis) Drs. Iris te Paske Remy Schoenman Dr. Jan-Pieter Teunisse Meer informatie Het instrument is te downloaden via www.hbo-kennisbank.nl Relatie burger - professional 67 Matrix begeleidingsbehoeften voor jongeren met een autisme spectrumstoornis Een assessment-instrument Het Leerling Competentie Profiel (LCP) is een assessment-instrument voor leerlingen met een autisme spectrumstoornis (ASS), en bestaat uit 4 kwadranten. Door het invullen van de kwadranten wordt een beeld van de competenties van de leerling met ASS verkregen, maar ook van de manier waarop de leerling begeleid kan en moet worden om doelen te kunnen realiseren (begeleidingsbehoeften). Van deze gegevens kan een profiel worden opgesteld. In dit profiel worden de volgende 4 kwadranten samengevat: Willen: (toekomst) wensen, motivatie en realisme Kunnen: vaardigheden (sociaal praktische vaardigheden en werkhouding) Kennen: manier van leren Durven en doen: sfeer en persoonlijkheid, beleving van ASS, acceptatie, ervaringen, overtuigingen, relaties en ondersteuning afbeelding: visuele weergave LCP 1 68 Relatie burger - professional Het LCP biedt de mogelijkheid om (een deel) van de genoemde gebieden te screenen en hiermee inzichtelijk te maken waar de leerling met ASS op dat moment staat in zijn ontwikkeling. De belevenis van autisme, het beeld van ouders en leerkrachten, het persoonlijk netwerk of ondersteuning die de leerling buiten school krijgt, wordt hierin meegenomen. Bij alle kwadranten is het van belang om het gedrag van de leerling te verklaren vanuit zijn autisme en dit mee te nemen in het verdere traject. Al deze gegevens samen vormen samen het LCP. In opdracht van het Lectoraat Levensloopbegeleiding bij Autisme is de Matrix Begeleidingsbehoeften ten behoeve van LCP ontwikkeld. Doelen van de Matrix begeleidingsbehoeften zijn: • Inzichtelijk maken welke en hoeveel begeleidingsbehoeften een leerling heeft om tot leerresultaat te komen. • De leerling, ouders en leerkrachten bewust maken van de begeleidingsbehoeften van een leerling. • Informatie opleveren aan de hand waarvan doelen opgesteld kunnen worden voor het handelingsplan. • De sterke en zwakke punten van de leerling verduidelijken. Na meerdere keren invullen: • Inzichtelijk maken of er progressie, stagnatie of regressie plaats vindt. • Informatie verzamelen om te verantwoorden waarom er een bepaald advies (bijvoorbeeld wel of niet naar een HBO) wordt gegeven. Doelgroep Te gebruiken door professionals die werken met leerlingen met een autisme spectrumstoornis (ASS). Beoogde uitkomst Het LCP is een assessment-instrument en heeft als doel een prognose te geven van het toekomstperspectief van een leerling met ASS met betrekking tot werk en studie, wonen en leven. Op basis van het assessment wordt de begeleidingsbehoefte van de leerling bepaald om de vastgestelde doelen te realiseren. Als de Matrix Begeleidingsbehoeften meerdere malen is afgenomen kan er gemeten worden of er groei, stagnatie of achteruitgang plaats vindt. Zo wordt duidelijk waar nog aan gewerkt moet worden, maar ook waar het eindpunt van de ontwikkeling van een leerling ligt. Als er bijvoorbeeld na 6 keer afnemen wordt geconstateerd dat er bij een competentie geen vooruitgang meer is, dan zou er geconcludeerd kunnen worden dat de leerling hierin zijn top heeft bereikt. Met deze informatie kan het advies van het LCP onderbouwd worden. Randvoorwaarden Deze matrix is een onderdeel van het LCP, maar kan ook los van het LCP gebruikt worden. Auteurs Drs. Suzanne van Driel (Dr. Leo Kannerhuis) Ottilia Rodriques da Costa Dr. Jan-Pieter Teunisse Meer informatie Voor meer informatie kunt u contact opnemen met [email protected] Relatie burger - professional 69 Symposium Jeugd- en Gezinsonderzoek Jaarlijks symposium over een actueel thema in de jeugdsector Dit symposium is het resultaat van structurele samenwerking tussen de Faculteit Gezondheid Gedrag en Maatschappij van de HAN/Kenniscentrum HAN SOCIAAL, de Faculteit Sociale Wetenschappen van de Radboud Universiteit en de Academische Werkplaats Jeugd, waarvan HAN en RU en een groot aantal instellingen in de jeugdsector partner zijn. Elk jaar wordt een nieuw, voor een breed publiek relevant jeugd-thema gekozen. Dit thema wordt belicht vanuit het perspectief van praktijkgericht onderzoek en innovatieve good practices die voor het thema relevant zijn. Het publiek is een combinatie van beroepsbeoefenaren, onderzoekers en beleidsmensen, en bachelor- en masterstudenten van HAN en RU. 70 Zij kunnen tijdens het symposium in contact komen met mensen die al werkzaam zijn in de brede sociale praktijk waarvoor zij worden opgeleid. Recente symposiumthema’s zijn: • Afscheid en dan: over afscheid en transitie in het leven van jeugdigen en opvoeders • Oog in oog met online jeugdhulp: mogelijkheden en risico’s van online hulp en blended jeugdhulp • De nieuwe Jeugdzorg? De betekenis van transformatie in de jeugdhulp voor sociale professionals • Trauma bij jeugd: innovaties in diagnostiek en behandeling • Nieuwe wegen in de onderwijszorg voor jeugdigen met bijzondere onderwijsbehoeften Relatie burger - professional Doelgroep Dit symposium, dat HAN en RU sinds 2009 samen organiseren, is van belang voor beroepsbeoefenaren en hbo-/wo-studenten in opleidingen gericht werken in de jeugd- en opvoedhulp, jeugdggz, jeugd-lvb, (speciaal) onderwijs (ortho-pedagogen, kinder- en jeugdpsychologen, sociaal en ambulant werkers, leerkrachten en onderwijskundigen). Het symposium is ook bedoeld voor beleidsmedewerkers en praktijkmanagers van jeugdzorg- en onderwijsinstellingen, gemeenten, en wetenschappers die nauw betrokken zijn bij onderzoek en innovatie in jeugdzorg en onderwijs. symposium te optimaliseren wordt het programma in toenemende mate geïntegreerd in het curriculum, in het bijzonder voor studenten in het uitstroomprofiel jeugdzorgwerker. Het symposium biedt professionals de kans hun collega’s van morgen te ontmoeten en andersom. Deelname leidt voor professionals tot het vergroten en actualiseren van praktijkrelevante wetenschappelijke inzichten. Voor studenten leiden de (in het curriculum voorbereide) deelname aan groepsdiscussie en contacten met beroepsbeoefenaren tijdens de dag tot empowerment en versterking van hun professionele zelfbewustzijn. Beoogde uitkomst Het symposium is gericht op deskundigheids­ bevordering van sociale professionals (in opleiding), beleidsverantwoordelijken en praktijkonderzoekers door middel van state of the art kennisoverdracht op basis van praktijkgericht empirisch onderzoek rond een voor de jeugdsector urgent actueel thema. Kenniscentrum HAN SOCIAAL en het HANlectoraat Werkzame factoren in de Zorg voor Jeugd zien het organiseren van landelijke symposia en expert meetings als mogelijkheid om een inspirerend platform te bieden waar sociale praktijk, wetenschap, onderwijs en beleid elkaar kunnen ontmoeten en van gedachten kunnen wisselen over innovatieve professionele ontwikkelingen enerzijds, en actuele praktijkrelevante wetenschappelijke kennis anderzijds. Het programma wordt daarom steeds ontwikkeld in samenwerking met externe deskundigen en vertegenwoordigers van sociale opleidingen van de HAN. Om het rendement van deelname aan het Relatie burger - professional Jaarlijks wordt accreditatie aangevraagd bij: het NIP voor Kinder- en Jeugdpsychologen de NVO voor Orthopedagoog-Generalist de BPSW voor Professionals in Sociaal Werk Het aantal toegekende accreditatie-uren (gemiddeld: minimaal 3) is enigszins afhankelijk van de beroepsvereniging en het jaarthema. Auteurs Drs. Huub Gulikers Dr. Huub Pijnenburg In samenwerking met: Prof. dr. Ron Scholte (RU) Dr. Rowella Kuijpers (RU) Meer informatie Inschrijven is digitaal mogelijk vanaf augustus/ september via de symposiumwebsite: www.ru.nl/pwo/gg 71 De Jeugdhulp Alliantie Schaal (JAS) Handleiding en vragenlijst Binnen de jeugdhulpverlening speelt het begrip ‘alliantie’, de kwaliteit van de samenwerkingsrelatie tussen hulpverleners en jeugdigen/ouders, een grote rol. Het besef dat de alliantie in grote mate bijdraagt aan het succes van jeugdhulpverlening begint steeds meer door te dringen bij beleidsmakers en uitvoerders. Daardoor ontstaat de behoefte aan een bruikbaar instrument om alliantie te meten en zo nodig bij te sturen. Binnen het Lectoraat Werkzame Factoren in de Zorg voor Jeugd is een vragenlijst ontwikkeld die aan deze behoefte wil voldoen: de Jeugdhulp Alliantie Schaal (JAS). De JAS is een lijst met 20 meerkeuzevragen, waarin alle kenmerken van de alliantiedefinitie van Bordin (1979) aan bod komen. Er is een versie voor de cliënt (de opvoeder en jeugdige) en een versie voor de hulpverlener zelf. Bij de lijst hoort een handleiding, met daarin instructies over de afname, de scoring en de wijze waarop de uitkomsten teruggekoppeld worden. De JAS is mede ontwikkeld in praktijkonderzoek van HAN studenten bij Lindenhout, Entrea en Pactum. Er zijn nog geen normen vastgesteld. In 2014 is het onderzoek naar de betrouwbaarheid en de validiteit van de JAS gestart. Doelgroep De JAS is breed inzetbaar binnen de jeugdhulpverlening. Iedere jeugdhulpverlener die directe contacten met de cliënt / het cliëntsysteem heeft kan de lijst inzetten om de alliantie te monitoren. De lijst geef informatie op casusniveau. Maar de informatie kan ook geaggregeerd gebruikt worden, om bijvoorbeeld de gemiddelde alliantiescores van een (zorgaanbieders-) team te bepalen, of om bijvoorbeeld de verschillen tussen taakalliantie en persoonlijke alliantie te onderzoeken om hier bij deskundigheidsbevordering op te kunnen sturen. Een andere doelgroep is het onderwijsveld. Zo werken bijvoorbeeld de opleidingen Pedagogiek, SPH en MWD van de HAN met de JAS. Met behulp van diverse werkvormen waarin de JAS gebruikt wordt, leren studenten die o.a. het Uitstroomprofiel Jeugdzorg volgen, met cliënten in gesprek te gaan over de werkrelatie/alliantie. Beoogde uitkomst De beoogde uitkomst van het werken met de JAS sluit aan bij de algemene doelstelling van het lectoraat: meer zicht en grip krijgen op algemeen werkzame factoren in de jeugdhulpverlening. Een van die 72 Relatie burger - professional factoren is de alliantie tussen de diverse partijen in de jeugdhulpverlening. Met de JAS hebben gebruikers een gestructureerde manier om de alliantie te meten en zo zodoende waar nodig bij te kunnen sturen. Randvoorwaarden Het product bestaat uit een handleiding en een lijst die digitaal of op papier is in te vullen. Het is belangrijk dat de JAS beheerd wordt door het lectoraat, zodat validering en betrouwbaarheidsonderzoek effectief ingezet kunnen worden en er geen wildgroei van versies ontstaat. Voor onderzoeksdoeleinden is de JAS beschikbaar in overleg met de auteurs. Het werken met de JAS vraagt geen specifieke voorkennis. Met behulp van de handleiding kan een professionele hulpverlener zelf scoren en interpreteren, daarbij (in het begin) bij voorkeur gesteund door een ervaren gedragswetenschapper. Onderzoek naar de validiteit en de betrouwbaarheid zijn uiteraard nodig om de JAS definitief bestaansrecht te geven. Auteurs Wybren Grooteboer MBZD Dr. Huub Pijnenburg Drs. Rinie van Rijsingen (Stg. Lindenhout) Meer informatie Voor meer informatie kunt u contact opnemen met [email protected] Relatie burger - professional 73 Alliantie tussen cliënt en hulpverlener: daar moet én kun je wat mee! Workshop kennismaken, meten en monitoren van alliantie met de Jeugdhulp Alliantie Schaal (JAS) Het besef dat de kwaliteit van de samenwerkings­ relatie van cliënten en hulpverleners(alliantie) in grote mate bijdraagt aan het succes van de jeugdhulpverlening, begint steeds meer door te dringen bij beleidsmakers en uitvoerders. Daardoor ontstaat het inzicht dat alliantie een voorwaarde is voor effectieve hulp, en daarmee de wens om alliantie te meten en zo nodig bij te sturen. Daarvoor worden procedures bedacht en instrumenten gezocht en ontwikkeld. Een van die instrumenten is de Jeugd Alliantie Schaal (JAS). De JAS is door het Lectoraat Werkzame Factoren in de Zorg voor Jeugd (WZFJ) ontwikkeld, omdat er nog geen instrument bestond dat toegesneden is op de praktijk van jeugd- en opvoedhulp. 74 Het lectoraat biedt een breed inzetbare workshop aan, waarin het meten van alliantie (in het bijzonder met de JAS) en het proces van het monitoren van deze alliantie centraal staan. Uiteraard wordt gebruik gemaakt van activerende werkvormen als rollenspel en discussie. Het lectoraat richt zich op werkzame factoren in de zorg voor jeugd, met name op algemeen werkzame (ook wel: interventie-nonspecifieke) factoren. Het belang daarvan wordt steeds meer onderkend. Alliantie is één van de belangrijkste van deze algemeen werkzame factoren. Vanaf 2009 is het lectoraat WFZJ bezig met dit thema. Binnen de jeugdzorginstellingen Lindenhout, Entrea en Pactum heeft inmiddels een groot aantal HAN studenten pedagogiek deelonderzoeken gedaan, waar onder andere de JAS uit voortgekomen is. Valideringsonderzoek, waarbij ook Brabantse instellingen betrokken worden, is Relatie burger - professional gaande. De workshop draagt direct bij aan de kennis en ervaring van de deelnemers over het fenomeen alliantie en hoe dat te hanteren, en indirect aan kwaliteitsverbetering in de jeugdzorg. Randvoorwaarden Doelgroep Auteurs De in de workshop uitgedragen en gegenereerde kennis is van belang voor de praktijk, het onderwijs en het jeugdzorgbeleid. • Vanuit het werkveld: gedragswetenschappers/ werkbegeleiders en uitvoerend medewerkers in de jeugdzorg, en leidinggevenden; • Vanuit het onderwijs: docenten sociale studies aan hogeschool of universiteit, praktijkonderzoekers, master studenten; • Vanuit de overheid: beleidsmakers en financiers van jeugdzorg. Wybren Grooteboer MBZD Dr. Huub Pijnenburg Drs. Rinie van Rijsingen (Stg. Lindenhout) De workshop wordt in principe door twee leden van het van het lectoraatteam gegeven. Het aantal deelnemers ligt standaard tussen 8 en 25 deelnemers. Meer informatie Voor meer informatie kunt u contact opnemen met [email protected] Beoogde uitkomst In deze workshop kunnen deelnemers kennismaken met een alliantielijst (de JAS) en worden zij actief betrokken in een discussie over het meten en monitoren van alliantie. Met als uitgangspunt de eigen praktijksituatie, ontdekken deelnemers zowel voordelen als valkuilen. Na afloop weten deelnemers: • Hoe het lectoraat WFZJ en haar partners (jeugdzorginstellingen in Gelderland en Brabant) alliantie operationaliseren en wat zij ontwikkeld hebben om alliantie te monitoren in de jeugdzorg; • Hoe u zelf aankijkt tegen (het belang van) alliantie in diverse werkrelaties, welke middelen u eventueel zou kunnen gebruiken of welke middelen u (in samenwerking met ons?) zou willen ontwikkelen. Relatie burger - professional 75 Ouders centraal: (er)ken mij en mijn kind Training bewustwording rol ouders in professionele relatie cliënt en begeleider Het Lectoraat Zorg voor Mensen met een Verstandelijke Beperking heeft samen met de bij het lectoraat betrokken zorgaanbieders verschillende onderzoeksprojecten uitgevoerd die allen gericht waren op het verbeteren van de competenties van begeleiders die werkzaam zijn in de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking. De eerste lectoraatsperiode (2008-2012) is afgesloten met het ontwikkelen van een trainingspakket. Dit pakket getiteld ‘Ondersteuning aan mensen met een verstandelijke beperking’ bevat 4 trainingen. Eén van deze trainingen is ‘Ouders centraal: (er)ken mij en mijn kind’. Ondersteuning aan mensen met een verstandelijke beperking Vier trainingen in werken met sociale netwerken en aansluiten bij cliënten en hun ouders handleidin g traine r | ouders centra al: (er)ken mij en mij n kind handleidi ng train er | oude rs cent raal : (er)k en handlei ding tr ainer mij en mijn kind Ouders ce ntraal: (e r)ken m ij en mijn kind Joke van der Meer | Petri Em bregts ww w.han.n l/lec tora 76 ten | Lex Hen driks De rol die ouders in de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking willen, kunnen en mogen vervullen is veranderd. Tot zeker halverwege de vorige eeuw namen ouders ‘afscheid’ van hun kind als het werd opgenomen in een instelling. De instellingen lagen ver weg in de bossen en ouders konden op vastgestelde tijden op bezoek komen; de begeleiders beslisten over de zorg die nodig was. Uit onvrede met deze situatie en om elkaar te steunen in het kenbaar maken van gemeenschappelijke wensen zijn er ouderverenigingen opgericht. De emancipatie van de ouderverenigingen heeft ertoe bijgedragen dat de rol en de betrokkenheid van de ouders bij de zorgverlening steeds meer vorm krijgt en erkend wordt door de zorgverleners. Immers, ouders zijn degenen die hun hele leven met hun kind (de cliënt) verbonden zijn. De professional daarentegen is een passant. Hoewel een goede samenwerking tussen begeleiders en ouders belangrijk en wenselijk is, verloopt deze in de praktijk niet altijd even soepel. Een verklaring hiervoor wordt onder meer gezocht in het feit dat de samenwerking tussen ouders en begeleiders in de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking veelal een gedwongen samenwerking is. Ouders en begeleiders kiezen niet voor elkaar, maar moeten in het belang van de mens met een verstandelijke beperking hoe dan ook met elkaar samenwerken. Een van de onderzoeken van het lectoraat ‘Zorg voor mensen met een Verstandelijke Beperking’ richtte zich op ouders van mensen met een ernstige verstandelijke beperking en ernstige gedragsproblemen en had als onderzoeksvraag: Welke competenties vormen volgens ouders een goede basis voor het werken als begeleider in de zorg voor mensen met een ernstige verstandelijke beperking en ernstige gedragsproblemen? Relatie burger - professional Eén van de bevindingen van dit onderzoek is dat ouders vooral sámen met begeleiders de zorg voor hun kind willen vormgeven. Informatie-uitwisseling en oprechte dialoog lijken hierin dé bouwstenen om optimale kwaliteit van leven voor mensen met een ernstige verstandelijke beperking en ernstige gedragsproblemen te kunnen bieden. Dit betekent dat begeleiders competenties moeten bezitten om deze relatie vorm te geven. Daartoe wil de training ‘Ouders centraal: (er)ken mij en mijn kind’ bijdragen. Auteurs Drs. Joke van der Meer Prof. dr. Petri Embregts Dr. Lex Hendriks Meer informatie Alle benodigde informatie en materialen zijn digitaal te vinden op: www.han.nl/lectoraatZMVB Doelgroep (Aankomende) professionals in de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking, MBO, HBO en begeleiders in de zorgpraktijk. Beoogde uitkomst Het doel van de training is om (aankomende) professionals bewust te maken van de rol van ouders in de professionele relatie van cliënt en begeleider. Professionals krijgen handvatten om in gesprek te gaan en blijven met ouders. Randvoorwaarden Het trainingspakket ‘Ondersteuning aan mensen met een verstandelijke beperking’ bevat alle benodigde materialen voor het geven van de training ‘Ouders centraal: (er)ken mij en mijn kind’. Dit trainingspakket omvat naast de trainers-/docenthandleiding alle benodigde werkmaterialen en achtergrondinformatie. Relatie burger - professional 77 Menslievende professionalisering van (toekomstige) beroepskrachten Training met gevarieerd aanbod van producten voor interpersoonlijke dimensie van zorg Het Lectoraat Zorg voor Mensen met een Verstandelijke Beperking heeft samen met de bij het lectoraat betrokken zorgaanbieders verschillende onderzoeksprojecten uitgevoerd die allen gericht waren op het verbeteren van de competenties van begeleiders die werkzaam zijn in de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking. De eerste lectoraatsperiode (2008-2012) is afgesloten met het ontwikkelen van een trainingspakket. Dit pakket getiteld ‘Ondersteuning aan mensen met een verstandelijke beperking’ bevat 4 trainingen. Eén van deze trainingen is ‘Menslievende professionalisering van (toekomstige) beroepskrachten’. handleiding trainer | men Ondersteuning aan mensen met een verstandelijke beperking slie vende profess ion aliserin g van (toe komstig e) ber oep skr ach ten handleidin g trainer Vier trainingen in werken met sociale netwerken en aansluiten bij cliënten en hun ouders | mens lieve nde prof essio nalis ering van (toek omst ige) bero epskr acht en ww w.han.n l/lec torat 78 handlei ding tr ainer Menslieve nde prof essionalis van (toeko ering mstige) be roepskra Maaike Her chten msen | Pet ri Embre gts | Lex Hendriks | Noud Frie link Binnen het Lectoraat ‘Zorg voor Mensen met een Verstandelijke Beperking’ is een aantal onderzoeksprojecten uitgevoerd rondom het thema menslievende zorg. In het eerste project ‘De menselijke maat van de zorg’ stond het bieden van menslievende zorg aan mensen met een verstandelijke beperking in de ogen van begeleiders centraal. Onderzoek heeft aangetoond dat begeleiders naar hun gevoel niet altijd voldoende kwaliteit van zorg kunnen bieden. Als oorzaak wordt vaak gewezen op de verzakelijking van de zorg. Regelmatig wordt de dreiging geuit dat standaardisering en het waarderen van kwaliteit in termen van meetbare uitkomstmaten, de interpersoonlijke dimensie van zorg zal overschaduwen. De theorie van menslievende zorg concentreert zich daarentegen op die waarden die essentieel zijn voor het versterken van het verbinteniskarakter van de zorgrelatie zoals verantwoordelijkheid, zorg en betrokkenheid. Volgens de theorie van menslievende zorg, die is ingebed in de traditie van de zorgethiek, heeft professionele kennis en kunde noodzakelijkerwijs een (inter)persoonlijke dimensie die voorwaarde vormt voor het bieden van goede zorg. In de training ‘Menslievende professionalisering van (toekomstige) beroepskrachten’ krijgen (aankomende) professionals tools in handen waarmee zij de menslievende professionalisering in hun eigen werkomgeving verder kunnen vormgeven. en Relatie burger - professional Doelgroep Meer informatie (Aankomende) professionals in de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking, MBO, HBO en professionals in de zorgpraktijk. Dit trainingspakket omvat naast de trainers-/ docenthandleiding alle benodigde werkmaterialen en achtergrondinformatie. Deze materialen zijn digitaal te vinden op: www.han.nl/lectoraatZMVB Beoogde uitkomst Het doel van de training is om professionals in de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking en toekomstige beroepskrachten van MBO en HBO instellingen een gevarieerd aanbod aan producten (in dialoog gaan, out of the box denken, verantwoordelijkheid nemen en moreel beraad) te bieden met behulp waarvan zij de menslievende professionalisering in hun eigen organisatie of stageverlenende instelling kunnen vormgeven. Hierdoor wordt de interpersoonlijke dimensie van zorg (weer) sterk benadrukt. Randvoorwaarden Het trainingspakket ‘Ondersteuning aan mensen met een verstandelijke beperking’ bevat alle benodigde materialen voor het geven van de training ‘Menslievende professionalisering van (toekomstige) beroepskrachten’. Auteurs Dr. Maaike Hermsen Prof. dr. Petri Embregts Dr. Lex Hendriks Dr. Noud Frielink Relatie burger - professional 79 Partnerschapskaart Dialogische en praktische werkvorm voor een gemengde groep betrokkenen in project of programma De partnerschapskaart is een dialogische en praktische werkvorm bestaande uit 4 stappen, waarbij je van rechts naar links de partnerschapskaart invult in een gemengde groep van betrokkenen/partners bij een project of programma. Deze is ontwikkeld in het project Krachtig Cliëntperspectief van CSO/Zorgbelang in het kader van het NPO (Jansen, Wilbrink, De Wit, & Baur, 2012). 80 Bij veel tijd kun je elke stap apart invullen, bij weinig tijd kun je stap 1 eerst doen en vervolgens stappen 2, 3, en 4 samen nemen. Het idee is dat je eerst overeenstemming bereikt over welke waarden je stelt, en wanneer je over succesvolle samenwerking kunt spreken. Zodra je deze waarden hebt kun je gaan bepalen hoe je daarin samenwerkt in termen van de onderlinge Relatie burger - professional relaties en de eisen die daarvoor gesteld worden aan het handelen en de vaardigheden van de partners. Tenslotte zul je ook moeten formuleren welke voorwaarden er worden gesteld om het vereiste handelen te kunnen uitvoeren en om de relaties te onderhouden. Bij alle stappen geldt: • Het gaat om dialoog • Het gaat om wederkerigheid • Deelnemers helpen elkaar om actief deel te nemen • Verschillende partners kunnen best verschillende waarden hebben. De vraag is: hoe creëer je een winwin situatie? Doelgroep Vrijwilligers en professionals uit verschillende organisaties. Beoogde uitkomst • Invulling van de samenwerking tussen vrijwilligers en/of professionals in een netwerk • Dialoog over samenwerking tussen belanghebbenden met verschillende perspectieven uit een netwerk • Er is ook een evaluatiekaart beschikbaar die geschikt is voor het evalueren van samenwerkingsrelaties. De procedure is verder gelijk aan die van de Partnerschapskaart. Auteur Dr. Erik Jansen Referenties Hook, M.L. (2006). Partnering with patients – a concept ready for action. Journal of Advanced Nursing, 56(2), 133-143. Jansen, E., Wilbrink, W., De Wit, M., & Baur, V. (2012). Participatie als partnerschap: Krachtig cliëntperspectief in het NPO. Projectrapportage ZonMW-NPO. Jansen, E., Baur, V., De Wit, M., Wilbrink, N., & Abma, T. (2015). Co-designing collaboration: Using a partnership framework for shared policymaking in geriatric networks. Journal of Action Research, 13, 65-83. Jansen, E., & Van Biene, M. (2015). Co-designing collaboration: the partnership framework as a dialogical method for service user involvement in local communities. Paper presented at the European Conference of Social Work Research 2015, Ljubljana, April 22-24. Meer informatie Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Erik Jansen, [email protected] Randvoorwaarden • H et materiaal (invulkaart op A3-formaat) is vrij beschikbaar (zie contactgegevens voor de digitale bestanden). • Gebaseerd op een beschrijvend conceptueel model van Hook (2006) over cliëntparticipatie in de zorg. Relatie burger - professional 81 Sociale technologie Ontwikkelingen in de (sociale) digitale technologie voltrekken zich razendsnel. Veel sneller dan de ontwikkeling en benutting van toepassingsmogelijkheden van deze technologie in maatschappelijke dienstverlening. Mogelijkheden voor kwaliteitsverbetering en innovatie blijven daardoor onbenut. HAN SOCIAAL heeft daarom als vierde thema gekozen voor Sociale technologie. Dit thema omvat alle studies die betrekking hebben op de ontwikkeling en toepassing van technologie die tot doel heeft om - in interactie met kwetsbare burgers - mobiele mogelijkheden en operationele efficiëntie op het gebied van wonen, welzijn en zorg te vergroten. Het gaat hierbij om ondersteuning in de sociale en psychologische situatie van mensen, die er op gericht is hun sociale verbindingen en deelname aan de samenleving te versterken en hun kwaliteit van leven te behouden of te verbeteren. 82 Sociale technologie Sociale Plattegrond Doe-het-zelf werkboek voor sociale kaart Elke gemeente heeft wel een sociale kaart. Vaak zijn deze echter onvolledig of moeilijk in het gebruik. Daarnaast blijkt het blijvend actualiseren een ingewikkelde opgave voor gemeenten, omdat zij niet altijd zicht hebben op veranderingen en nieuwe initiatieven. Doelgroep Vrijwilligers. Beoogde uitkomst Een overzichtelijke, digitale sociale plattegrond, waarin formele en informele voorzieningen zijn opgenomen. Het brengt lokaal aanbod volledig in kaart, zodat men gebruik kan maken van de mogelijkheden die er al zijn. Randvoorwaarden Voor een succesvolle sociale plattegrond is lokaal commitment nodig van sleutelfiguren in de samenleving. De gemeente kan een verbindende rol spelen, maar informatie over nieuwe initiatieven en wijzigingen in adresgegevens zou moeten komen vanuit een vaste groep (vrijwillige) inwoners. Deze groep zou zich voor langere tijd moeten binden aan de plattegrond, en kunnen het best vanaf de start worden betrokken bij de opbouw. Auteur Maarten Kwakernaak MSc Kenniscentrum HAN SOCIAAL werkte samen met studenten van de opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening aan een digitale sociale plattegrond, die vrijwilligers zelf kunnen opzetten en onderhouden. Hierbij maakten zij gebruik van gratis digitale hulpmiddelen. Meer informatie Het werkboek Sociale Plattegrond is gratis beschikbaar op www.wmowerkplaatsnijmegen.nl Het project – dat in de gemeente Schijndel werd uitgevoerd – is uitgemond in een doe-het-zelf werkboek Sociale Plattegrond, welke gratis beschikbaar is op www.wmowerkplaatsnijmegen.nl. Sociale technologie 83 Smart4U Ontwikkeling en evaluatie van een e-health interventie voor het versterken van het sociale netwerk van mensen met ernstige psychische problematiek Het lectoraat Sociale en Methodische Aspecten van Psychiatrische Zorg heeft een app ontwikkeld, genaamd Smart4U, met als doel mensen met ernstige psychische problematiek te activeren hun sociaal netwerk te versterken. Via de smart4U app krijgen mensen gedurende 6 weken één keer per dag een oproep in de vorm van een ‘beep’ op een willekeurig moment tussen 9.00 en 19.00 uur. Daarna ontvangen zij, middels vragen, begeleiding bij het versterken van hun sociaal netwerk. Zij krijgen daarbij feedback op hun eigen wensen en mogelijkheden, aanmoedigingen met behulp van veranderingstaal, en suggesties en adviezen. Voor de structuur en de inhoud van de app is gebruik gemaakt van: 1) Motiverende gespreksvoering, deels gebaseerd op het trans-theoretisch model van gedragsverandering (Prochaska, DiClemente & Norcross, 1992) 2) Cognitief gedragstherapeutische technieken 3) Sociaal-cognitieve strategieën Ad 1) Het trans-theoretisch model biedt de mogelijkheid om aan te sluiten bij de motivatie van mensen. Mensen die klaar zijn om hun sociaal netwerk te versterken ontvangen meer op actie gerichte interventies (bijvoorbeeld verhogen eigeneffectiviteitsverwachting, ondersteuning vanuit de sociale omgeving). Bij mensen die nog niet tot verandering bereid zijn worden principes van motiverende gespreksvoering gebruikt: de ambivalentie van de patiënten ten opzichte van het versterken van hun sociale netwerk wordt met hen verkend en mogelijk verminderd, waardoor de motivatie om te veranderen groter wordt. Ad 2) In de praktijk blijkt het veranderen van kenmerken van sociale netwerken van mensen moeilijk te zijn. Uit onderzoek blijkt dat denkfouten met betrekking tot sociale ondersteuning vaak ten grondslag liggen aan een gebrek aan motivatie om contacten aan te gaan en te behouden. Om denkfouten te corrigeren ten aanzien van sociale ondersteuning, wordt gebruik gemaakt van technieken uit de cognitieve gedragstherapie. Ad 3) Daarnaast worden zelfregulerende gedragsstrategieën gebruikt (afkomstig uit sociaalcognitieve theorieën). Deze strategieën gaan 84 Sociale technologie bijvoorbeeld over het formuleren van doelen, het geven van feedback over wensen en mogelijkheden ten aanzien van het vergroten / versterken van het sociale netwerk en het identificeren van mogelijke belemmerende en bevorderende factoren hierin. De effectiviteit van Smart4U is onderzocht door middel van een gerandomiseerd gecontroleerd experiment (RCT). Er werd een positief effect gevonden op het verbeteren van sociale contacten. Er werden, na 6 weken, geen effecten gevonden op het aantal en de kwaliteit van de contacten, psychische klachten en kwaliteit van leven. Doelgroep (ondersteuning bij) vergroten aantal contacten en/ of bestaande contacten verstevigen en/of relaties met gezin/familie mantelzorgers versterken. Ze hoeven niet al graag hun netwerk te willen uitbreiden of verbeteren en ze hoeven geen problemen te hebben op het gebied van hun sociaal netwerk of sociaal functioneren. Auteurs Dr. Bauke Koekkoek Dr. Willeke Manders Léon van Woerden MSc Meer informatie Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Léon van Woerden, [email protected] Mensen met ernstige psychische problematiek en hun hulpverleners. Beoogde uitkomst De beoogde uitkomst is dat mensen met ernstige psychische aandoeningen geactiveerd worden om hun sociaal netwerk te versterken, met als gevolg meer en betere sociale contacten, meer sociale ondersteuning, minder psychische klachten, en een betere kwaliteit van leven. Randvoorwaarden Smart4U richt zich op mensen met ernstige psychische aandoeningen (EPA-cliënten). Dit zijn mensen met een psychiatrische stoornis volgens de DSM criteria, met een persistent verloop, dat wil zeggen, meer dan twee jaar in zorg. Zij moeten in staat zijn om mondelinge en schriftelijke instructies te volgen en dagelijks via een app op een smartphone eenvoudige vragen te beantwoorden. Bovendien moeten zij openstaan voor Sociale technologie 85 Meer informatie? Kenniscentrum HAN SOCIAAL Het Kenniscentrum HAN SOCIAAL van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN) bevordert de participatie van kwetsbare burgers in de maatschappij met als doel het verbeteren van hun kwaliteit van leven. In onderzoek richt het kenniscentrum zich op 4 samenhangende thema’s: • Perspectief van de burger • Maatschappelijke ondersteuning • Relatie burger-professional • Sociale technologie De uitvoering van dit praktijkgerichte onderzoek en de overdracht van de resultaten hiervan komen direct en indirect ten goede aan de beroepsontwikkeling en het onderwijs voor professionals. Lectoraten Kenniscentrum HAN SOCIAAL Levensloopbegeleiding bij Autisme Lector dr. Jan-Pieter Teunisse T 024 3530356 (secretariaat) [email protected] Wwww.han.nl/lectoraatLBA Lokale Dienstverlening vanuit Klantperspectief Lector dr. Martha van Biene Mld Associate lector dr. Erik Jansen T 024 353 03 69 (secretariaat) E [email protected] W www.han.nl/LectoraatLDVK Werkzame Factoren in de Zorg voor Jeugd Lector dr. Huub Pijnenburg Associate lector dr. Marion van Hattum T 024 353 05 65 / 024 353 04 28 (secretariaat) E [email protected] W www.han.nl/LectoraatWFZJ Sociale en Methodische Aspecten van Psychiatrische Zorg Lector dr. Bauke Koekkoek T 024 353 11 83 (secretariaat) E [email protected] W www.han.nl/LectoraatSMAPZ Zorg voor Mensen met een Verstandelijke Beperking Associate lector dr. Maaike Hermsen T 024 353 11 83 (secretariaat) E [email protected] W www.han.nl/LectoraatZMVB 86 HAN SOCIAAL kennisproducten Nieuwsmail HAN SOCIAAL De nieuwsbrief van HAN SOCIAAL wordt 4 maal per jaar verzonden en geeft u bronnen voor sociale inspiratie. Wilt u onze nieuwsbrief ontvangen? Meldt u aan via: www.han.nl/onderzoek/kennismaken/han-sociaal/ contact/nieuwsbrief/ Postadres: Postbus 6960 6503 GL NIJMEGEN T 024 353 05 65 (secretariaat) [email protected] W www.han.nl/KenniscentrumHS HAN SOCIAAL kennisproducten 87 HAN SOCIAAL | KENNISPRODUCTEN 2015 92 Perspectief van de burger