Glaucoom: Oogcontrole voor iedereen boven de 40 Glaucoom of 'groene staar' is één van de belangrijkste en vermijdbare oorzaken van blindheid. Ongeveer 2% van de Belgen boven de leeftijd van 40 jaar heeft glaucoom, vaak zonder het te weten. Dit cijfer stijgt tot 4% bij oudere personen. Glaucoom wordt het best opgespoord voor de symptomen optreden. Eens het gezichtsveld is aangetast, herstelt het zich niet meer. Wat is glaucoom? De meest voorkomende vorm van glaucoom is het open hoekglaucoom of groene staar. Dit is een chronische, langzaam evoluerende oogaandoening waarbij de oogzenuwcellen langzaam afsterven, meestal door een verhoogde druk in het oog. Hoge oogdruk ontstaat als het inwendig oogvocht niet meer goed weg kan langs de afvoerkanaaltjes. De oogzenuw is het gedeelte van het oog dat de visuele signalen doorstuurt naar de hersenen. Langzaamaan neemt het gezichtsveld af, waarbij het centrale zicht aanvankelijk intact blijft maar aan de zijkanten zaken niet meer worden gezien. Omdat de dode cellen niet vervangen kunnen worden, is het verlies aan gezichtsvermogen definitief. Glaucoom kan ook ontstaan bij een normale oogdruk. Mindere doorbloeding van de oogzenuw zou hier een belangrijke rol spelen. Glaucoom is meestal een probleem van beide ogen, hoewel het proces in het ene oog sneller kan evolueren dan in het andere. Naast deze chronische vorm bestaat er ook een acute vorm, het gesloten hoek glaucoom. Deze aandoening ontstat door een plotse oogdrukstijging (binnen enkel uren) en gaat gepaard met veel pijn, een rood oog, wazig zicht, en een algemene misselijkheid. Deze vorm moet zo snel mogelijk behandeld worden want anders is het ernstig verlies aan gezichtsvermogen blijvend. Wie loopt risico om glaucoom te krijgen? Hoewel (chronisch) glaucoom ook bij kinderen en jonge volwassenen voorkomt, treedt de ziekte meestal op vanaf de leeftijd van 40 jaar. Hoe ouder u wordt, hoe meer kans u hebt om glaucoom te krijgen. De belangrijkste oorzaak van hoge oogdruk is onvoldoende afvoer van inwendig oogvocht. Dit kunt u niet beïnvloeden door levensstijl, voeding, of de mate waarin u de ogen inspant tijdens werk of vrije tijd. Ook de bloeddruk heeft geen rechtstreeks verband met de oogdruk. De bijkomende oorzaak van glaucoom, een slechte doorbloeding van het oog, kunt u wel enigszins beïnvloeden. Zo stopt u beter met roken. En een te lage bloeddruk is schadelijker dan een te hoge. Als u behandeld wordt voor hoge bloeddruk, mag u deze niet té laag laten brengen. U hebt iets meer kans om (chronisch) glaucoom te krijgen als: • iemand in uw familie glaucoom heeft. Het gaat hier niet alleen om uw broer of zus, ouders of grootouders, ook als een tante, oom, neef of nicht de ziekte heeft, is dit even belangrijk. • u zwaar bij- of verziend bent • u tot het zwarte ras behoort • u ooit een oogletsel had • u diabetes of een vaatziekte hebt. • u geneesmiddelen (zoals cortisone) gebruikt die de oogdruk doen toenemen. Uitzonderlijk kan glaucoom aangeboren zijn. Dit kan u dan als ouder merken aan het abnormaal groter worden van één of beide ogen van uw baby. De baby moet zo snel mogelijk behandeld worden. Na één of meerdere operaties volgt vaak een langdurige behandeling om een verdere ontwikkeling van het gezichtsvermogen van het jonge kind toe te laten Acuut glaucoom treft meestal mensen bij wie de voorste oogkamer ondiep is, en komt meer voor bij vrouwen en bij verziendheid of cataract (grijze staar). Sommige geneesmiddelen kunnen een aanval van acuut glaucoom uitlokken, bv. sommige geneesmiddelen tegen verkoudheid, diarree, depressie en ziekte van Parkinson. Merkt u er iets van? Als u chronisch glaucoom hebt, merkt u dat lange tijd niet op. Het doet geen pijn, u voelt zelfs de verhoogde druk niet. Ook uw gezichtsvermogen is in het begin niet aangetast. Het gezichtsveld vernauwt wel, maar de hersenen compenseren dit verlies, zodat de ziekte pas in een late fase vastgesteld wordt wanneer het gezichtsvermogen onherroepelijk is aangetast. Wat er eerst, en steeds verder, wordt aangetast is het gezichtsveld. Het gezichtsveld is het beeld dat een oog kan overzien terwijl het niet beweegt. Als daar heel traag stukken uit verdwijnen, valt dat minder snel op. Daarbij komt nog dat de verdwenen stukken niet als zwarte vlekken in het gezichtsveld verschijnen. Want die stukken worden ingevuld door de hersenen, aan de hand van de informatie die de hersenen over de omliggende zones in beeld ontvangen. Pas als er nog heel weinig informatie uit het oog naar de hersenen komt, zakt het door de hersenen gebouwde kaartenhuis in elkaar, en word je brutaal geconfronteerd met je zware handicap. Op dat moment heeft het oog al vrijwel het volledige gezichtsveld verloren. In laatste instantie verliest het ook nog het scherptezicht, en is het dus volledig blind. Meestal zijn beide ogen aangetast, maar het ene oog is vaak meer aangetast dan het andere. Controle vanaf 40 jaar Omdat glaucoom meestal ongemerkt verloopt, wordt aangeraden om vanaf 40 jaar uw ogen te laten controleren. - Vanaf 40: bij voorkeur om de twee jaar, en minstens om de tien jaar (dus op 40, 50 en 60). - Vanaf 65: jaarlijks of minstens om de twee jaar - Risicopersonen (bloedverwanten van glaucoomlijders, diabetici enz.): jaarlijks vanaf 40 jaar. Met een goede behandeling kunt u glaucoom stoppen of vertragen. De behandeling van glaucoom is erop gericht de oogdruk dusdanig te doen dalen, dat verdere beschadiging van de oogzenuw voorkomen wordt. Herstel van het gezichtsverlies is evenwel niet mogelijk. De behandeling van glaucoom is er altijd op gericht om de oogdruk te verlagen. Meestal zal een medicamenteuze behandeling met oogdruppels of gel worden voorgeschreven. Indien dat niet helpt kan een laserbehandeling of microchirurgische ingreep nodig zijn. Welk onderzoek? • Oogdrukmeting (tonometrie) Bij een oogcontrole meet de oogarts de oogdruk. Dit onderzoek is pijnloos. Omdat glaucoom ook kan ontstaan bij een normale oogdruk, is een oogdrukmeting niet voldoende. • Onderzoek van de oogzenuw (oogfundus) Met een aanpast onderzoeksinstrument wordt de achterzijde van de oogbol (fundus) bekeken waar zich de oogzenuw bevindt. • Gezichtsveldonderzoek (perimetrie) Door middel van dit onderzoek worden de gezichtsvelden gemeten. Tijdens dit onderzoek wordt gevraagd van een centraal punt te fixeren in een koepel en dan aan te geven wanneer er een lichtpunt wordt waargenomen in het perifeer gezichtsveld. Op deze manier kan functionele schade opspoord worden. • Onderzoek van de kamerhoek (gonioscopie) Met gonioscopie beoordeelt de oogarts de voorkamerhoek en de toegang tot de afvoerkanaaltjes. Dit maakt het mogelijk om vast te stellen over welk type glaucoom het gaat, en helpt om de juist behandeling te kiezen.