- Scholieren.com

advertisement
Latijn, Disco, Grammatica t/m 19.A
Naamwoord
Zelfstandig naamwoord
Groep 1
nom. ev
-a
gen. ev
-ae
dat. ev
-ae
acc. ev
-am
abl. ev
-a
nom. mv
-ae
gen. mv
-arum
dat. mv
-is
acc. mv
-as
abl. mv
-is
-us
-i
-o
-um
-o
-i
-orum
-is
-os
-is
Groep 2
-um
-i
-o
-um
-o
-a
-orum
-is
-a
-is
-is
-i
-em
-e
-es
-um
-ibus
-es
-ibus
Groep 3
-is
-i
-e
-a
-um
-ibus
-a
-ibus
Functies
 Nominativus
o Onderwerp
o Naamwoordelijk deel van het gezegde
 Genitivus
o Bijvoeglijke bepaling
o Aanvulling op woorden
 Dativus
o Meewerkend voorwerp
o Aanvulling op werkwoorden
o Bijwoordelijke bepaling (aan wie, voor wie)
 Accusativus
o Lijdend voorwerp
o Accusativus van tijdsduur
o Bijvoeglijke bepaling na bepaalde voorzetsels
 Ablativus
o Bijwoordelijke bepaling
o Aanvulling op bepaalde werkwoorden
Bijvoeglijk naamwoord
Groep 1 & 2
Groep 3
V
O
M/V
O
M/V
O
nom. ev
-us
-a
-um
-is
gen. ev
-i
-ae
-i
-is
-is
-is
-is
dat. ev
-o
-ae
-o
-i
-i
-i
-i
acc. ev
-um
-am
-um
-em
-em
abl. ev
-o
-a
-o
-e
-e
-i
-e
nom. mv
-i
-ae
-a
-es
-a
-es
-ia
gen. mv
-orum
-arum
-orum
-um
-um
-ium
-ium
dat. mv
-is
-is
-is
-ibus
-ibus
-ibus
-ibus
acc. mv
-os
-as
-a
-es
-a
-es
-ia
abl. mv
-is
-is
-is
-ibus
-ibus
-ibus
-ibus
In groep 3 zitten ook woorden op -er die in het mannelijk, vrouwelijk en onzijdig een aparte nominativus hebben. Die
gaan uit op respectievelijk –er, -is, -(e)re.
Het bijvoeglijk naamwoord congrueert met het zelfstandig naamwoord.
M
Accusativus cum infinitivo
Aci is de indirecte rede. In de aci staan twee accusativa: de subjectsaccusativus en de gewone accusativus. Als de
handeling in de aci tegelijk plaatsvindt met de handeling van de zin heet dat gelijktijdigheid. Er is sprake van
voortijdigheid als de aci voor de handeling heeft plaatsgevonden.
Voornaamwoord
Persoonlijk voornaamwoord
1e persoon
nom. ev
ego
gen. ev
dat. ev
mihi
acc. ev
me
abl. ev
me
nom. mv
nos
gen. mv
nostrum
dat. mv
nobis
acc. mv
nos
abl. mv
nobis
2e persoon
tu
tibi
te
te
vos
vestrum
vobis
vos
vobis
is
eius
ei
eum
eo
ei
eorum
eis
eos
eis
3e persoon
ea
eius
ei
eam
ea
eae
earum
eis
eas
eis
id
eius
ei
id
eo
ea
eorum
eis
ea
eis
Bezittelijk voornaamwoord
De woorden mijn: meus (mea, meum), jouw: tuus (tua, tuum), ons/onze: noster (nostra, nostrum) en jullie: vester
(vestra, vestrum) worden gebruikt als bezittelijk voornaamwoord, ze worden verbogen als het bijvoegelijk
naamwoord van groep 1 en 2.
De genitivus van het persoonlijk voornaamwoord wordt gebruikt om de bezitter van iets aan te duiden, de bezitter is
dan niet het onderwerp van de zin.
Het bezittelijke voornaamwoord suus wordt gebruikt om de bezitter van iets aan te duiden, de bezitter is dan het
onderwerp van de zin. Suus wordt verbogen volgens de bijvoeglijke naamwoorden van groep 1 en 2.
Wederkerend voornaamwoord
De 1e en 2e persoon van het wederkerend voornaamwoord zijn hetzelfde als die van het persoonlijk
voornaamwoord. Alleen de 3e persoon is anders, de 3e persoon is ook in ev en mv hetzelfde:
nom. ev + mv gen. ev + mv
sui
dat. ev +mv
sibi
acc. ev + mv
se
abl. ev + mv
se
Aanwijzend voornaamwoord
nom. ev
hic
haec
gen. ev
huius
huius
dat. ev
huic
huic
acc. ev
hunc
hanc
abl. ev
hoc
hac
nom. mv hi
hae
gen. mv
horum harum
dat. mv
his
his
acc. mv
hos
has
abl. mv
his
his
deze
deze
hoc
huius
huic
hoc
hoc
haec
horum
his
haec
his
dit
ille
illius
illi
illum
illo
illi
illorum
illis
illos
illis
die
illa
illius
illi
illam
illa
illae
illarum
illis
illas
illis
die
illud
illius
illi
illud
illo
illa
illorum
illis
illa
illis
dat
iste
istius
isti
istum
isto
isti
istorum
istis
istos
istis
die
ista
istius
isti
istam
ista
istae
istarum
istis
istas
istis
die
istud
istius
isti
istud
isto
ista
istorum
istis
ista
istis
dat
Ille spreekt een positieve waardering uit.
Iste spreekt een negatieve waardering uit.
Hic wijst naar wat in bereik van de spreker is.
Ille wijst naar wat verder weg is.
Iste wijst naar wat in het bereik van de aangesproken persoon is.
Betrekkelijk voornaamwoord
M
V
O
nom. ev
qui
quae
quod
gen. ev
cuius
cuius
cuius
dat. ev
cui
cui
cui
acc. ev
quem
quam
quod
abl. ev
quo
quo
quo
nom. mv
qui
quae
quae
gen. mv
quorum
quarum
quorum
dat. mv
quibus
quibus
quibus
acc. mv
quos
quas
quea
abl. mv
quibus
quibus
quibus
Het betrekkelijk voornaamwoord komt in geslacht overeen met het antecedent. De functie van het betrekkelijk
voornaamwoord wordt bepaald door de functie van het betrekkelijk voornaamwoord in de bijzin.
Vragend voornaamwoord
Zelfstandig gebruikt
M/V
O
nom. ev
quis
quid
gen. ev
cuius
cuius
dat. ev
cui
cui
acc. ev
quem
quid
abl. ev
quo
quo
nom. mv
qui
quae
gen. mv
quorum
quorum
dat. mv
quibus
quibus
acc. mv
quos
quea
abl. mv
quibus
quibus
wie?
wat?
M
qui
cuius
cui
quem
quo
qui
quorum
quibus
quos
quibus
welk(e)?
Bijvoeglijk gebruikt
V
quae
cuius
cui
quam
quo
quae
quarum
quibus
quas
quibus
welk(e)?
O
quod
cuius
cui
quod
quo
quae
quorum
quibus
quea
quibus
welk(e)?
Bijwoord
Het bijwoord van groep 1 en 2 wordt gevormd door een e toe te voegen aan de stam.
Het bijwoord van groep 3 wordt gevormd door (i)ter toe te voegen aan de stam.
Bijwoorden zijn onverbuigbaar.
Werkwoord
Actief:
Praesens
e
1 ev
-o
2e ev
-s
e
3 ev
-t
1e mv
- mus
e
2 mv
- tis
3e mv
- nt
imp. ev
imp. mv
- te
inf.
- re
Imperfectum
- ba-m
- ba-s
- ba-t
- ba-mus
- ba-tis
- ba-nt
-
Perfectum
-i
- isti
- it
- imus
- istis
- erunt
- isse
Plusquamperfectum
- era-m
- era-s
- era-t
- era-mus
- era-tis
- era-nt
-
Plakletters:
U
3e pers mv i-stam, mk-stam en gemengde groep praesens
I
Ev, 1e + 2e pers mv en imperativus mv mk-stam en gemengde groep praesens
E
Imperativus ev mk-stam (soms) en gemengde groep (altijd). Ook imperfectum mk-stam en gemengde groep.
Vertaling
Praesens:
Imperfectum:
Perfectum:
Plusquamperfectum:
Onvoltooid tegenwoordige tijd.
Onvoltooid verleden tijd
Voltooid tegenwoordige tijd + Onvoltooid verleden tijd
Voltooid verleden tijd
Passief:
Praesens
1e ev
2e ev
3e ev
1e mv
2e mv
3e mv
inf.
a + e-stam
-or
-ris
-tur
-mur
-mini
-ntur
-ri
i-stam
-or
-ris
-tur
-mur
-mini
-u-ntur
-ri
mk-stam
-or
-e-ris
-i-tur
-i-mur
-i-mini
-u-ntur
-i
Onregelmatige werkwoorden
Esse
Posse
Velle
e
1 ev pr
sum
possum
volo
2e ev pr
es
potes
vis
e
3 ev pr
est
potest
vult
e
1 mv pr
sumus
possumus
volumus
2e mv pr
estis
potestis
vultis
3e mv pr
sunt
possunt
volunt
imp. ev
es
imp. mv
este
inf. pr
esse
posse
velle
e
1 ev pf
fui
potui
volui
e
2 ev pf
fuisti
potuisti
voluisti
3e ev pf
fuit
potuit
voluit
e
1 mv pf
fuimus
potuimus
voluimus
e
2 mv pf
fuistis
potuistis
voluistis
3e mv pf
fuerant
potuerant
voluerunt
inf. pf
fuisse
potuisse
voluisse
e
1 ev impf
eram
poteram
volebam
2e ev impf
eras
poteras
volebas
e
3 ev impf
erat
poterat
volebat
e
1 mv impf eramus
poteramus
volebamus
2e mv impf eratis
poteratis
volebatis
e
3 mv impf erant
poterant
volebant
Participium volens, ntes
zijn
kunnen
willen
Het plusquamperfectum is bij alle werkwoorden regelmatig
Nolle
nolo
non vis
non vult
nolumus
non vultis
nolunt
noli
nolite
nolle
nolui
noluisti
noluit
noluimus
noluistis
noluerunt
noluisse
nolebam
nolebas
nolebat
nolebamus
nolebatis
nolebant
nolens, ntes
niet willen
Malle
malo
mavis
mavult
malumus
mavultis
malunt
malle
malui
maluisti
maluit
maluimus
maluistis
maluerunt
maluisse
malebam
malebas
malebat
malebamus
malebatis
malebant
liever willen
Ire
eo
is
it
imus
itis
eunt
i
ite
ire
ii
isti
iit
imus
istis
ierunt
isse
ibam
ibas
ibat
ibamus
ibatis
ibant
iens, euntes
gaan
Participium praesens (tegenwoordig deelwoord)
Enkelvoud
Meervoud
M/V
O
M/V
O
nom.
-s
-s
-tes
-tia
gen.
-tis
-tis
-tium
-tium
dat.
-ti
-ti
-tibus
-tibus
acc.
-tem
-s
-tes
-tia
abl.
-te
-te
-tibus
-tibus
PPA vorm je door bij de stam van het werkwoord een n en de uitgang toe te voegen.
Predicatief gebruikt betekent dat het woord verbonden is met twee andere woorden/woordgroepen. Het
participium kan ook als bijwoordelijke bijzin of bijvoeglijke bepaling vertaald worden.
Het PPA is gelijktijdig met de persoonsvorm uit de zin.
Download