Welke zijn de regels die toepasbaar zijn voor de eigenaars van een blauwe kaart voor gehandicapten ? · De blauwe kaart Het M.B. van 7 mei 1999 betreffende de parkeerkaart voor mensen met een handicap bepaalt in artikel 1 wie in aanmerking komt om een gehandicaptenkaart te krijgen. Deze parkeerkaart moet vooraan in het voertuig gelegd worden op het dashboard. Het symbool van de persoon in een rolstoel moet zichtbaar zijn. De kaarten afgeleverd na 30 september 2005 zijn van onbepaalde duur zijn tenzij er een andere geldigheidsduur vermeld staat op de kaart. Artikel 5 legt het strikt persoonlijke karakter van de kaart vast. Deze kaart mag enkel gebruikt worden wanneer de titularis vervoerd wordt in het voertuig dat geparkeerd wordt of wanneer hij zelf dat voertuig bestuurt. Indien men wil nagaan of de kaart wel degelijk is uitgegeven door FOD sociale zekerheid, en het zodoende niet om een vervalsing gaat, kan men steeds contact opnemen met de FOD. Men moet echter ook rekening houden met artikel 27.4.1 tweede lid van de wegcode dat bepaalt dat een document afgeleverd door een buitenlandse bevoegde overheid ook aanvaard moet worden indien het volgende symbool er op voorkomt: · Misbruik echte parkeerkaart De Minister van Verkeerswezen duidt de personen aan die de speciale kaart kunnen bekomen en de overheden die bevoegd zijn om ze af te leveren; hij bepaalt er het model van, alsmede de modaliteiten van intrekking en van gebruik. Indien men een misbruik van de kaart vaststelt kan de politie een PV opstellen, de kaart inhouden en terugsturen. De kaart is zodoende gelinkt aan de persoon en niet aan het voertuig. · Valse parkeerkaart Wanneer men zelf een parkeerkaart maakt of gebruikt is er geen sprake van misbruik maar wel van valsheid in geschrifte en/of minstens van gebruik van een vals stuk. Van valsheid in geschrifte is er sprake wanneer de overtreder zelf de parkeerkaart heeft nagemaakt. Hiervoor kan een PV opgesteld worden op basis van de artikelen 193 en 195 van het strafwetboek. Opgelet: agenten van politie, bevoegd voor verkeer, zijn niet bevoegd om een dergelijk PV op te stellen. Wanneer men daarnaast het valse stuk ook gebruikt kan men een tweede rechtsgrond aanhalen, nl. artikel 197 van het Strafwetboek: gebruik van een vals stuk. Het is ook mogelijk een PV op te stellen enkel op basis van art. 197 wanneer de overtreder de valse kaart niet gemaakt heeft maar deze enkel gebruikt. Omdat de kaart als “een van valsheid beticht stuk” is, moet ze indien mogelijk (hangt van de oppervlak af) getekend worden “NE VARIETUR” door een OGP (Officier van Gerechteljike Politie, hulpofficier van de procureur des Konings).). · Parkeerregels De regels m.b.t. het parkeren door personen met een handicap vindt men terug in de artikelen 27.4 en 27bis van de wegcode. Uit deze artikelen kan men afleiden dat een voertuig waar een gehandicaptenkaart achter de voorruit ligt mag parkeren op de voorbehouden plaatsen. Deze plaatsen worden aangeduid door middel van het onderbord eventueel vergezeld gaande van een symbool op de grond: Naast deze voorgehouden plaatsen mogen voertuigen onbeperkt parkeren op plaatsen waar parkeren beperkt is in de tijd (de blauwe zone) indien ze gebruik maken van de gehandicaptenkaart. De parkeerschijf wordt zodoende vervangen door de parkeerkaart. Verder kunnen gemeenten op basis van de wet betreffende de politie over het wegverkeer aanvullende reglementen vaststellen o.a. m.b.t. parkeren. Hierdoor kunnen zij, rekening houdend met de bepalingen uit de wegcode, een zone ‘betalend parkeren’ invoeren. Het staat de gemeenten vrij om houders van een gehandicaptenkaart vrij te stellen van de verplichting te betalen in deze zone. Op de site van FOD sociale zekerheid (http://www.handicap.fgov.be/docs/List.xls) kan men een actuele lijst vinden van de gemeenten waar men al dan niet gratis kan parkeren. De wegcode bepaalt dan wel dat de wijze en de voorwaarde (m.n. het gratis parkeren voor houders van de gehandicaptenkaart) van het parkeren vermeld moet zijn op de toestellen. Veiligheidsgordel - Mindervaliden Volgens artikel 35 van de wegcode is iedereen verplicht een veiligheidsgordel te dragen op de plaatsen die ermee zijn uitgerust. Een mindervalide kan echter, zoals ieder andere weggebruiker, een aanvraag doen om vrijgesteld te worden van deze verplichting. Indien deze vrijstelling verkregen werd moet men een kaart kunnen voorleggen die overeenstemt met de voorwaarden uit het ministerieel besluit van 22 augustus 2006. Belasting - Mindervaliden Bepaalde categorieën van mindervaliden kunnen belastingsvoordelen genieten m.b.t. hun auto, deze zijn: · personen die volledig blind zijn · personen die volledig verlamd zijn aan de bovenste ledematen · personen van wie de bovenste ledematen geamputeerd zijn · personen met een blijvende invaliditeit van ten minste 50 % die rechtstreeks toe te schrijven is aan de onderste ledematen · militair of burgerlijk oorlogsinvaliden met een invaliditeitspensioen van ten minste 50 % (voor de BTW) of 60 % (voor de belasting op de inverkeerstelling en de verkeersbelasting). De belastingvoordelen gelden slechts op één persoonlijk voertuig per begunstigde. Bovendien moet het voertuig ingeschreven zijn op naam van de invalide of gehandicapte zelf, of op naam van de wettige vertegenwoordiger indien de invalide of gehandicapte minderjarig is of onder het statuut van de verlengde minderjarigheid is geplaatst. Indien men tot de aangehaalde categorieën van gehandicapten behoort kan men onder andere van de volgende voordelen genieten: · vrijstelling verkeersbelasting · vrijstelling belasting op inverkeerstelling