VOORBLAD inleverproducten: verslag In te vullen door student: DATUMSTEMPEL STIP Studentnummer 1649241 Naam student S.Boiret Instituut (aankruisen) X Instituut Archimedes Vakgroep: Frans □ Instituut Theo Thijssen □ Instituut Gebaren Taal en Dovenstudies Naam docent Florence Gaillard Naam en Osiriscode van de cursus Beroepsproduct 3 Toetsinschrijving Osiris bijgevoegd? (verplicht voor ITT) Wil je je inleverproduct na de archiveringsperiode retour ? OAR-H3BERPDT3-12 NEE NEE 1 Samenvatting: Dit Beroepsproduct 3 is ontwikkeld in samenwerking met mijn werkplek Christelijk College Groevenbeek te Ermelo en de sectie Frans. Het oorspronkelijk idee was een project te ontwikkelen voor de AH2 klassen op het kennisgebied land en volk. Nadat ik de onderzoeksvraag had gedefinieerd, heb ik literatuur geraadpleegd om de adequaat onderwerpen en tools te kunnen selecteren voor het project. Aan de hand van het literatuuronderzoek heb ik een project van 3 uur ontwikkeld voor alle AH2 klassen. Naast de feedback van de HU, heb ik ook feedback van mijn collega’s gekregen. Omdat zij het project interessant vonden hebben wij dit project ingezet tijdens onze projectweek. Alle AH2 klassen hebben informatie verzameld over Frankrijk, op verschillende gebieden, zoals het land, bekende mensen, gebouwen en de Franse taal. Hun informatie hebben zij verwerkt in een poster en hierover een presentatie gegeven. Omdat het project net plaats had gevonden, hebben veel leerlingen gereageerd op de recente evenementen in Parijs met het krant Charlie Hebdo. Het was zeker interessant om te zien hoe leerlingen in een paar uur een presentatie in elkaar kunnen zetten en welke informatie zij hiervoor selecteren. Na het project heb ik feedback van docenten en leerlingen gekregen. Docenten waren enthousiast over het project. De leerlingen hebben het als leerzaam ervaren, wel vonden zij dat twee uur te kort waren om alle gevraagde informatie te kunnen verzamelen. Zelf vond ik dat de leerlingen goed met elkaar werkten en tijdens de presentatie hebben wij ook interessante discussies kunnen voeren over de inhoud van hun presentatie. Uiteindelijk kan ik concluderen dat het een geslaagd project was. Door dit product te maken ben ik zelf bewuster geworden over het beeld dat leerlingen over Frankrijk hebben. In de toekomst wil ik tijdens het lesgeven meer over de Franse cultuur proberen te vertellen, zodat hun kennis over Frankrijk breder wordt. 2 Plan van aanpak Inhoudsopgave: Hoofdstuk 1: Inleiding:……………………………………………………………………………...4 Hoofdstuk 2: Verkenning…………………………………………………………………………...5 Hoofdstuk 3: Product en criteria………………………………………………….....................10 Hoofdstuk 4: Tijdsplanning………………………………………………………………………11 Hoofdstuk 5: Presentatie en evaluatie………………………………………………………….11 Hoofdstuk 6: Literatuur lijst:……………………………………………………………………..12 Product verslag Inhoudsopgave: Hoofdstuk 1: Product en criteria………………………………………………………………...13 Hoofdstuk 2: Evaluatie van het product, conclusie en aanbevelingen…….…….………15 Literatuur lijst:………………………………………………………………………………………16 Proces verslag Inhoudsopgave: Inleiding en leervragen:…………………………………………………………………………...17 Beantwoording leervragen:………………………………………………………………………18 Projectmatig werken:………………………………………………………………………………19 Professioneel werken:…………………………………………………………………………….19 Onderzoeksmatig werken:………………………………………………………………………..19 Bijlagen Inhoudsopgave: Bijlage 1: Getekende opdrachtformulering……………………………………………………22 Bijlage 2: Getekend contractformulier………………………………………………………….23 Bijlage 3: Gebruikte meetinstrumenten uit de praktijkverkenning………..………………24 Bijlage 4: Vragenlijst voor de evaluatie…………………………………………..…………….26 Bijlage 5: Het product…………………………………………………………………….……….27 Bijlage 6: Beantwoord Vragen lijst voor de evaluatie voor de projectweek…….……….32 Bijlage 7A: Docenten feedback over het product na de projectweek…………….………32 Bijlage 7B: Leerlingen feedback over het product na de projectweek…………...………34 Bijlage 8: Beoordelingsadvies opdrachtgever……………………………………….……….36 Bijlage 9: Urenverantwoording……………………………………………………….………….38 3 Plan van aanpak BP3 Hoofdstuk 1: Inleiding: Deze opdracht heb ik uitgevoerd na overleg met de sectie Frans. Tijdens een sectievergadering hebben wij gekeken hoe wij een project kunnen ontwerpen voor de A/H 2 klassen op het gebied van kennis van land en volk. Projectweek gebeurt een keer per periode, dus 4 keer in totaal, en tijdens deze weken hebben de leerlingen een toets of een project. Tot nu toe geeft de Franse sectie drie toetsen en een project. Ik ben dus een project gaan ontwikkelen voor de projectweek voor A/H2. Sinds 2012 ben ik zelf werkzaam als docente Frans op het Groevenbeek College te Ermelo voor Havo en Atheneum. Deze school op de Veluwe telt ongeveer 1400 leerlingen, veelal afkomstig uit een rijk sociaal milieu. Het onderwijs op Groevenbeek stimuleert en activeert de leerlingen om zelf verantwoordelijkheid te dragen. Docenten bieden variatie aan in hun lessen en stellen duidelijke eisen op, waarbij er veel aandacht is voor vaardigheden en samenwerking. Er wordt op Groevenbeek klassikaal onderwijs gegeven, maar er wordt van docenten verwacht dat zij activerende, stimulerende en gedifferentieerde lessen geven. Docenten houden zoveel mogelijk rekening met de verschillen in leerstijl, tempo en gedrag van de leerlingen. Dit komt tot uiting door het gebruik van ICT- middelen, de ontwikkeling van meerdere leerstromen, begeleiding van zeer goede leerlingen, nieuwe leerwegen en versterking van de begeleiding bij het zoeken naar een vervolgopleiding. In mijn onderzoeksvraag heb ik rekening gehouden met het pedagogische en het didactische klimaat van Groevenbeek en ik heb ook rekening gehouden met de eisen van de sectie Frans. De sectie wil een project opzetten die de leerlingen kennis brengt en motiveert om meer te weten over Frankrijk zonder een “klassieke les” aan de leerlingen te geven. De aanleiding van een project met deze werkwijze is dat onze Frans methode veel grammatica en vocabulaire vaardigheden biedt en minder aandacht besteedt aan de stof over de kennis van land en volk. Vaak beperkt het zich tot een leesoefening over een stad. Wij, de sectie Frans, vragen ons af hoe wij het onderdeel kennis van land en volk op een andere manier aan de leerlingen kunnen geven in combinatie met een projectweek. Met deze gegevens heb ik de volgende onderzoeksvraag geformuleerd: Hoe kan ik de kennis van land en volk over Frankrijk bij de leerlingen van de A/H2 vergroten tijdens de projectweek. 4 Hoofdstuk 2: Verkenning Bij de start van het beroepsproduct heb ik, naast mijn onderzoek vraag, drie leervragen geformuleerd. Ik wil weten/leren wat de kerndoelen voor de onderbouw op gebied van kennis van land en volk (KLV) zijn en hoe ik mijn product daaraan kan laten sluiten. Ik wil leren welke onderdeel van KLV sluit het best aan de interesse van mijn leerlingen (de doelgroep). Ik wil weten welke werkvormen het best passen bij deze doelgroep. Om mijn onderzoeksvraag goed te kunnen beantwoorden ben ik naar twee aspecten gaan kijken van mijn product. Aan de ene kant heb ik naar de didactische aspecten van mijn product gekeken en aan de andere kant heb ik me verdiept in het begrip kennis van land en volk. Deze twee aspecten ben ik gaan opzoeken in de literatuur en hierdoor heb ik een helderder beeld gekregen en een beter begrip van de centrale begrippen in mijn onderzoekvraag en heb ik de nodige aspecten van de praktijkverkenning kunnen definiëren. Voor de praktijkverkenning ben ik een aantal leerlingen uit de doelgroep klas H2 gaan interviewen zodat ik beter weet welke onderwerp zij over Frankrijk interessant vinden. Zo kan ik erachter komen welke aspecten van het onderdeel land en volk geschikt zijn om te verwerken in een activerend en motiverend product. Om het juiste product te kunnen ontwerpen wil ik eerst een aantal kernwoorden uit mijn onderzoekvraag gaan definiëren. Hoe kan ik de kennis van land en volk van Frankrijk bij de leerlingen van de A/H2 vergroten tijdens de projectweek. - Hoe: Bij de woord “hoe” denk ik aan twee aspecten: de middelen en het type les. De middelen: De definitie van het woordenboek Van Dale geeft aan dat een middel ”datgene is wat je aanwendt om een doel te bereiken” Hierbij kun je aan boeken of ICT middelen denken, maar ook aan andere zijvoorwaarden. Denk hierbij aan wanneer het project het best kan worden gegeven, binnen of buiten schooltijd, of aan de manier van werken, individueel of in groepen en je kan nog denken aan de verschillende bronnen die kunnen worden gebruikt. Groevenbeek werkt, volgens het schoolplan (2013-2017), aan het invoeren van digitale leermiddelen: “Het doel is dat deze leermiddelen worden gebruikt om stimulerend onderwijs te geven en om goed om te gaan met verschillen.” Het gebruik van de ICT lijkt dus geschikt voor dit project maar om het zo breed mogelijk te houden en om ook de creativiteit van de leerlingen te vergroten wil ik het gebruik van andere middelen zoals boeken, tijdschrift etc. niet uitsluiten. Groevenbeek heeft alleen een paar computerlokalen en het is dus niet mogelijk om de hele A/H2 tegelijkertijd op de computers te laten werken. Door logistieke redenen moet ik dus een evenwicht vinden tussen ICT en de klassieke middelen. Type les: 5 De Franse methode die wij gebruiken maakt veel gebruik van de inductieve manier van les geven. “Bij de inductieve methoden komt men tot een algemene regel, generalisatie geheten, op grond van een aantal specifieke waarnemingen.”(wikipedia 2014) Dat betekent dat de leerlingen de grammatica regels niet direct kant-en-klaar krijgen maar zelf aan het werk moeten gaan om achter een regel te komen. Bij een project is het niet de bedoeling dat de leerlingen nieuw grammaticale vaardigheden gaan oefenen maar wel dat zij hun voorkennis gaan activeren om nieuwe betekenisvolle kennis te verkrijgen. Volgens het boek Effectief leren (Ebbens &Ettekoven, 2013) heeft kennis betekenis wanneer “iemand weet waarvoor hij die kennis kan gebruiken” en hij daarover vier vragen kan beantwoorden volgens het onderzoek van Perkins (1986): - Wat is de functie en het doel van deze kennis? - Wat zijn de belangrijkste kenmerken van deze kennis? - Kan ik voorbeelden van deze kennis geven? - Welke argumenten heb ik om deze kennis te verkrijgen? Door rekening te houden met deze vragen tijdens het ontwerpen van het product kan ik ervoor zorgen dat het product past in het effectief leren. Onze lesmethode, Mistral 1 (De Waele & Geeroms, 2010) biedt aan het eind van elke hoofdstuk een activiteit om de leerlingen te motiveren. Door deze activiteiten te vergelijken heb ik geconstateerd dat tijdens de activiteit de leerling zelf actief en productief bezig is. De activiteiten in de lesmethode kunnen een inspiratie bron zijn voor mijn product. - Kennis van land en volk: Om de kennis van Land en Volk beter te kunnen definiëren heb ik het boek Moderne vreemde talen in de onderbouw gebruikt. (Staatsen, 2011, p.203). In de inleiding van het hoofdstuk over Taal en cultuur staat: “In het verleden beperkte de kennis van land en volk zich vaak tot specifieke, veelal historische, culturele en geografische informatie over het land van de doeltaal. Tegenwoordig is het echter ook belangrijk om te weten wat je met die kennis kunt.” In de ERK worden de competenties, kennis van de wereld, socioculturele kennis en intercultureel bewustzijn genoemd. Kennis van de wereld is een aspect dat, volgens mij, niet vaak genoeg genoemd in onze leergang. De gebruikte Franse methode is van een Belgische uitgeverij en is vooral bestemd voor de Vlaamse leerlingen. Er wordt veel informatie gegeven over België maar veel minder over de rest van de francofone landen. Het socioculturele kennis kan een motiverende functie hebben bij de leerlingen. Door bijvoorbeeld te leren hoe zij zich moeten gedragen in Frankrijk wordt het vak Frans betekenisvol en vooral levendiger. De taal is anders niet meer dan een opsomming van grammaticale regels en niet een middel om contact te leggen. Het intercultureel bewustzijn “is erop gericht tot een ander inzicht te komen in de eigen culturele normen en waarden en die van de ander te begrijpen.” (Staatsen, 2011, p.204). Dit aspect kan een begin zijn voor discussies en uitwisselingen van ideeën aan het eind van het project. Om het interview met de leerlingen op de juiste manier voor te bereiden en het onderwerp niet te breed maken, heb ik het hoofdstuk over land en volk uit het boek bestudeerd (Staatsen, 2011, chap.7).. Daarin staan keuzecriteria en aandachtspunten voor het onderwerp: - onderwerpen die aansluiten bij de belevingswereld van de leerlingen - de informatie moet functionaliteit bieden. - de informatie moet een realistisch beeld geven. 6 In het onderzoek gemaakt door Frijters, Janssen en Lentferink (2014) over “Hoe ervaart de leerling een cultuur georiënteerde MVT-leesvaardigheidles?” kan ik lezen dat de sociaal-culturele kennis door het ERK gezien wordt als “[…] kennis van de Maatschappij en cultuur van de gemeenschap waarin de taal wordt gesproken, ook een aspect van kennis van de wereld” (ERK, 2000: p. 96). Dit onderdeel verdient speciale aandacht omdat cultuur “buiten de bestaande ervaring van de leerder valt”. Daarnaast kan deze door stereotypen vervormd zijn. Tijdens de lessen kunnen de volgende aspecten belicht worden: - het dagelijks leven, met o.a. eten en drinken, feestdagen, werktijden en gewoonten; - leefomstandigheden, met woonomstandigheden en sociale voorzieningen; - interpersoonlijke verhoudingen, met o.a. verhoudingen tussen sociale klassen, gemeenschappen, leeftijdsklassen en verhoudingen in beroepssituaties; - waarden, overtuigingen en houdingen, met o.a. politiek, maatschappelijke klasse, kunst, beroepsgroepen en nationale identiteit; - lichaamstaal; - sociale conventies, over o.a. kleding, gedrags- en gespreksconventies en maaltijden; - ritueel gedrag: geboorten, overlijden, religies, maar ook feesten en festivals. Dit kan niet zonder intercultureel bewustzijn, het besef dat er verschillen bestaan tussen de wereld van oorsprong en de wereld van de doelgemeenschap, zoals het ERK dit verwoordt. Dit is van belang om verschillen en overeenkomsten in de juiste context te kunnen plaatsen. In het artikel van de Open Universiteit (2014) over het doceren van de kennis van land en volk en de opbouw ervan kan ik lezen: ´ Met twee belangrijke criteria moet je hier rekening houden: - belang van de verschillende items - leeftijd en daarmee samenhangende belangstelling en opnamevermogen van de leerlingen. Die twee criteria staan vaak haaks op elkaar. In boekjes en boeken over landen kom je vaak een volgorde tegen als: geografie, politiek, economie, cultuur, onderwijs, vaak beginnend met een historische terugblik en dan een beschrijving van het heden. Maar dat is niet de volgorde waarin de schoolgaande jeugd deze themagebieden benadert. Zoals voor alle nieuwe kennis geldt ook bij klv dat er bij de leerling een kader voorhanden moet zijn waarin die past, een kapstok waaraan de nieuwe kennis kan worden opgehangen. Om nieuwe klv aan te brengen moet je uitgaan van de bestaande kennis die de leerling al heeft. Dat is in het algemeen kennis van eigen land en volk.” Uiteindelijk, om het juiste evenwicht te vinden tussen alle aspecten van het onderwerp kennis van land en volk, ben ik in gesprek gegaan met de sectie om de eisen van de docenten te kunnen inventariseren en ook met leerlingen van mijn Havo 2 klas om te zien waar hun motivatie ligt. - Projectweek: Om de leerdoelen van het project te kunnen verwoorden moet ik de betekenis van projectonderwijs gaan bestuderen. Een van de publicatie van SLO (2014) geeft aan dat: “Scholen hebben tegenwoordig meer ruimte voor een eigen invulling van hun curriculum, zeker in de onderbouw. Eén van de varianten die scholen in de onderbouw kiezen is projectonderwijs. Projectonderwijs biedt scholen mogelijkheden voor het werken aan vakoverstijgend onderwijs, kennis en vaardigheden, buitenschools leren en gedifferentieerd onderwijs. Er is echter geen eenduidige definitie van projectonderwijs en daarom kan elke school haar eigen accenten leggen. De schoolpraktijk laat dan ook zien dat projectonderwijs op elke school anders tot uitdrukking komt.” 7 Op Groevenbeek is de projectweek of toetsweek een brede schoolactiviteit voor de leerlingen van de onderbouw op Groevenbeek. Elke periode wordt met een projectweek afgesloten, dus 4 keer per schooljaar in totaal. Tijdens deze week hebben de leerlingen een toets of een project voor bijna alle vakken. Bij de sectie Frans geven wij meestal drie keer een toets en een keer een project. Omdat het gekoppeld wordt aan een cijfer is het belangrijk dat het project inhoud heeft, en kennis brengt aan de leerlingen. Projectonderwijs vraagt veel samenwerkend leren. Het boek van Ebbens en Ettekoven (2005), Samenwerkend leren heeft mij geholpen om de leerdoelen van mijn product helder te stellen. In het boek van Ebbens en Ettekoven staat dat het “leren gericht is op beheersing, …laten beklijven….wendbaar gebruik van het geleerde. Hierbij staat de “creatieve toepassing van het geleerde” centraal. De leeractiviteiten moeten de drie aspecten gebruiken om het leerproces optimaal te maken. Ebbens en Ettekoven geven ook de vijf sleutelbegrippen bij het samenwerken leren. Deze sleutelbegrippen worden toegepast in een ontwikkelen van een project. 1-Positieve wederzijdse afhankelijkheid: Projectmatig betekent niet dat de leerlingen gewoon naast elkaar gaan zitten, de leerlingen moeten wel een positieve onderlinge afhankelijkheid hebben. Zij hebben elkaar nodig en de rest van de klas leert ook iets van hun productie. De samenwerkingsstructuur maakt dat de leerlingen elkaar nodig hebben. 2- Individuele aanspreekbaarheid: “de leerling weet hoe hij/zij aan het groepsresultaat heeft bijgedragen en hoe hij/zij het groepsresultaat individueel kan verantwoorden door het uit te leggen of te presenteren.” 3- Directe interactie: De tafelschikking is van belang, de leerlingen moeten naar elkaar kunnen kijken. Ook moeten zij maximaal gestimuleerd worden om elkaar te helpen en informatie uit te wisselen. Dit kan natuurlijk door de tafelschikking maar vooral door een opdracht te bedenken die stimuleert om erover te praten met elkaar. 4- Sociale vaardigheden: Omgaan met andere personen en het leren in kleine groepen. 5- Aandacht voor het groepsproces: De docenten gaan aandacht besteden aan de wijze waarop de groep samen heeft geleerd. Reflecteren op het product en op de toekomst van het product. Met deze begrippen in mijn achterhoofd heb ik een interview voorbereid voor de klas H2a aan wie ik les geef. Het interview is samengesteld met de volgende leidraad: Doel van het interview: doel is om te weten welke onderwerpen over Frankrijk interesseren de leerlingen. In het interview heb ik gekozen voor vier openvragen om de antwoorden zo breed mogelijk te krijgen en een gesloten vraag om precisie bij het onderwerp kennis van land en volk te krijgen. De vragen zijn vanuit hun voorkennis over het land opgebouwd en eindigen bij hun wensen voor de projectweek 8 De volgende vragen zijn aan een aantal leerlingen gevraagd: - Wat representeert Frankrijk voor je? - Wat vind je van de Franse taal? - Waar denk je aan wanneer je aan Frankrijk denkt? - Over welke onderwerpen weet je iets over Frankrijk en over welke onderwerpen zou je iets willen leren? - Wat zou je tijdens de lessen/ projectweek Frans willen doen? Manier van vastlegging: de interviews zijn op papier vastgelegd ( zie bijlage 3) en er zij meerdere leerlingen aanwezig geweest tijdens de interviews. Anonimiteit en terugkoppeling van de resultaten: de interviews zijn anoniem vastgelegd. In het verslag gebruik ik initialen. Resultaten worden op aanvraag via de mail gedeeld. Uit de antwoorden die de leerlingen hebben gegeven in de interviews kan ik concluderen dat Frankrijk positief wordt gezien en veel gekoppeld wordt aan de algemene clichés zoals vakantieland, de Tour Eiffel, het stokbrood en de croissant. De leerlingen ervaren de taal als mooi maar moeilijk. De onderwerpen die de leerlingen interesseren zijn vaak de sport( H2A is een sportklas) maar ook de gewoonten, de bekende personen zoals acteurs en zangers en het dagelijks leven. Tijdens de lessen/projectweek willen de leerlingen meer weten over Frankrijk en een aantal willen graag naar films kijken. Het bevestigt dus de punten genoemd bij de ERK hierboven en komt overheen met de kerndoel moderne vreemde talen basisvorming VO1 nummer 21: “de leerlingen weten in welke landen en gebieden de doeltaal als omgangstaal gebruikt wordt en zij hebben kennisgemaakt met cultuuruitingen die specifiek zijn voor het betreffende taalgebied” (Staatsen, 2011) In de bijlage 3 kunt u een verslag van het interview vinden. Conclusie: Na deze literatuur onderzoek en het houden van de interviews heb ik geleerd dat de leerlingen zich positief opstellen tegenover Frankrijk en dat zij er graag iets meer over willen leren. In onze sectieoverleg heb ik dus gezien dat de docenten van de sectie Frans meer kennis van land en volk in hun lessen willen geven en dat het projectweek het beste hiervoor dient. Door de literatuuronderzoek kan ik concluderen dat een effectieve manier om de kennis van land en volk bij de leerlingen te vergroten tijdens de projectweek is door een product te ontwikkelen waar de leerling in groepsverband een aantal nieuwe feitjes en weetjes over Frankrijk en de Fransen gaan ontdekken en aan de rest van de klas hun nieuwe kennis gaan overbrengen. 9 Hoofdstuk 3: Product en criteria Mijn product zal worden ontworpen met de volgende criteria: - Door de projectweek moet het product uitvoerbaar worden door meerdere docenten. - Door logistieke redenen moet het product uitvoerbaar worden in een klaslokaal met behulp van de ICT en OLC lokalen. - Door didactische redenen (motivatie en individuele aansprakelijkheid) gaan de leerlingen in groepjes werken, en een cijfer (of deelcijfer) wordt aan het resultaat gekoppeld. De normering en de weging van het cijfer worden later bij een sectieoverleg besloten in verband met de planning. - Het product is bedoeld voor de A/H 2 klassen. - Het product kan uitgevoerd worden in 3 lesuren. - Door het uitvoeren van het product gaan de leerlingen feiten over de kennis van land en cultuur van Frankrijk ontdekken. De leerdoelen van de leerlingen zullen zijn: Vakinhoudelijke doelen: - Aan het eind van dit project heeft de leerling nieuw kennis opgemaakt over de topografie van Frankrijk, de gewoonten en het dagelijkse leven van de Fransen. - Aan het eind van dit project kan de leerlingen een aantal vragen beantwoorden over de topografie van Frankrijk, de gewoonten en het dagelijkse leven van de Fransen. Generieke doelen: - Aan het eind van dit project kan de leerling zijn nieuw opgemaakt kennis overdragen aan zijn klas. - Tijdens dit project kan de leerling samenwerken met andere leerlingen om naar een gezamenlijk doel te werken. Na mijn literatuuronderzoek ben ik gaan kijken welke onderwerpen precies geschikt zijn voor mijn product. Het boek La France au quotidien (Roesch & Rolle-Harold, 2012) heeft mij geholpen om de onderwerpen van het product te specificeren zoals de steden, de kranten, de gerechten etc... Daarna heb ik in onze lesmethode naar de verschillende projecten gekeken om de instructie te schrijven. Bij het ontwerpen van het product heb ik geprobeerd “de sleutelbegrippen bij het vormgeven van effectief leren” (Ebbens & 10 Ettekoven, 2013) te integreren. - Een heldere structuur in de opbouw van de leerstof, dus duidelijke instructie. - Het juiste niveau van de leerstof: het is bedoeld voor A/H2 - Betekenis geven aan de leerstof: de onderwerpen zijn actueel en in verband met de leefwereld van de leerling - Individuele aanspreekbaarheid: de leerlingen zijn actief bezig en zij kunnen aangeven wat zij geleerd hebben. - Zichtbaarheid van leren/denken: De docent kan tijdens het project het leerproces van de leerlingen controleren en eventueel bijsturen. - Aandacht voor nieuwsgierigheid en motivatie: de gekozen onderwerpen zijn voor de leerlingen interessant en sluiten bij hun voorkennis. De middelen om de onderwerpen te vinden zijn gevarieerd en actueel (inzet van ICT) Uiteindelijk kom ik bij de volgende punten: Het project Frans voor de 2e klas neemt 3 lesuren in beslag. De leerlingen gaan in kleine groepjes werken aan het maken van een poster over Frankrijk. Voor het maken van de poster zijn er materialen nodig (scharen, lijm, stiften, papier etc.) ook zullen Franse tijdschriften beschikbaar zijn. De leerlingen mogen ook de informatie op internet zoeken. Op deze manier kunnen de leerlingen werken met authentiek materiaal en zijn zij allemaal actief bezig. Leerlingen krijgen 2 lesuren de tijd voor het maken van de poster. Om de poster te kunnen maken krijgen de leerlingen een lijst van onderwerpen die zij moeten zoeken in tijdschriften en op internet. In het 3e uur gaan leerlingen hun poster aan de klas presenteren en krijgen hiervoor een cijfer per groepje. De beoordelingscriteria voor de poster zijn: - Minimaal 10 onderwerpen uit de lijst op poster - Verzorging en originaliteit poster - Presentatie (overbrengen, samenwerking) Hoofdstuk 4: Tijdsplanning Door mijn ervaring in het ontwikkelen van lesmateriaal en mijn kennis van het land en cultuur door mijn afkomst en mijn vorige studie kan ik de inhoud van het product ontwerpen in een tiental uren. Het lezen van de literatuur erover zal wel meer dan twintig uren in beslag nemen. De randvoorwaarden (instructie voor de leerling, docent handleiding, nodige materiaal etc..) wil ik nauwkeurig kunnen schrijven en dat zal een tiental uren in beslag nemen. Daarna wil ik het aan mijn sectieleider laten zien en laten keuren. Volgend schooljaar hoop ik het product te kunnen gebruiken tijdens een projectweek. Het schrijven van de verslagen neemt de meeste tijd in beslag vanwege mijn taalniveau. Voor dit onderdeel heb ik dus meer dan dertig uren nodig. Hoofdstuk 5: Presentatie en evaluatie Het product hebben wij vorige jaar in de projectweek gebruikt en gaan wij opnieuw binnenkort gebruiken. Er wordt geen presentatie met mijn medestudenten van de HU meer georganiseerd maar de sectieleider van mijn werkplek en de docenten van AH2 hebben het product bekeken en geëvalueerd. De vragenlijst voor mijn werkgever om het product te kunnen evalueren heb ik in de bijlage bijgevoegd. 11 Hoofdstuk 6: Literatuurlijst: - Van der Donk,C en van Lanen, B. ( 2013). Praktijkonderzoek in de school. Bussum: Coutinho. - Ebbens, S en Ettekoven, S.(2010) Effectief leren. Groningen: Nordhoff Uitgevers - Ebbens, S en Ettekoven, S.(2005) Samenwerkend leren. Groningen: Nordhoff Uitgevers - Roesch, R en Rolle-Harold, R .( 2012). La France au quotidien. Grenoble :PUG - Staatsen, F. (2011). Moderne vreemde talen in de onderbouw. Bussum: Coutinho. - Schoolplan 2013-2017 Groevenbeek Christelijk College. Op aanvraag te krijgen: [email protected] - De Waele, J en Geeroms, A. (2010) Mistral 1 Leerwerkboek. Kapellen : Uitgeverij Pelckmans Frijters,S en Janssen,D, Hoe ervaart de leerling een cultuur georienteerde leesvaardigheidles.(2013) verkregen op 16 mai 2014: - http://dspace.library.uu.nl/bitstream/handle/1874/250579/PGO%20%20Hoe%20ervaart%20de%20leerling%20een%20cultuur%20georienteerde%20leesvaardi gheidles%20%20Evelien%20Frijters,%20Sjoerd%20Janssen,%20Dorien%20Lentferink.pdf?sequence=1 VanDale (2014) verkregen op 16 mai 2014 - http://www.vandale.nl/opzoeken?pattern=middelen&lang=nn#.U3seN83CQdU Wikipedia(2014) verkregen op 16 mai 2014 - http://nl.wikipedia.org/wiki/Deductie_versus_inductie Open Universiteit(2014) verkregen op 9 juli 2014 - www.ou.nl/documents/.../c5a6d47b-071b-40a5-8f82-6a34786596a8 SLO publicatie (2014), handboek projectonderwijs verkregen op 9 juli 2014 - http://www.slo.nl/voortgezet/onderbouw/themas/project/Boek/ Bijlagen: - Bijlage 1: Getekende opdrachtformulering Bijlage 2: Getekend contractformulier Bijlage 3: Gebruikte meetinstrumenten uit de praktijkverkenning Bijlage 4: Vragenlijst voor de evaluatie 12 Product verslag Hoofdstuk 1: Product en criteria Mijn product is ontworpen met de volgende criteria: - Door het project week moet het product uitvoerbaar worden door meerdere docenten. - Door logistieke redenen moet het product uitvoerbaar worden in een klaslokaal met behulp van de ICT en OLC lokalen. - Door didactische redenen ( motivatie en individuele aansprakelijkheid) gaan de leerlingen in groepjes werken, en een cijfer ( of deelcijfer) wordt aan het resultaat gekoppeld. De normering en de weging van het cijfer wordt bij een sectie overleg later besloten in verband met de planning. - Het product is bedoeld voor de A/H 2 klassen. - Het product kan uitgevoerd worden in 3 lesuren. - Door het uitvoeren van het product gaan de leerlingen feiten over de kennis van land en cultuur van Frankrijk ontdekken. De leerdoelen van de leerlingen zijn: - Aan het eind van dit project heeft de leerling nieuw kennis opgemaakt over de topografie van Frankrijk, de gewoonten en het dagelijkse leven van de Fransen. - Aan het eind van dit project kan de leerling zijn nieuw opgemaakt kennis overdragen aan zijn klas. - Tijdens dit project kan de leerling samenwerken met andere leerlingen om naar een gezamenlijk doel te werken. - Aan het eind van dit project kan de leerlingen een aantal vragen beantwoorden over de topografie van Frankrijk, de gewoonten en het dagelijkse leven van de Fransen. Na de literatuur onderzoek ben ik gaan kijken welke precies onderwerpen geschikt zijn voor mijn product. Het boek van Roesch en Rolle-Harold (2012), La France au quotidien heeft mij geholpen om de onderwerpen van het product te specificeren zoals de steden, de kranten, de gerechten etc... Daarna heb ik in onze lesmethode naar de verschillende projecten gekeken om de instructie te schrijven. Bij het ontwerpen van het product heb ik geprobeerd “de sleutelbegrippen bij het vormgeven van effectief leren” (Ebbens en Ettekoven, 2013) te integreren. - Een heldere structuur in de opbouw van de leerstof, dus duidelijk instructie. - Het juiste niveau van de leerstof: het is bedoeld voor A/H2 - Betekenis geven aan de leerstof: de onderwerpen zijn actuele en in verband met de leefwereld van de leerling - Individuele aanspreekbaarheid: de leerling zijn actief bezig en kunnen aangeven wat zij geleerd hebben. - Zichtbaarheid van leren/denken: De docent kan tijdens het project het leerproces van de leerlingen controleren en eventueel bijsturen. - Aandacht voor nieuwsgierigheid en motivatie: de gekozen onderwerpen zijn voor de leerlingen interessant en sluiten bij hun voorkennis. De middelen om de onderwerpen te vinden zijn gevarieerd en actueel ( inzet van ICT) 13 Uiteindelijk kom ik bij de volgende punten: Het project Frans voor de 2e klas neemt 3 lesuren in beslag. De leerlingen gaan in kleine groepjes werken aan het maken van een poster over Frankrijk. Voor het maken van de poster zijn er materialen nodig (scharen, lijm, stiften, papier etc.) ook zullen Franse tijdschriften beschikbaar zijn. De leerlingen mogen ook de informatie op internet zoeken. Op deze manier kunnen de leerlingen werken met authentiek materiaal en zijn zij allemaal actief bezig. Leerlingen krijgen 2 lesuren de tijd voor het maken van de poster. Om de poster te kunnen maken krijgen de leerlingen een lijst van onderwerpen die zij moeten zoeken in tijdschriften en op internet. In het 3e uur gaan leerlingen hun poster aan de klas presenteren en krijgen hiervoor een cijfer per groepje. De beoordelingscriteria voor de poster zijn: - Minimaal 10 onderwerpen uit de lijst op poster - Verzorging en originaliteit poster - Presentatie (overbrengen, samenwerking) 14 Hoofdstuk 2: Evaluatie van het product Voor de projectweek: Het product heb ik in overleg met de sectieleider Karen Blom ontwikkeld. Aan haar heb ik het ook laten zien en laten beoordelen. Omdat wij samenwerken en regelmatig overleggen tijdens de sectievergadering en of onze informele wekelijkse lunch heb ik tijdens het hele proces feedback gekregen over het product. Om het product te kunnen evalueren heb ik een vragenlijst opgesteld met de eisen van de product. Op deze manier wil ik weten of het product voldoet aan de verwachtingen van de sectie Frans. Volgens Karen Blom voldoet het product aan alle geformuleerd eisen. Doordat een docenthandleiding aanwezig is, kan het project door meerdere docent uitgevoerd worden. De lessenserie kan in een klaslokaal uitgevoerd worden en de leerlingen kunnen ook gebruik maken van ICT middelen. Omdat het project over wetjes en feitjes over Frankrijk gaat hoeven de leerlingen geen voorkennis te hebben. Alle nodige informatie zijn makkelijk te vinden op internet of in tijdschriften en woordenboeken. De gevraagde informatie is geselecteerd op het niveau A/H2. ( ERK A1) Tijdens het project werken de leerlingen samen en ze zijn productief bezig. Hun productie laten zij ook zien aan het eind van het project en zij worden erover beoordeeld. Bij de docent komt het product zeer duidelijk en overzichtelijk over. Zij hopen dat de leerlingen het ook positief gaan ervaren. Na de evaluatie van het product kan ik concluderen dat mijn product bruikbaar is en dat ik aan de behoeften van de Franse sectie het kunnen voldoen. Na de projectweek: Tijdens de projectweek hebben wij het project door meerdere klassen van AH2 laten maken. Om het product te kunnen evalueren heb ik op basis van het boek Praktijk onderzoek in de school (Van der Donk en van Lanen, 2013) de docenten van AH2 gevraagd om het product te beoordelen voor het realiseren van het product en ook de klas te gaan observeren tijdens het project. “Door hen als belanghebbenden intensief bij je onderzoek te betrekken, bereik je dat veranderingen beklijven in het denken en handelen van deze mensen in de werksituatie.” (Van der Donk en van Lanen, 2013, p.37) Op hetzelfde wijze heb ik, aan het eind van het project feedback aan de leerlingen gevraagd doormidden van een evaluatie formulier. Conclusie en aanbevelingen voor een vervolg: Uit de feedback van de docenten kan ik concluderen dat het project vervult aan alle gestelde eisen en criteria. De docenten zijn erg enthousiast over het project. Zij vinden het leerzaam en actueel, en zien dat de leerlingen actief bezig zijn en het ook nog leuk vinden. Sommige docenten zouden wel hogere eisen aan de taal aspecten van de presentatie willen stellen. Ook kunnen wij een verschil in de eisen zetten tussen de Havo leerlingen en de Atheneum leerlingen. De leerlingen vonden het project leerzaam en leuk. Zij hadden meer tijd gewild om de poster te kunnen maken maar de tijdsdruk en het samenwerken vonden zij ook leerzaam. Voor een vervolg van het project ga ik voor zorgen dat het beoordeling formulier van de poster aangepast is. Er zullen duidelijk eisen worden gesteld over het taalgebruik bij de presentatie en eventueel extra criteria toegevoegd voor de atheneum leerlingen. De aanpassingen zal ik eerst met de sectie gaan bespreken voordat ik ze uitvoert. 15 Literatuur lijst: - Ebbens, S en Ettekoven, S.(2010) Effectief leren. Groningen: Nordhoff Uitgevers - Roesch, R en Rolle-Harold, R .( 2012). La France au quotidien. Grenoble :PUG - Van der Donk,C en van Lanen, B. ( 2013). Praktijkonderzoek in de school. Bussum: Coutinho. 16 Proces verslag Inleiding en leervragen: Deze opdracht heb ik uitgevoerd na overleg met de sectie Frans. Tijdens een sectievergadering hebben wij gekeken hoe wij een project kunnen ontwerpen voor de A/H 2 klassen op het gebied van kennis van land en volk. Het project week gebeurt een keer per periode, dus 4 keer in totaal, en tijdens deze weken hebben de leerlingen een toets of een project. Tot nu toe geeft de Franse sectie drie toetsen en een project. Ik ben dus een project gaan ontwikkelen voor het project week voor AH2. Bij de start van het beroepsproduct heb ik drie leervragen geformuleerd. Ik wil weten/leren wat de kerndoelen voor de onderbouw op gebied van kennis van land en volk (KLV) zijn en hoe ik mijn product daaraan kan laten sluiten. Ik wil leren welke onderdeel van KLV sluit het best aan de interesse van mijn leerlingen (de doelgroep). Ik wil weten welke werkvormen het best passen bij deze doelgroep. 17 Beantwoording leervragen: Bij de eerste leervraag heb ik kennis opgemaakt over het onderwerp kerndoelen van KVL. Daarbij heb ik het boek Moderne vreemde talen in de onderbouw (Staatsen, 2011, p.373) gebruikt waar het staat dat : Kerndoel 20: In contacten met de doeltaal laten de leerlingen zien dat zij enig inzicht hebben in het eigen karakter van de leefwereld in die landen waar de doeltaal als voertaal gebruikt wordt. Kerndoel 21: De leerlingen weten in welke landen en gebieden de doeltaal als omgangstaal gebruikt wordt en zij hebben kennisgemaakt met cultuuruitingen die specifiek zijn voor het betreffende taalgebied. Kerndoel 23: De leerlingen hebben inzicht in, en kunnen de rol en het belang aangeven van, de vreemde taal als doeltaal in internationale contact in binnen-en buiteland, zowel op zakelijk en technologisch als op sociaal en cultureel gebied. Door de praktijkverkenning heb ik aan de SLB 3 gewekt: Een didactisch en vakinhoudelijk competente leraar/lerares helpt zijn/haar leerlingen zich de leerinhouden van een bepaald vak of beroep eigen te maken en vertrouwd te raken met de manier waarop die in het dagelijks leven en in het werk gebruikt worden. Ook helpt hij/zij de leerlingen zicht te krijgen op wat zij in de samenleving en in de wereld van het werken kunnen verwachten. Hij/zij creëert een krachtige leeromgeving, onder andere door het leren in verband te brengen met realistisch een voor de leerlingen relevante toepassingen van kennis in beroep en maatschappij. Daarbij heb ik geleerd om een keuze te maken uit het vakmateriaal om de juiste materiaal voor de leerlingen van A/H 2 te selecteren en antwoord te krijgen op mijn tweede leervraag. Ook heb ik me verdiept in het samenwerkend leren om een antwoord te krijgen op mijn derde leervraag en dat heeft ook bijgedragen aan het SLB 3,gedragsindicatoren 6 en 7: 6 Hij/zij biedt leerlingen keuzes (thema’s, werkvormen, opdrachten) en zorgt voor actieve betrokkenheid van de leerlingen bij de invulling van hun onderwijsprogramma. 7 Hij/zij creëert de randvoorwaarden (sfeer, organisatie, opdrachten, materialen en machines) die de leerlingen in staat stellen zelfstandig te kunnen werken, zodat zij in hun eigen tempo en op hun eigen wijze kunnen leren. Doordat de randvoorwaarden van het project te ontwikkelen heb ik mijn werkplek beter leren kennen. Bijvoorbeeld waar alle computer lokalen zijn en wat heeft het OLC aan materiaal te beiden. Deze werkzaamheden hebben bijgedragen aan de SLB4: Een organisatorisch competente leraar/lerares draagt zorg voor organisatorische zaken die samenhangen met zijn/haar onderwijs en het leerproces van de leerlingen in de school en op de werkplek. In de toekomst wil ik door middel van een leervraag mij verder gaan oriënteren over het samenwerkend leren. 18 Projectmatig werken Het beroepsproduct 3 wil ik afronden aan het eind van de blok B. Dankzij mijn ervaring in het onderwijs en een goed samenwerkingsverband met de sectie Frans heb ik het product snel kunnen ontwikkelen. Doordat mijn moedertaal Frans is heb ik veel tijd nodig om alle verslagen uit te schrijven. In de bijlage heb ik een overzicht van de urenverantwoording gemaakt. Bewust heb ik gekozen om niet in een teamverband te gaan werken. Door mijn werkplanning en mijn studieplanning heb ik gemerkt dat ik voor het beroepsproduct beter alleen kon werken. Door die keuze te maken was ik in staat om mijn afspraken met de sectie Frans goed te kunnen nakomen. Alle feedback op het gebied van Oriëntatie, Kwaliteit, Bruikbaarheid, Communicatie en Planning waren positief en wij hebben regelmatig kunnen overleggen tijdens mijn werkdagen op mijn werkplek. Professioneel werken Zoals bovengenoemd is Het Christelijk College Groevenbeek mijn werkplek. Dat betekent dat ik regelmatig contact heb met de docenten op school en dat wij volledig samenwerken. Een vast overleg moment met mijn werkbegeleider over het product was niet nodig, de communicatie liep op de normale manier zoals het loopt voor alle andere zaken die horen bij een volledig docentschap. Onderzoeksmatig werken -Tijdens het onderzoek heb ik weer veel geleerd over het samenwerkend leren. Het boek Samenwerkend leren (Ebbens en Ettekoven, 2005) heeft mij geholpen in mijn onderzoek en de vijf sleutelbegrippen bij het samenwerkend leren zijn de leidingdraad geworden in het ontwikkelen van mijn product. Hierbij heb ik geleerd dat een onderzoek dient om theoretische kennis over een bepaald onderwerp te zetten in praktische opdrachten. 1-Positieve wederzijdse afhankelijkheid: Projectmatig betekent niet dat de leerlingen gewoon naast elkaar gaan zitten, de leerlingen moeten wel een positieve onderlinge afhankelijkheid hebben. Zij hebben elkaar nodig en de rest van de klas leert ook iets van hun productie. 2- Individuele aanspreekbaarheid: “de leerling weet hoe hij aan het groepsresultaat heeft bijgedragen het groepsresultaat individueel kan verantwoorden doordat uit te leggen of te presenteren.” 3- Directe interactie: De tafel schikking is van belang, de leerlingen moeten naar elkaar kunnen kijken. Ook moeten zij maximaal gestimuleerd worden om elkaar te helpen en uit te wisselen. Dat kan natuurlijk door de tafel schikking maar vooral dor een opdracht te bedenken die stimuleren om erover met elkaar in gesprek te gaan. 4- Sociale vaardigheden: Omgaan met andere personen en in het leren in kleine groepen. 19 5- Aandacht voor het groepsproces: De docenten gaan aandacht besteden aan de wijze waarop de groep samen heeft geleerd. Reflecteren op het product en op de toekomst van het product. - Tijdens deze onderzoek heb ik dus opnieuw kunnen zien hoe belangrijk het is om gericht te gaan in een bepaalde onderwerp. KLV is een breed begrijp, tijdens mijn onderzoek heb ik geleerd om de juiste informatie te selecteren en doelgericht te gaan zoeken. De gekregen feedback van mijn werkbegeleider en medestudenten tijdens de presentatie van mijn plan van aanpak heeft mij geholpen om alle aspecten van een onderzoek nauwkeurig te gaan kijken. Dankzij hun opmerkingen heb ik het meetinstrument, het interview van de leerlingen, aan kunnen scherpen. 20 Bijlagen Inhoudsopgave:………………………………..…………………………27 Bijlage 1: Getekende opdrachtformulering……………………………………………………28 Bijlage 2: Getekend contractformulier………………………………………………………….29 Bijlage 3: Gebruikte meetinstrumenten uit de praktijkverkenning………..………………30 Bijlage 4: Vragenlijst voor de evaluatie………………………………………………………..32 Bijlage 5: Het product……………………………………………………………………………..33 Bijlage 6: Beantwoord Vragen lijst voor de evaluatie voor de projectweek……………..37 Bijlage 7A: Docenten feedback over het product na de projectweek……………………37 Bijlage 7B: Leerlingen feedback over het product na de projectweek…………..………26 Bijlage 8: Beoordelingsadvies opdrachtgever………………………………………………..30 Bijlage 9: Urenverantwoording…………………………………………………………………..44 21 Bijlage 1 Formulier voor opdrachtformulering BEROEPSPRODUCT 3 Gegevens student(en) Naam: Boiret Séverine Studentnummer: 1649241 Adres: Postcode en plaats: Telefoonnummer: E-mail: Gegevens opdrachtgever Naam: Karen Blom School: Christelijk College Groevenbeek Adres: Postcode en plaats: Telefoonnummer E-mail: Het onderwerp van de opdracht dat de student in de komende tijd gaat verkennen is: Kennis van land en cultuur in het onderbouw van de Groevenbeek College De context, het doel dat de school heeft met de opdracht en/of het probleem dat opgelost moet worden is: Wij willen dat de sectie Frans mogelijkheden heeft naast onze methode om de kennis van land en volk aan de leerlingen te bieden. Wij willen graag dat de student uitzoekt wat de beste benadering is en welke stof het meeste geschikt is voor de Havo 2 leerlingen. Als product denken wij aan een project dat geschikt is om te gebruiken tijdens een projectweek. De school wil graag dat de student de volgende vraag onderzoekt: Hoe kan ik de kennis van land en volk bij de leerlingen vergroten tijdens de projectweek. Van de student wordt verwacht met de volgende personen op school samen te werken: Karen Blom ( sectieleider FA) De student wil na afronding van beroepsproduct 2 de volgende leervragen1 beantwoord hebben: Ik wil weten/leren wat de kerndoelen voor de onderbouw op gebied van kennis van land en volk (KLV) zijn en hoe ik mijn product daaraan kan laten sluiten. Ik wil leren welke onderdeel van KLV sluit het best aan de interesse van mijn leerlingen (de doelgroep). Ik wil weten welke werkvormen het best passen bij deze doelgroep. Datum afronding verkenning: Naam opdrachtgever: zie papier versie Naam student: Handtekening: zie papier versie Handtekening: -Hoe kan ik didactisch vaardigheden tijdens een project opdracht over land en cultuur inzetten. - Welke kennis van land en cultuur is het meeste geschikt voor Havo 2 klassen van de Groevenbeek College. 1 Leervragen ten aanzien van projectmatig, professioneel en onderzoeksmatig werken en leervragen uit de kennisbasis vak/vakdidactiek die je door het werken aan dit beroepsproduct aan orde komen. 22 Bijlage 2: Contractformulier BEROEPSPRODUCT 3 Gegevens student(en) Naam: séverine Boiret Studentnummer: 1649241 Adres: Postcode en plaats: Telefoonnummer: E-mail: Gegevens opdrachtgever Naam: Karen Blom School: Christelijk College Groevenbeek Adres: Postcode en plaats: Telefoonnummer E-mail: De opdrachtgever en student hebben samen onderstaande punten afgesproken. De student levert aan het einde van beroepsproduct 2 het volgende product: Les/lessenserie over kennis van land en volk Waaraan de volgende eisen worden gesteld (uitvoerig beschrijven): -les/lessenserie kan op school bij meerdere docenten uitgevoerd worden. - les/lessenserie kan in een klaslokaal uitgevoerd worden. - de leerlingen hoeven geen voorkennis te hebben. - de les/lessenserie is geschikt voor Havo en VWO 2 -de docent handleiding beschikt over alle nodige informatie omde lessen uit te voeren. - de leerlingen zijn productief bezig tijdens de les. Van de student wordt verwacht met de volgende personen binnen school samen te werken: Sectie FA Het product moet gepresenteerd zijn op de volgende datum: In tweevoud opgemaakt te (plaats) : op (datum): Datum en plaats: Naam opdrachtgever: zie papier versie Handtekening: Naam student: Handtekening: 23 Bijlage 3: Meetinstrument uit de praktijkverkenning Interviews over Frankrijk: Namen: Hellen, Simone, Cor-Jan, Lucas en Talitha 1- Maak de zinnen af: - Frankrijk is voor mij…… H: Een gezellig warm land met lekker eten.De stadjes zijn ookleuk en leuke bezienswaardigheden. S: Een leuke land waar het vaak in het zuiden warmis en in het noorden kouder. CJ: Het land van wijn, kaas, stokbrood en laat eten maar ook een leuke vakantie land. L: Een land waar ik soms op vakantie ga maar ook een mooi land. T: Een mooi land. - Volgens mij is de Franse taal ….. H: Heel ingewikkeld maar het klinkt wel leuk. S: Best moeilijk en ingewikkeld. CJ: Een moeilijke maar mooie taal als je het onder de knie hebt. L: Een taal die lastig is te leren. T: Een mooie taal maar wel moeilijk. - Wanneer ik aan Frankrijk denk, denk ik aan….. H: De Eiffeltoren. S: De leuke vakanties want ik ben heel vaak op vakantie naar Frankrijk geweest. CJ: Parijs, het eten en mijn vakanties. L: De Eiffeltoren en Zuid-Frankrijk. T: Stokbrood, croissantjes,de film: ”Intouchables » 2- Over welke onderwerp weet jij iets over Frankrijk? ( bijv. cinema, musiek, politiek, gastronomie etc..) H: Stokbroden, croissant, jus d’orange, Parijs, mimespeler. S : Over welke supermarkten ze er hebben want ze hebben vaak hele grote supermarkten. CJ: Voetbal L: Ik ook voetbal! T: Muziek en cinema. 3- Over welke onderwerpen zou je meer over Frankrijk willen leren? ( bijv. Cinema, muziek, politiek, gastronomie etc..) H: De cultuur. S: De acteurs CJ: De sport natuurlijk! L: bezienswaardigheden T: Politiek en gastronomie 24 4- Over welke onderwerpen zou je meer zou willen leren over Frankrijk: H: 1 S: 2 CJ: 3 L: 4 T:5 feestdagen 1234 Bijzonders voornamen 14 Regionale specialiteiten 25 gewoonten acteurs zangers 1234 15 15 Historische celebriteiten sporters topografie gebouwen 2345 14 5- Wat zou je nog meer in de Franse lessen/ projectweek willen doen/leren?: H: Meer over cultuur leren. S:ik weet het niet CJ: Meer films kijken met Franse ondertiteling. L: Iets met sporters, een werkstuk erover maken bijvoorbeeld en ook naar voetbalwedstrijden in het Frans kijken. Een Franse high tea zou ook leuk zijn! T: Meer over sport en naar films kijken. 25 Bijlage 4: Vragen lijst voor de evaluatie van het product 1- Voldoet de product aan de volgende eisen: - les/lessenserie kan op school bij meerdere docenten uitgevoerd worden. Ja/nee - les/lessenserie kan in een klaslokaal uitgevoerd worden. Ja/nee - de leerlingen hoeven geen voorkennis te hebben. Ja/nee - de les/lessenserie is geschikt voor Havo en VWO 2 Ja/nee - de docent handleiding beschikt over alle nodige informatie om de lessen uit te voeren. Ja/nee - de leerlingen zijn productief bezig tijdens de les. Ja/nee 2- Is de product geschikt voor een project week Ja/nee 3- Hoe komt het product op je over: ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- 4- Hoe denk je dat de leerlingen gaan reageren op het product:: -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- 26 Bijlage 5: Het product Project 2e klas Instructie (begeleidende) docent ___________________________________________________________________ ___ Inleiding: Het project Frans voor de 2e klas bestaat uit 3 lesuren . De leerlingen gaan in kleine groepjes aan het maken van een poster over Frankrijk werken. Docent instructie: Je maakt groepjes van 2 leerlingen en deel vervolgens de leerlinginstructies uit. Neem de instructies door met de leerlingen. Voor het maken van de poster zijn er materialen nodig (scharen, lijm, stiften, papier etc.). Dit materiaal is voor je gereserveerd bij het OLC en kun je daar voor aanvang van de les ophalen. Ook zijn er Franse tijdschriften beschikbaar. Deze liggen in de sectieruimte van Frans. Let er op dat alle pennen, stiften, lijmflesjes, scharen etc. weer worden ingeleverd door de leerlingen. De medewerkers van het OLC vinden het fijn als alles weer compleet wordt teruggebracht. Er zijn computerlokalen gereserveerd. Leerlingen krijgen 2 lesuren de tijd voor het maken van de poster. In het 3 e uur gaan leerlingen hun poster aan de klas presenteren en krijgen hiervoor een cijfer per groepje. Beoordelingscriteria: - Minimaal 10 onderwerpen uit de lijst op poster - Verzorging en originaliteit poster - Presentatie (overbrengen, verantwoording van de gemaakte keuzes, gebruik van de Franse taal tijdens de presentatie, samenwerking) Cijfers kunnen genoteerd worden met behulp van bijgaande lijst. 27 Groep Naam Eindcijfer /Presentatie Samenwerking onderwerpen 10 Orginaliteit Verzorging Beoordelingsformulier tbv Poster Klas: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 28 Project 2e klas Instructie leerling La douce France Je gaat in een groepje van 2 leerlingen werken aan het maken van een poster over Frankrijk. Je hebt hiervoor 3 lesuren en in het laatste lesuur gaan jullie je poster presenteren voor een cijfer. Bij de beoordeling wordt ook gelet op originaliteit. Dus probeer origineel te zijn en niet hetzelfde te doen als je buurman of buurvrouw. Taak 1: Orientatie Verzamel eerst een aantal ideetjes over La France. Wat betekent Frankrijk voor jullie ? Ben je er wel eens geweest op vakantie of een stedentrip ? Hebben jullie vrienden, kennissen in Frankrijk. Ken je Franstalige mensen of familieleden in Nederland ? Vraag aan je docent om Franse tijdschriften. Taak 2: Uitwerken ideeën. Kies uit onderstaande lijst 10 onderwerpen die je wilt gebruiken voor je poster. Gebruik hiervoor Franstalige tijdschriften of het internet. - Een foto van een Franstalige persoon die je leuk vindt. Drie Franse woorden die je leuk, grappig of moeilijk vindt. Twee Franse voornamen van jongens. Vraag aan je docent met welke letter de voornamen moeten beginnen. Twee Franse voornamen van meisjes. Vraag aan je docent met welke letter de voornamen moeten beginnen. Een reclame die gaat over een Frans product. Drie Franse gebouwen of monumenten De vervoeging van een onregelmatig werkwoord dat je moeilijk vindt Drie namen van Franse steden met daarbij het Franse departement waar ze liggen. Een figuur uit een Franse Bande Dessinée (stripverhaal) De Franse vlag Drie merknamen van Franse producten De titel van een Franse krant. Een foto van een Franse stad of Frans landschap Een foto van een Franse sportvrouw of man Een Franse minister 29 Als je niet genoeg afbeeldingen kunt vinden in de tijdschriften kun je ook de volgende site raadplegen: www.google.fr, klik op “images” en vul vervolgens de naam van een persoon, stad etc. in. Klik vervolgens op “recherche d’images”. Je krijgt een heleboel foto’s te zien. Ook op www.kidon.com (kies als land Frankrijk) kun je een overzicht vinden van alle Franse kranten. Taak 3 Verdeel het materiaal zorgvuldig over het vel karton waarvan jullie je poster gaan maken en lijm het vast. Denk ook na over de tekst die jullie willen opnemen. Vergeet niet jullie namen op de poster te zetten Taak 4 Presenteer je affiche aan de klas en vertel hierbij wat de foto’s en teksten representeren en waarom je voor bepaalde foto’s of teksten hebt gekozen. De docent geeft hiervoor een cijfer en let hierbij op de volgende zaken: - Aantal onderwerpen (minimaal 10) Verzorging en originaliteit Presentatie ( kernwoorden en korte zinnen in Frans) en samenwerking. Fotos van gemaakte posters: 30 31 Bijlage 6: Beantwoord Vragen lijst voor de evaluatie van het product voor het projectweek 1- Voldoet de product aan de volgende eisen: - les/lessenserie kan op school bij meerdere docenten uitgevoerd worden. - les/lessenserie kan in een klaslokaal uitgevoerd worden. - de leerlingen hoeven geen voorkennis te hebben. - de les/lessenserie is geschikt voor Havo en VWO 2 - de docent handleiding beschikt over alle nodige informatie om de lessen uit te voeren. - de leerlingen zijn productief bezig tijdens de les. 2- Is de product geschikt voor een project week Ja/nee Ja/nee Ja/nee Ja/nee Ja/nee Ja/nee Ja/nee 3- Hoe komt het product op je over: Zeer overzichtelijk en duidelijk 4- Hoe denk je dat de leerlingen gaan reageren op het product:: Zowel de docenten als de leerlingen gaan het project als zeer positief ervaren Bijlage 7A: docenten feedback over het product na het projectweek. Feedback van Alice de Kleuver 1- Voldoet de product aan de volgende eisen: - les/lessenserie kan op school bij meerdere docenten uitgevoerd worden. - les/lessenserie kan in een klaslokaal uitgevoerd worden. - de leerlingen hoeven geen voorkennis te hebben. - de les/lessenserie is geschikt voor Havo en VWO 2 - de docent handleiding beschikt over alle nodige informatie om de lessen uit te voeren. - de leerlingen zijn productief bezig tijdens de les. productief 2- Is de product geschikt voor een project week Ja Ja Ja Ja Ja Ja, zeer Ja 3- hoe komt het product op je over? Een leerling-vriendelijk, ontspannend én leerzaam product. Leerlingen (meisjes!) houden in het algemeen van knutselen en kleurrijk versieren. Vrijwel iedereen heeft concrete ideeën en kan daar vorm aangeven. Terwijl ze brainstormen, knutselen en Franse kreten, slogans, vertalingen maken, snoepen, kletsen en luisteren ze (Franstalige) muziek. Best gezellig dus! Het leerzame aspect zit hem in het feit dat ze GOED werk moeten leveren, dus moeten nadenken over grammatica en spelling maar ook aan historische juistheid van gebeurtenissen en het opdiepen van kennis van Frankrijk en de Franse cultuur. 4- Hoe reageren de leerlingen Positief! Voordat het project helder uiteengezet is, zijn ze al aan het werk. 5- Welke aspecten van het product zou je willen verbeteren/veranderen: Wat hogere eisen aan de Franse taaluitingen. Die dreigen soms ondergeschikt te raken aan de creativiteit van leerlingen. Ik zie in dit project graag terug wat ze al geleerd hebben. 32 Als voorbeeld: juiste vervoeging van werkwoorden, bezittelijke voornaamwoorden, correcte spelling ... Feedback van Marijke Holtriger 1- Voldoet de product aan de volgende eisen: - les/lessenserie kan op school bij meerdere docenten uitgevoerd worden. - les/lessenserie kan in een klaslokaal uitgevoerd worden. - de leerlingen hoeven geen voorkennis te hebben. - de les/lessenserie is geschikt voor Havo en VWO 2 - de docent handleiding beschikt over alle nodige informatie om de lessen uit te voeren. - de leerlingen zijn productief bezig tijdens de les. 2- Is de product geschikt voor een project week Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja 3- Hoe komt het product op je over Het is een project wat gericht is op leren van algemene kennis over Franse taal, cultuur, geschiedenis etc. 4- Hoe reageren de leerlingen op het product:: Enthousiast en actief. Werkvormen zijn activerend en leerlingen moeten hun product ook presenteren. 5- Welke aspecten van het product zou je willen verbeteren/veranderen: Eingenlijk niets! Feedback van Karen Blom 1- Voldoet de product aan de volgende eisen: - les/lessenserie kan op school bij meerdere docenten uitgevoerd worden. - les/lessenserie kan in een klaslokaal uitgevoerd worden. - de leerlingen hoeven geen voorkennis te hebben. - de les/lessenserie is geschikt voor Havo en VWO 2 - de docent handleiding beschikt over alle nodige informatie om de lessen uit te voeren. - de leerlingen zijn productief bezig tijdens de les. 2- Is de product geschikt voor een project week Ja/ Ja/ Ja/ Ja/ Ja/ Ja/ Ja/ 3- Hoe komt het product op je over Leuke opdracht , waarmee de leerlingen actief (begeleid) zelfstandig mee aan de gang kunnen 4- Hoe reageren de leerlingen op het product:: Op een enkele jongen na, zijn ze allemaal enthousiast 5- Welke aspecten van het product zou je willen verbeteren/veranderen: Ik zou een aantal hulpzinnen / voorbeeldzinnen in het Frans willen , zodat de leerlingen meer houvast hebben bij de presentatie. Iets meer criteria voor Atheneum waaraan de presentatie en de poster moet voldoen. 33 Bijlage 7B: leerlingen feedback over het product na het projectweek. 34 35 Bijlage 8: Beoordelingsadvies opdrachtgever Criteria Oriëntatie De opdracht van de opdrachtgever is eerst goed in beeld gebracht voordat de student gestart is met de ontwikkeling van het product. Kwaliteit Het geleverde product voldoet aan de gemaakte afspraken en is vakinhoudelijk en vakdidactisch van voldoende kwaliteit. Bruikbaarheid Het product is bruikbaar in de dagelijkse praktijk van de school en heeft daadwerkelijk iets bijgedragen aan de schoolontwikkeling. Communicatie De student heeft gedurende de probleemverkenning en productontwikkeling regelmatig gecommuniceerd over de voorgang en eventuele veranderingen van het product, heeft regelmatig om feedback gevraagd van betrokkenen. Zelfbeoordeling Toelichting student ++, +, 0,-, -- X Beoordeling Toelichting opdrachtgever opdrachtgever ++, +,0 -, -- X X X X X X X 36 Planning De student heeft zich gehouden aan een tijdsplanning waarin er rekening gehouden werd met verschillende fasen, beslissingsmomenten en gegeven omstandigheden Overdracht De student heeft het product gepresenteerd aan de collega’s en/of opdrachtgever en het product is gemakkelijk over te dragen op anderen. Beoordelingsadvies opdrachtgever Naam opdrachtgever Karen Blom X X X X Toelichting Datum 16/06/14 Handtekening Zie papier versie 37 Bijlage 9: Urenverantwoording Plenaire bijeenkomsten: 10 uren Zelfstudie op mijn werkplek 100 uren Zelfstudie elders: 160 uren Feedback momenten: 20 uren 38