Inleiding tot de internationale betrekkingen Tom Sauer Universiteit Antwerpen Annelies Verijke/Charlotte De Vree/Ingeborg Deprez/Marij Nombluez/ Pieter Vermeyen/Yannick Lefever/Vincent Marain 1 1.1 INTRODUCING GLOBAL POLITICS GLOBAL ACTORS Niet-gouvernementele organisaties (NGO) Een private organisatie, die het lijden in de wereld probeert te verlichten, de belangen van de armen behartigt, het milieu beschermt, een basis legt voor sociale dienstverlening en de gemeenschap verder ontwikkelt. De eerste officiële erkenning van ngo’s gebeurde door de VN in ’48. Deze kregen een adviserende functie mbt de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (EVRM) Er bestaan 2soorten NGO’s. De operationele NGO behartigt de algemene doelstellingen (zie eerste alinea). De ‘advocacy NGO’ bestaat echter om één bepaalde zaak te verdedigen, ze behartigen vaak de publieke opinie en de opinie van pressiegroepen. Het aantal NGO’s is enorm gegroeid over de jaren. Voorbeelden: Greenpeace, Amnesty International Nadelen van NGO’s Weinig economische invloed (<-> TNC’s) Om media-aandacht te verkrijgen, maken ze vaak overdreven beweringen, waardoor de publieke perceptie en de politieke agenda verkeerd beïnvloed wordt. NGO’s zijn niet democratisch verkozen. Ze staan vaak enkel maar voor de mening van een klein groepje experten. Ze maken vaak compromissen op hun principes, waardoor ze minder radicaal en meer ‘mainstream’ worden. 1.2 Voordelen van NGO’s Veel ‘soft power’: - hoog publiek profiel waardoor ze veel mediaaandacht kunnen krijgen -dmv hun humanitaire doelen krijgen ze veel publieke steun en kunnen ze morele druk gebruiken. (<-> politieke actoren) NGO’s gericht op ontwikkeling en hulp kunnen opereren in politiek gevoelige gebieden. NGO’s verrijken globale politiek. - Ze zijn een goed tegengewicht voor de macht van het bedrijfsleven. -Ze spelen in op de verantwoordelijkheidszin van de burger dmv hun morele macht. FOCUS ON *International Relations: the ‘great debates’ Behaviouralists: mogelijkheid tot objectieve internationale wetten Interparadigm debate: groot debat tssn liberalen, realisten en Marxisten) Liberalen: mogelijkheid tot vreedzame coöperatie Realisten: onvermijdelijke politiek van macht. Belangen van staten *De vrede van Westphalia Begin van moderne internationale politiek ( vanaf het einde van de 30jarige oorlog) -> intern (binnenin staten) zorgde dit voor een soeverein rechtsysteem -> extern (tussen staten) zorgde dit voor het algemeen accepteren van de soevereiniteit van andere staten. *Definitions of globalization Niet balangrijk (als je dit toch wil checken zie p11) 1.3 CONCEPTS Kosmopolitisme Het geloof in een wereldstaat. Moreel kosmopolitisme Het geloof dat de wereld bestaat uit een enkele morele gemeenschap, waarin Globalisatie Great power Interdependence International society Politiek Veiligheidsdilemma Soevereiniteit 1.4 elke mens verplichtingen heeft tegenover zijn medemens ongeacht ras, religie of nationaliteit. Dit geloof is gebaseerd op het principe dat elk individu gelijkwaardig is op moreel vlak (= basis voor mensenrechten) Politiek/legaal/institutioneel kosmopolitisme Het geloof dat er globale politieke instituties of zelfs een wereldregering zou moeten zijn. Globalisatie behelst de opkomst van onderlinge afhankelijkheid, dit betekent dat onze levens worden gevormd dmv gebeurtenissen en beslissingen die ver van ons plaatsvinden. -> geografische afstand en territoriale grenzen worden minder belangrijk -> dit betekent niet dat ‘het lokale en nationale’ ondergeschikt wordt aan ‘het globale’ -> dit betekent wel dat het politieke proces verbreedt en verdiept wordt waardoor nationale en globale gebeurtenissen meer en meer interageren. Een heel machtige staat, die hoog hiërarchisch staat aangeschreven qua militaire macht, economische macht en globale interesses. Ook heeft deze machtige staat een vooruitstrevende buitenlands politiek, waarmee ze grote invloed kan uitoefenen op internationale zaken. Wederzijdse beïnvloeding van staten: coöperatie en integratie op vlak van wereldlijke zaken. Complexe interdependentie: -staten zijn niet autonoom -problemen worden belangrijker op wereldlijk niveau -leger wordt minder belangrijk en betrouwbaar De relatie tussen staten wordt bepaald door bestaande normen en wetten. De internationale gemeenschap is ‘een samenleving van staten’. Hierbij wordt internationale orde gehandhaafd dmv internationale organisaties, internationaal recht, diplomatie,.. Hoever deze sociale integratie gaat, hangt af van de culturele en ideologische gelijkheid tussen staten. De activiteit waarbij mensen de algemene regels waaronder zij leven maken, bewaren en toepassen. Deze regels komen tot stand dmv conflict (tegengestelde belangen en interesses) en coöperatie. Acties van de ene staat om de nationale veiligheid te verbeteren, kan door de andere staat als agressief of vijandig beschouwd worden. Hierdoor kan deze 2e staat militaire tegenbewegingen in gang zetten, wat de 1e staat dan als agressief kan beschouwen enz.. (in een extreem geval kan dit leiden tot bv een koude oorlog) Interpretatie-dilemma Wat zijn de motieven, intenties en mogelijkheden van een staat achter het versterken van zijn militaire macht? -> Blijvende onzekerheid of wapens defensief of agressief zijn bedoeld Reactie-dilemma Moet een andere staat militair confronterend reageren of moet ze geruststellend reageren om de spanning te verminderen. ->misperceptie kan leiden tot een wapenwedloop of nationale ramp De staat wordt als de allerhoogste, onbetwiste autoriteit beschouwd, die zelf de regels binnen het grondgebeid bepaald. -> externe soevereiniteit: alle staten zijn legaal gelijk ->interne soevereiniteit: locatie van de hoogste autoriteit binnen 1 staat. FEATURED THINKERS Thomas Hobbes *realist & filosoof *ontwikkelde theorie over de oorsprong van het menselijk gedrag “mens zoekt steeds macht” -> legitimatie voor absolute overheid, als enige alternatief voor anarchie (de natuurlijke staat, waarin het leven arm zou zijn) *staat als essentiële garantie voor orde en veiligheid (revival 9/11/01) Immanuel Kant 2 2.1 *criticus & filosoof *”kennis is niet meer dan een verzameling van impressies” *”kennis is subjectief afhankelijk van ieders begrip” *belang van moraliteit en rede (gebruik van categorische imperatieven) -> belangrijkste categorische imperatief: “andere mensen als doel ipv enkel als middel gebruiken” HISTORICAL CONTEXT GLOBAL ACTORS United States of America (USA) Type: staat Populatie: 309 605 000 Bruto Binnenlands Product (BBP)/hoofd: $47,702 Human Development Index (HDI) ranking: 13/182 Hoofdstad: Washington D.C. De Verenigde Staten van Amerika werd opgericht als federale republiek in 1787 door middel van goedkeuring van de Amerikaanse grondwet. VS werd gevormd door 13 voormalige Britse koloniën. Zij hadden een confederatie opgericht na de onafhankelijkheidsoorlog van 1776. De 19 de eeuw werd gekenmerkt door de oprichting van de territoriale integriteit van de VS zoals het vandaag bestaat. In 1912 waren alle 48 staten van de VS geschapen (Hawaï en Alaska werden toegevoegd in 1959). De VS is een liberale democratie bestaande uit: - Het Congres: bestaande uit het Huis van Afgevaardigden en de Senaat (twee senatoren vertegenwoordigen elke staat, ongeacht de grootte) - Het Voorzitterschap: die de uitvoerende tak van de overheid omvat - De Hoogste Rechter: kan wetten vernietigen die indruisen tegen de grondwet Het Amerikaanse systeem van overheid wordt gekenmerkt door een netwerk van constitutionele controles en waarborgen die voortvloeien uit federalisme en een scheiding der machten (wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht). Toch kan de overheid ‘vastlopen’. Bijvoorbeeld: verdragen moeten worden ondertekend door de president en geratificeerd door de senaat, hoewel de president opperbevelhebber is van het leger, kan het Congres oorlog verklaren. Betekenis: De opkomst van de VS tot wereldwijde hegemonie begon als een economische opkomst in de 19 de eeuw. Tegen 1900 had de VS het Verenigd Koninkrijk ingehaald als meest toonaangevend industrieland waarbij zo ongeveer een 30% van alle vervaardigde goederen ter wereld werden geproduceerd. Die bloeiende economische macht was slechts met mate assertief op internationaal vlak, een voorbeeld hiervan is stoppen met het traditioneel isolationisme. Dit proces werd in 1945 voltooid, toen de VS uitbloeide tot een supermacht. Het werd commandant van een onaantastbaar militaire en economische macht en kon invloed uitoefenen op het hele kapitalistische Westen. Dat de VS een wereldwijde hegemonie werd, kwam gedeeltelijk door de val van de Sovjet-Unie in 1991, maar ook omdat de VS nauw verband houdt met versnelde globalisering (zozeer dat men soms als synoniem amerikanisering gebruikt). De macht van de Verenigde Staten werd in het post – Koude Oorlog – tijdperk versterkt door enorm toegenomen defensieuitgaven. Hierdoor kreeg de VS een onaantastbare voorsprong in high-tech militaire uitrusting en in het bijzonder vormde deze extra uitgaven een antwoord op 9/11. De VS is het enige land dat op hetzelfde moment in verschillende delen van de wereld een militaire opdracht kan uitvoeren. De Amerikaanse macht heeft een paradoxaal karakter. Een voorbeeld hiervan: hoewel we niet kunnen twijfelen aan de militaire dominantie van de VS, haar politieke werkzaamheid is wel een open vraag. 11 september toonde de vatbaarheid van de VS voor nieuwe bedreigingen inzake veiligheid (in dit geval door transnationaal terrorisme). De lancering van de ‘war of terror’ als reactie op 9/11, heeft ook gewezen op de beperkingen van de Amerikaanse macht en was in zekere zin ook contraproductief. Hoewel de invasies van Afghanistan in 2001 en in Irak in 2003 al snel succesvol waren in het verwijderen van de beoogde regimes, beide oorlogen ontwikkelde zich tot langdurige en complexe oorlogen tegen de opstandbestrijding die moeilijk te overwinnen zijn. Bovendien is de algemene tendens van de Bush-regering er een naar unilateralisme en met name de aanpak van de ‘war on terror’ beschadigde Bush de reputatie van de VS nl het hanteren van de zachte macht, en zorgde hij voor gekweekte wrok binnen de moslimwereld. De noodzaak om binnen een multilateraal kader te werken in een onderling afhankelijke wereld is erkend door de verschuivingen die hebben plaatsgevonden in het Amerikaanse departement van buitenlandse zaken onder President Obama sinds 2008. Voor de Amerikaanse macht is de opkomst van zogenaamde snelgroeiende landen een belangrijke uitdaging. Hiermee wordt vooral China bedoelt maar even zeer een verzwakking van de Amerikaanse hegemonie sinds de jaren ’70 en ’80. Dit komt mede door nederlagen in de oorlog in Vietnam en een economische teruggang ten opzicht van Japan en Duitsland. De opkomst van China is toch wel belangrijk omdat het misschien wel de opkomst is van een nieuwe wereldwijde hegemonie, al laat China enkel blijken de VS te willen inhalen in economische termen rond 2020. 2.2 FOCUS ON Hitler’s war? Het debat over de persoonlijke verantwoordelijkheid van Hitler voor de Tweede Wereldoorlog, is bijzonder intensief. Degenen die zich achter de ‘Hitler’s war’ thesis zetten, benadrukken de duidelijke correlatie tussen de 3 doelstellingen die hij voor Duitsland stelde in Mein Kampf (1924) en het opkomende nazi-expansionisme in de jaren 30. Hitler’s ‘oorlogdoelen’ ware, ten eerste het streven naar een GrootDuitsland (dat wordt bereikt door de integratie van Oostenrijk en de Sudetan Duitsers in het Derde Rijk), ten tweede de uitbreiding van Oost-Europa op zoek naar Lebensraum (leefruimte) (bereikt door invasie van Rusland) en ten derde een kans wagen op wereldmacht door de traditionele grote zeemachten (GrootBrittannië en de VS) te verslaan. Deze visie wordt ook ondersteund door het feit dat in Nazi-Duitsland (de staat van Hitler) de macht geconcentreerd ligt in de handen van één enkele onbetwistbare leider. Aan de andere kant hebben grote tegenstanders van deze visie de beperkingen van de theorie van Hitler benadrukt. In deze visie wordt de geschiedenis gezien als gemaakt door leiders die onafhankelijk staan t.o.v. een grotere politieke, sociale en economische kracht. Marxistische theoretici hebben de aandacht gevestigd op de mate waarin de nazi-expansionisme samenviel met de belangen van de Duitse big business. Anderen hebben dan weer de aandacht gevestigd op de misrekening van de kant van Hitler maar ook van degenen die Nazi-agressie wilden. De belangrijkste boosdoeners zijn hier meestal geïdentificeerd als een slepend geloof in het liberale internationalisme in grote delen van Europa, die staatslieden over het algemeen blind maakten voor de realiteit van machtspolitiek en de Britse politiek (appeasement) die Hitler aanmoedigde te geloven dat hij Polen kon binnenvallen zonder een oorlog met het UK en de VS. 2.3 CONCEPTS Imperialism Superpower Imperialisme, in het algemeen, het beleid van de uitbreiding van de macht of heerschappij van de staat buiten zijn grenzen, meestal door de oprichting van een imperium. In zijn vroegste gebruik was imperialisme een ideologie die militaire expansie en keizerlijke overname, door gebruik te maken van nationalistische of racistische doctrines, ondersteunde. In de traditionele vorm, behelst imperialisme de oprichting van een formele politieke overheersing (of kolonialisme) en weerspiegelt het de uitbreiding van de staatsmacht door een proces van verovering en (eventuele) regeling. Moderne en meer subtiele vormen van imperialisme kunnen economische overheersing betrekken zonder de oprichting van politieke controle, of het zogenaamde neokolonialisme. Supermacht werd als eerste gebruikt door William Fox (1944), de term staat voor een macht die groter is dan de traditionele ‘grootmacht’. Voor fox, bezitten supermachten; macht + grote mobiliteit van de macht. Omdat de term de neiging heeft om specifiek te worden gebruikt voor de Verenigde Staten en de Sovjet Unie ten tijde van de Koude Oorlog, heeft het meer een historische betekenis dan een conceptuele betekenis. Het beschrijven van de VS en de US als supermacht impliceert dat ze een wereldbereik hebben, een overheersende economische en strategische rol binnen hun ideologische blok of invloedssfeer en een dominerende militaire capaciteit, in het bijzonder op het gebied van nucleaire wapens. Third world The West 2.4 De term ‘Derde wereld’ vestigde de aandacht op de delen van de wereld tijdens de Koude Oorlog. Hierbij was de ‘Eerste wereld’ de kapitalistische landen en de ‘Tweede wereld’ de communistische landen. De minder ontwikkelde landen in Afrika, Azië en Latijns-Amerika werden de ‘Derde wereld’ genoemd in die zin dat zij economisch afhankelijk waren en vaak last hadden van een wijdverbreide armoede. De term ‘Derde wereld’ betekent ook dat zij ‘niet-gebonden’ waren aan ofwel de eerste ofwel de tweede wereld. Hierdoor werd dus de oorlog van de Eerste wereld en de Tweede wereld op het grondgebied van de Derde wereld uitgevochten. Sinds de jaren ’70 is de term ‘derde wereld’ niet zozeer meer bedoeld als een onderscheid tussen verschillende delen van de wereld. Dit komt door de pejoratieve, ideologische implicaties, de teruglopende belangen van een gedeeld koloniaal verleden en een economische ontwikkeling in Azië. De term ‘het Westen’ heeft 2 overlappende betekenissen. In een eerste meer algemene betekenis, verwijst het naar een culturele en filosofische overlevering van Europa. Deze heeft vaak zijn cultuur verspreid via migratie of kolonialisme. De wortels van deze overlevering liggen in de Joods-Christelijke religie en de studies van het Klassieke Rome en Griekeland, gevormd in de moderne periode door ideeën en waarden van liberalisme. In engere zin, gefavoriseerd tijdens de Koude Oorlog, betekent ‘het Westen’ de door de Verenigde Staten gedomineerde kapitalistische blok met als tegenstander het door de Sovjet-Unie gedomineerde Oosten. De relevantie van deze laatste betekenis werd na de Koude Oorlog, sterk afgezwakt, terwijl de waarde van de vroegere betekenis in vraag werd gesteld door politieke en andere verdelingen onder de zogenaamde westerse grootmachten. FEATURED THINKERS E.H. Carr E.H. Carr is een Britse historicus, jounalist en theorticus van de internationale betrekkingen. Carr is lid van het ministerie van Buitenlandse Zaken en woonde de Vredesconferentie van Parijs bij aan het einde van Wereldoorlog I. Woodrow Wilsong benoemde hem tot hoogleraar in Internationale Politiek aan de University College of Wales in Aberystwyth in 1936, hij werd assistent redacteur van de Times van Londen voor hij terugkeerde naar het academische leven in 1953. Carr is bekend van zijn The Twenty Years ‘Crisis, 19191939 (1930), het werk is een kritiek op de hele vredesregeling van 1919 en de bredere invloed van utopisme op diplomatieke aangelegenheden, in het bijzonder internationale organisaties zoals de liga van naties. Carr wordt vaak gezien als een van de belangrijkste realistische theoretici die de aandacht vestigt op het omgaan met conflicten tussen ‘have’- en ‘have-not’staten. Hij veroordeelde de cynisch realpolitik omwille van gebrek aan moreel oordeel. Andere werken van Carr zijn Nationalism and after en het quasi-marxistische 14-delige A History of Soviet Russia (1950-1978) 3 3.1 THEORIES OF GLOBAL POLITICS GLOBAL ACTORS The anti-capitalist movement Type: sociale beweging Er bestaat algemene aanvaarding over het ontstaan van de antikapitalistische beweging (ook wel bekend als antiglobalisering, antibedrijfsvoordelen, antineoliberaal, mondiale rechtvaardigheid, alterglobalisering beweging) kan worden teruggevoerd tot de ‘Battle of Seattle’ in november 1999. Zo’n 50 000 activisten forceerden een annulering van de openingsceremonie van de vergaderingen van de Wereldhandelsorganisatie (WTO). Deze ‘coming-out party’ bood voor de antikapitalistische beweging een model voor ‘nieuwe politiek’ gebaseerd op de theatrale politiek van activisten. Meestal tonen zij zich op internationale toppen en wereldwijde conferenties. In sommige opzichten bestaat de antikapitalistische beweging op 2 niveaus. Een eerste niveau is sterk activistisch georiënteerd zij bestaat uit een losse brei van niet-hiërarchisch georganiseerde internationale coalities van (meestal jonge) mensen, sociale bewegingen, studenten, anarchisten, revolutionaire socialisten, activisten voor rechten van de inheemse bevolking,… . Op het andere niveau, is de antikapitalistische beweging eerder georiënteerd op expertise. Zij is gericht op een aantal toonaangevende auteurs en belangrijke werken, waarbij door middel van hun invloed een veel breder scala van mensen wordt betrokken. Zij zijn in principe niet direct betrokken bij activisme maar zij sympathiseren over het algemeen de doelstellingen van de beweging. Leidende figuren (let op! Geen leiders) zijn onder andere Noam Chomsky, Naomi Klein en Noreena Hertz (2002). Betekenis: Het is erg moeilijk om een oordeel te vellen over de impact van sociale bewegingen omwille van hun typische brede, en soms vage, culturele doelen. Het zou bijvoorbeeld absurd zijn antikapitalistische bewegingen af te schrijven als een mislukking omdat het kapitalistische systeem wereldwijd blijft overleven. Voorstanders van de antikapitalistische beweging beweren dat het beste wat zij kunnen doen is hun rol blootleggen en toespraken en praktijken van neoliberale globalisering betwisten. Het is terecht omschreven als een beweging van verschillende bewegingen, omdat de ongelijkheid en asymmetrie die gegenereerd wordt door ‘gemeenschappelijke’ globalisering, meervoudig is. De antikapitalistische beweging geeft een middel ter beschikking waardoor de onevenwichtige verdeling van volkeren of groepen die zijn gemarginaliseerd of die geen stemrecht hebben al gevolg van de globalisering, een politieke stem krijgen. In die zin is de beweging een democratische kracht, het is een opstand van de onderdrukten en van de schijnbaar machteloze. De antiglobalisering beweging kan worden nagegeven dat door het denken op een andere manier over een breed scala van transnationale kwesties, het mondiale politieke agenda’s een nieuwe vorm hebben gegeven. Dit kan worden gezien als een verhoogd bewustzijn van onder meer milieuproblematiek, falen van op markt gebaseerde ontwikkeling en strategieën voor armoedebestrijding,… De VN-conferenties en organen zoals de WTO, de Wereldbank en het IMF opereren nu binnen een politiek en intellectueel klimaat dat verschillend is van de jaren ’80 en ’90, de antikapitalistische beweging heeft hier aanzienlijk aan bijgedragen. De kritieken van de antikapitalistische beweging zijn soms vernietigend. Zij worden hoofdzakelijk veroordeeld voor het niet hebben van een systematische en coherente kritiek op de neoliberale globalisering en zij hebben ook geen goed alternatief voor hoe het wel zou moeten. Dit weerspiegelt hoe uiteenlopend de aard van de antikapitalistische beweging is en het feit dat zijn doelen niet algemeen verenigbaar zijn. Terwijl een minderheid van de antikapitalisten behoren tot de groep die een marxistische stijl gebruikt bij het analyseren van kapitalisme en bij het wijzen op gebreken, willen de meeste antikapitalisten hoofdzakelijk dat de ergste buitensporigheden uit het kapitalisme verdwijnen. Ook de antikapitalistische beweging is verdeeld over de globalisering zelf. Sommigen (bijvoorbeeld: nationalisten, culturele activisten en campagnevoerders voor rechten van inheemse bevolking) verzetten zich tegen de globalisering. Een ander groot deel wil enkel het verband tussen globalisering en neoliberalisme verbreken, in een poging om een alternatieve vorm van globalisatie tot stand te brengen (ook wel alter-globalisering genoemd). Een andere ernstige verdeeldheid binnen de antikapitalistische beweging is die tussen degenen die globale rechtvaardigheid linken met versterking van de regelgeving op nationaal en mondiaal niveau. Er is ook een ernstige verdeeldheid tussen anarchistische elementen die de overheid wantrouwen en het beleid in al zijn vormen. 3.2 FOCUS ON Neorealist stability theory: the logic of numbers? Vanuit neorealistisch perspectief, neigen bipolaire systemen naar stabiliteit en versterking van de kans op vrede. Dit gebeurt om volgende redenen: Het bestaan van twee grootmachten bevordert de drang om het bipolair systeem te behouden, in feite doordat zij zichzelf proberen te behouden Hoe minder grootmachten er zijn, hoe minder de kans op een oorlog tussen grootmachten Het bestaan van slechts 2 grootmachten reduceert de kans op misrekening en maakt het gemakkelijker om te opereren in een effectief afschrikkingsysteem Machtsrelaties zijn stabieler als elk blok verplicht is om te vertrouwen op binnenlandse bronnen (economisch en militair) want middelen uit het buitenland om de macht uit te breiden zijn niet altijd beschikbaar. Aan de andere kant zijn multipolaire systemen ten alle tijden onstabiel, door de volgende redenen: Hoe meer grootmachten er zijn, hoe groter de kans op een conflict tussen grootmachten Multipolariteit zorgt voor een vertekening in het voordeel van vloeibaarheid en instabiliteit, als het leidt tot wisselende allianties van grote mogendheden die over externe middelen beschikken om hun invloed uit te breiden Als macht meer gedecentraliseerd is, dan zouden grootmachten misschien onrustiger en ambitieuzer zijn, terwijl zwakke staten in staat zijn om allianties te vormen om de uitdaging aan te gaan met bestaande grootmachten en hen misschien te verdringen. Deze manier van denken was vaakvoorkomend tijdens de Koude Oorlog, het werd toen gebruikt om de dynamiek van het grootmachtentijdperk uit te leggen. Sindsdien is het een minder populair, omdat het de stabiliteit en het conflict alleen maar uitlegt in termen van structurele dynamica van het internationale systeem. Closing the realist-liberal divide? Ondanks dat realisme en liberalisme gewoonlijk worden beschouwd als tegengestelde theorieën (realisme: macht, egoïsme en conflict; liberalisme: moraliteit, vrede en samenwerking) is het verschil door de tijd heen wat vervaagd. Eén van de karakteristieke eigenschappen van neoliberalisme is het aanvaarden van sommige eigenschappen van het neorealisme. Neoliberalen stellen deze eigenschappen wel optimistischer voor dan ‘traditionele’ liberalen dat zouden doen. Zij verklaren het gedrag van een staat in termen van eigenbelang en zij accepteren dat het internationale systeem in wezen anarchistisch is. Zo ook zijn moderne realisten ‘zwakke’ of ‘afgevlakte’ realisten. Dat is zo omdat zij accepteren dat internationale politiek niet kan worden uitgelegd in termen van macht, eigenbelang en conflict. Het zogenaamde neo-neo debat is daarom een enorm technisch debat en niet zozeer een fundamenteel debat. Het idee dat internationale politiek het best kan worden uitgelegd in het licht van zowel een realistische als een liberale visie, met de erkenning van een contrabalancerende kracht van conflict en samenwerking, wordt sinds de jaren ’60 verdedigd door theoretici die geloven in de notie van een internationale gemeenschap (ook wel Engelse school genoemd in de Internationale Betrekkingen). In deze visie legt de realist de nadruk op de machtspolitiek en de internationale anarchie door te suggereren dat er een statengemeenschap bestaat i.p.v. simpelweg een statensysteem. Dit houdt in dat de internationale betrekkingen zijn regels beheerst en deze regels helpen om de internationale orde te handhaven. De belangrijkste instelling die culturele cohesie en sociale integratie genereren zijn internationaal recht, diplomatie en activiteiten van internationale organizaties. Hedley Bull (2002) ontwikkelde dus het idee van een ‘anarchistische samenleving’ in plaats van de conventionele realistische idee van een internationale anarchie. Internationale samenleving-theorie kan dus worden gezien als een vorm van liberaal realisme. Structure or agency? Is globale politiek het best uitgelegd in termen van structuren (de context waarbinnen acties gebeuren) of in termen van intenties (de mogelijkheid van menselijke actoren om acties te beïnvloeden)? Verschillende benaderingen van de globale politiek hebben een gestructureerd karakter; zij gebruiken een ‘outside-in’aanpak voor een relatie. De basis van deze contexten varieert wel. Neorealisten (ook wel realisten genoemd) leggen het gedrag van staten uit in termen van structuur van het internationale systeem, terwijl Marxisten hun sympathie uiten voor de cruciale impact van internationaal kapitalisme (soms gezien als wereldsysteem door neo-Marxisten). Zelfs liberalen erkennen de beperkingen van individuele staten door het complexe net van economische afhankelijkheid, waar de globalisatie ons toe heeft gedreven. Eén van de voordelen van het structuralisme is dat zij door het uitleggen van menselijk gedrag in termen van externe of exogene factoren, afziet van de grillen van de menselijke wil en zijn besluitvorming. Hierdoor kunnen zij hun theorieën opleggen aan een wetenschappelijke precisie. Dit heeft ook een nadeel, het leidt tot determinisme en dat leidt dan weer tot een totale uiting van de vrije wil. Alternatieve theorieën die intenties boven structuren rankt, ondersteunen intentionalisme en voluntarisme, die geven een doorslaggevende verklarende betekenis aan het eigenzinnige gedrag van de menselijke actoren. Deze theorieën hebben een ‘inside-out’-karakter: Zij leggen het gedrag uit in termen van intenties of neigingen van sleutelactoren. Deze theorieën zijn daarom endogeen. Voorbeelden zijn ‘klassiek’ realisme; zij geloven dat de sleutel naar een begrijpende internationale relatie het herkennen is dat staten de eerste actoren op wereldniveau zijn en dat elke staat gebrand is op het nastreven van eigenbelang. Liberalisme is ook een ‘inside-out’-theorie. Zij wijzen namelijk op de mate waarin het buitenlandse beleid van een staat wordt beïnvloed door hun constitutionele make-up (en vooral of ze nu democratisch of autoritair zijn). Ondanks dat het intentionalisme het voordeel heeft dat het de keuze en de rol van de menselijke actor herintroduceert, heeft het toch het nadeel dat het wordt afgeschilderd als reduceerder. Het reduceert de sociale verklaring over een bepaalde kernfeit over belangrijke actoren en zo onderschat het dus de structurele factoren die het menselijk handelen vorm geven. In het licht van de nadelen van zowel structuralisme en intenionalisme, hebben (in het bijzonder) kritische theoretici verder proberen te gaan dan het debat over structuren versus intenties. Zij erkenden dat als er geen duidelijke afscheiding kan gemaakt worden tussen het gedrag en de context dan kunnen we besluiten dat structuur en intenties in elkaar vloeien (Hay 2002). All in the mind? Wat is de relatie tussen de theorie en de realiteit? Leggen theorieën enkel de wereld uit of bouwen zij op een of andere manier de wereld? Conventionele benaderingen van globale politiek (bv realisme, liberalisme en marxisme) is gebaseerd op het positivisme (ook wel naturalisme of rationalisme genoemd). Positivisme is gebaseerd op de veronderstelling dat er zoiets bestaat als de realiteit (de wereld, daarbuiten) en dat onze kennis (van de wereld) kan worden opgebouwd door vaak herhaalde experimenten, observaties en gevolgen (door gebruik van de wetenschappelijke methode). De wereld is daarom een vloeibaar of concreet karakter en de kennis kan objectief zonder gevoelens, waarden of gebreken opgebouwd worden. Enthousiasme voor het bouwen van zo’n ‘wetenschap van de internationale politiek’ was zeer populair in de jaren ’60 en ’70 met de opkomst (vooral in de USA) van het behaviorisme. Vanuit een positieve benadering hebben theorieën een strikt verklarend doel: zij zijn apparaten voor het uitleggen van de wereld, en ze kunnen aangeven of het waar of niet waar is, in de mate waarmee het correspondeert met de realiteit. Hoewel sinds de jaren ’80 positivistische benaderingen over internationale politiek het onderwerp zijn van kritiek van de zogenaamde postpositivistische benaderingen. Deze bevatten kritische theorieën (constructivisme, poststructuralisme, feminisme) Wat deze benaderingen gemeen hebben is dat ze het geloof in een aparte wereld daarbuiten zonder waarden, idealen en veronderstellingen van de observator in vraag stellen. Als we de wereld observeren, zijn we op dat moment ook in het proces van het opleggen van een betekenis, want wij zien de wereld alleen maar op de manier waarop wij denken dat de wereld bestaat. Zulke benadering leidt tot een meer kritische en reflectieve visie van de theorie, dit kunnen we zien aan het feit dat het niet enkel een verklarend doel heeft maar ook een oprichtend doel. Er wordt wel een grotere aandacht gevestigd op de gebreken en de verborgen veronderstellingen van de theorie, zo bijvoorbeeld dat een onpartijdige kennis, een onbereikbaar ideaal is. Postmoderne denkers gaan nog verder, zij suggereren dat de zoektocht naar een objectieve waarheid helemaal moet worden afgeschaft, want alle kennis is onvolledig en relatief. 3.3 CONCEPTS Idealism International regime Idealisme (utopianisme) is een benadering van de Internationale Politiek dat het belang van waarden en idealen boven macht en nastreven van nationale belangen zet in het beleid van buitenlandse zaken. Idealisme is eigenlijk een variant van liberaal internationalisme, het aanvaardt een sterke optimistische visie over internationale vrede, meestal gerelateerd met de drang om het internationale systeem de hervormen via bindende internationale wetgeving en omarming van de cosmopolitaanse ethiek. We mogen echter niet zeggen dat idealisme dezelfde uitgangspunten heeft als liberalisme: idealisme is breder en vager dan liberalisme. Moderne liberale theoretici hebben zich vaak losgekoppeld van de idealistische impuls. Realisten gebruiken de term idealisme met een pejoratieve bijklank om misleidende moralen en een gebrek aan nauwgezetheid aan te tonen. Een regeling is een set van principes, procedures, normen of regels die interacties tussen staten en niet-statelijke actoren beheerst binnen de internationale politiek. Het zijn dus maatschappelijke instellingen met een formeel of informeel karakter. Voorbeelden van regelingen zijn verdragen, conventies, internationale overeenkomsten en internationale organisaties. Deze werken in op verschillende domeinen; economie, mensenrechten, milieu, vervoer, veiligheid, politie, communicatie,… . De ruimere betekenis van regelingen komt sterk naar voren in de groei in onderlinge afhankelijkheid en de erkenning dat samenwerking en coördinatie een absolute winst kan opleveren voor beide partijen. Regelingen kunnen zelfs zorgen voor een netwerk van wetgeving en rechtspraak, over het algemeen genomen kunnen we spreken van een vorm van global governance. 3.4 FEATURED THINKERS Antonio Gramsci Niccolò Machiavelli Karl Marx Hans Morgenthau Italiaanse Marxist en sociale theoreticus. Als zoon van een kleine ambtenaar werd hij lid van de Socialistische Partij in 1913, maar veranderde naar de nieuw gevormde Italiaanse Communistische Partij in 1921, hij werd in 1924 erkend als leider. In 1926 werd hij gevangengenomen door Mussolini en bleef opgesloten tot zijn dood. In Prison Notebooks (1970) (geschreven tussen 1929-1935), heeft Gramsci getracht binnen het orthodoxe marxisme de nadruk op de economische of materiële factoren te herstellen. Hij benadrukte dat door het afwijzen van elke vorm van wetenschappelijk determinisme door middel van de theorie van hegemonie, er een strijd is tussen het belang van de politieke en intellectuele strijd. Gramsci drong erop aan dat de burgerlijke hegemonie alleen kon aangevochten worden op politiek en intellectueel niveau door middel van een counter-hegemonische strijd. Dit zou moeten worden uitgevoerd in het belang van het proletariaat en op basis van socialistische principes, waarden en theorieën Italiaanse politicus en auteur. De zoon van een advocaat, Machiavelli’s kennis van het publieke leven ontstond in het soms onzekere bestaan van het politiek onstabiele Venetië. Als dienaar van de Republiek van Venetië, werd hij als diplomaat op missie gestuurd naar Frankrijk, Duitsland en doorheen heel Italië. Na een korte periode van gevangenschap en de herinvoering van de regels van de Medici, zocht Machiavelli rust in het private leven. Hij legde zich toe op een literaire carrière. Zijn grootste werk The Prince is geschreven in 1513 maar werd pas gepubliceerd in 1531. Het wordt gezien als de klassieke realistische analyse van machtspolitiek. Het werk leunde zwaar op zijn eerste waarnemingen van het staatsmanschap van Cesare Borgia. The Disourses , geschreven over een periode van 20 jaar, geeft een beeld van Machiavelli als republikeins. Het adjectief Machiavelliaans (rechtvaardig of onrechtvaardig) betekent nu sluw en onbetrouwbaar. Duitse filosoof, economist en politicus, meestal afgebeeld als de vader van het 20eeuwse Communisme. Na een korte carrière als universitair leraar, werd Marx erg betrokken in socialistische bewegingen. Uiteindelijk (in Londen) werkte hij voor de rest van zijn leven als actieve, revolutionaire schrijver, gesteund door zijn vriend en levenslange collega Friedriech Engels (1820-1895). In Marx’s werk staat een kritiek op het kapitalisme centraal, hij bekritiseert dat in de transitionaire natuur een systematische ongelijkheid en instabiliteit heerst. Marx steunde de teleologische theorie die stelt dat de sociale ontwikkeling onvermijdelijk zou uitmonden in de oprichting van het communisme. Zijn klassieke 3-delige werk Capital ([1885, 1887, 1894] 1969); zijn bekendste en meest geaccepteerde werk, met Engels, is The Communist Manifesto ([1848] 1967). Geboren in Duitsland, Amerikaanse internationale relatie-theoreticus. Een Joods vluchteling uit Nazi-Duitsland. Morgenthau kwam in 1937 aan in Amerika en startte daar met een academische carrière die ervoor zorgde dat hij tot paus van de internationale relaties werd bekroond. Morgenthau’s Politics Among Nations (1948) was zeer invloedrijk in de ontwikkeling van de theorie rond internationale relaties. Hij was voorstander van het opbouwen van een theorie over machtspolitiek, gebaseerd op het geloof (herken Hobbes) dat wat hij een ‘politieke man’ noemt, een schepsel is met een aangeboren egoïsme en met een onverzadigbare drang om de baas te spelen over anderen. Morgenthau verwierp de moralistische benaderingen van internationale politiek. Hij pleitte voor een nadruk op realistische diplomatie, op basis van een analyse van de machtsverhoudingen en de noodzaak op het nationaal belang te bevorderen. Zijn andere grote werken zijn Scientific Man Versus Power Politics (1964), In defence of the National Interest (1951) and The Purpose of American Politics (1960). Kenneth Waltz Alexander Wendt Amerikaanse international relatie-theoreticus. Watlz’s initiële bijdrage aan de internationale betrekkingen, terug te vinden in Man, The State, And War (1959), neemt een conventionele benadering aan en blijft het basisstartpunt voor een analyse van oorlog. Zijn Theory of International Politics (1979) is het meest invloedrijke boek over de theorie van internationale betrekkingen van zijn generatie, hierbij kunnen we vaststellen dat Waltz kan tellen als opvolger van Morgenthau in deze discipline. Terwijl hij de menselijke natuur negeerde alsook de ethiek van het staatsmanschap, gebruikt Waltz de systeemtheorie om uit te leggen dat internationale anarchie wel degelijk bepaalt wat voor acties staten stellen. Dit tesamen met veranderingen in het internationale systeem die gelijk plaatsvinden met veranderingen in de verdeling van capaciteiten tussen en onder staten. Waltz' analyse wordt sterk geassocieerd met de Koude Oorlog en het geloof dat bipolariteit stabieler is en een grotere garantie op vrede en veiligheid geeft dan multipolariteit. Van Duitse afkomst, internationale betrekkingen theoreticus die hoofdzakelijk werkte in de USA. Wendt is een metatheoreticus die constructivistische analyses heeft gebruikt om tot een kritiek te komen op het neorealisme en neoliberalisme. Hij aanvaardde dat staten de primaire eenheden zijn voor een analyse van internationale politieke theorie, maar drong erop aan dat staten en hun belangen niet als vanzelfsprekend mogen worden gezien. De sleutelstructuur van een statensysteem is eerder intersubjectief dan materieel, aangezien staten identiteiten en belangen hebben die sociaal opgebouwd zijn. Wendt argumenteert daarom dat neorealisme en neoliberalisme gebrekkig zijn omdat ze beiden geen rekening houden met de zelfinzichten van statelijke actoren. Wendt’s grote werken zijn ‘The Agent-Structure Problem in international Relations Theory’ (1987), ‘Anarchy is What States Make of It’ (1992) en ‘Social Theory of international Politics’ (1999). 4 4.1 THE ECONOMY IN A GLOBAL AGE GLOBAL ACTORS Transnational corporations Een transnationale onderneming, of TNC, is een onderneming die een economische activiteit heef tin twee of meer landen. De moederonderneming is meestal opgenomen in één land (het thuisland), met dochterondernemingen in andere landen (gastlanden), de dochterondernemingen kunnen echter ook gelieerde ondernemingen zijn. Zo’n ondernemingen worden eerder transnationaal dan multinationaal genoemd, om de omvang van hun ondernemingsstrategieën en –processen die grenzen overstijgen eerder dan oversteken, te weerspiegelen. Integratie tussen economische sectoren en het groeiende belang van de intra-bedrijf handel heeft toegestaan TNC's om te opereren als economieën in hun eigen recht, profiterend van geografische flexibiliteit, voordelen in productinnovatie en de mogelijkheid om globale marketing strategieën na te streven. Sommige van de eerste transnationale organisaties waren ontwikkeld met de verspreiding van de Europese kolonisatie, het klassieke voorbeeld is de Oostindische Compagnie, opgericht in 1600. Sinds 1945 groeiden de transnationale ondernemingen enorm in getal als in grootte en wereldwijk bereik. Het aantal machtige bedrijven met dochterondernemingen in verschillende landen groeide van 7 000 in 1970 tot 38 000 in 2009. Ten eerste de verspreiding van transnationale productie is grotendeels een Amerikaans fenomeen, gelinkt aan bedrijven als General Motors, IBM, Exxon Mobile en McDonalds. Europese en Japanse ondernemingen volgden snel, zodat het TNC fenomeen uitgebreid werd tot het gehele noorden. Ongeveer 70 procent van de 200 grootste TNCs ter wereld hebben een ouderbedrijf dat is opgericht in maar 3 landen, USA, Duitsland en Japan, en 90 procent is opgericht in het ontwikkelde Noorden. Betekenis: TNCs oefenen enorme economische druk en politieke invloed uit. Hun economische betekenis wordt weerspiegeld in het feit dat ze goed zijn voor ongeveer 50 procent van de industriële productie ter wereld en meer dan 70 procent van de wereldhandel. Op gebied van economische grootte zijn TNCs vaak groter dan landen. Wanneer bedrijfsresultaten vergeleken worden met het BBP van een land, blijkt dat 51 van de 100 grootste economieën ter wereld bedrijven zijn, slechts 49 van de 100 grootste economieën zijn staten. General Motors is ongeveer gelijk aan Denemarken; Wal-Mart is ongeveer gelijk aan Polen; en Exxon Mobile kan vergeleken worden met het economische gewicht van Zuid-Afrika. Economische grootte, echter, wordt niet vertaald in politieke macht of invloed; staten, per slot, kunnen dingen doen waar TNCs enkel van kunnen dromen, bijvoorbeeld wetten maken en leger opstellen. Het strategische voordeel van TNCs ten opzichte van nationale overheden is hun mogelijkheid om boven grenzen heen te stijgen door de groei van grensoverschrijdende communicatie en interacties, weerspiegeld in, voornamelijk, de flexibiliteit die ze hebben betreffende de locatie van productie en investering. TNCs kunnen, in werkelijkheid, rondkijken zoekend voor omstandigheden die bevorderlijk zijn voor de winst. Ze trekken vaak naar landen die, bijvoorbeeld, een stabiele politieke omgeving verzorgen of een weinige taxen vragen (voornamelijk bedrijfstaxen), weinige economische en financiële regels, beschikbare goedkope of gekwalificeerde arbeid, zwakke vakbonden en gelimiteerde arbeidsreglementering en toegang tot markten met consumenten die hoge inkomens hebben. Dit zorgt voor een relatie van structurele afhankelijkheid tussen staten en TNCs waarbij staten vertrouwen op TNCs om te zorgen voor werkgelegenheid en kapitaalinstroom, maar dit kan enkel gebeuren als staten tegemoet komen op de wensen van TNCs. Voorvechters van ondernemingen argumenteren dat ze enorme economische voordelen bieden en dat hun politieke invloed vaak overdreven wordt: TNCs worden gedemoniseerd door antiglobaliseringsbewegingen. Vanuit dit perspectief, TNCs zijn succesvol omdat ze werken. Hun twee grote economische voordelen zijn hun efficiëntie en hun hoge niveau van consumenten responsiviteit. Grotere efficiëntie is het resultaat van hun historisch ongekende vermogen om de vruchten te plukken van schaalvoordelen en van de ontwikkeling van nieuwe productiemethoden en het gebruik van nieuwe technologieën. De consumenten responsiviteit van TNCs kan worden teruggevonden door hun hoge investeringen in onderzoek en ontwikkeling en productinnovatie. Critici portretteren echter een eerder sinister beeld van TNCs, met het argument dat ze grote economische macht hebben opgebouwd, ongeaccepteerde invloed hebben in politiek, en dat ze een ‘merk cultuur’ creëerden dat het openbaar leven vervuilt door de proliferatie van commerciële beelden en dat de persoonlijke voorkeuren manipuleert. 4.2 FOCUS ON A Chinese economic model? Wat is de bron van het opmerkelijk economische succes van China sinds de invoering van markthervormingen in de late jaren ‘70? Is er zoiets als 'kapitalisme met Chinese kenmerken'? Het economische model van China heeft een aantal duidelijke kenmerken. Ten eerste, met een bevolking van 1,3 miljard, en met een historisch ongekende verschuiving van mensen op het platteland naar snel groeiende dorpen en steden, voornamelijk aan de oostelijke kust, heeft China geprofiteerd van een schijnbaar onuitputtelijke bron van goedkope arbeid. Ten tweede, zoals Japan en de Aziatische 'tijgers' voordeden, nam China een door export gedreven groeistrategie aan gebaseerd op de verwerkende industrie en het doel om de "werkplaats van de wereld” te worden. Ten derde, de hoge spaarquota betekent dat, in tegenstelling tot de VS en veel westerse economieën, de investeringen in China vooral afkomstig zijn uit interne middelen. Dit suggereert niet enkel dat het Chinese banksysteem is robuuster dan die van de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en andere westerse staten, maar dat het ook mogelijk maakt voor China om massaal aan het buitenland te lenen. Dergelijke leningen houden de Chinese munt goedkoop ten opzichte van de dollar, waardoor het concurrentievermogen van de Chinese uitvoer wordt verstrekt. Ten vierde, het economisch succes is gebaseerd op de interventionistische overheid die, onder andere, zwaar investeert in infrastructurele projecten en stemt haar buitenlandse beleid af op het bereiken van resources veiligheid, het garanderen van de levering van olie, ijzererts, koper, aluminium en vele andere industriële mineralen die een steeds groeiende economie nodig heeft. Niettemin is de legitimiteit van de Chinese markt stalinisme', en de loyaliteit van haar snel groeiende middenklasse en zakelijke elite, nauw verbonden aan het vermogen van China om zijn BBP uit te breiden. Verschillende factoren bedreigen het Chinese economische model, of dwingen China om een nieuw economisch model te ontwikkelen. Deze omvatten het feit dat er sinds het midden van de jaren 2000 tekenen zijn van looninflatie in China, wat suggereert dat goedkope arbeidskrachten mogelijk niet onuitputtelijk zijn en is mogelijk een risico voor China om de rest van de wereld in de productie van goederen voorzien. Een te grote afhankelijkheid van exportmarkten creëert de behoefte om de binnenlandse consumptie te stimuleren in China, in het bijzonder aangetoond door de wereldwijde economische recessie in 2008-09. Echter, meer binnenlandse consumptie kan zorgen voor meer import, waardoor op de dit moment sterk positieve handelsbalans van China vermindert. Een andere bedreiging is afgeleid van het Chinese een-kind-beleid, dat contraproductief begint te worden als de omvang van de Chinese beroepsbevolking sterk dealt, zoal verwacht in de komende decennia. De zwaarste uitdaging voor China is, echter, dat misschien de fundamentele tegenstelling tussen de aard van het economische systeem en het politieke systeem. The Washington consensus De term ‘Washington consensus’ werd bedacht door John Williamson (1990, 1993) ter omschrijving van het beleid dat de internationale instellingen voerden, gevestigd in Washington, het IMF, de Wereldbank en het Amerikaanse ministerie van Financiën, om de wederopbouw van economieën in de derde wereld te begunstigen. De essentie van het Washington consensus is ‘stabiliseren, privatiseren en liberaliseren’, gebaseerd op het orthodox model van ontwikkeling als modernisering, en de ideeën van het neoliberale denken. In het lang en breed ging het hier over: Fiscale discipline (verminderde publieke uitgaven) Belastinghervormingen (verminderde persoonlijke en ondernemingsbelastingen) Financiële liberalisering (het dereguleren van financiële markt en controle van kapitaal) Vlottende en concurrerende wisselkoersen Liberalisering van de handel (vrije markt) Openheid naar buitenlandse investeringen Privatisering Door verzet tegen zo’n beleid en soms het falen van het beleid, ontstond er een ‘uitgebreid Washington consensus’ waarbij de nadruk licht op beleidsmaatregelen als legale/politiek hervormingen, anti-corruptie, flexibele arbeidsmarkt en vermindering van de armoede. A ‘knowledge economy’? Hoe betekenis vol is het idee van een kenniseconomie? Een kenniseconomie (soms ook nieuwe economie of zelfs gewichtloze economie genoemd) is een economie waarin kennis vermoedelijk een erg belangrijke rol speelt in competitiviteit en productiviteit, voornamelijk door het gebruik van informatie en communicatie technologie. Kenniseconomieën worden soms afgeschilderd als de economische uitdrukking van de overgang van een industriële maatschappij naar een informatie maatschappij. Voorstanders van het idee van een kenniseconomie argumenteren dat het op verschillende manieren verschilt van een traditionele economie. Onder andere dat, omdat kennis (in tegenstelling tot andere middelen) onuitputtelijk is in het gebruik, kenniseconomieën overvloedeconomieën betreffen en niet de economie van de schaarste. Ze verminderen wezenlijk de impact van lokaliteit (en versnellen dus de globalisering), omdat kennis loopt naar waar ze nodig is en waar de beloning het hoogst is, ondanks nationale grenzen. Tot slot impliceren ze dat winstgevendheid en hoge productiviteit voornamelijk gelinkt zijn met bijscholing van de werkkracht, eerder dan de verwerving van harde materialen. Toch kan het beeld van een kenniseconomie misleiden. Ten eerste, de moderne technologische vooruitgang gelinkt aan de ICT kunnen ook niets nieuws zijn: snelle en geavanceerde technologische verandering was altijd een kenmerk van het industrieel kapitalisme. Bovendien werd de link tussen het gebruik van ICT en de groei van productiviteit in vraag getrokken door sommige commentatoren. Bijvoorbeeld, de boost in productiviteit in de VS vanaf het midden van de jaren 90 kunnen gelinkt worden aan andere factoren dan de investering in ICT, en er is weinig bewijs dat het toenemend gebruik van ICT de economische groei in andere economieën booste. Tot slot, op kennis gebaseerde productie kan grotendeels beperkt worden tot het ontwikkelde Noorden, en het is moeilijk om een bredere toegang tot ICT te zien als een belangrijk ontwikkelingsprioriteit in het Zuiden. Afrika, bijvoorbeeld, kent een vertraging van 15 jaar op de VS op gebied van persoonlijke computer en internet, maar het ligt meer dan 100 jaar achter op gebied van basis geletterdheid en gezondheidszorg. Schoon water, anti-malaria programma’s, goede scholen en een niet-corrupte overheid zijn veel hogere prioriteiten voor de armste landen van de wereld dan verbeterde toegang tot GSMs en internet. 4.3 CONCEPTS Economic globalization Laissez-faire Economische globalisering verwijst naar het proces waarbij alle nationale economieën, in meerdere of mindere mate, verweven zijn in een globale economie. De OESO (1995) definieerde globalisering als ‘een verschuiving van een wereld met afzonderlijke nationale economieën naar een wereldeconomie waarin productie geïnternationaliseerd wordt en financieel kapitaal vrij en meteen stroomt tussen landen’. Maar, economische globalisering moet onderscheiden worden van internationalisering. Deze laatste resulteert in een ‘oppervlakkige integratie’, in dat een toename van grensoverschrijdende transacties tot een intensere wederzijdse afhankelijkheid tussen nationale economieën leidt, terwijl dat de eerste een kwalitatieve verandering naar ‘diepe integratie’ benadrukt, wanneer territoriale grenzen overschreden worden door de constructie van een versterkte globale markt voor productie, distributie en consumptie. Laissez-faire is het principe van niet interveniëren in economische zaken. Het is de kern van de leer dat de economie het beste werkt als ze met rust gelaten wordt door de overheid. De zin komt van de fysiocraten (economische stroming in de 18e eeuw) in Frankrijk, die het motto ‘laissez faire est laissez passer’ bedacht. De centrale veronderstelling is dat een ongereguleerde markt naar een natuurlijk evenwicht gaat. Dit wordt meestal uitgelegd door de theorie van perfecte mededinging. Vanuit dit perspectief wordt de overheid als schadelijk beschouwd tenzij deze marktconcurrentie promoot, door monopolies te controleren en het behoud van stabiele prijzen. Neoliberalisme (ook wel neoklassieke liberalisme) is een bijgewerkte versie van het klassieke liberalisme en in het bijzonder de klassieke politieke economie. Het centrale thema is de gedachte dat de economie het beste werkt zonder inmenging van de overheid, als gevolg van een geloof in de vrije markt economie en atomistisch individualisme. Terwijl het ongereguleerde markt kapitalisme efficiëntie, groei en wijdverbreide welvaart levert, tast de 'dode hand' van de staat initiatief aan en ontmoedigt het onderneming. Kortom, de neoliberale filosofie is: ‘de markt: goed; staat: slecht '. Het belangrijkste, neoliberaal beleid omvat onder meer de privatisering van lage publieke uitgaven, deregulering, belastingverlaging (met name bedrijfs-en directe belastingen) en verminderde sociale voorzieningen. De term wordt ook gebruikt om moderne ontwikkelingen beschrijven in de liberale theorie van de internationale betrekkingen die van het liberale en realistische denken mengt. Neoliberalism 4.4 FEATURED THINKERS Een Amerikaans economist en voorzitter van de Amerikaanse Federale Reserve sinds 2006, Bernanke was een belangrijk onderdeel van het managen van de reactie van de VS op de financiële crisis van 2007-09. Bernankes academische geschriften focussen grotendeels op de economische en politieke oorzaken van de Grote Depressie. Hierbij benadrukt hij onder andere de rol van de Federale Reserve en de trend van banken en financiële instituties om aanzienlijk te bezuinigen op leningen. Bernankes belangrijkste werk is Essays on the Great Depression (2004). Ben Bernanke Amerikaanse wetenschapper en econoom. Een scherpe criticus van Roosevelt's 'New Deal', en de naaste medewerker van Friedrich Hayek, Friedman werd hoogleraar economie aan de Universiteit van Chicago in 1948, en richte de zogenaamde Chicago School op. Friedman werkte ook al een columnist van Newsweek en als adviseur van de president. Hij kreeg de Nobelprijs voor economie in 1976. Als toonaangevend figuur op gebied van monetarisme en de vrije markt was Friedman een geduchte criticus tegen het Keynesianisme en het ‘belastingen en uitgaven’ overheidsbeleid. Hij kon de economische prioriteiten verschuiven tijdens de jaren 70 en 80 in Amerika en in het Verenigde Koninkrijk. Zijn belangrijkste werken zijn: Capitalism and Freedom (1962) en Freedom tot Choose (1980, samen met zijn vrouw Rose). Deze werken hadden een grote impact op het neoliberale denken. Milton Friedman Brits economist. Keynes zijn reputatie werd opgericht door zijn kritiek op het Verdrag van Versailles, beschreven in The Economic Consequences of the Peace (1919). Zijn belangrijkste werk, The General Theory of Employment, Interest and Money (1936, 1963), week aanzienlijk af van neoklassieke theorieën, en kende een lange weg in de richting van de discipline van de macro-economie. Door de laissez-faire economie uit te dagen, zorgde hij voor de theoretische basis voor het beleid van het vraagbeheer, die op grote schaal werd aangenomen door westerse regeringen in de vroege post-WW II periode. John Maynard Keynes De laatste jaren van zijn leven was hij toegewijd aan het vormgeven van de naoorlogse internationale monetaire orde door de inrichting van het Bretton Woods systeem, waaronder het IMF en de Wereldbank. Een Amerikaans economist en politiek commentator, Krugmans academisch werk focust voornamelijk op internationale economie. Als neo-Keynesiaans ziet hij een expansief fiscaal beleid als de oplossing voor recessie. Krugman bekritiseerd de belastingverlaging door de Bush administratie en het groter wordende tekort beschouwt hij als onhoudbaar op lange termijn. Zijn beste werken zijn onder andere The Conscience of a Liberal (2007) en The Return of Depression Economics and the Crisis of 2008 (2008). Paul Krugman Schots econoom en filosoof, meestal gezien als de oprichter van de 'sombere wetenschap' (economie). Nadat hij voorzitter was van logica en daarna van morele filosofie aan de universiteit van Glasgow, werd Smith docent van de Hertog van Buccleuch, waardoor hij Frankrijk en Genève kon bezoeken en zijn economische theorieën verder kon ontwikkelen. The theory of Moral Sentiments (1759) ontwikkelde een theorie van motivatie die probeerde de menselijke zelf-interesse te verzoenen met een ongecontroleerde sociale orde. Het bekendste werk van Smith, The Wealth of Nations (1776), was de eerste systematische poging om de werking van de economie te verklaren in termen van de markt, met de nadruk op het belang van de verdeling van arbeid. Hoewel hij vaak wordt gezien als een vrije markt theoreticus, was Smith zich toch bewust van de beperkingen van de markt Adam Smith Een Hongaars investeerder in aandelen, zakenman en mensenvriend, Soros wordt gezien als criticus van het markt fundamentalistische geloof in een natuurlijk evenwicht. Hij benadrukt vooral de rol van wederkerigheid (de koppeling tussen oorzaak en gevolg, om acties terug te buigen tot zichzelf) om aan te tonen waarom een rationeel-actor model niet werkt. Soros’ belangrijkste werken zijn Open Society (2000) en The New Paradigm for Financial Markets (2008). George Soros Amerikaans socioloog en pionier wereld-systeem theorie. Beïnvloedt door de neo-marxistische afhankelijkheidstheorie en de ideeën van de Franse historicus Fernand Braudel (1902-85), Wallerstein argumenteert dat het moderne wereldsysteem wordt gekarakteriseerd door een internationale verdeling van arbeid tussen de kern en de periferie. Kernregio’s profiteren van de concentratie van kapitaal in zijn meest verfijnde vormen, terwijl perifere gebieden zijn afhankelijk van de export van grondstoffen naar de kernregio’s maar fundamentele tegenstellingen zullen uiteindelijk leiden tot de ondergang van het wereldsysteem. Wallerstein leidt de opkomst en ondergang van de heersende machten tot de veranderingen in het wereldsysteem na verloop van tijd, met het argument dat het einde van de Koude Oorlog de afname, en niet de triomf, van de Amerikaanse heerschappij heeft geleid. Immanuel Wallerstein 5 5.1 THE STATE AND FOREIGN POLICY IN A GLOBAL AGE GLOBAL ACTORS Group of Twenty (G20) Internationaal economisch forum opgericht in 1999, omvat 20 landen. De Groep van 20 (G20) Ministers van Financiën en bestuurders van de Centrale Bank werd opgericht in 1999 als antwoord op zowel de financiële crisis op het einde van de jaren 90 als een groeiende erkenning dat opkomende economieën voldoende vertegenwoordigd zijn bij de kern van de discussie rond wereldeconomie en bestuur. Er zijn geen formele voorwaarden voor de lidmaatschap van de G20 en de samenstelling van de groep bleef onveranderd sinds zijn ontstaan (Argentinië, Australië, Brazilië, Canada, China, Frankrijk, Duitsland, Indië, Indonesië, Italië, Japan, Mexico, Rusland, Saoedi-Arabië, Zuid-Afrika, Zuid-Korea, Turkije, Verenigd Koninkrijk, Verenigde Staten en de Europese Unie). De groep bestaat uit veel van de belangrijke economieën, maar niet allemaal. Hierdoor omvatten ze ongeveer 90% van het BNP, maar factoren zoals geografisch evenwicht (leden van alle continent) en de representatie van populatie (ongeveer twee derde van de wereldpopulatie wordt gerepresenteerd) speelden ook een grote rol. Zoals de G7/8 werkt de G20 als een informeel forum om de dialoog tussen Ministers van Financiën, bestuurders van de centrale banken en regeringsleiders te promoten. De G20 heeft geen permanente locatie en geen eigen permanent personeel. Dit ondanks dat op de top in Pittsburgh in september 2009 door de regeringsleiders besloten werd om de G20 in meer middelen en een permanent personeel te voorzien. Binnen de G20 heeft elk lid één stom, ongeacht de grootte van zijn economie of populatie. Betekenis In zijn beginjaren was de G20 eerder een perifere institutie, zeker minder belangrijk dan de G8. Dit veranderde echter met het uitbreken van de financiële crisis in 2007-09. Ontwikkelde landen wilden graag meewerken samen met de ontwikkelingslanden, omdat ze beseften dat hun economische lot grotendeels afhangt van een wereldwijd gecoördineerde aanpak van de crisis. Ze zagen de G20 als het forum om dit te doen. De G8, in tegenstelling, leek plots verouderd, vooral omdat het opkomende economieën zoals China, Indië, Zuid-Afrika , Mexico en Brazilië. Het groeiende belang van de G20 werd onderstreept door het feit dat de wereldwijde aanpak uit de topconferenties in Washington en Londen voortkwam, respectievelijk in november 2008 en april 2009. Centraal voor deze aanpak was de overeenkomst onder de G20 leden om $500 miljard bij te dragen aan een plan voor de heractivering van de economie op wereldniveau. Men is ook begonnen met de hervormingen van de instellingen die instaan voor het bestuur van de mondiale economie, door de overeenkomst om het leningsplan van het IMF uit te breiden en door aan te dringen dat de kieszetels in het IMF en de Wereldbank worden aangepast om de representatie van de ontwikkelingslanden te boosten. Op de top in Pittsburgh werd beslist dat de G20 de G8 zou vervangen als belangrijkste forum voor internationale economische coöperatie te promoten. De opkomst van de G20 wordt uitgeroepen tot het teken van een mogelijke historische verandering. De hoge graad van inclusie en representativiteit kan duiden op de opkomst van een nieuwe institutionele wereldorde die beter de huidige economische realiteit reflecteert en krijgt hierdoor een grotere wereldwijde legaliteit. Ter vergelijking, de G8, IMF, Wereldbank en de VN (door de Veiligheidsraad) herleiden besluitvorming op wereldniveau tot enkele landen. De G20 kreeg ook kritiek. Ten eerste, zijn bekendheid kan tijdelijk zijn en specifiek gelinkt aan de eigenaardigheden van de wereldwijde financiële crisis waarin ontwikkelde landen en ontwikkelingslanden erkennen dat ze in hetzelfde schuitje zaten. Het ontwikkelen van een wereldwijd gecoördineerde reactie over zaken als klimaatverandering en wereldhandel, waar het belang van de ontwikkelde landen en de ontwikkelingslanden vaak verschillen, kan moeilijker zijn. Ten tweede, de G20, ook als permanent orgaan, kent geen macht. Het kan landen die onverantwoord handelen op het matje roepen, kan zwakke financiële regelgeving op nationaal en wereldniveau veroordelen, en kan een standpunt innemen op zaken als bonussen voor bankiers, maar het kan zijn wens niet opleggen en kan nog minder overtreders bestraffen. Ten derde, ondanks dat de G20 een betere representativiteit kent dan de G8, is ook zijn lidmaatschap willekeurig gekozen en sluit het een aantal van de rijkste en een aantal van de armste landen uit. De belangrijkste spelers van de G20 zijn zo innig verbonden aan de reguliere economische filosofie die de markt en globalisatie promoot, zij het een eerder gereguleerde vorm van globalisering. 5.2 FOCUS ON Problems of state-building Waarom is het proces van staatsvorming vaak zo moeilijk? Welke uitdagingen moeten worden overwonnen om succesvolle staten te vormen? Minstens drie uitdagingen vallen op. Ten eerste worden nieuwe of hervormde instituties en structuren opgebouwd in een context van diepe politieke en etnische spanning en binnenlandse armoede. Bijvoorbeeld, in Afghanistan, waar geen interne of externe macht ooit lang stand hield, zijn er 50 etnische groepen, 34 talen en 27 miljoen mensen, met moorddadige vetes en tegenvetes. De opdracht van het ontwikkelen van een verbindende nationale bestuur in zo’n context is daarom problematisch. Ten tweede, autochtoon leiderschap en nieuwe instituties hebben behoefte aan maatregelen van legitimiteit. Hierdoor wordt staatsvorming onveranderlijk gelinkt aan het promoten van ‘goed bestuur’, met de uitroeiing van corruptie als doelstelling. De democratisering die ‘goed bestuur’ impliceert kan de opdracht van staatsvorming bemoeilijken, niet in het minst omdat etnische en andere spanningen komen boven drijven en door de gebreken en het falen van opkomende instituten bloot te leggen. Tot slot, staatsvorming kan de oplegging van een westers model of politieke organisatie die niet past bij de noden van ontwikkelingslanden die eerder aangepast zijn aan traditionele stammodellen qua bestuur waarbinnen wederzijds afhankelijk groepen verenigd worden door een gedeelde etnische identiteit met zich meebrengen. Als westerse veronderstellingen dat de staat een universele institutie is, het enkele geldige alternatief voor chaos en brutaliteit, dan kan de opdracht tot staatsvorming gedoemd zijn. Perception or misperception? Hoe worden fouten in de buitenlandse politiek gemaakt? Meer bepaald, waarom misinterpreteren of misverstaan de buitenlandse beleidsmakers de situaties waarmee ze te maken krijgen? Het belsuitvormingsmodel van de rationele actor impliceert dat politieke blunders, wanneer ze zich voordoen, voornamelijk een gevolg zijn van onvolledige of onvoldoende informatie zijn. Als beleidsmakers in de mogelijkheid zijn om de kosten en baten van acties accuraat te beoordelen, dan zullen ze normaalgezien kiezen voor de optie die richting het nationaal belang gaat. Spijtig genoeg, in de geschiedenis van internationale betrekkingen, en vooral het frequent voorkomen van oorlog (wat het nationaal belang van minstens één van de partijen schaadt), houdt het beeld van redernering en emotieloze keuze niet stand. Verschillende factoren dien functioneren op individueel niveau of op niveau van kleine groepen kunnen de kans op misinterpretatie verhogen. Bijvoorbeeld, tijdsdruk dwingt beleidsmakers vaak om overhaast te oordelen, dit wil zeggen dat het zou kunnen dat ze niet geneigd zijn om nieuwe of moeilijke informatie nagaan en dat ze onberedeneerd vertrouwen hebben in de informatie die een verkozen verloop van acties ondersteund. Zo’n druk wordt verergerd in een wereld waarin 24u op 24, 7 dagen op 7 nieuws en lopende zaken centraal staan, waarin politieke leiders verwacht worden om meteen een standpunt in te nemen wanneer bij voorvallen. Crisissituaties verbinden ook zo’n problemen, wat wil zeggen dat beleid geformuleerd wordt in een stressvolle en emotioneel geladen sfeer. Nog een bron van misinterpretatie komt van vervormde beelden die actoren hebben over zichzelf en anderen. Op een bepaald niveau wordt misinterpretatie onvermijdelijk verbonden met het veiligheidsdilemma, dat beleidsmakers systematisch aanmoedigt om de agressie van potentiële vijanden te overschatten en zo defensieve acties als offensief te interpreteren. Een overdreven of verkeerd beeld van een conflicterende leider, regime, volk of ideologie kan het niveau van misinterpretatie versterken, wat kan leiden tot een overreactie (bv de escalatie van de Koude Oorlog) of soms een onderschatting (geruststelling). Minsinterpretatie wordt voornamelijk gezien binnen kleine groepen, waar het een karakteristiek kan zijn van groepsdenken. Dit komt doordat leiders adviseurs selecteren met een mening die overeenstemt met die van zichzelf, en zo een sterke in-groep creëren. Kleine groepen zijn gevoelig voor het ontwikkelen van een gevoel voor eigen intellect en morele superioriteit, onderhouden door de stereotypering van hun critici als zwak, kwaad, stom. Potentiële devianten binnen kleine groepen blijven meestal stil, eerder dan hun twijfel of tegenargumenten te opperen, als gevolg van de sterkte van de groep van een illusie van unanimiteit. Collectieve psychologie vraagt dus van leden om hun loyaliteit en toewijding te tonen, eerder dan tegenstellingen te opperen. 5.3 CONCEPTS Een mislukte staat is een land dat niet in staat is om zijn belangrijkste rol, beschermer van de binnenlandse orde door de monopolie op geweld, te verzekeren. Voorbeelden van recente mislukte staten zijn Cambodja, Haïti, Rwanda, Libië en Somalië. Mislukte staten kunnen niet meer als werkbare politieke eenheden werken, omdat ze geen geloofwaardig rechtssysteem hebben. Er zijn vaak burgeroorlogen en krijgsheren. Ze kunnen ook niet meer als werkbare economische eenheden worden beschouwd, omdat ze niet in staat zijn om een werkende infrastructuur voor hun mensen te voorzien. Ondanks dat er weinig staten in deze situatie terecht komen, zijn er veel staten die dicht bij deze afgrond staan. Failed state Federalism Foreign policy Governance National interest Federalisme (van het Latijnse foedus = pact of overeenkomst) verwijst naar de legale en politieke structuren die macht verdelen tussen twee niveaus van de overheid, geen van beide is ondergeschikt aan de anderen. De centrale functie is daarom het principe van gedeelde soevereiniteit. Er zijn maar weinig ‘klassieke’ federaties: USA, Zwitserland, België, Canada end Australië. Maar veel meer staten hebben kenmerken van het federalisme. Meest federale, of federaalachtige, staten waren gevormd door verschillende politieke gemeenschappen; deze zijn vaak geografisch groot en kunnen een culturele diversiteit kennen. Federalisme kan ook een internationale dimensie hebben, die voornamelijk de basis vormt voor regionale integratie, zoals bij het ‘Europese federalisme’. Het overheidsbeleid stippelt koersen van acties uit voor de regering en haar verschillende instanties. Buitenlands beleid verwijst, ruwweg, naar de pogingen van de regering om invloed uit te oefenen op gebeurtenissen in het buitenland of om deze gebeurtenissen te leiden, meestal, maar niet enkel, door hun relaties met buitenlandse regeringen. Het buitenlands beleid maken heeft betrekking tot doelen stellen en het selecteren van middelen om deze doelen te bereiken. In het licht van de toegenomen vervlechting van binnenlandse en buitenlandse zaken in de moderne wereldpolitiek, wordt de term ‘externe’ politiek soms eerder verkozen, waardoor acties op meerdere niveaus en meerdere actoren kunnen verwikkelen. Op zijn minst kan het gebied van buitenlandse politiek niet meer beperkt zijn tot enkel de relaties tussen ministers of ministeries van buitenlandse zaken of tussen nationale diplomatieke diensten. Bestuur is een breder woord dan overheid. Het heeft nog steeds geen overeengekomen definitie, toch kunnen we zeggen dat het verwijst naar de verschillende manieren waarop het sociale leven wordt gecoördineerd. Bestuur is daarom een proces (of een geheel van processen), zijn belangrijkste functies zijn markten, hiërarchieën en netwerken. Ondanks dat de overheid het bestuur includeert, is het mogelijk om een bestuur te hebben zonder overheid. Bestuur wordt getypeerd door de vervaging van het onderscheid tussen staat en samenleving (private organen en instituties kunnen nauw samenwerken met publieke) en de betrokkenheid van een aantal niveaus (mogelijks lokaal, provinciaal, nationaal, regionaal en globaal). De processen waardoor internationale betrekkingen worden gecoördineerd worden meer en meer een globaal bestuur genoemd. In de brede betekenis refereert het nationale belang doelen van buitenlands beleid, doelstelling of beleidsvoorkeuren die ten voordele zijn van de hele samenleving (het equivalent van het volksbelang binnen de buitenlandse politiek). Het concept is echter vaak vaag en betwist. Het wordt meestal gebruikt door realistische theoretici, voor wie het gedefinieerd wordt door de structurele implicaties van internationale anarchie en zo nauw verbonden is met nationale veiligheid, overleving en het nastreven van macht. Voor theoretici van de besluitvorming refereert het nationaal belang naar de strategieën en doelen die worden nagestreefd door zij die verantwoordelijk zijn voor het beleid van de buitenlandse politiek, maar dit degenereert het begrip Political globalization The State 5.4 tot de retoriek. Een alternatieve verklaring is dat het nationaal belang refereert naar de buitenlandse politieke doelen die bekrachtigd zijn door een democratisch proces. Politiek globalisering verwijst naar het groeiende belang van internationale organisaties. Deze organisaties zijn transnationaal daar ze niet enkel invloed uitoefenen binnen één staat, maar in een internationaal gebied dat over meerdere staten verspreid is. De aard van de politiek globalisering en de zijn implicaties voor de staat zijn echter afhankelijk van het model waarop het gebaseerd is: intergouvernementalisme of supranationalisme. Intergouvernementele internationale organisaties voorzien een mechanisme dat het mogelijk maakt voor staten, toch in theorie, om gezamenlijk actie te ondernemen zonder dat het ten koste gaat van de soevereiniteit. Supranationale organisaties kunnen hun wil opleggen aan de staat. Meeste critici accepteren dat politieke globalisering sterk achter ligt op economische en culturele globalisering. De staat is een politieke vereniging met een soevereine rechtspraak binnen welbepaalde grenzen. In politiek theorie wordt de staat meestal gedefinieerd in contrast met het maatschappelijk middenveld: het omvat instituties die herkenbaar publiek zijn omdat ze zorgen voor de collectieve organisatie van het maatschappelijk leven en betaald worden door belastingen (overheidsinstellingen, rechtbanken, leger, nationale industrieën, sociale veiligheid, …). In internationale politiek wordt de staat meestal gedefinieerd door een extern perspectief en omvat zo ook het maatschappelijk leven. In dit perspectief wordt de staat gekenmerkt door 4 elementen: een gedefinieerd territorium, een permanente populatie, een werkende overheid en soevereiniteit. Dit betekent dat een staat overeenkomt met een land. FEATURED THINKERS Canadese internationale politieke econoom en leidend figuur van kritische theorie. Cox werkte in de International Labour Organization (ILO), voor dat hij in het begin van de jaren 70 aan een academische carrière begon. Cox paste de wederkerige aanpak van theorie aan, waarin theorieën sterk gelinkt zijn aan hun context en onderwerp. In zijn eerste werk, Production, Power, and World Order: Social Forces in the Making of History (1987), onderzocht hij de relatie tussen de materiële krachten van productie, ideeën en instituties in drie perioden: de liberale internationale economie (1789-1873), het tijdperk van strijdende imperiums (1873-1945) en de neoliberale wereldorde (post 1945). Zijn werk bestudeert onderwerpen als de implicaties van globalisatie en de aard van de Amerikaanse heerschappij., ten dele om de vooruitzichten voor de contra-hegemonische maatschappelijke krachten te benadrukken. Robert Cox 6 6.1 SOCIETY IN A GLOBAL AGE GLOBAL ACTORS Google *publiek bedrijf opgericht in ’98 in de VS * de belangrijkste zoekmachine van de wereld, een wereldbekend merk *gediversifieerde producten: email (gmail), kaarten (GoogleEarth), videosharing (YouTube),.. * bedrijf zet zich in voor het milieu, goede relaties tssn werknemers, liefdadigheid. Google’s impact op de cultuur, maatschappij en politiek Positieve impact Negatieve impact Makkelijker toegang tot alle websites, info en data Te weinig kwaliteitscontrole van de informatie op voor burgers -> versterking global civil society. het internet. We weten niet welke info waar is. Het cliché “kennis is macht” werkte in het Het internet maakt geen onderscheid tussen goede voordeel van de overheidsorganen. en slechte ideeën. Er staat zowel objectieve als subjectieve, extremistische of zelfs racistische info op het net. Doordat burgers over meer info beschikken en Zoveel mogelijk data en info verzamelen is zelfs deze soms in tegenspraak is met de info van de een doel op zichzelf geworden. Hierdoor kunnen overheid, kunnen burgers effectiever tegen de mensen moeilijker onderscheid maken tuseen acties en uitspraken van de overheid ingaan. informatie (= 2e hand verkrijgbaar via opzoeking) -> dmv google kan het internet als een en kennis (= dmv zelf ervaring op te doen). democratiserende kracht gebuikt worden 6.2 FOCUS ON Consumerism as captivity? Is consumentisme een bron van persoonlijk genot, zelfexpressie of is het een vorm van manipulatie en sociale controle? Het idee van consumentisme als gevangenschap zal door vele mensen als grote nonsens worden afgedaan, tenslotte is niemand verplicht om te kopen. De drang naar rijkdom en plezier afgeleid van materiële verwerving, wordt wereldwijd bekeken als niets meer dan de expressie van de menselijke natuur. Wat is meer, zo’n gedachtegang wordt ondersteunt door respectabele sociale en economische theorieën. Utilitarianisme (nut), de meest geaccepteerde traditie van morele filosofie, veronderstelt dat individuele gebeurtenissen zoals het maximeren van plezier en minimaliseren van pijn, worden berekend in termen van nut of gebruikswaarde, meestal gezien als tevredenheid van materiële consumptie. De wereldwijde verspreiding van consumentenethici is daarom slechts bewijs van een diepgewortelde materiële lust van de mensheid. Niettemin kunnen kritieken van consumentisme teruggebracht worden tot de marxistische notie van warenfetisjisme als een proces waarbij objecten invloed uitoefenen op mensen die die objecten hopen te verwerven of al reeds in hun bezit hebben. Volgens Herbert Marcuse (1964), hebben moderne reclametechnieken, die de manipulatie van behoeften door gevestigde belangen toestonden, ervoor gezorgd dat we nu leven in een eendimensionale samenleving. Moderne marketingtechnieken hebben voor een massieve uitbreiding van de manipulatiecapaciteit gezorgd, met name door de merkencultuur (Klein 2000). Het hart van anti-consumentisme is dat reclame en marketing in zijn verschillende vormen voor valse behoeften hebben gezorgd. Die valse behoeften zijn ten voordele van de winsten van bedrijven. Valse behoeften worden meestal gecreëerd op basis van emotioneel en psychologisch welzijn. Door het creëren van grotere materiële verlangens, laten ze de consument op elk moment in een staat van ontevredenheid. Dit komt omdat, ondanks dat ze veel verwerven of consumeren, ze altijd meer willen. Consumentisme werkt dus niet door de bevrediging van verlangens, maar wel door het genereren van nieuwe verlangens. Zo houden bedrijven mensen in een staat waarbij ze constant behoeftes hebben. Dit gegeven is geboren uit de noodzakelijke discipline van “happiness economics’, zij stelden dat eens een consument over de grens van een redelijk comfortabele levensstandaard zit, meer inkomen slechts tot een kleinere stijging van geluk leidt (Layard 2006). 6.3 CONCEPTS Consumerism Informatie en producten geproduceerd in een deel van de wereld verspreiden zich globaal en wissen culturele verschillen uit tussen regio’s, naties en individuen -> zorgt zowel voor homogenisatie als diversiteit -> sterke samenhang met economische, communicatie en info-revolutie Economische, politieke en culturele transformatie van de moderne maatschappij dmv de vorm en organisatie van productie te veranderen. -> massaproductie dmv bandwerk & mechanisatie -> goedkope producten -> consumptiemaatschappij Postfordisme Meer autonomie voor werknemers & innovaties dmv flexibele microelektronische machinerie. -> decentralisatie in de werkplaats, sociale en politieke fragmentatie, belang van het individu en keuzevrijheid. Interactie van transnationale niet-gouvernementele organisaties. Deze zijn vrijwillig en non-profit met humanitaire doelen en globale idealen. Deze transnat. niet-gouv. org. zijn zowel sociale bewegingen & activisten met een ‘outsider’ status als NGO’s met een ‘insider’ status mbt het overheidsbeleid. Het individu wordt als veel belangrijker beschouwd dan enig collectief orgaan. -> elk individu heeft een eigen unieke identiteit met persoonlijke kenmerken (=individuality) -> alle individuen hebben dezelfde morele status als persoon, ongeacht ras, geslacht,.. (morele gelijkwaardigheid van mensen –> mensenrechten) Een psychologisch, cultureel fenomeen waarbij persoonlijk geluk wordt gelijkgesteld met de consumptie van materiële goederen. -> sterke samenhang met: -consumptiemaatschappij : een samenleving die georganiseerd is rondom de consumptie van goederen ipv de productie ervan. Dit heeft een enorm sociaal economisch gevolg, namelijk een waardeverschuiving van ‘hard werken & discipline’ naar ‘materialisme en hedonisme’. -cosumptiekapitalisme: dmv nieuwe reclametechnieken die gebruik maakten van massamedia en de verspreiding van rijkdom. Postmaterialisme Postmaterialisme is een theorie die de aard van politieke belangen betreffende economische ontwikkeling uitlegt. -> gebaseerd op de ‘hiërarchie van noden’ waarbij zelfontwikkeling boven materiële, economische noden geplaatst wordt. -> “materiële schaarsheid brengt egoïstische waarden voort” dit betekent dat in slecht tijden politiek gedomineerd wordt dmv economische zaken. -> in tijde van goede welvaart zijn individuen echter meer geïnteresseerd in postmateriële waarden zoals levenskwaliteit, zelfontwikkeling, morele zaken, milieu,.. Cultural globalization Fordisme Global civil society Individualisme 6.4 FEATURED THINKERS Zygmunt Bauman Ulrich Beck * ‘de profeet van de moderniteit’ * poolse socioloog * Hij bracht de aandacht naar: nieuwe patronen van deprivatisatie, sociale uitsluiting, corruptie van de consumptiemaatschappij en het ‘vloeibare’ karakter van sociale relaties. *duitse socioloog *globale economie zorgt voor meer onzekerheid en onveiligheid *kritiek op het vrije markt individualisme *de strategieën van kapitaal kunnen ondermijnt worden dmv ‘civil society movements’ Naomi Klein 7 * activiste en schrijfster * kritiek op de aard van het consumptiekapitalisme, de merkencultuur, globalisatie en dominatie van het bedrijfsleven. * trekt dmv media, aandacht naar de crisis-gevolgen van het neoliberalisme THE NATION IN A GLOBAL AGE 7.1 GLOBAL ACTORS Russia Historische schets - voordien, in de 18de eeuw was Rusland het derde grootste wereldrijk in de geschiedenis - door de Russische revolutie (1917) en het ontstaan van de Sovjet-Unie (1922) was het de eerste communistische staat. - door de overwinning in WOII werd het sinds 1945 een supermacht met controle over de groeiende communistische wereld. - huidige ‘Rusland’ ontstaat op 31/12/’91 vanwege het uiteenvallen vd Sovjet-Unie vanwege het opkomende nationalisme en de daarbijhorende val van het communisme. Een sterke overheid en nationalisme waren kenmerkend - economische revival vanwege de aanwezigheid van aardgas, olie, kolen en kostbare metalen werd gebruikt als industriële en agriculturele investeringen. - De invasie van Georgië in 2008 en het feit dat enkel Rusland Amerika nucleair kan vernietigen werd als een heropkomst van Rusland als wereldmacht beschouwd. Dit moet gerelativeerd worden aangezien Rusland vooral een ‘ressource superpower’ is en deze gelinkt is aan veranderingen in olie-, aardgas-, en andere prijzen wat het land kwetsbaar maakt. - Rusland is heeft dan ook relatief zware gevolgen gekent van de financieële crisis van ’07-’09, doordat o.a. de olieprijzen daalden. Yeltsin had in de jaren 90’ drastische economische veranderingen doorgevoerd waardoor de inflatie steeg, levensstandaard daalde, industrie verminderde en een financiële instabiliteit ontstond. Putin had sinds ’99 het politieke leiderschap verhoogd, economische revival veroorzaakt en was gekend als voorstander van het ‘electoral authoritarianism’. Rusland is een onliberale democratie met twee zeer belangerijke instituties. The State Duma: de federale raad + lagere wetgevende macht Een semi-presidentiële wetgevende macht + hoofd van de ministerraad Bedreigingen voor Rusland? 1/ een sterke overheid gaat ten nadele van economische flexibiliteit en modernisering als de druk voor liberale democratie dan uiteindelijk onweerstaanbaar groot word, zal mogelijks een lange tijd van sociale en politieke instabliteit volgen ‘electrol authoritarianism’ vormt de basis van deze bedreiging 2/ de veranderende politieke en economische complexiteit in Oost-Europa, deels veroorzaakt door de uitbreiding van de NATO en de EU de strategie van Rusland zal zich dus meer regional dan wereldlijk richten, op landen als Ukraine, Georgië of vroegere Sovjet-Unielanden 7.2 FOCUS ON The two nationalisms: good and bad? Elk nationalisme bevat een civiele en een etnische component. De eerste gaat over de gelijkheid tussen burgers, respect voor culturele diversiteiten en is eerder de tolerante component. De tweede daarintegen is meer gericht op onderscheiden, zich ‘lostrekken’ van andere staten en dus eerder ‘aanvallend’. Zo kan men ook te ‘soorten’ nationalisme onderscheiden: * Civiel nationalisme - vooral gericht op politieke trouw en politieke waarden - open en vrijwillig karakter (gebaseerd op de wijze dat een individu zichzelf definieerd) - gaat gepaard met liberalistische ideeën en tolerantie - toekomstgericht met ideën als etnische en culturele diversiteit - critici stellen zich vragen omtrent het realiteitsgehalte van dit nationalisme. Men wordt altijd voor een deel pregedefinieerd geboren. (taal, nationaliteit, …) * Etnisch nationalisme - is gebaseerd op de ‘predefiniëring’ of je bij de natie hoort of niet - gesloten en vast karakter - een homogeen wordend karaker wat schrik voor vreemden met zich meebrengt - irrationeel en gaat de richting uit van ‘tribalisism’ (hard aan één stam vast houden) - ze hebben vaak eenzelfde gemaanschappelijk doel (bv. ‘vrijheidsnationalisme’) International migration: are people pulled or pushed? Over het algemeen zijn er 2 stromingen, namelijk diegene die stelt dat migratie iets individueels is en diegene die het belang van structurele factoren benadrukken. De meer algemeen aangenomen opinie is de tweede. Individuele stroming - rol van individuele calculatie in migratiekeuzen - ‘economisch model van migratie’ (kostenbatenanalyse) Structurele stroming - benadrukken de mate waarin economische, sociale en poltieke factoren spelen in deze beslissingen - ze worden aangetrokkken (‘pulled’) door deze ‘betere situatie’ - door factoren als armoede, poltieke onvrede, etc zullen ze hun land uitvluchten (‘pushed’) - door de voordelen weg te nemen of de migratiekosten te verhogen kan men volgens deze theorie migratie bestrijden en voorkomen - door de ongelijkheden te laten krimpen en de regeringen te stabiliseren kan men volgens deze theorie migratie bestrijden en vorkomen 7.3 CONCEPTS - Het gevoel van loyaliteit (getrouwheid) aan een afzonderlijke populatie, culturele groep of territoriaal gebied. Ethnicity Multiculturalism - Het kent racistische en culturele zwaartepunten. De leden geloven al dan niet realiteitsgewijs in gemeenschappelijke voorouders, wat verwijst naar een soort ‘uitgestrekt bloedverwantschap’ Een vorm van culturele identiteit die tot op het emotionele niveau gaat. Het omvat waarden, tradities, handelingen en het geeft mensen een gemanschappelijke identiteit. Het is zowel een normatieve als een decriptive term. - 1. Descriptief: het beschrijft de groeiende culturele diversiteit waardoor de collectieve identiteit van een staat aangetast (of verrijkt) geweest is. Meestal verwijzend naar de etnische, taalkundige en rasgebonden verschillen. - 2. Normatief: omvat vaak een goedkeurende houding tov de groeiende diversiteit. Het idee is gebaseerd op het respecteren en (h)erkennen van de verschillende culturele groepen en de reeds beweerde voordelen ervan. Vanuit dit perspectief bevestigt het multiculturalisme het belang van waarden, levenswijzen en overtuigingen voor het ontstaan en het blijven bestaan zelfbegrip en zelfwaarde. - Daar waar natie en staat samenvalt, een staat waar de politieke en culturele identiteiten van de inwoners samenvallen. Nation-state (natiestaat) - Meeste moderne staten zijn natiestaten: dankzij nationalisme zijn vele naties als onafhankelijke politieke eenheden geaccepteerd * Meer een politiek ideaal dan realiteit: er zal steeds etnische heterogeniteit zijn in vele landen - Tegenwoordig vaak gebruikt als een synoniem van ‘staat’ Komt oorspronkelijk vn het Latijnse woord ‘nasci’ en betekent ‘geboren worden’ The Nation Racialism Complex fenomeen ontstaan door verschillende factoren: - 1. Cultureel: een groep mensen die ‘bij elkaar horen’ door een gemeenschappelijk iets (taal, religie, geschiedenis, traditie, …) desondanks elke natie een zekere vorm van culturele heterogeniteit kent. - 2. Politiek: een groep mensen die zichzelf zien als een ‘natuurlijke politieke eenheid’ met een wens om soevereiniteit te verwerven of te behouden - 3. Psychologisch: een groep mensen die zich onderscheiden vanwege een gedeelde getrouwheid of genegenheid en dit uiten onder de vorm van vaderlandsliefde. Een opmerking hierbij is dat ook mensen die dze vaderlandsliefde niet zo uitdrukkelijk bezitten, zij ook tot de ‘natie’ behoren. De overtuiging dat sociale conclusies getrokken kunnen worden uitgaande van het feit dat de mens is onderverdeeld in verschillende rassen. Het is gebaseerd op twee assumpties: - 1 er zijn fundamenteel genetische verschillen tussen de mensen waardoor men deze kan onderverdelen in soorten (zeer in strijd met de moderne wetenschap) - 2 deze genetische verschillen worden weerspiegeld in culturele, intellectuele en morele verschillen waardoor ze van politiek en sociaal belang worden. Deze overtuiging vormde oa de basis voor o.a. apartheid en antisemitisme - Een gemeenschap waarvan de culturele identiteit, politieke overtuiging en psychologische orientaties de staatsgrenzen ‘overstijgt’. Dwz dat ze tegen het idee van de natiestaat waarin elke natie een thuisland heeft. - Ook ‘gedeterritorialiseerde naties’ of ‘global tribes’ genoemd. Transnational community - Toch zijn niet alle wereldwijd verspreide gemeenschappen transnationale gemeenschappen omdat velen wel een ‘oorspronkelijk land’ hebben en ze hier trouw aan blijven. Het is dus niet omdat er wereldwijd Japanners in de wereld aanwezig zijn dat deze een transnationale staat vormen: zij hebben nl. een thuisbasis. 7.4 FEATURED THINKERS - zijn eerste publicatie over nationalisme in Imagined Communities (1983) Benedict Anderson - volgens hem is nationalisme een ‘cultureel kunstwerk’ omdat het een diepe, horizontale kameraadschap onafhankelijk van de actuele ongelijkheden in die natie vereist en omdat het hier geenszins face-to-face communicatie bevat. - ook een natie beschouwt hij als slechts fictie - het meest bekende figuur in de studie van nationalisme Ernest Gellner 8 - hij verklaarde de groei van nationalistische ideën ahv industriële gemeeschappen. Homogene taal en cultuur was volgens hem noodzakelijk om efficiënt te werken. IDENTITY, CULTURE AND CHALLENGES TO THE WEST 8.1 GLOBAL ACTORS Al Jazeera netwerk van sateliettelevisie – ontstaan in 1996 – in Qatar gelokaliseerd – letterlijk ‘het eiland’ Historische schets - Ontstaan als het arabische televisiestation van BBC World Service gesloten werd. 24/24 wereldnieuws. - Wordt genereus gesubsidieerd door de Qataarse overheid. - Het werd snel het meest controversiële en het grootste Arabische televisienetwerk in het Midden-Oosten. - Uitbreiding tot Israel met de ‘intifada’ (oorlog rondom grondgebied) plaatste de zender op de voorgrond - Na nine eleven kreeg de zender wereldwijde erkenning, door de voorspellende videotaped van Bin Laden en een interview met de 2 pallaners van nine eleven. Al reactie valt de VS Al Jazeerakantoren in verschillende Arabische steden aan. - In 2005 ontstond ‘Al Jazeera English’. Zij namen prominente journalisten van BBC, CNN, … aan in steden als Londen, Kuala Lumpur, … Belang - Moet gezien worden in de context van algemeen groeiend mediabelang en –macht door de technologische groei. ( ‘a secret superpower’) - Het is de grootste en belangrijkste nieuwsbron in die streken. ( ‘CNN of the Arab world’ ) Bovendien wordt het als vertrouwbaarder gepercipieerd dan CNN, Sky News, … en de Arbische staatstelevisie. - Het is dus democratisch en een politieke ‘speler’ (enge impact) inwoners beter geïnformeerd inwoners worden politiek assertiever en minder tolerant tav authoritaire regimes wss wekt het meer nationalisme dan democratie op - Versterken van intercultureel begrip (brede impact) voor Arabische wereld is het een meer gebalanceerd televisienetwerk om kennis te nemen voor de Westerse wereld is het een kans om de Islamitische visie op de dingen te waarnemen Politieke veroordeling langs verscheidene wegen - Westen: Een pro-Ba’athistische visie in Irak: anti-westers en als mondstuk voor ‘Al-Qaeda’. - Radicale islamieten: pro-Israelisch en pro-VS belangrijk dat Al Jazeera niet ‘ook één van de vele grote zenders’ wordt. 8.2 FOCUS ON Identity politics: who are we? Meer een bundeling van ideën met een politiek praktisch karakter dan een coherente theorie. Het vecht onderdrukking aan door de ‘identiteit’ (de perceptie) van een groep te veranderen deze aanvechting wordt gevoed door politiek-culturele geldingsdrang Dit kan op rond verschillende principes: geslacht, sexualiteit, cultuur, etniek, religie, … Het kan leiden tot een 2de feministische golf, holebi-beweging maar ook tot multiculturalisme, religieus fundamentalisme 2 uitgangspunten: de visie dat marginalisatie van groepen geen politiek of sociaal, maar een cultureel fenomeen is. De dominantie groepen creëren stereotypen waardoor andere identiteiten zich als ‘anders’ en ‘minderwaardig’ gaan bekijken. Hierdoor ontstaat een diepgeworteld gevoel van minderwaardigheid de oplossing ligt in het geven van zelfrespect en trots aan deze groepen. Bv. Black is beautiful, gay pride Groepssolidariteit zal hieruit volgen, aangezien dat mensen zich gaan identificeren met gelijken. Kritiek: Het stelt de werkelijkheid eenvoudiger voor (‘miniaturizes humanity’) door mensen enkel in groepsverband te bekijken. het cultiveert segregatie, door zijn ‘absolutistische’ opvattingen over personen. het kent contradicties als de vrijheid voor vrouwen en het patriarchale religieus fundamentalisme. Cultural rights or women’s rights? Feministische bewegingen zullen beweren dat vrouwenrechten algemeen geldend moet zijn, patriarchale gemeenschappen eerder dat het een typisch westers concept is. Zo omschrijft Ruthven het controleren en limiteren van vrouwenrehten als één van de basiskenmerken van religieus fundamentalisme. Zo worden de ‘eermoorden’, polygamie, vrouwelijke kledingsvoorschriften bekritiseerd. blokkeren de universele rechten van de mens houden economische en sociale evolutie tegen het verstoort de geslachtsrelaties verarming en groeiende gewelddadigheid Enkele postkoloniale feministen hebben geargumenteerd dat vrouwenrechten in een culturele context gezien moeten worden. Tergelijkertijd zorgen ‘geslachtsgelijkheid’ voor een verlies van de vrouw als rol van ‘home-maker’ en ‘moeder’. Zo is er ook een vorm van ‘Islamitische feminisme’. Zij gaan terug naar de traditionele morele en religieuze principes betrekkende de status van de vrouw, ‘bedreigd door de verspreiding van de westerse waarden’ de bescherming vande vrouw van het ‘publieke leven’ is voor sommige van deze moslims een symbool van ‘liberatie’ Islamism: religion as politics? een controversiële term met tal van definities Vaak omschreven als politiek-religieuze ideologie om het geloven in de Islam te ‘simplifiëren’ (volgens de Islamitische machthebbers zelf gesteld) een ‘heilig’ moreel systeem dat het leven van mensen zowel in publieke als in private sfeer deels ‘regelt’ Verschillende interpretaties Sommigen linken Islam in het algemeen aan Wahhabisme of Salafisme. Dit zijn regimes die moderniteit en westerse invloeden deed verdwijnen door de geschriften strict letterlijk te beginnen interpreteren. In Iran was er dan eerder een activistische interpretatie van de geschriften die streed om vrijheid. Enkele gemeenschappelijke overtuigingen binnen de Islam Een maatschappij moet in samenhang met de Islamitische principes geherconstrueerd worden. Vandaar het typische ‘politieke’ beeld van de Islam door de westerlingen. In een Islamtische staat moeten de ‘religieuze regels en zijn autoriteit’ als belangrijker beschouwd worden dan de ‘politieke principes en zijn autoriteit’ . Vandaar de verwerping van de moderne staat. Het westen en de westerse waarden worden als corrupt en als een jihad (inspanning) tegen hen beschouwd 2 tendenzen omtrent de Islam Het is een vorm van ‘identity politics’, gebaseerd op de zoektocht naar een politieke moslimidentiteit en op het versterken van de ‘religieuze heropleving’. Het is theocratisch, antidemocratisch en het streeft naar de herinstelling van de ‘Caliphate’ (Islamistische republiek door representatieven geleid) Promoting democracy: for or against? Het promoten van democratie kan in minstens 4 gevallen als juridisch ‘goed’ beschouwd worden. obv waarden als menselijk zelfrespect, individuele rechten en politieke gelijkheid. Dit neemt met zich mee dat er overal een ‘dorst’ naar een democratische overheid bestaat. als authoritaire regimes de oppositie tegenwerken en burgers het recht tot politieke participatie ontnemen. Hierbij is externe hulp nodig, vaak ‘dwang’ omdat authoritaire regimes zich slechts zeer zelden vrijwillig overgeven. in termen van vrede en coöperatie, waarden gesteund door de democratie ontevredenheid daalt en figuurlijke ‘affectie’ stijgt hierdoor, wat politiek extremisme en zelfs terrorisme tegengaat. Kritiek zelfvoorzienende, zeer juridische juist klinkende visie wat in praktijk imperalistische praktijken blijken. hoe universeel is deze westerse democratie? Sommigen zeggen dat landen Arabië hier simpelweg niet klaar voor zijn, andere stellen dat deze democratie gewoon andere vormen zal aannemen. Vanuit deze visie is een liberaal-democratische, door Europa gestuurde hervorming voorbestemd om te mislukken. De link tussen democratie en politieke gematigdheid niet zeker. (Voorbeeld van Algerije waar de militante Islamitische partij het won en dan later de bevolking onderdrukte en terugging naar religieus fundamentalisme) Het idee van interventie om democratie te promoten kan moreel en politiek verwarrend genoemd worden. De nationale autonomoteit aanvallen om dan politieke vrijheid aan te kaarten is contradictorisch en kan de vijandigheid tov het Westen vergroten, wat het ‘democratie creëren’ dan weer zeer moeilijk maakt. 8.3 CONCEPTS Een vorm van imperialisme. Het omvat controle over vreemde landen, meestal gekenmerkt door economische dominantie en nederzettingen van het moederland in die landen. Bv. Afrika, Zuid-Oost Azië In Frans kolonialisme beschouwde men de kolonies als een deel van het moederland, waarbij ze dezelfde rechten op burgerschap, … bezitten Colonialism In neo-kolonialisme was er vaak sprake van economische overheersing, directe politieke controle Bv. VS en Latijns-Amerika. De wijze waarop mensen leven, hun overtuigingen, waarden en gebruiken. - bevat religie, tradities, sociale waarden en normen, morele principes,… - onderscheid cultuur en natuur (al dan niet afhankelijk van biologische factoren) Culture ‘hoge’ cultuur: kunst en literatuur, welke als intellectuele en persoonlijke ontwikkeling wordt beschouwd. ‘lage’ of ‘populaire’ cultuur: massaconsumptie, populistische instincten Een combinatie tussen een liberalistische beperkte overheidsmacht en het democratische principe De kernfuncties zijn: - Men kan ‘heersen’ mbv succes op de gereguleerde en competitieve verkiezingen gebaseerd op het algemene kiesrecht voor 18plussers. - beperkingen op de overheid door de grondwet, controlerende instituties en bescherming van de rechten van de mens - een sterk burgerlijke samenleving met een privatie ondernemingscultuur, handelsorganen en vrije media. Liberal democracy Sommigen noemen het een politieke uiting van de westerse waarden, andeeren noemen het universeel bruikbaar aangezien het meeste mogelijkheden aan opinies en geloof biedt. Een literaire en culturele trend die zicht richt op typische culturele condities in de nieuwe ‘autonoom verklaarde’ landen. - Doel: ontmaskeren en omkeren van de culturele en psychologische dimenses in et neokolonialistische landen, beamend dat de onderdanige positie van de oorspronkelijke bewoners in die landen nog lang blijft bestaan. zo richten ze zich op het legitimeren van niet-westerse en soms zelfs anti-westerse politieke ideën en tradities. Postcolonialism - Toch zijn er verschillende vormen van postkolonianisme Bv. Gandhi die het nationalisme van Indië bekrachtigde zonder geweld en zelfopoffering. Met roots in het Hindoeïsme en een evolutie naar fundamentalistischere overtuigingen als de Islam als gevolg hiervan. Een georganiseerde gemeenschap van mensen men eenzelfde geloof in een soort van transcendente realiteit. - Het kan verwijzen naar iets ‘anders’ dan de wereld, soms ‘God’ genoemd. Het kan ook naar iets ‘in’ deze wereld verwijzen, bijvoorbeeld de ervaring van persoonlijke vrijheid. (Bv. Nirvana uit het Boeddhisme) Religion - Het kan een god bevatten (Monotheïsme) met een gelimiteerd aantal heilige teksten en een duidlijke authoritair systeem. Het kunnen natuurreligies zijn die meer goden bevatten en een gedecentraliseerde, gepluraliseerde structuur kennen. letterlijk verwijst ‘fundamentalisme’ naar de ‘basis’, het fundament. - religie kan niet beperkt worden tot de private sfeer, maar vindt zijn beste expressie in de politieke van populatiemobilisatie en ‘social regeneration’ niet zoals vaak gedacht het literalisme. - vaak een proces van ‘dynamische interpretatie’ door charismatische leider Religious fundamentalism 8.4 - ultra-orthodox zich ‘isoleren van de corrupte seculaire wereld door zich in een commune ‘op te sluiten’ FEATURED THINKERS - Iraanse kerkelijke en politieke leider. - Een van de belangerijkste geleerden het belangerijke theologische centrum. - Uit Iran uitgestoten in 1964 en teurggekeerd in 1979. - In dat jaar ontketende hij de Islamitische revolutie, waarin men zich afkeert an de Ayatollah als uitverkoren leider van het land tot zijn dood. betekende het einde van de Shi’a traditie en het begin van een politiek die buiten de religie stond Ayatollah Khomeini - Had een zicht op de wereld waarin hij de armen, de onderdrukten onderscheidde van de ‘ontwikkelden’, de onderdrukkers. Deze laatsten werden als ‘satanistisch’ door hem beschouwd, zowel in het Russische communistische geval als bij het kapitalisme in de VS. De islamitische wereld moest geregenereerd worden door de bezetting en corruptie van buitenaf buiten te houden. - Egyptische schrijver en religieuze leider. - Soms gezien als de ‘vader van de moderne politieke Islam’ - Als zoon van een welgestelde landbouwer kon hij gedurende 2 jaar gaan studeren in de VS, waar zijn mening sterk geradicaliseerd woerd. Hij kende een groot misnoegen tov het materialisme, de ondeugd en de sexuele overdaad. Sayyid Qutb - Zijn visie, gekent als het ‘Qutbisme’ benadrukte het barbarisme en de corruptie dat het westen over de hele wereld aan het verspreiden was. Hij pleitte voor een stricte Islamitische praktijk in alle aspecten van het leven wat volgens hem de enige mogelijkheid tot verlossing hieruit was. - Zijn eerste ‘doelwitten’ waren de verwesterde leider van Egypte en andere moslimstaten. - Een Amerikaanse academicus en literaire criticus. - Hij was de prominente advocaat van de Palestijnen in die zaak en een ‘founding figure’ van de postkoloniale theorie - humanistische kritiek op Verlichting door te linken met kolonianisme en onderdrukking te benadrukken. Men gaat de gekoloniseerden als ‘niet-westers’ berschouwen en ze zo onmachting maken. Edward Said - gekend voor zijn notie van ‘orientalism’, dat zicht situeert binnen een kader van subtiele, maar blijvende Eurocentrische vooroordelen tov van ArabischIslamitische mensen en culturen. Ook p 190, ‘clash of civilizations’ lezen 9 POWER AND TWENTY-FIRST CENTURY WORLD ORDER 9.1 GLOBAL ACTORS China Historie - Het republiek is gesticht op 1 oktober 1949 door Mao Zedong. - De CCP (Chinese Communist Party) heeft gedurdende de jaren ’50 de control over het hele land kunnen handhaven. Dit zowel economisch en politiek, als ideologisch en cultureel. - In ’66 lanceerde Mao de ‘Great Proletarian Cultural Revolution’, wat eindigte in een dramatische zuivering van de CCP, zowel rond economische als culturele elites. - Als gevolg van de dood van Mao en zijn plaatsvervanger in 1976 vonden dramtische veranderingen plaats. Bv. economische hervorming gebaseerd op het marktsysteem, mede door de heropkomst van de pragmatische Deng Xiaoping. China is een communistische staat met 1 partij, gebaseerd op National People’s Congress: 3000 leden die enkel voor korte perioden samenkomen. State Council: met eerste minster aan het hoofd, wat eerder het ceremoniële hoofd van de staat is. De politieke ‘change’ in het moderne China gaat veel trager dan de economische ‘change’. Dit komt door het meest kenmerkende fenomeen binnen de Chinese politiek: de leidende rol van de CCP, die alle hoofdposities, media, internetcontroles en belangrijke politieke instituties in hun macht hebben. Belang van deze historie: - De heropkomst van China als wereldmacht gaat terug tot in 1949 (Chinese Revolutie) - De moderne opkomst van China is zonder twijfel aan de economische hervormingen sinds ’77 te wijden. China is de tweede grootste economische en handelsstaat van de wereld, na VS. Ook zal zij de grootste zijn rond 2020. - Ook op andere facetten is de wereldmacht van China aan het groeien. China heeft het grootste leger en spendeert op VS na het meeste geld aan kracht. Haar invloed in Afrika is gegroeit door de gigantische investeringen daar vanwege energiebronnen. Grotere invloed in de G-20 en de WTO - China’s ‘soft’ power is gelinkt door zijn associatie met antikolonialisme en zijn capaciteit om zichzelf als de vertegenwoordiger van het Zuiden te schetsen. - Toch moet de macht van China niet worden overschat. China is nog steeds relatief ver weg om de VS te overwinnen als wereldmacht China beaamt dat de VS-hegemonie een grote variëteit aan voordelen voor hen kent, zodat China wereldmacht kan hebben zonder verantwoordelijk te zijn voor de hele wereld. Bv. China moest gee internationaal antwoord geven op de financiële crisis. China is onwillig om zichzelf een duidelijke globale rol aan te duiden, ze houdt zich meer bezig met samenwerkingen met andere staten. In deze zin in Chinese buitenlande politiek minder gestructureerd rond wereldmachtprojectie en meer in voorwaarden handhaven die goed zijn voor een blijvend economisch succes. Velen stellen dat door zijn interne contradicties Chinaa gelimiteerd is in zijn externe invloed. De economische liberalisatie zal uiteindelijk onhoudbaar zijn met een éénpartijdig authoritair regime volgens hen, wat betekent dat de monopolie van de CCP druk zal beginnen voelen voor een politiek hervorming en dit waarcschijnlijk de val van de CCP zal teweegbrengen. 9.2 FOCUS ON Elements of national power Nationale macht (capaciteit dat een staat invloed op andere actoren kan uitoefenen) wordt vaak gelinkt met de ranking van de hiërarchie van de staten De 4 sleutelelementen van nationale macht: Military strength Zeer realistische denkwijze. Militaire capaciteit zorgt voor de bescherming van het territorium en mensen van externe agressie. Ook zorgt het voor intresten door expansie. meest geavanceerde wapenbeleid, discipline, leiderschap, training, moraal zijn afhankelijke factoren hiervan Economic development Het gewicht van een staat in de internationale politiek is gelinkt met hun welvaalt en economische bronnen. Een zeer welvarend land kan ook meer en beter wapens aanmaken. Moderne technologie en geavanceerde industriële vestigingen geeft een staat ook politieke macht ten aanzien van zijn handelspartners. Population Een grote populatie is gunstig materieel en economisch gezien. Potentieel grote werkgelegenheid en groot leger. Hooewel ook vaardigheid, educatie en ICT-skills ook van groot belang is voor economisch en militair succes. Geography Geopolitiek beklemtoont dit element. Van groot belang zijn: - waar het gelegen is - het klimaat (aarbevingen) - natuurlijke rijkdommen - toegang tot de zee (militaire en handelstoepassingen) - aanwezigheid van rivieren - samenstelling van de grond (landbow) - toegang tot mineralen en energiebronnen (olie, gas, ….) Beyond ‘power over’? Idee van macht vs dominantie en controle eigenlijk nog wel realistisch? - Tot ’80 belang van militaire en economische kracht in de wereld te hebben. Te vergelijken met billiardballen die tegel elkaar botsen (p.7). - Dit systeem is minder relevant gwoden door een grote variëteit aan nieuwe ontwikkelingen. (Bv. 9/11, het einde van de Koude Oorlog en de bipolaire wereld, gegroeide aandacht voor mensenrechten, vormen van regionale en internationale overheden) - Barnett en Duvall( (2005) pleitten voor een meer genuanceerde benadering voor ‘macht’ gebaseerd op 4 contrasterende concepten. Compulsory power: laat toe dat één actor direct controle heeft over een andere meestal omwille van militaire of economische redenen Institutional power: houdt in dat actoren op een indirecte manier controle over andere uitoefenen, waarbij staten bv. internationale instituties gaan oprichten om er voordeel op lange termijn uit te halen. Structural power: dit schept de belangen en capaciteiten van actoren tov andere actoren. Bv. het globale kapitalistische systeem Productive power: intersubjectieve macht; macht in de zin van de mogelijkheid hebben om elk zijn eigen overtuiging, waarden en percepties te hebben of net deze op te dringen aan anderen. The ‘war on terror’ ook gekend als GWOT (Global War on Terror) - Verwijst naar de initiatieven die de VS heeft genomen om de groepen en krachten verantwoordelijk voor terrorisme te vernietigen. Dit als antwoord op 9/11 en om de veiligheid te waarborgen. - Het gaat om een nieuwe soort van bedreiging door niet-staat actoren en in het bijzonder door terroristische groupen (rogue states) masavernietigingswapens militante theorieën van radicale Islam - Kritiek de inherente vaagheid van deze ‘war on terror’ legitimeert Amerika om een bijna ongelimiteerde reeks van buitenlandse interventies uit te voeren doordat er een klimaat van angst te creëren kan Amerika de publieke opinie sterk manipuleren en toestemming voor mogelijke imperialistische en illiberalistische politiek verkrijgen. Is het wel mogelijk om een oorlog te voeren tegen een zulk abstract begrip als terrorisme? Pre-emptive attack Een militaire actie die gebeurd omwille van het voorkomen van zeer waarschijnelijke agressie in de toekomst. Een zelfdefensieve anticipatie dus. Een wijze van met potentiële agressors om te gaan. Het heeft de aandacht getrokken sinds de jaren ’90 in verband met de mogelijke dreiging van ‘rogue states’ en terrorisme, vooral dan in het geval van Irak in 2003. Het voordeel hiervan is dat men ingrijpt voordat de militaire actor te sterk geworden is, waardoor de kost van de interventie gedrukt wordt. Alternatieven zouden net de potentiële agressor kunnen helpen. Net omdat het om potentiële verwachtinge gaat is het moeilijk om hiervoor internationale steun voor te krijgen. Het is zo goed als illegaal in het VN-charter, waarin staat dat oorlog enkel goedkeurbaar is in gevallen van individuele of collectieve zelfverdediging is. Hegemonic stability theory Overtuiging dat een dominante militaire en economische macht noodzakelijk is voor de stability en voortzetting in een liberale wereldeconomie. Vooral beaamd door realisten en neoliberalisten Het bevat 2 hoofdcomponenten: - Het stelt dat de wereld in voortdurend gevaar leeft om ondermijnd te worden door het groeiende nationalisme en protectionisme. Een set grondregels voor economische concurrentie is daarom noodzakelijk voor succes als men het over vrije markt heeft. - Het stelt ook dat een dominante macht bereid en gemachtigd is om zulke regels te handhaven en te bekrachtigen. De bereidheid hiervoor vloeit voort uit het feit dat door de hegemonie, zijn eigen intressen met die van het systeem zullen samenvallen. De dominante staat zal dus naar zijn eigen langetermijn belangen handelen en handelt dus niet altruïstisch De machtiging hiervoor vloeit voort uit het feit dat hij de capiteit heeft om publieke goederen te leveren. De hegemoon is dus machtig genoeg om in ‘algemene winsten’ en niet in ‘relatieve winsten’ te denken. Als extra staving hiervoor stelt men het voorbeeld van een minder machtige staat die dus verplicht is om naar nationale belangen te helpen. Om een hegemoon te zijn moet een staat dus over voldoende macht beschikken om te regels te bekrachtigen over de wil beschikken om deze macht te gebruiken toegewijd zijn tot een systeem dat voordeel biedt voor de grote massa van staten ipv zijn eigen nationaal belang Offensive or defensive realism? Moedigt onzekerheid en instabiliteit in het internationale systeem staten aan om ‘overleving’ als prioritair te beschouwen of om naar overheersing te streven? Zijn staten voldaan als ze hun veiligheid hebben verzekerd of willen ze gewoon steeds meer macht? Zulke vragen worden behandeld binnen het neorealisme. Offensieve realisten als Mearsheimer argumenteren dat het de combinatie van anarchie en onzekerheid over de acties van andere staten, staten geen andere keuze laten dan hun macht te doen stijgen in de machtshiërarchie. Vanuit deze opinie zouden alle staten ‘hyperpowers’ of ‘wereldhegemonen’ willen zijn met als gevolg dat een grote machtscompetitie onvermijdelijk is. Defensieve realisten als Mastanduno stellen dat ondanks men verwacht dat staten willen voorkomen dat andere staten ‘winsten’ maken op hun ‘kosten’, niet noodzakelijk hun eigen ‘winsten’ willen maximaliseren. De motivatie hierachter is hun eigen veiligheid garanderen. Bv. Reactie van de VS op de industriële groei van Japan na 1945. De eersten suggesteren eindeloze oorlogen en geweld, de tweede dat internationale zaken gekarakteriseerd worden door vrede en stabiliteit. To balance or to bandwagon? Neorealistische theoretici zien de huidige wereldmachtsbalans als een gevolg van structurele druk van staten op die machtsverdeling. Geconfronteerd met de onzekerheden en instabiliteiten van internationale anarchie, moeten staten kiezen tussen Balanceren: een oppositie tegen een groeiende grote macht vormen door zich samen te ‘plakken’ met andere zwakkere staten. Bv. EU. Dit gebeurt in het meeste en verklaart de vele allianties tussen staten die in feiten politicel en/of ideologische vrijanden zijn. Bv. VS en Sovjet-Unie tijden WOII. Bandwagoning: zich bij de groeiende of belangrijke macht ‘plakken’ Dit gebeurt omdat groeiende machten in een context van anarchie als iets angstig wordt aanzien door de anderen, ook omdat er angst is om ze niet weten hoe deze staat hen (de zwakkere staten) zal behandelen. Simpel gezegd kan men grote machthebbende staten niet vertrouwen 9.3 CONCEPTS Een internationaal systeem waar zich 2 belangerijke machtsblokken bevinden (2 polen). Wordt vaak in verband gebracht met de Koude Oorlog gekenmerkt door de oost-west/communisme-kapitalisme rivaliteit. Neorealisten beschouwen het als een periode van stabiliteit en relatieve vrede. Liberalen beschouwen het echter als een periode onzekerheid en spanning, resulterend in hegemonische ambities en prioritaire militaire macht. Bipolarity betekent letterlijk ‘leider’. Hegemony Zeer gesimplifieerd kan men stellen dat het de leiderschap of overheersing van één element op een systeem van anderen is. Wordt gebruikt om te verwijzen naar het ideologische leiderschap van de bourgeoisie op de ‘onderstaande klassen’. In internationale politiek is een ‘hegemoon’ een leidende staat binnen een verzameling van staten, gebaseerd op ‘bezit’ of ‘structural power’ , meestal het bezit van economische en militaire rijkdommen. Hij kan de wensen van andere staten vervullen door mee in te stemmen en dit te promoten. Volgens Gramsci neemt de term met zich mee dat internationaal of globaal leiderschap eerder ideologisch is. Internationaal systeem waarin er 3 of meer machtcentra zijn. Dit kan variëren van tripolaire systemen (USA,Japan,EU) tot een nietpolair systeem waarin macht zo diffuus is dat geen enkele actor nog als ‘pool’ beschouwd kan worden. Neorealisten argumenteren dat multipolariteit voor vluchtigheid en onzekerheid zorgt, wat enkel tot instabliteit kan leiden en de kans op oorlog moet verhogen. Multipolarity Liberalen argumenteren dat dit systeem gekaraktiseerd wordt door een tendens van multilateralisme, waardoor een grotere opsplitsing van macht net voor meer vree, coöperatie en integratie zorgt. (‘interdependet multipolarity’) Een benadering in de in de buitenlandse politiek dat de VS weer zou toelaten om van de voordelen te genieten van zijn ongekende machtspositie en invloed uit te oefeen in een unipolaire wereld. Het is een fusie tussen de 2 volgende stromingen: Neo-Reagansime: een wereldvisie waarbij ‘goed’ (VS) met de slechten, ‘duivelsen’ (rogue states) geconfronteerd worden. Dit brengt met zich mee dat de VS rivalen moet afschrikken en zich in een onevenaarbaar militair krachtige positie moet bevinden. Neoconservatisme ‘Hard’ Wilsonianism: de wens om de democratie in de stijl van de VS in de wereld te verspreiden ahv een proces van ‘regime change’, versterkt door militaire krachten indien nodig. - De mogelijkheid om de uitkomst van gelegenheid te beïnvloeden= ‘de macht hebben om dat te doen’ - In de internationale politiek is dit de kracht om iets te doen, dat betrekking heeft op eigen zaken zonder de tussenkomst van andere landen. (Gaat richting ‘autonomie’) - In termen van relaties is dit de mogelijkheid om het gdrag van andere te beïnvoeden (macht over anderen). Dit kan bv. zijn als A B iets laat doen dat B niet zonder A had gedaan. - Verschillende karakteristieken: hard/zacht – potentieel/actueel – structureel - … Power - Een staat waarvan de buitenlandse politiek een bedreiging vormt voor de naburige landen vanwege zijn agressieve intenties, aangroei van wapenbezit (vooral massavernietigings-) of in associatie met terorisme. Rogue state - De term is controversieel, maar gebruikt door de VS in de vroege periode na de Koude Oorlog om de ‘nieuwe mogelijke bedreigingen’ voor de wereld te benadrukken. Voorbeelden: Afghanistan, Iran, Irak, Libië en Noord-Korea - Kritiek: term wordt selectief gebruikt en voor eigen voordeel. Bv. om de VS interventies te gerechtigen tov andere landen - Toch is het zeer complex en kent een rogue state een zeer grote verscheidenheid aan bestaansoorzaken bv. vervreemding van de internationale gemeenschap Een internationaal systeem waar 1 prominente staat of ‘pool’ is. Hij heeft dus geen potentiële rivalen Hoewel het een soort wereldregering lijkt blijft de macht relatief en niet absoluut. Het systeem kan verdedigd worden doordat de éne dominante actor over de mogelijkheid bezit om als ‘wereldpolitieofficier’ te dienen en zo oorlog voorkomen. (Pax Britannicus, Pax Americana) gegarandeerde economische en financiële stabiliteit door grondwetten hieromtrent door één actor opesteld Unipolarity 9.4 Kritiek risico dat die actor aan grootheidswaanzin gaat lijden schrik voor vijandigheid van de andere actoren tov de dominante actor FEATURED THINKERS Taalkundige theoreticus van de VS en radicale intellectueel. Hij schreef ‘Syntactic Structures’. Hij vulde de studie van taalwetenschap aan met die van ‘transformele grammatica’, wat inhield dat mensen een innerlijke capaciteit hebben op taal te verweren. Geradicaliseerd gedurende de Vietnamoorlog, werd hij de belangrijkste radicale criticus omtrent de buitenlandse politiek van de VS. Ook bekritiseerde hij radicale kritiek tov de massamedia. Noam Chomsky Een politieke wetenschapper uit de VS en theoreticus rondom internationale relaties. Eén van de leidende personen van het offensieve realisme en een sleutelpersoon in het ontwerpn van de ‘neorealist stability theory’. - In ‘Back to the Future’ stelde hij dat de Koude Oorlog in grote mate verantwoordelijk was voor de aanhoudende vrede in Europa. - In ‘The Tradegy of Great Power Politcs’ argumenteerde hij dat aangezien het onmogelijk is om te bepalen hoeveel macht genoeg is om te overleven, staten altijd zullen trachten hegemonie te bereiken. Een agressieve houding als ze geloven om hier een machtsvoordeel uit te halen is hier een voorbeeld van. - Hij bekritiseert de VS-politiek rond China, omdat hij gelooft dat deze politiek China net ‘krachtiger’ maakt, wat uiteindelijk in het nadeel van de VS zal spelen. - Hij was tegen de Oorlog in Irak omdat dit volgens het het Anti-Amerikansieme in de Arabierse en Islamitische landen zou vergroten. John Mearsheimer Amerikaanse academicus en analyticus van buitenlandse politiek. - Eén van de leidende theoretici achter ‘complex interdependence’ wat een alternatief vormde voor het realistische geloof in internationale anarchie. - Hij benadrukte de noodzaak voor de VS om het nationaal belang te herdefiniëren met zicht op globalisatie beseffende dat deze globalisatie een grotere druk op multilaterlatie coöperatie teweegbrengt. ‘The USA can’t go alone’ - Word geassocieerd met het idee van ‘soft power’ (de mogelijkheid om aan te te trekken en te overtuigen) en later met de notie van ‘smart power’ (combinatie tussen soft en hard power) Joseph Nye Britse academicus en uitvoerend leider in de internationale politieke economie Beschrijft zichzelf als een ‘nieuwe realist’ - Haar idee van ‘structurele macht’ hervormde het debat over de daling van macht van de VS en zijn implicaties dit is de mogelijkheid om het ‘framework’ waarin globale actoren te opereren te creëren, dus ‘how things shall be done’. - Ze analyseerde de groeiende verhevenheid van de ‘markt’ boven de authoriteiten waarin ze verklaarde dat de authoriteit van de staten daalde en het marktsysteem zeer veel macht bezat. Susan Strange 10 - Ze bestudeerde de instabiliteit en vluchtigheid van op de markt gebaseerde economieën, met nadruk op de financiële markten. WAR AND PEACE 10.1 GLOBAL ACTORS North Atlantic Treaty Organization (NATO) Type: Intergouvernementele militaire alliantie Opgericht: 1948 Hoofdkwartier: Brussel Lidmaatschap: 28 staten North Atlantic Treaty Organization, werd opgericht in 1948. Origineel was de bedoeling om de sovjet af te schrikken door sterk militair verbond te maken. Originineel met 5, nu met 26. Nu is de bedoeling om de veiligheid van elkaar te garanderen. Betekenis: De NATO is ’s werelds grootste militaire alliantie. Zoals eerder gezegd was het bedoeld om tijdens de koude oorlog de Russen af te schrikken, die 7 jaar na de oprichting van de NATO zelf het warshau pact oprichtte. “To keep the Russians out, the Americans in, and the generals down.” Na de koude oorlog moisten ze een nieuw doel vinden. Ze definieerden zichzelf als een macht voor europese en globale vrede te behouden. Ze betekende een belangrijke rol in het conflict in Bosnië in 1996 en richtte het PFP (partnership for peace) op, zodat vorige communistische landen en anderen zich konden associëren met de NATO. Na de aanslag op 9/11 trok de NATO voor de eerste keer in de geschiedenis artikel 5 in, waarmee ze mogelijk een meer globale rol konden spelen. In 2003 nam de NATO het commando over van het “International Security Assistance Force” in Afghanistan, wat de eerste missie van de NATO betekende buiten hun noord Atlantische gebied. Een bijkomende verandering in focus kwam er in 2000 toen de NATO zich meer richtte op een uitbreiding naar het oosten toe (vorige sovjet landen). Dit bleef relatief onschuldig maar de spanningen met de Russen liepen hoog op in 2008 toen Rusland Georgië binnenviel, nadat Georgië en Oekraïne toenadering zochten tot de NATO. Rusland is ook niet echt zeer blij met het rakettenschild die de V.S. nu wil plaatsen in Europa. 10.2 FOCUS ON The Iraq War as a ‘new’ war? De oorlog in Irak kan op verschillende manieren toch nog gezien worden als een oude oorlog 1. De oorlog was een interstatelijke oorlog tussen de “coalition of the willing geleid door de V.S. tegen Irak. 2. Amerika rechtvaardigde zijn oorlog door te zeggen dat het uit zelf verdediging aanviel. Het doel van de Amerikanen was om het regime in Irak te veranderen, want het vorig regime van Sadam Hussein had mogelijk banden met al-qaeda en vormde dus een bedreiging voor de V.S. 3. Vele critici zien het als een klassieke imperialistische oorlog, die dient om de V.S. door middel van olie te versterken. Maar toch heeft deze oorlog ook kenmerken van een “nieuwe oorlog”. Nadat na 3 weken het regime van Sadam was gevallen, monde het uit in een veel langdurigere complexere volksopstand. De volksopstand had twee dimensies: 1. Enerzijds was er een conflict tussen de V.S. militaire troepen en de Sunni Guerrilla vechters (die vroeger aanhangers waren van Sadam en ook veel radicalen van al-qaeda) 2. Aan de andere zijde een halve burgeroorlog tussen de Irakese Sunni’s en de Shia groeperingen. De V.S. paste doorheen de tijd zijn tactiek aan. Vanaf 2007 waren ze vooral gericht op het voorkomen van opstanden. naast hun aanwezigheid te verstevigen, zette de V.S. ook meer troepen in de straten van Irak in de hoop de relaties met de lokale bevolking te verstevigen, en een alliantie tussen V.S. troepen en Sunni’s te creëren. Principles of a just war: Principes van het “Jus ad bellum” (rechtaardigheid om ten oorlog te trekken). Laatste optie: Alle andere niet gewelddadige opties moeten overwogen zijn vooraleer geweld kan gerechtvaardigd worden. Rechtvaardig Doel: Het doel van de oorlog is om een onrecht goed te herstellen. Vaak is het geval van zelfverdediging na een aanval, gezien als een klassiek voorbeeld van rechtvaardiging van oorlog. Legitieme Authoriteit: Hiermee bedoelen ze vaak dat het een wettige constitutionele overheid van een staat moet zijn, en niet een individu of groep. Juiste intenties: Oorlog moet uitgevoerd worden op grond van doelen die moreel acceptabel zijn, in plaats van wraak of gevoelens die kwade bedoelingen hebben. Redelijke kans op succes: Als je geen kans maakt, is het onnuttig om levens te verspillen. Proportionaliteit: Oorlog zou moeten uitmonden in meer goed dan kwaad, als in dat elke reactie op een aanval in proportie moet zijn. Bv een volledige invasie van een land nadat er een grens overtreding was is niet in proportie Principes van het “jus in bello” (rechtvaardigheid bij het oorlog voeren). Discriminatie: Geweld mag enkel gericht zijn op militaire doelen. Dood of verwonding van burgers zijn enkel acceptabel wanneer ze onbedoelde en onvermijdelijke slachtoffer zijn van rechtvaardige aanvallen. Vaak wordt dit beschreven als “collateral damage”. Proportionaliteit: overlappend met “jus ad bellum”, wordt hiermee bedoeld dat het leger niet groter moet zijn dan nodig om een acceptabele militaire overwinning te behalen, en mag niet groter zijn dan de provocerende oorzaak. Menselijkheid: Geweld mag nooit gebruikt worden tegen vijandelijke troepen als ze zijn gevangen genomen of gewond zijn. Samen met de andere “jus in bello” principes, is dit doorheen de tijd geformaliseerd als de zogenaamde “wetten der oorlog”. 10.3 CONCEPTS Balance of power War 10.4 De term “balance of power” is op veel verschillende manieren gebruikt geweest. Als beleid verwijst het naar een opzettelijke poging om een machtsevenwicht te promoten, door diplomatie of eventueel oorlog, om te voorkomen dat een staat een te dominante machtsrol verwerft. Als een systeem, verwijst het naar een toestand waarin geen enkele staat domineert over een andere, waarbij men een algemeen evenwicht probeert te creëren en de hegemonische ambities van andere staten probeert te verzwakken. Volgens neorealisten zou het internationale systeem op natuurlijke wijze naar een evenwicht neigen, omdat alle staten in het bijzonder een mogelijke hegemoon vrezen. Oorlog is een toestand van gewapend conflict tussen twee of meerdere partijen (meestal states). Het onstaan van de moderne vorm van oorlog als een georganiseerde en doelgerichte activiteit stamt af van de ontwikkeling van het Europese statensysteem in de vroege moderne periode. Oorlog heeft een formeel of quasi legaal karakter en de zin dat een declaratie van oorlog niet per se gepaard gaat met het uitbreken van geweld. In de post-koude oorlog tijdperk is het normaal geworden te verwijzen naar “nieuwe oorlogen”. Deze zijn worden vaak gelinkt aan binnen staatse etnische conflicten, het gebruiken van geavanceerde militaire technologie, en de betrokkenheid van niet-staatse aktoren zoals terroristische organisaties en guerrilla groeperingen. FEATURED THINKERS Thomas Aquinas Karl van Clausewitz Mohandas Karamchand Gandhi Italiaanse Dominicaanse pater, theoloog en filosoof. Geboren nabij Napels, ging Thomas, de zoon van een nobele familie, bij de Dominicaanse orde, tegen de zin in van zijn familie. Zijn gigantisch maar niet afgewerkt werk “Summa theologica” begon in 1265, en behandelt de natuur ban God, moreel en wet, het eeuwige, het goddelijke, het natuurlijke en het menselijke. Beïnvloed door Aristoteles en Augustine, gaf hij 3 voorwaarde voor een oorlog om rechtvaardig te zijn: 1. Oorlog moet verklaart worden door iemand die de autoriteit heeft om dit te doen. 2. De oorlog moet een rechtvaardige reden hebben. 3. De oorlogvoerders moeten de juiste intenties hebben (de wens naar vrede hebben en het vermijden van het slechte). Aquinas werd heilig verklaard in 1324, en in de 19 de eeuw maakte paus Leo III de werken van Aquinas de basis van de Katholieke Theologie. Hij was een Pruisische generaal en een militaire theoreticus. Als zoon van een Lutheraanse pastoor, voegde hij zich bij het Pruisische leger op zijn 12 jaar, en kreeg de rang van majoorgeneraal op 38 jarige leeftijd. Nadat hij de filosofie van Kant had bestudeerd en betrokken was bij de reformatie van het Pruisische leger, gaf Clausewitz zijn ideeën over militaire strategie weer in zijn boek “On war” (1832). Grofweg geïnterpreteerd als het idee dat oorlog in principe een politieke daad is, een instrument van het beleid, het boek beschrijft een drievoudige theorie over oorlogsvoering die inhoud: 1. De massa die gemotiveerd is door een gevoel van nationale samenhorigheid, 2. Het leger, die strategieën ontwikkelt om onvoorziene gebeurtenissen in kaart te brengen 3. De politieke leiders, die de doelen van de militaire acties vooropstellen. Clausewitz wordt vaak gezien als de grootste schrijver over militaire theorie en oorlog. Indische spiritualist en politieke leider. Als advocaat opgeleid in Groot Brittannië, werkte Gahndi in Zuid Afrika, waar hij protesten organiseerde tegen discriminatie. Nadat hij terugkeerde naar India in 1915, werd hij de leider van de nationalistische beweging, waarbij hij onvermoeid pleitte voor onafhankelijkheid, die uiteindelijk behaald werd in 1947. Gahndi’s ethiek van niet-gewelddadige weerstand “satyagraha”, samen met zijn streng vrome levensstijl, Mary Kaldor Thucydides Michael Walzer 11 gaf de beweging voor Indische onanfhankelijkheid een enorm morele autoriteit. Afgeleid van het Hinduisme, was Gandhi’s politieke filosofie gebaseerd op de veronderstelling dat het universum geregeld is door algemeenheid van de waarheid (of satya) en dat de mensheid uiteindelijk één is. Gandhi werd vermoord in 1948 door een fanatische Hindu, waarbij hij dus slachtoffer werd van de gewelddadige Hindu-Moslim oorlog die volgde na de onafhankelijkheid. G.B. academica en internationale relaties theoretica. In haar boek ”nieuwe oorlogen en oude oorlogen” , linkt Kaldor de nieuwe oorlogen aan de crisis bij staats autoriteiten die tot stand in gekomen door de impact van privatisering en globalisering. Gewelddadige gevechten om controle over een staat te krijgen leiden naar massieve schendingen van mensenrechten, waarbij geweld vaak wordt uitgevoerd in de naam van identiteit en voornamelijk gericht op burgers. Nog werken van haar zijn “Global society” en “Human Security”. Griekse Historicus met filosofische interesses. Thucydides zijn grootste werk “The history of the Peloponnesion war” vertelt over de strijd tussen de Atheners en Spartanen over de controle van de hellenistische wereld van 431-404 V.C., wat uitliep in de ondergang van de Atheners, de bakermat van de democratie. Hij legde het conflict uit in termen van dynamiek van de machtpolitiek en de relatieve macht van rivaliserende stedenstaten. Zodoende ontwikkelde hij de eerste onderbouwde realistische visie over internationale conflicten en misschien ook wel de eerste theorie over internationale relaties. Zijn donkere kijk op de menselijke natuur beïnvloede Hobbes in de “Melian dialoog” (komt voor in zijn boek), Thucydides toonde aan hoe macht politiek onverschillig staat ten opzichte van morele argumenten, een les die soms universeel genomen kan worden. Als Joods Amerikaanse politieke filosoof, maakte Walzer grote bijdragen tot het denken over de ethiek van oorlog. In “Just and Unjust Wars”, ontwikkelde hij een rechtvaardige oorlog theorie gebaseerd op het “legalist paradigm”, wat parallellen aankaart tussen de rechten en verantwoordelijkheden van individuelen en staten. Dit impliceert dat staten zichzelf mogen verdedigen tegen agressie, mogelijk door een preventieve aanval (rechtvaardig), maar dat agressie in de zoektocht naar zelfinteresses uitgesloten is (onrechtvaardig). Walzer erkende dat een “supreme emergency” (groot gevaar), (waarmee hij een imminente en belangrijke bedreiging van een staat bedoelt) kan betekenen dat de regels opzij moeten geschoven worden. Andere werken zijn “Spheres of Justice” en “Arguing about War”. NUCLEAR PROLIFERATION AND DISARMAMENT 11.1 FOCUS ON North Korea: a rogue nuclear state? Noord Korea wordt vaak gezien als een school voorbeeld voor wat er gebeurd wanneer een schurkenstaat massavernietigingswapens in handen krijgt. Het creëert een vooruitblik van nucleaire avonturisme waarmee niet alleen zuid Korea,maar ook Japan en zelf de V.S. bedreigd wordt. De gedachte dat een kern aanval door Noord Korea een reële en imminente dreiging is komt door 3 redenen: 1. Noord Korea is uniek in het feit dat het zo goed als compleet afgesloten leeft van de buitenwereld, het trekt zich niets aan van druk van andere landen en heeft lak aan multinationale verdragen (zo trok het zich bijvoorbeeld terug uit het NPT: Non Proliferation Treaty: Het niet verspreiden van kernwapens.). 2. De leider van Noord Korea is excentriek en autocratisch: Kim Jong-il, is sterk verbonden met zijn militaire tak en is doordrongen van een marxist-leninistische ideologie die overal ter wereld al is opgegeven. 3. Het regime heeft het record van brutale interne onderdrukking, en toont daarmee aan dat het bereid is om geweld te gebruiken om hun politieke doeleinden te verwezenlijken. Maar zo’n denken toont een enge visie over Noord Korea. De agressieve houding van Noord Korea t.o.v. de rest van de wereld komt van veel dieper en moet begrepen worden in de zin van Korea zijn positie als een klein maar strategisch gepositioneerd land, die eeuwenlang door invasies en uitbuiting gekweld is geweest. Harde Japanse koloniale heerschappij werd eindelijk omvergeworpen in 1945, alleen maar om gevolgd te worden door een burgeroorlog met aan de ene kant de noorderlingen gesteund door de Sovjet Unie, en aan de andere kant de zuiderlingen gesponsord door de V.S. Maar zelfs nadat er een wapenstilstand werd afgekondigd (geen echte vrede) in 1953, bleven de noord Koreanen hiermee in hun hoofd zitten. Na de val van Rusland en de geleidelijke liberalisering van China komt Noord Korea volledig geïsoleerd te staan, terwijl ze zelf grote economische problemen hebben en staan tegenover een goed uitgerust zuid Koreaanse leger, gesteund door de V.S. Als diplomatieke benadering moet je dus rekening houden dat Noord Korea meer bang dan agressief is, en hun prioriteit is het behoudt van hun regime. Nuclear ethics: indefensible weapons? Moeten we kernwapens behandelen als eender welk wapen? Volgens de realisten zijn kernwapens gewoon de volgende in het lijstje van wapen escalatie. Als men ze als normaal beschouwt, betekent dit dat men ze mag opstapelen, en mag gebruiken wanneer nodig geacht. Dit was zeker actueel in de koude oorlog, en vele realisten vonden toen dat kernwapens een legitiem wapen waren, op grond van afschrikking en de MAD doctrine (als je niet weet wat MAD is zie naar concept hieronder.) Doch het moet gezegd worden dat vele realisten hun steun aan kernwapens opgaven na de koude oorlog, aangezien het de afschrikkingstheorie overbodig maakte. Maar, kernwapens worden algemeen gezien als incompatibel en moraalloos. Voor pacifisten zijn kernwapens het perfecte voorbeeld van de gestoordheid van oorlog. Denken aan het gebruiken van kernwapens staat voor hen gelijk aan denken over het einde van de mensheid. Verder is het moeilijk te zien hoe je kernwapens verzoent met de theorie van een rechtvaardige oorlog (zie hfst 10), wegens hun gebrek aan proportionaliteit, discriminatie en menselijkheid. De auteur Nye (1988) probeerde toch deze twee te verzoenen door 5 ‘maxims of nuclear ethics’ te geven: 1. De enigste reden om kernwapens te hebben is zelfverdediging. 2. Kernwapens mogen nooit behandeld worden als ‘normale’ wapens. 3. Het doel van elke nucleaire strategie moet zijn het minimaliseren van kwaad aan onschuldigen. 4. We moeten eraan werken om in de nabije toekomst oorlog te vermijden. 5. We moeten eraan werken om op lange termijn onze afhankelijkheid van kernwapens af te bouwen. 11.2 CONCEPTS Arms race Een wapenwedloop is een georganiseerde ophoping van militaire wapens die voorkomt wanneer twee of meerdere staten wapens aanmaken om hun militaire capaciteiten als reactie op de ander te verhogen. Voorbeelden hiervan zijn de schepen wedloop voor WOI en de nucleaire raketten wedloop tussen de V.S. en Rusland tijdens de koude oorlog. Ze kunnen aangewakkerd worden door defensieve berekeningen (denk aan security dilemma: speciefiek: we moeten onszelf verdedigen: hoe gaan we dit doen? Meer wapens. De vijand ziet dit en denkt: oei we moeten onszelf verdedigen tegen al die wapens. Hoe moeten we dit doen? Meer wapens…) Of omdat de ene staat militaire overmacht wil behalen op de andere zodat een offensief beleid (een aanval dus) kan volgen. Hoewel wapenwedlopen de kans op oorlog kunnen verhogen, kunnen ze zeker ook de kans verkleinen door een machtsbalans te creeren. (denk in dit geval specifiek aan MAD: Mutual Assured Destruction. Zowel de V.S. als Rusland hadden kernwapens en konden dus elkaar platleggen maar het vernietigen van de ene betekende ook de ondergang van de andere, aangezien beiden een First strike plan (om als eerste aan te vallen) en een second strike plan (om terug te kunnen schieten ook al was hun land platgelegd, bv door nucleaire duikboten) hadden, vielen ze elkaar uit schrik niet aan). 12 TERRORISM 12.1 GLOBAL ACTORS Al-Qaeda Type: Transnationale terroristisch netwerk Ontstaan: 1988 Grootte: 500-1000 aanhangers Al-Qaeda ontstond in Afghanistan in 1988 na de Russische interventie van 1979, maar het kreeg een ideologische achtergrond mee die terug kan getraceerd worden naar Sayyid Qutb (zie p203) en de Moslimbroederschap. Net als andere anti-sovjet bewegingen werd het ondersteund tijdens deze periode door de V.S. met geld en wapens. De leider Osama Bin Laden, een rijk en invloedrijk man, creëerde haatgevoelens ten opzichte van het westen en onislamitische leiders door de golf oorlog in 1991 en de bezetting van V.S. troepen in Saudi Arabië, en de weigering van Saudi Arabia om te mogen helpen. Hun hoofdkwartier lag in Suddan van 1992 tot 1996, daarna doken ze onder in Taliban bezet Afghanistan. Sinds de omverwerping van het Taliban regime in 2001, wordt gedacht dat Al-Qaeda opereert vanuit stamlanden (hier bestaat geen goede vertaling voor) aan de grens met Pakistan-Afghanistan. Buiten 9/11 zijn tal van aanslagen opgeëist door Al-Qaeda. Betekenis: Al-Qaeda wordt vaak geprezen omwille van het herdefiniëren van terrorisme and tijdens dit proces ook bij te dragen aan een herconfiguratie van de grootmachten. Dit gebeurde op 3 aspecten: 1. Op de eerste plaats heeft Al-Qaeda zich aangepast aan de nieuwe omstandigheden van globale inter-communicatie, en opereren als een los netwerk in plaats van een strak georganiseerde organisatie, en maken goed gebruik van moderne informatie en communicatie technologieën. 2. Al-Qaeda heeft een reeks nieuwe soorten terroristische technieken ontwikkeld, met onder andere de zelfmoordaanslagen en meerdere simultane bomaanslagen op een aantal verschillende doelen. Ook hebben ze een globale reikwijdte, waarmee ze kunnen opereren in het Midden-Oosten, Afrika, Noord-Amerika, Europa en Azië. 3. Al-Qaeda dient als de militaire tak van de moderne Islamitische beweging, waarbij ze helpen aan het verspreiden van de globale jihad. Zodoende heeft deze organisatie bijgedragen aan de moderne problemen die voorkomen tussen de westerse wereld en de islamitische wereld. (Cf 11/9) Of Al-Qaeda zo belangrijk blijft is betwistbaar. Sommige zeggen dat de rol van Al-Qaeda in de toenemende spanningen tussen west en islam overschat wordt. (bv. De keuze van de V.S. om Irak binnen te vallen is complex en niet eenzijdig.) Zeker het idee dat Al-Qaeda de islamitische wereld heeft gemobiliseerd tot de jihad is betwijfelbaar. Bovendien zou Al-Qaede in dat geval een grote inschattingsfout hebben gemaakt door de “twin towers” aan te vallen, waarna de Amerikanen alles inzette om Al-Qaeda uit te roeien, waardoor ze onder andere hun vaste basis kwijt zijn en vele leiders zijn verloren. Kritische theoretici hebben benadrukt dat de reikwijdte van het ‘catastrofale terrorisme’ dat Al Quada voorstelt niet zo zeer gebaseerd is op basis van de soort en omvang van de dreiging en meer op basis van hoe de VS besliste om te reageren op 9/11 door Al Qaeda zwart te maken en het te veranderen in een wereldwijde merknaam. 12.2 FOCUS ON Suicide terrorism: religious martyrdom or political strategy? Hoe kunnen we zelfmoordaanslagen uitleggen? Hoewel ze niets nieuw zijn (cf. Kamikaze piloten WOII), is er een significante toename van zelfmoordaanslagen in de laatste jaren. In de jaren 80 waren het er 3 per jaar, in de jaren 90 een tiental per jaar, sinds de jaren 2000 een 100 tal per jaar. Deze trend wordt vaak gewijd aan de toename van religieus-geïnspireerde martelaarschap. (e.g. Al-Qaeda en Hezbolla). In dit geval is de verhoogde ijver en absolute toewijding die nodig is om mensen te overtuigen zichzelf te doden tijdens hun aanslag om politieke doeleinden komt meer dan waarschijnlijk voor in een context van fundamentalistisch religieus geloof, vooral wanneer dit geassocieerd wordt met leven na de dood. (cf de 70 maagden in de hemel. (Heb trouwens ooit gelezen dat “manden met dadels” hetzelfde woord heeft als “maagd”, en dat er tijdens een vertaling iets mis is gelopen, en dat dus origineel een martelaar 70 manden met dadels op zich heeft staan wachten in de hemel i.p.v. 70 maagden.)). Maar, de auteur Pape (2005) concludeerde op basis van een aantal analyses dat er weinig bewijs is van een link tussen het terrorisme en het fundamentalisme, of enig welke vorm van geloof. De meeste zelfmoordaanslagen kwamen voor in een context van nationalisme of separatisme, waarvan het grootste aantal bij de “Sri Lankan Tamil Tigers”, een nationalistische beweging gebaseerd op een profane ideologie. In dit opzicht, kan zelfmoordterrorisme het best uitgelegd worden op basis van strategische overweging. De strategische basis voor zelfmoordaanslagen is dat, omdat je er jezelf moeilijk kan tegen verdedigen, ze een effectieve vorm zijn van terrorisme (Cf. definitie terrorisme bij concept.). Hierbij komt dat ze een enorm morele kracht meebrengen, en demonstreren de wilskracht en overtuiging die hen inspireren en doen het onrecht waartegen ze vechten uitvergroten. 12.3 CONCEPTS Terrorism 13 Terrorisme, in de breedste zin van de betekenis, verwijst naar een poging om politieke doeleinden door te drijven door geweld te gebruiken dat een klimaat van angst, bezorgdheid en onzekerheid opbouwt. De meest voorkomende vorm van terrorisme zijn onder andere sluipmoorden, bombardementen, gijzelnemingen en vliegtuigkapingen, hoewel terrorisme met een globale reikwijdte, zoals gedemonstreerd op 11/9, dit fenomeen kan herdefiniëren. De term is hoogst kleinerend en wordt vaak selectief gebruikt (de ene terrorist is de andere z’n vrijheidsstrijder). Hoewel terrorisme vaak wordt afgeschilderd als een anti-overheid beweging, kunnen overheden ook terrorisme gebruiken op hun eigen bevolking, zoals in het geval van ‘staatsterrorisme’. HUMAN RIGHTS AND HUMANITARIAN INTERVENTION 13.1 GLOBAL ACTORS Amnesty International (AI) Type: NGO Opgericht: 1961 Hoofdkwartier: Londen Leden: 2.2 miljoen Medewerkers: ongeveer 500 Amnesty International is een internationale NGO die aandacht trekt naar mishandeling van mensenrechten en campagnes voor volgzaamheid met internationale standaarden, waarbij ze een speciale nadruk leggen op politieke gevangenen. Beginnend als een kleine groep van schrijvers, academici, advocaten en journalisten, Amnesty International heeft zich wereldwijd ontpopt tot een internationale organisatie met in 2005, 52 sectoren wereldwijd met een aanwezigheid in een honderdtal meer. Een internationale raad vertegenwoordigt verscheidene sectoren van Amnesty, internationale netwerken en bijhordende groepen. Het verkiest de internationale uitvoerend comité, die de brede strategie voorlegt van de organisatie. Het internationale secretariaat geleid door de algemene secretaris, is verantwoordelijk voor het leiden van de alledaagse zaken van de organisatie. Betekenis: Amnesty aast voornamelijk op overheden, waarbij ze politieke gevangenen en religieuze gevangenen vrij willen krijgen, of verzekeren dat diegene die gearresteerd zijn een eerlijk proces krijgen, of marteling uitsluiten, of de doodstraf en andere harde aanpakken uitsluiten, en zei die mensenrechten misbruiken aanpakken. Z’n voornaamste wapens zijn publiciteit, opvoeding en politieke druk. Dit worden voornamelijk uitgevoerd door het uitvergroten van een individuele zaak, waarbij Amnesty medewerkers slachtoffers interviewen, hun “adoptie” (gewoon hen steunen) aanmoedigen bij leden en voorstanders die zich inzetten in een brieven schrijven campagne, en het publiceren van gedetailleerde verslagen. Zulke activiteiten worden gesteund door bredere acties. Sinds de jaren 70 is Amnesty meer en meer verwikkeld geraakt in het voorstellen en optekenen van mensenrechten legislatuur, zoals de V.N.’s 1975 “declaration on torture”. Amnesty wordt wereldwijd beschouwd als de enige dominante kracht op het gebied van mensenrechten advocatie, waarbij ze meer invloedrijk zijn dan alle andere groepen tezamen. Ze hebben ook al vele prijzen en titels gewonnen. Amnesty z’n kracht zit erin dat ze een globaal profiel hebben als de organisatie met de langste geschiedenis en de grootste merk herkenbaarheid op het vlak van mensenrechten. Die reputatie wordt nog verstevigd door een nadruk op ijverige onderzoeken en onpartijdige verslagen. De zelf opgelegde gelimiteerde mandaten van Amnesty heeft ook voordelen. Door zich voornamelijk op politieke gevangenen te focussen kan de organisatie goed en specifiek werk leveren. Amnesty heeft daarom een duidelijk doel en door het succes met individuele zaken, kan het vaak successen voorleggen aan zijn leden. Toch heeft Amnesty kritiek gekregen op twee vlakken. Ten eerste, hun focus op misbruik van mensenrechten ligt voornamelijk bij iets meer open en democratische landen, waarbij ze dus vaak ’s werelds grootste mensenrechtenschenders uitsluiten. Amnesty zegt daarop dat ze helpen waar ze het meeste kans hebben om effectief succes te boeken. Ten tweede wordt Amnesty beschuldigd van ideologische voorkeur, vaak gelinkt aan verdere kritiek op de doctrine van mensenrechten. (met andere woorden, landen zoals China en Rusland klagen dat ze in hun land niets te zoeken hebben en dat Amnesty heel partijdig is, en ook landen zoals de V.S. klagen hier over (cf. Doodstraf)). 13.2 FOCUS ON Democracy as a human right? In hun eerste vorm waren mensenrechten grondig anti-democratisch. Dit was omdat het de bedoeling had individuen meer macht te geven, en had tot gevolg een beperking van de autoriteit van de overheid, ongeacht of de overheid democratisch of autoriteit was. Democratie dreigde soevereiniteit over te dragen van het individu naar de mensen, waarbij een situatie werd gecreëerd waar democratie zou leiden tot ‘tirannie van de meerderheid’, ten nadele van de minderheid hun rechten en individuele vrijheden. Zo genaamde liberale democratieën beschouwen mensenrechten liberaal in plaats van democratisch. Dit impliceert dat in liberale democratieën mensenrechten voorrang krijgen over democratie. Maar, doorheen de tijd zijn de spanningen tussen mensenrechten en democratie weggewerkt, zelfs tot het punt waar men democratische promotie een sleutelelement in het moderne mensenrechten agenda. Dit zowel wegens praktische als theoretische redenen. In praktische termen, democratie heeft vaak geleid naar betere (maar nog niet perfecte) respect voor mensenrechten en post communistische of oud-autoritaire regimes. Op theoretisch vlak, werd de verdediging van traditionele burger vrijheden steeds meer gezien als een aanleiding tot het leggen van een basis van democratische gedachten. 13.3 CONCEPTS Genocide Genocide is een poging om in z’n geheel of gedeeltelijk, een nationale, etnische, ras of religieuze groep uit te roeien. De U.N. Genocide conventie (1948) identificeert 5 daden: 1. Leden van een bepaalde groep vermoorden. 2. Serieuze lichamelijke of mentale schade aan leden van een groep veroorzaken. 3. Expliciet voor een groep levensomstandigheden uitdokteren om hen fysisch geheel of gedeeltelijk te vernielen. 4. Maatregelen opleggen die bedoeld zijn om geboortes te voorkomen binnen een bepaalde groep 5. Met geweld kinderen overbrengen van de ene groep naar een andere. Genocide moet een absolute beslissing, plan of programma bevatten om een bepaalde groep mensen uit te roeien. Het kan overlappen met etnische zuivering, hoewel die laatste ook inhoudt met geweld een etnische groep verplaatsen. Humanitarian intervention Human Rights Humanitaire interventie is een militaire interventie die uitgevoerd wordt in naam van humanitaire redenen in plaats van strategische doelen. Maar, de term is een twistpunt en diep controversieel, niet te min omdat door een interventie als humanitair af te schilderen, het plots legaal en verdedigbaar wordt. Het gebruik van de term moet daarom besproken worden. Desalniettemin, sommige definiëren humanitaire interventies op vlak van intenties: een interventie is humanitair als het primair gemotiveerd is met het verlangen om schade te verkomen aan andere mensen, accepterend dat er altijd gemixte motieven zijn voor de interventie. Anderen definiëren humanitaire interventies op vlak van resultaat : een interventie is humanitair, alleen als het resultaat een netto verbetering is van omstandigheden en een vermindering van menslijk lijden. Mensenrechten zijn rechten waar mensen recht op hebben door simpelweg mens te zijn; ze zijn de moderne en seculaire versie van de ‘natuurlijke rechten’. Mensenrechten zijn universeel (in de zin dat ze behoren tot mensen overal, achteloos hun religie, sekse, ras en andere verschillen. Fundamenteel (als in dat je ze niet kan verwijderen), ondeelbaar (als in dat alle rechten onderling even belangrijk zijn) en absoluut (als in dat ze niet beperkt kunnen worden). Internationale mensenrechten zijn opgenomen in een verzameling van zowel verenigde naties verdragen en conventies als in andere verdragen en conventies. 14 INTERNATIONAL LAW 14.1 GLOBAL ACTORS International Court of Justice (ICJ): is het belangrijkste juridische orgaan van de VN. Het is opgericht in juni 1945 in trad in werking in april 1946. Het moet de naleving van de internationale wetgeving controleren, ruzies tussen staten oplossen en advies geven. Het bestaat uit 15 rechters verkozen voor 9 jaar door de algemene vergadering en de veiligheidsraad. 1/3e van het Hof wordt elke 3 jaar verkozen, de permanente leden van de veiligheidsraad hebben altijd een rechter. Er is een president en vice president gekozen door de leden van het Hof (om de 3jaar). De voorzitter verdeelt het werk en heeft een extra stem indien de stemmen ex aequo zijn. Het ICJ is het orgaan met het meeste macht om toe te zien op de internationale wetgeving en ruzies. Het heeft basislijnen uitgetekend ivm water, visrechten,… Het heeft een aantal successen gekend in het oplossen van ruzies (El Salvador en Honduras in 1969, Kameroen en Nigeria in 2002) en het heeft een aantal adviezen gegeven (De Zuid-Afrikaanse aanwezigheid in Namibië is illegaal onafhankelijkheid Namibië in 1989) Zwakheden: de jurisdictie van het Hof is beperkt tot staten. Zo kan het hof geen actie uitvoeren over grotere zaken zoals mensenrechten, humanitaire issues,.. daarom moeten andere tribunalen en Hoven worden opgericht om deze zaken op te lossen. Ten tweede mist het ICJ middelen om haar macht af te dwingen, staten kunnen zichzelf zelfs ontheffen van hun verplichtingen. In theorie kan het ICJ beroep doen op de veiligheidsraad om te zorgen voor de afdwinging van haar oordelen. Als laatste kritiek: het ICJ is bekritiseerd geweest door ontwikkelingslanden omdat het handelde in de belangen van westerse staten omdat het westen een sterke vertegenwoordiging heeft in het Hof en in de Veiligheidsraad. Deze kritiek is minder belangrijk nu dat er meer diversiteit is in het Hof. 14.2 CONCEPTS International law Reciprocity De internationale wet, is de wet die van toepassing is op staten en andere internationale actoren. Enerzijds is er private internationale wet, dit verwijst naar de regulering van internationale activiteiten uitgevoerd door individuen, bedrijven en andere niet-staatse actoren. Het heeft betrekking tot de overlapping van bevoegdheden met het binnenlandse rechtssysteem. Daarom wordt het soms ‘conflict of laws’ genoemd. Anderzijds is er de publieke internationale wet, deze is van toepassing op de staten, die gezien worden als legale ‘personen’. Het publieke deel heeft betrekking op de intergouvernementele relaties tussen staten en internationale organisaties en tussen staten en andere actoren. De internationale wetgeving verschilt van de binnenlandse in de zin dat het actief is zonder wetgevend orgaan en dat het geen militaire middelen heeft of andere hulpmiddelen om macht uit te oefenen. Wederkerigheid verwijst naar de uitwisseling tussen twee of meer partijen tussen welke de acties van elke partij contingent zijn aan elkaar. Goede dingen worden beantwoord met goede dingen en slechte met slechte. Positieve wederkerigheid verklaart hoe staten kunnen samenwerken zonder een handhavende centrale autoriteit. Zoals het naleven van de internationale wetgeving en de vestiging van internationale regimes. 14.3 FEATURED THINKERS Hugo Grotius Leefde in eind 16e, begin 17e eeuw, hij was een Belgische jurist, filosoof en schrijver. Hij was een diplomaat en politiek adviseur en had een aantal politieke kantoren. In ‘On the law of war and peace’ ontwikkelde hij een seculaire basis voor de internationale wetgeving. Zijn uitgangspunt was dat de wet niet gebaseerd is op theologie, maar op de rede. Dit bereikte hij door de ontwikkeling van de theorie van rechtvaardige oorlog, die gebaseerd was op natuurlijke rechten. Er zijn vier redenen voor rechtvaardige oorlog: zelfverdediging, je rechten af te dwingen, herstel voor gelede schade zoeken en om iemand die fouten beging te straffen. Door staten te verbieden oorlog te voeren voor politieke doeleinden, benadrukte Grotius de gelijke doelen en belangen van de internationale gemeenschap en creëerde mee de idee van een internationale gemeenschap door staten te beperken . (zoals verder ontwikkeld door de ‘neo-Grotian’ Englisch school. 15 POVERTY AND DEVELOPMENT 15.1 GLOBAL ACTORS World Bank: is een intergouvernementele organisatie, opgericht in juni 1944 na Bretton Woods. Het is een bank die leningen en financiële hulp verschaft om ontwikkeling te steunen en armoede te verminderen. Er zijn 2 instituties binnen de WB, the international bank for reconstruction and development, verkrijgt haar inkomen door het verkopen van obligaties en the international development association wiens middelen komen van donaties uit landen(USA). De voorzitter van de WB is verantwoordelijk voor het algemene management, de raad van bestuur bekijkt de aanvragen en goedkeuringen van nieuwe leningen en beleidswijzigingen. In het begin werd er voornamelijk gefocust op het promoten van naoorlogse reconstructie, nadien werd het promoten van ontwikkeling het belangrijkste aspect(gebeurde in fases). 1e fase: ‘modernization without worry’, het steunen van grote projecten in transport, energie, telecommunicatie,… 2e :tijdens jaren 70, nadruk op daling van armoede door het promoten van projecten. 3e in jaren 80: door crisis en ideologische verschuivingen naar de neoliberale economie (Washington consensus) werd er een strategie van ‘structural adjustment’ toegepast, deze linkte het verkrijgen van leningen of steun aan een aantal condities(politieke en markthervormingen) die vervult moesten zijn. 4e fase in jaren 90: door mislukkingen en kritiek ging men minder nadruk leggen op macro-economische hervormingen en meer op de structurele, sociale en humanitaire aspecten van ontwikkeling. Dit vond plaats dmv het Comprehensive Development Framework dat in samenwerking met de OESO, het IMF en de UN 6 doelen ontwikkelde om de armoede te verminderen tegen 2015, dit is de ‘post-washington consensus’. De WB is de belangrijkste organisatie die zich bezig houdt met de armoede en ontwikkeling en is zeer succesvol dankzij steun van rijkere landen. Men leert uit zijn fouten, is flexibeler geworden, het is de grootste verzamelaar en verspreider van informatie over ontwikkeling. Kritiek: de financiering is onvoldoende, armoede wordt niet genoeg gereduceerd, het is nog steeds neoliberaal en samen met het IMF en het WTO houden ze de ongelijkheden in de wereld in stand. 15.2 FOCUS ON Human development: is een standaard van het menselijke welzijn dat rekening houdt met de mogelijkheid van mensen om hun leven te ontplooien en te ontwikkelen in overeenstemming met hun noden en belangen. Het is vaak gedefinieerd als het vergroten van de keuzes. ‘development as freedom’ wordt vertaald door de human development index (HDI), deze wordt gebruikt om landen te rangschikken. De belangrijkste indicators zijn: een lang en gezond leven leiden, kennis verkrijgen, toegang tot levensnoodzakelijke middelen, de bronnen bewaren voor toekomstige generaties, veiligheid garanderen, gelijkheid voor man en vrouw. The North-South divide: dit idee is gebaseerd op het feit dat de industriële ontwikkeling geconcentreerd is in het noordelijke halfrond en armoede in het zuidelijke halfrond. De termen noord en zuid zijn eerder conceptueel en theoretisch dan geografisch. Het richt de aandacht op de manier hoe hulp, schulden en TNC’s de structurele ongelijkheid tussen hoge lonen en hoge investeringen en lage lonen en lage investeringen blijven bestendigen. Er is interdependentie tussen het Noorden en het Zuiden, de welvaart van het Noorden is afhankelijk van de ontwikkeling van het Zuiden. Sommige stellen de relevantie van de Noord Zuid verdeling in vraag omdat er ook in het zuiden een steeds grotere ongelijkheid is tussen de landen. The Zapatistas in Mexico: alternative development in action? The Zapatista Army of National Liberation (EZNL) is genoemd naar Emiliano Zapata, hij was een leidersfiguur in de Mexicaanse revolutie in 1910 en een voorstander van agrarische hervorming. De hoofdspreker van de Zapatistas is Marcos (Delegate Zero). De populariteit van de zapatistas startte in 1994 na de ondertekening van het NAFTA akkoord. Groepen studenten, intellectuelen en radicalen verklaarden oorlog aan de Mexicaanse staat. Er is sinds 1994 een impasse tussen de Mexicaanse staat en het EZLN. Met als gevolg dat er in bepaalde regio’s andere principes en normen toegepast worden die in overeenstemming zijn met het Zapatisme. Het Zapatisme is gebaseerd op anarchistische, liberalistische, socialistische en marxistische ideeën. Ten eerste is het bekend voor het verwerpen van globalisering, kapitalisme en neoliberalisme. Het is voor de formatie van zelf bestuurde coöperaties en raden. Het staat voor de revolutionaire kant van de antikapitalistische beweging. Ten tweede, verschillen Zapatistas in het feit dat ze niet geïnteresseerd zijn in het verkrijgen van macht om zo te regeren in de naam van het volk, ze willen geen wereldbeeld of economische regels steunen. Het is een niet verticale en na-ideologische vorm van politiek in dewelke de Zapatistas willen samen werken in groep ipv regeren van bovenuit. Als laatste hebben de Zapatistas de nadruk leggen op het gebruik van nieuwe communicatiemiddelen om zo hun ideeën een hoog profiel te geven binnen de antikapitalistische beweging en de wereld. World-systems theory: biedt een neomarxistische analyse van de oorsprong en werking van de globale economie. Het centrale idee is dat de uitbreiding van het kapitalisme een globaal economisch systeem heeft gecreëerd dat afbreuk doet aan 3vergrendelde delen: 1) de ‘core’ of kern gebieden die gekarakteriseerd zijn door relatief hoge lonen, technologie, massa consumptie en gesofisticeerde agricultuur. 2)de ‘peripheral’ of perifere gebieden met lage lonen, lage technologie, gewone goederen. 3) de ‘semi-peripheral’ gebieden met een mix van core en peripheral kenmerken. Dit model benadrukt hoe staten oneerlijke ruil tussen sterke en zwakke gebieden ondersteunen. De rijkere gebieden geven surplus af en de armere blijven afhankelijk. De semi-perephiral gebieden zijn een buffer die ervoor zorgen dat de kern gebieden niet tegenover een verenigde oppositie te komen staan. Deze relaties worden onderhouden door de politieke verschillen tussen core en peripheral (democratie, welvaartstaat vs autoritaire staat en ineffectief staatsapparaat) om een einde te maken aan armoede en ongelijkheden moeten we het kapitalistische systeem afschaffen. Structural adjustment programmes (SAPs) & structural adjustment loans (SALs): zijn apparaten ontwikkeld door het IMF en de Wereldbank om structurele inefficiënties die economische groei verhinderen in de ontwikkelingswereld te overwinnen. Ze reflecteren een sterk geloof in het liberalisme en de wil om de rol van de overheid te limiteren. SAPs hebben gelijkaardige doelen en onderdelen voor de verschillende landen: 1) het verminderen van de overheidsuitgaven 2) verwijderen of verminderen van subsidies aan binnenlandse industrieën 3) verminderen of verwijderen van quota’s of tarieven die import en export belemmeren 4) de deregulatie van de economie en verwijderen van verbod op buitenlandse investeringen 5) privatisering, verkoop van overheidsbedrijven 6) devaluatie van wisselkoers om export aan te moedigen en de import te beperken Millennium Development Goals: ending global poverty? De millenniumdoelstellingen zijn middellange en lange termijn ontwikkelingsdoelstellingen goedgekeurd door de Algemene vergadering van de VN in december 2000. Het doel was de noodzaak aan inspanningen te benadrukken door uitdagende doelen op te stellen in verschillende gebieden. Ze zijn aangenomen door 189 landen tijdens de UN millennium top in 2000. De acht doelen zijn: extreme armoede en honger uitroeien; zorgen voor universele educatie; zorgen voor gendergelijkheid en macht voor vrouwen; kindersterfte verminderen; de gezondheid van moeders verbeteren; strijd tegen HIV/aids, malaria; de duurzaamheid van het milieu verzekeren; een globale samenwerking creëren voor ontwikkeling. 15.3 CONCEPTS International aid Verwijst naar de transfers van goederen en diensten van 1 land naar een ander land, om het land in nood te helpen= bilateraal. Multilaterale hulp wordt geleverd door een internationale organisatie. Bij internationale hulp gaat het om het voorzien in basisbehoeften. Bij humanitaire hulp gaat het over lange termijn projecten. De term is controversieel want achter de altruïstische acties gaat vaak een verborgen agenda van eigenbelangen. Met de hulp komen vaak verplichtingen tegenover het hulpbiedende land. 15.4 FEATURED THINKERS Jeffrey Sachs Amartya Sen Leider op vlak van duurzame ontwikkeling met nadruk op het einde van armoede en honger, hij adviseerde te VN bij het steunen van de millennium doelstellingen Een indiaanse welvaart economist en filosoof. Hij heeft een grote bijdrage geleverd en gezorgd voor een verschuiving over het denken over ontwikkeling, weg van economische modellen en naar ideeën zoals capaciteit, vrijheid en keuze. 16 GLOBAL ENVIRONMENTAL ISSUES 16.1 GLOBAL ACTORS Intergovernmental Panel on Climate Change: is een intergouvernementele organisatie bestaande uit wetenschappers en onderzoekers, gesticht in 1988 door de WMO en de UNEP. Ze geven advies over klimaatveranderingen, het is een objectieve bron van informatie over een complex en controversieel onderwerp. Het onderzoekt niet zelf, maar beoordeelt de nieuwste literatuur om zo beter de risico’s van antropocentrische klimaatverandering, de impact ervan en de opties en mogelijke aanpassingen te beoordelen en te begrijpen. Het belangrijkste werk van de IPCC is het publiceren van rapporten, het 1e (1990)speelde een belangrijke factor voor de ‘Earth Summit’ in 92. Het 2e (1995) en 3e (2001) voor het Kyoto verdrag in 97 en de verdere uitwerking ervan, het 4e bevatte bewijs van de link tussen klimaatverandering en het effect van broeikasgassen. Het IPCC heeft een grote invloed en speelt een belangrijke rol in de politiek. De internationale gemeenschap kan de klimaatverandering niet langer ontkennen. Kritiek: omdat de nadruk ligt op het evalueren van gepubliceerde rapporten leidt ertoe dat de oordelen en besluiten vaak veel later komen en te situatie van klimaatverandering onderschatten. ‘the summary for policy makers’ bevat de samenvatting van andere documenten en er zijn vaak controversiële punten uit weggelaten. De basis voor de conclusies van de IPCC wordt ook bekritiseerd. Een volgende kritiek is het feit dat ze vaak overdrijven in hun claims en dat ze niet neutraal zijn (campagne voor vermindering in uitstoot) 16.2 FOCUS ON The tragedy of the commons: van Garrett Hardin, idee om parallellen te trekken tussen de globale milieu achteruitgang en het lot van gemeenschappelijke grond voor de introductie van de ‘enclosure’. Hij was voor de gemeenschappelijke grond, dit zou leiden tot beter beheer. Het zal tot problemen komen indien de draagcapaciteit van de grond overschreden wordt = ‘tradegy of commons’ (elke herder zal meer vee toevoegen op het land om zo meer opbrengst te hebben, de winst zal altijd opwegen tegen de negatieve impact op de weide). De gemeenschappelijke bronnen kunnen hiermee vergeleken worden; de problemen zijn overbevolking, vervuiling, overbevissing, vernieling,..Hardins oplossing bestond erin de bevolkingsgroei te beperken en eventueel over te gaan tot een wereldregering. Volgens de liberalen bestaat de oplossing erin om de gemeenschappelijke goederen af te schaffen en over te gaan tot meer private eigendommen om zo de vrije markt te laten spelen. Volgens Ostrom zijn sommige gemeenschappen erin geslaagd om de gemeenschappen te behouden door bottom-up en institutionele maatregelen in te voeren. Volgens socialisten en anarchisten bestaat de ‘tragedy of commons’ niet, gemeenschapsgronden werden het best beheerd door gemeenschappen. Volgens ecosocialisten is de zelfzuchtigheid een gevolg van het systeem van privaat eigendom, gemeenschappelijk bezit zorgt voor respect voor de omgeving. Sustainable development: reconciling growth with ecology? Is er een onvermijdelijke spanning tussen economische groei en de bescherming van het milieu? Duurzame ontwikkeling is belangrijk geworden sinds het Brundtland Report in 1987, duurzame ontwikkeling is ontwikkeling die tegemoet komt aan onze huidige noden zonder de noden van de toekomstige generaties in het gedrang te brengen. Het steunt op 2 basisconcepten: 1) het concept van noden, 2) beperkingen opgelegd door de staat van technologie en de sociale organisaties en de mogelijkheid om huidige en toekomstige noden elkaar te laten aanvullen. Er bestaat debat over wat duurzame ontwikkeling nu juist betekent en hoe groei en ecologie kunnen samengaan. Zwakke duurzaamheid: economische groei is wenselijk maart het moet beperkt worden om ervoor te zorgen dat de ecologische kosten de lange termijn ontwikkeling niet bedreigen= trager rijk worden. Voorstanders hiervan beweren dat menselijk kapitaal kan vervangen worden door natuurlijk kapitaal (bv betere wegen in ruil voor verlies aan land) hier zijn de vereisten dat de netto som van het natuurlijk en menselijk kapitaal gelijk blijven voor de toekomstige generaties. Sterke duurzaamheid: radicale ecologisten, het focust op het belang van het behouden van het natuurlijke kapitaal, dit moet geëvalueerd worden adhv de ecologische voetafdruk (dus iedereen gelijk voor de wet!). Obligations to future generations? Hebben wij verplichtingen tegenover de komende generaties? Onze huidige acties hebben pas binnen aantal jaar een effect op de wereld (industrialisatie- beperkte natuurlijke bronnen). We moeten dus nu rekening houden met de toekomstige generatie= ‘futurity’. Dit kan gezien worden als een soort van natuurlijke plicht, morele bezorgdheid voor onze kinderen. Dit kan gelinkt worden aan ‘ecological stewardship’ = de huidige generatie is slechts een bewaarder van de rijkdom die gegenereerd is geweest door vorige generaties en moet behouden worden voor de volgende. Kritiek: alle rechten hangen af van wederkerigheid, dus het is absurd om ongeboren mensen al plichten op te dringen. Door de futurity is het onmogelijk om te berekenen wat de lasten voor de toekomstige en huidige generatie (gaan) zijn. De huidige generaties kunnen nu offers aan het brengen zijn voor de toekomstige die het dan veel beter hebben of onze offers nu zijn komen niet tegemoet aan de offers die de toekomstige generaties zullen moeten brengen. The Gaia hypothesis: a living planet? Ontwikkeld door J. Lovelock, de aarde wordt best gezien als levende entiteit die handelt om haar eigen bestaan te onderhouden planeet Gaia. De basis voor de hypothese is dat de aarde hetzelfde zelfregulerende gedrag vertoont als andere levende wezens, er is homeostase. (bv. opwarming van aarde, maar gelijk blijven van temperatuur en samenstelling van aarde en atmosfeer) De hypothese is ontwikkeld in een ecologische ideologie met als boodschap dat mensen het welzijn van de planeet moeten respecteren en zo moeten handelen dat de bronnen intact blijven. Kritiek: de hypothese kan gezien worden als een mensenhatende ecologie, want het welzijn van de planeet is belangrijker dan dat van de mens. (Lovelocks reactie: elke soort die een bedreiging vormt voor de aarde zal worden uitgeroeid, soorten die Gaia helpen voortbestaan zullen zelf overleven.) The greenhouse effect : de concepten warden in de 19e eeuw besproken door Tyndall en Arrhenius. De zon is de enige bron van externe warmte op de aarde, door de broeikasgassen wordt de straling van de zon langer vastgehouden in de lagere atmosfeer en warmt het oppervlak van de aarde op. Broeikasgassen zijn niet noodzakelijk negatief, moesten ze er niet zijn zou er ook geen warmte zijn op aarde, maar door de stijgende uitstoot ervan stijgt de temperatuur op aarde. De uitstoot van deze gassen is een direct gevolg van de industrie en verbranding van fossiele brandstoffen, de koolstofdioxide is gestegen van 280 naar 384 deeltjes per miljoen. The paradox of plenty: resources as a curse? : de beperkte beschikbaarheid van grondstoffen kan zorgen voor heel wat problemen en ongelijkheden. Zoals verschillen in overheidsinkomsten, inflatie,. Er kan schade ontstaan aan economische sectoren als de lonen en ruilvoeten stijgen. Er kan ook een gebrek aan economische diversiteit ontstaan als andere industrieën zich niet kunnen ontwikkelen omdat ze niet zo winstgevend zijn als de industrieel die werken met natuurlijke grondstoffen. Ten tweede kunnen grondstoffen een schadelijk effect hebben op de kwaliteit van de overheid, want door de grote geldstromen ontstaat er corruptie en wordt er weinig aandacht besteed aan de noden van de bevolking. Er is een link tussen autoritarisme en natuurlijke grondstoffen. Ten derde kunnen natuurlijke grondstoffen zorgen voor conflicten over de exploitatie en allocatie van de grondstoffen. 16.3 CONCEPTS Ecology Geopolitics De term is bedacht door E. Haeckel in 1866 en is afgeleid van het Griekse oikos dat habitat betekend. Hij gebruikte het om te verwijzen naar het onderzoek van de totale relaties van dieren, zowel in de organische als anorganische omgeving. Ecologie ontwikkelde in het idee dat planten en dieren ondersteund worden door zelfregulerende systemen die bestaan uit levende en niet-levende elementen (ecosystemen). Alle ecosystemen groeien naar een evenwicht door een stelsel van zelfregulatie= homeostase Geopolitiek is een benadering van de internationale politiek die de acties, relaties en belangrijkheid van staten ziet in geografische factors zoals locatie, klimaat, natuurlijke bronnen, terrein en bevolking. A. Mahan werkte deze theorie uit, hij zei dat de staat die die de zee controleert, de wereld controleert. Mackiner zei dat het beheer van het land tussen Duitsland en Siberië de sleutel is tot controle van de wereldpolitiek. Kritiek: verwerpen van geografisch determinisme (in internationale politiek is de geografie het lot) door de globalisatie is geopolitiek verouderd en minder van toepassing. 16.4 FEATURED THINKERS Thomas Malthus 17 Was een econoom en geestelijke in eind 18e en begin 19e eeuw. Hij baseerde zich op de verlichtingsideeën van Rousseau en Hume, hij werd kerkelijke minister. In zijn ‘Essay on population’ is het belangrijkste argument dat de ongehinderde bevolkingsgroei altijd gevolgd zal worden door een crisis van bestaansmiddelen. De bevolking groeit exponentieel terwijl de bestaansmiddelen slechts lineair toenemen. Het zou dus beter zijn om preventive checks in te voeren zodat de bevolking niet zo sterk toeneemt. Kritiek op Malthus: hij hield geen rekening met toename in technologie en verbeteringen op productiegebied en landbouw. Anderen zeggen dan weer dat zijn voorspellingen gewoon zijn uitgesteld. GENDER IN GLOBAL POLITICS 17.1 GLOBAL ACTORS Women’s movement: ontstaan in de 19e eeuw met campagne tegen het leed van vrouwen. Dit was de eerste golf van feminisme. Tegen het einde van de 19e eeuw waren er in de meeste westerse landen feministische groepen actief, ze hadden hun doelen grotendeels gerealiseerd. Door het invoeren van het stemrecht, daalde de macht van de groepen omdat ze geen uniform doel meer hadden. In de jaren 60 ontstond ‘womens liberation movement’ , dit wordt gezien als de 2e golf van feminisme. De status van vrouwen in de maatschappij moest veranderen, het gezinsleven, politieke leven, persoonlijke leven. Sindsdien heeft de vrouwenbeweging een sterke groei gekend en is ze prominent aanwezig. De impact van sociale bewegingen is moeilijk in te schatten door hun verschillende doelen, invloeden, strategieën. Maar bij de vrouwenbeweging zijn er de grote politieke en sociale wijzigingen verkregen door verschuivingen in culturele waarden en normen doorheen de jaren. Door toegang tot onderwijs, arbeidsmarkt, publieke leven, contraceptie, abortus kregen vrouwen steeds grotere legale en financiële onafhankelijkheid. Er ontstonden grote verschuivingen in de familiesamenstellingen en op de arbeidsmarkt. Op internationaal niveau zijn er ook gelijkaardige verschuivingen geweest, door de nadruk te leggen op de emancipatie van de vrouw via ‘human development’ en een aanpassing van de mensenrechten. Kritiek: 1) de vorderingen in gendergelijkheid zijn misschien minder het resultaat van de beweging maar eerder van de druk die ontstaan is door de kapitalistische samenleving en de nadruk op de waarden van individuen in term van hun bijdrage aan de productie. 2) de seksuele revolutie is incompleet, the uitbreiding van onderwijs, carrière en politieke kansen heeft vooral plaatsgevonden in de westerse wereld en er is nog steeds ondervertegenwoordiging van vrouwen in de hogere posities van het sociale en politieke leven. 3)de vrouwenbeweging is sterk verdeeld doorheen de tijd, de kerntradities van het westerse feminisme zijn aangevochten door het zwarte, postkoloniale, poststructuralistische, psychoanalytische, lesbische,…feminisme 4) de conservatieven hebben de vrouwenbeweging beschuldigd van het bijdragen tot de sociale afbraak, dit door vrouwen aan te moedigen om hun carrière en persoonlijke noden te plaatsen voor de noden van de familie en hun sociale verantwoordelijkheid. 17.2 FOCUS ON Human security: individuals at risk?: in de breedste zin verwijst menselijke veiligheid naar de veiligheid van individuen (los van staat). In deze zin conflicteert het met de nationale veiligheid die gelinkt is aan staten en militaire macht. De term menselijke veiligheid was een poging om het idee van bedreiging uit te diepen. Menselijke veiligheid bevat verschillende dimensies: economische-, voedsel-, gezondheid-, omgevings/milieu-, persoonlijke-, gemeenschaps-, politieke veiligheid. Kritiek: het concept is te uitgebreid en omvangrijk dat het onbelangrijk is geworden. Het creëert valse verwachtingen over de capaciteit van de internationale gemeenschap om geweld en onveiligheid te bannen. 17.3 CONCEPTS Gender Patriarchy 18 Gender verwijst naar de sociale constructie van het seksuele verschil, dit verschilt van sekse, wat wijst op de biologische verschillen tussen mannen en vrouwen. Gender wijst op een aantal culturele verschillen tussen vrouwen en mannen. Gender vindt plaats door stereotypering of het is een uiting van structurele machtsrelaties. Dit is aangevochten geweest door de ‘essentialist’ feministen die het onderscheid tussen sekse en gender verwerpen, door de poststructuralistische feministen die de dubbelzinnigheid van gender benadrukken en door de postkolonialistische feministen die benadrukken dat gender identiteiten meervoudig zijn ipv enkelvoudig Betekent dat de macht aan de vader is. Sommige feministen gebruiken de term in deze strikte zin, om de structuur van het gezin en de dominantie van de vader te benadrukken. Radicale feministen gebruiken de termen om te verwijzen naar het systeem van macht en mannen in onze maatschappij, hier is patriarchaat = rule by men (macht aan de mannen). Dit benadrukt de onderdrukking van vrouwen zowel in het gezin door de vader/man als in het sociale en politieke leven. Volgens Millet heeft het patriarchaat 2 principes: ‘male shall dominate female, elder male shall dominate younger male’ een patriarchale gemeenschap wordt gekarakteriseerd door gender en generationele onderdrukking. INTERNATIONAL ORGANIZATION AND THE UNITED NATIONS 18.1 GLOBAL ACTORS United Nations (UN): De Verenigde Naties is een internationale organisatie, opgericht in 1945 na de Tweede Wereldoorlog, door 51 landen. Momenteel zijn reeds 193 lidstaten aangesloten bij de VN Het is een intergouvernementele organisatie die samenwerkt op het gebied van het internationale recht, mondiale veiligheid, behoud van mensenrechten, ontwikkeling van de wereldeconomie en het onderzoek naar maatschappelijke en culturele ontwikkelingen. 18.2 FOCUS ON Relative or absolute gains? Bij relatief voordeel (visie van de neorealisten) bekijkt men de eigen positie (of verbetering) ten opzichte van andere actoren. Volgens deze visie zullen staten enkel bereid zijn om samen te werken als hun relatief voordeel groter is dan dat van de andere actoren. Bij absoluut voordeel (visie van de neoliberalen) kijkt men enkel naar het eigen voordeel, zonder dit te vergelijken met voordelen voor andere actoren. Hierbij gaat men er vanuit dat men gerust is over het eigen overleven waardoor men zich minder zorgen moet maken over anderen hun (over)macht. How the United Nations works Er zijn vijf bestuursorganen die de werkzaamheden van de Verenigde Naties aansturen: de Algemene Vergadering, de Economische en Sociale Raad, het Internationaal Gerechtshof, het Secretariaat en het meest dwingende en bekendste orgaan van de Verenigde Naties, de Veiligheidsraad. Veiligheidsraad: bestaat uit 15 leden (‘big five’ permanent + 10 verkozen) en staat in voor het onderhouden van internationale vrede en veiligheid en is dus verantwoordelijk voor de VN’s rol als onderhandelaar, observator, vredestichter en, ten slotte, vrede-afdwinger. Ze kunnen economische en militaire acties ondernemen om de vrede te bewaren of te herstellen. Het Secretariaat: onderhoudt de voornaamste andere organen van de VN (UNESCO, Wereldbank, WHO,..) en beheert het beleid en de programmas die voorgenoemde uitstippelen. Ze hebben bureaus over de hele wereld bemand door 40.000 mensen met aan het hoofd de Secretaris-Generaal. De Algemene Vergadering: Het belangrijkste overlegorgaan van de VN bestaande uit alle leden van de VN (1 stem/lid). De Algemene Vergadering kan alle resoluties bespreken en stemmen en heeft een specifieke verantwoordelijkheid bij de goedkeuring van het budget van de VN, de bijdrage van haar leden en de verkiezing van de Secretaris-Generaal en de rechters voor het Internationaal Gerechtshof. Belangrijke beslissingen vereisen een ⅔ meerderheid maar deze beslissingen zijn aanbevelingen eerder dan afdwingbare wetten. De Economische en Sociale Raad: bestaat uit 54 leden verkozen door de Algemene Vergadering. De hoofdtaak is om het sociale en economische werk van de VN en de VN-familie (VN + IMF, Wereldbank, WHO,….) te coördineren. Reforming the UN Security Council? De vraag naar hervorming van de VN Veiligheidsraad komt voort uit twee, onderling afhankelijke, sleutelkwesties: Het vetorecht van de permanente leden: De Veiligheidsraad wordt gedomineerd door de permanente leden en hun vetorecht, dit terwijl men in de VN ‘gelijkheid van haar leden’ nastreeft. Hierdoor is de rol van deze raad gedeeltelijk geneutraliseerd. De identiteit van de permanente leden: De 5 permanente leden ( VSA, China, Rusland, Frankrijk en VK) staat ook ter discussie. De aanwezigheid van de eerste 3 wordt zelden betwist, maar Frankrijk en het VK horen hier vandaag de dag niet meer te zijn gezien hun gewijzigde status om internationaal vlak. Bovendien is er een grote regionale ongelijkheid; Afrika en Latijns-Amerika is namelijk niet vertegenwoordigd. Men argumenteert dat een representatievere en up-to-date Veiligheidsraad meer ondersteuning en invloed zou genieten en dat hierdoor de VN effectiever de vrede kan bewaren. 18.3 CONCEPTS Collective security International organization Peace-building Peacekeeping Het idee of de praktijk van gemeenschappelijke verdediging waarbij een aantal staten zich er toe verbinden om elkaar te verdedigen om zo agressie te ontmoedigen of eventuele overtreders van de internationale orde te straffen. 3 condities voor een succesvolle uitvoering: 1. De staten moeten ongeveer gelijk zijn, of ten minste geen overwegende macht hebben. 2. Alle staten moeten de kosten en verantwoordelijkheden van elkaar verdedigen willen dragen. 3. Er moet een internationaal orgaan zijn dat de morele autoriteit en politieke capaciteit heeft om effectief actie te ondernemen. Een internationale organisatie is een institutie met formele procedures, bestaande uit minstens 3 staten. De organisatie wordt gekenmerkt door regels die de relaties onder haar leden controleert. De formele structuur voert de regels uit en dwingt ze ook af. Men kan internationale organisaties zien als: Instrumenten: staten gebruiken het als instrument om hun eigen belangen na te streven arena’s: ze bevorderen debat en informatie-uitwisseling deelnemer: ze bieden de mogelijkheid om gezamenlijke actie te ondernemen Een lange termijn proces waarbij de nodige condities voor duurzame vrede worden gecreëerd door de diepgewortelde structurele oorzaken van het geweld aan te pakken op een allesomvattende manier (economisch, politiek, sociaal, militair,…) Een techniek ontworpen om de vrede te bewaren als het geweld is opgehouden, en om assistentie te verlenen bij de implementatie van de overeenkomsten die tot stand gebracht zijn door de vredestichters 18.4 FEATURED THINKERS Robert Keohane Robert Keohane is een theoreticus in internationale betrekkingen uit de VS, hij schreef hier reeds meerdere boeken over. Hij heeft oorspronkelijk een ‘theorie van complexe onderlinge afhankelijkheid’ ontworpen als alternatief voor het realisme, gebaseerd op de trends richting internationale samenwerking en het groeiende belang van internationale organisaties. Later is hij hierop gedeeltelijk teruggekomen door een structureel realisme en complexe onderlinge afhankelijkheid te synthetiseren tot een ‘gewijzigd structureel realisme’. Woodrow Wilson 19 Woodrow Wilson was President van de VS van 1913 tem 1921. Aanvankelijk hield hij de VS uit WOI maar voelde zich in 1917 genoodzaakt om deel te nemen om zo de wereld ‘veilig te maken voor democratie’. Zijn idealistisch internationalisme (≈Wilsonianism) bevatte; nationaal zelfbeschikkingsrecht, open overeenkomsten en een einde aan geheime diplomatie, vrijheid van handel en verplaatsing, ontwapening en collectieve veiligheid. GLOBAL GOVERNANCE AND THE BRETTON WOORDS SYSTEM 19.1 GLOBAL ACTORS International Monetary Fund (IMF) Type: internationale organisatie Ontstaan: 1947 Locatie: Washington D.C. Ledenaantal: 186 staten Het Internationaal Monetair Fonds (IMF) werd opgericht in 1944 als onderdeel van de Bretton Woodsovereenkomst. De taak van het IMF was toezicht houden op het internationale monetair systeem om de stabiliteit van de wisselkoersen te waarborgen en leden stimuleren om beperkingen op handel en valuta wisselen op te heven. Deze taak eindigde bij de ineenstorting van het Bretton Woods-systeem in 1971. In de volgende decennia hielp het IMF, landen die problemen hadden met de gevolgen van de zwevende wisselkoersen en met de oliecrisissen in 1973 en 1979. Vanaf de vroege jaren ‘80 focust het IMF zich steeds meer op het ondersteunen van ontwikkelingslanden die onder zware schuldencrisissen lijden en te zijner tijd overgangslanden. In een meer bredere context is het IMF verantwoordelijk voor het beheer van financiële crisissen en zorgt het dat nationale of regionale crisissen geen wereldwijde crisissen worden. Het IMF is een gespecialiseerd agentschap van de VN, maar heeft zijn eigen charter betreffende structuur en financiën. Het hoogste besluitvormende orgaan is de raad van bestuur, hierin is het stemrecht een afspiegeling van de relatieve economische kracht van de lidstaten. Betekenis: In haar eerste missie als de behouder van wisselkoersstabiliteit, was het IMF zeer succesvol voor tenminste 2 decennia. Dit, door haar bijdrage aan de duurzame economische groei die de geïndustrialiseerde wereld heeft ervaart in de vroege naoorlogse periode (na 1945). De ineenstorting van dit systeem door de overgang van vaste naar zwevende wisselkoersen in het begin van de jaren ’70, had weinig te maken met de ineffectiviteit van het IMF als orgaan. Het zou misschien wel het gevolg kunnen zijn geweest van het op lange termijn niet-duurzame karakter van haar oorspronkelijke opdracht. Het IMF werd een meer en meer controversiële instelling gedurende de jaren ’80 en later. Dit was omdat het IMF werd gekoppeld aan het verstrekken van leningen aan ontwikkelingslanden en overgangslanden aan voorwaarden van ‘structurele aanpassing’ die een sterk geloof in vrije markten en vrije handel weerspiegelde. Voorstanders van het IMF stellen dat, ondanks de korte termijn instabiliteit en onzekerheid, een aanpassing aan een open en een op marktgebaseerde economie de enige betrouwbare weg naar een lange termijn economisch succes is. Het IMF is echter vaak onderworpen aan ernstige kritiek. Radicalen en sympathisanten van antikapitalistische bewegingen hebben het IMF en de mondiale economische regering in het algemeen, altijd gezien als een tak van de neoliberale globalisering. Hierbij worden kwetsbare landen verplicht om een Amerikaans zakenmodel aan te nemen dat beter tegemoet komt aan de behoeften van westerse banken en bedrijven dan de behoefte aan een goede ontwikkeling op lange termijn. Het feit dat het IMF vaak meer problemen veroorzaakt dan oplost, wijzen critici toe aan het gebrekkig ontwikkelingsmodel dat marktfalen en de nadelen van economische openheid niet herkent. Het IMF wordt ook wel eens gezien als vijand van de democratie en de mensenrechten. Het biedt namelijk hulp aan militaire dictaturen, vooral aan degene die politiek dicht bij de VS staan of kunnen worden gelinkt met Westerse belangen. Vrije markt-economen hebben kritiek geuit op het IMF, zowel dat het ‘structurele aanpassing’-programma kunstmatig is en geen rekening houdt met de noodzaak van de ontwikkeling van een ondernemende cultuur en waarden, als het feit dat bepaalde ‘remedies’ zoals devaluatie en lastenverzwaringen, de marktreacties kunnen ondermijnen. In navolging van de financiële crisis van 2007-09 werd het IMF bekritiseerd voor het niet verhinderen van de crisis door te wijzen op de instabiliteit en het onevenwichtigheid die leidde tot de crisis. Door deze gebeurtenis werd opgeroepen tot een hervorming van het IMF, met name het versterken van zijn positie binnen het wereldwijde financiële systeem en het vermogen om dit te kunnen reguleren. Dit heeft slechts geresulteerd in een aanpassing van de stemrechten in het voordeel van de ontwikkelingslanden. 19.2 FOCUS ON A welfare dilemma? Waarom is het zo moeilijk voor staten om samen te werken over economische materie? Net zoals het veiligheidsdilemma uitlegt waarom staten elkaar niet vertrouwen op vlak van veiligheid, zo legt het welzijnsdilemma uit waarom staten elkaar niet vertrouwen op vlak van economische relaties. Het welzijnsdilemma ontstaat in een internationale economie waarin elk land zijn eigen handel en monetaire politiek kan bepalen zonder interventie van een centrale autoriteit. In deze context, kan elk land zijn stuk van de taart vergroten, door bijvoorbeeld importtaksen te verhogen, importbeperkingen of devaluatie van de munt (export goedkoper maken en import duurder maken). Zulke pogingen om te groeien door te bedelen bij de buurlanden, geeft op lange termijn kosten als andere landen de economische taart kleiner maken. Door het benadrukken van de tegenstellingen tussen belangen van individuele staten en het welzijn van de statengemeenschap, lijkt het welzijnsdilemma op de gedachte achter de ‘tragedy of the commons’, deze legt de belemmeringen uit waarmee we te maken krijgen bij internationale samenwerking op vlak van milieu. De uitdagingen die voortvloeien uit het welzijnsdilemma zijn, in zekere zin, minder ernstig dan die voortvloeien uit het veiligheidsdilemma of de ‘tragedy of the commons’. Dit helpt te verklaren waarom, sinds 1945, de internationale samenwerking vaak veel en snelle vooruitgang geboekt heeft in de economische domeinen dan eender welk ander domein. Waarom gebeurt dit? In de eerste plaats zijn staten doorgaans meer betrokken bij economische zaken met absolute winst in plaats van zaken met relatieve winsten. Dit geldt omdat grotere economische ongelijkheid over het algemeen geen bedreiging vormt voor het voortbestaan van de staat (dit tegenover grotere militaire ongelijkheid). Ten tweede zijn vertrouwen en transparantie gemakkelijker te ontwikkelen op vlak van economische samenwerking. Tarieven en vormen van protectionisme zijn moeilijker te verbergen dan de ontwikkeling van een nieuw wapensysteem. Ten derde zijn de kosten van economische samenwerking relatief klein, dit in vergelijking met de kosten die gepaard gaan met samenwerking op vlak van klimaatverandering en milieu (hoofdstuk 16). The G7/8: an abandoned project? Wat is de rol van de G-7/8 en waarom is het belang afgenomen? De groep van 7 (G-7) is ontstaan uit een reeks informele vergaderingen tussen de ministers van financiën van de grootste geïndustrialiseerde landen (VS, Frankrijk, Duitsland, VK, Japan, Italië en Canada) in 1973. Deze vond plaats, met de val van het Bretton Woods-systeem en de oliecrisis van 1973 in het achterhoofd. In 1975 werden de vergaderingen geformaliseerd en uitgebreid naar jaarlijkse topconferenties van regeringsleiders. Toen Rusland werd opgenomen in de vergaderingen van 1997, werd het een groep van 8 (G-8). Rusland werd echter nooit opgenomen in de vergaderingen voor de ministers van Financiën (hiervoor bleef de G-7 gelden). De belangrijkste doelstelling van de G-7/8 was om de gehele coördinatie van het systeem van globaal economisch beleid te verzekeren. In dit opzicht heeft de G-7/8 een aantal successen genoteerd. Bijvoorbeeld: in de late jaren 1970 overtuigde de G-7/8, West-Duitsland en Japan van een herstelplan voor hun economie in ruil voor de Amerikaanse goedkeuring om het fiscale beleid aan te scherpen en zo de inflatie terug te dringen. Dit hielp om het doorbreken van dreiging van blokkades van de Uruguayronde van de WTO-onderhandelingen. In 2005 stemde de G-8 voor een gewaagde regeling voor de schuldverlichting van de armste landen ter wereld. Na verloop van tijd werd de G-7/8 minder effectief als mechanisme voor de coördinatie van het systeem van mondiaal economisch beleid. Dit gebeurde hoofdzakelijk in de jaren 80, door de versnelde globalisering in combinatie met de verschuiving van het Keynesianisme naar het vrije markt-denken. Het liet ook weinig ruimte voor globaal macro-economisch beleid. De veronderstelling dat de G-7/8 niet in staat was of niet bereid was om effectief om te gaan met kwesties zoals armoede en ongelijkheid, handel en klimaatverandering, betekende dat de G-8 top een sterke anti-globalistische focus kreeg. Dit kwam sterk tot uiting in Genua in 2001. De effectiviteit werd verder beperkt door meningsverschillen tussen de G-8leiders en de noodzaak te vertrouwen op een consensus. Ondanks dit alles was de grootste beperking van de G-7/8 dat de verdeling van macht binnen de globale economie in de richting van de opkomende economieën verschoof en de legitimiteit ervan was een dodelijk gevaar. Er werden pogingen ondernomen om de ‘Outreach Five’ (China, Brazilië, India, Mexico en Zuid-Afrika) te betrekken bij de G-8, maar de financiële crisis van 2007-09 heeft bevestigd dat de G-20, de G-7/8 heeft vervangen op vlak van dialoog voor wereldwijde besluitvorming. The BRICs: the ‘rise of the rest”? Hoeveel invloed hebben de BRIC t.o.v. andere landen? Heeft de opkomst van de BRIC voor beslissende verschuivingen gezorgd in de mondiale machtsverhoudingen en betekent het het einde van de Amerikaanse hegemonie? De term BRIC werd bedacht in 2001 in een rapport van Goldman Sachs, de investeringsbank, hierin gaf men een betekenis aan de 4 grote, snel groeiende economieën (Brazilië, Rusland, India en China). De eerste voorspellingen suggereren dat de BRIC in 2021 (niet met zekerheid maar laatste analyses zeggen 2021) de macht van de G-7 zal overschrijden. Naast deze verschuiving van machtsverhoudingen waarbij de meeste productie uit ontwikkelingslanden komt, is er ook nog een zogenaamde ‘opkomt van de rest’ (Zakaria, 2009) als politieke dimensie. Op initiatief van Rusland, komen sinds 2006 de ministers van buitenlandse zaken en de staatshoofden van de BRIC landen bijeen. De belangrijkste doelstellingen van deze vergaderingen gaan over de BRIC die de tegenhanger wil zijn van de Verenigde Staten door te zorgen voor een betere vertegenwoordiging voor zichzelf door middel van bijvoorbeeld de G-20 en Financial Stability Board, en door uitbreiding van de invloed van het Zuiden waardoor de BRIC kan worden afgeschilderd als ‘hoeder van de belangen van de ontwikkelingslanden’. Sommigen bekijken de BRIC als een belangrijke uitdaging voor de door de VS gedomineerde westerse liberale landen. De betekenis van de opkomst van de BRIC-landen is echter overdreven. Ten eerste is er geen concrete agenda voor het veranderen van het mondiale economische beleidssysteem voortgekomen uit de vergaderingen. Er is ook geen visie over hoe een post-westerse economische orde er zou kunnen uitzien. We kunnen zien dat de BRIC-landen hun positie willen versterken zodat zij een partnerschap met de VS kunnen aangaan dan dat zij de gevestigde orde willen omver werpen en een tegenpool voor de VS willen vormen. Ten tweede wordt de capaciteit om als ernstige entiteit op te treden ernstig verstoord door politieke, ideologische en economische verschillen. Brazilië en India zijn democratieën, terwijl China en Rusland een autoritaire staatsvorm hebben en in de praktijk ook een vorm van staatskapitalisme toepassen. Op dezelfde manier zijn Brazilië en Rusland exporteurs van grondstoffen, gespecialiseerd in respectievelijk landbouw en natuurlijke grondstoffen. India, gespecialiseerd in diensten, en China, gespecialiseerd in productie, zijn beiden grondstofimporteurs. Hardnekkige spanningen tussen China en Rusland en tussen China en India, belemmeren de bouw van een anti-Amerikaanse alliantie. Ten derde, zijn de BRIC-landen zeer ongelijke landen. Hoewel Rusland de meest assertieve politieke stem is, kunnen we besluiten dat China eenvoudigweg de meest dominante economische macht is. De belangrijkste betekenis van de BRIC-landen is niet dat ze gelijke belangen vertegenwoordigen maar wel dat China (verdoken) toch een tegenmacht kan zijn voor de VS zonder directe confrontatie. 19.3 CONCEPTS Global governance Intergovernmentalism Een globaal beleid is een breed, dynamisch en complex proces waarin interactief beslissingen worden gemaakt op wereldniveau. Dit zijn zowel formele als informele mechanisme en zowel overheids- als niet-overheidsentiteiten. Staten en regeringen blijven de belangrijkste instituties die de publieke belangen en de belangen van de globale gemeenschap vertegenwoordigen. Een globaal beleid betekent dit alles maar daar bovenop ook nog entiteiten opgericht tussen onderlinge staten en entiteiten boven staten. In een globaal beleid wordt gewerkt met systemen van horizontale en verticale interacties waarbij ambtenaren in verschillende takken van de overheid samenwerken met collega’s in andere landen alsook met wetenschappers, activisten, bankiers ea. De term globaal beleid wordt in een nauwere betekenis gebruikt, als verwijzing naar de instituties waarin deze samenwerkingsverbanden gebeuren. Intergouvernementalisme verwijst naar de interactie die plaatsvindt tussen staten op basis van soevereine onafhankelijkheid. Intergoevernementalisme is meestal onderscheiden van supranationalisme, hierin is er sprake van een autoriteit die hoger is dan de natiestaat. De meest voorkomende vorm van intergouvernementalisme zijn verdragen en allianties, de eenvoudigste hebben betrekking op bilaterale overeenkomsten tussen staten. De andere belangrijke vorm zijn liga’s of confederaties, bijvoorbeeld de Volkenbond, de Olie Producerende en Exporterende landen en de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO). In dergelijke organen wordt de staatssoevereiniteit behouden door middel van een unanieme besluitvorming waarin elk lidstaat vetorecht heeft over zaken die belangrijke nationale belangen bevatten. Multilateralism Supranationalism World government Multilateralisme kan worden gedefinieerd als het proces dat gedrag coördineert tussen drie of meerdere landen op basis van de algemene principes van leiding. Een multilateraal proces voldoet aan 3 kenmerken. Deze kenmerken zijn: - Niet discrimineren (alle deelnemende landen moeten gelijk behandeld worden) - Onzichtbaarheid (de deelnemende landen moeten zich gedragen alsof ze een enkele entiteit zijn zoals in collectieve beveiliging) - Diffuse wederkerigheid (verbintenissen tussen landen moeten een algemeen en duurzaam karakter hebben, in plaats van een eenmalige coördinatie) Multilateralisme kan informeel zijn, als gevolg van de aanvaarding van gemeenschappelijke normen en regels door 3 of meer landen. Meer formeel is multilateralisme gelijk aan institutionalisme. Supranationalisme is het bestaan van een autoriteit die hoger is dan die van de natiestaat en die autoriteit is in staat haar wil op te leggen aan de natiestaat. Supranationalisme houdt dus in dat de natiestaat soevereiniteit en beslissingsbevoegdheden overdraagt aan een grotere internationale of regionale organisatie. Dit kan gebeuren door de oprichting van een internationale federatie, de soevereiniteit wordt gedeeld tussen centrale en perifere lichamen (bundeling van soevereiniteit). De opmars van supranationalisme wordt gezien als een onderdeel van een algemene trend naar integratie binnen de wereldpolitiek. Critici, in het bijzonder realisten, beweren dat het niet alleen een bedreiging voor de soevereiniteit is, maar dat ook de nationale identiteit en de democratie. Het is zelfs mogelijk dat supranationalisme een eerste stap is naar een wereldregering. Een wereldregering is het idee dat de hele mensheid wordt verenigd onder een gemeenschappelijke politieke autoriteit. Het is een onderliggende visie van enkele kosmopolitische argumenten (hoewel de meeste kosmopolitanen dat verwerpen). Alle opvattingen over een wereldregering zijn gebaseerd op de centralisatie van gezag in een supranationaal orgaan dat de wetgevende en de uitvoerende macht zou bezitten. Er zijn echter 2 heel verschillende modellen van wereldregeringen. In het unitaire model, zou een ‘kosmopolis’ of wereldstaat genieten van een monopolie op legitiem gebruik van geweld en een strikte hiërarchische wereldorde. In het federale model, zou de centrale autoriteit, autonoom gezag hebben over de rechtsstaat en de handhaving van de orde, terwijl de samenstellende delen (de voormalige staten) de controle behouden over de lokale en binnenlandse zaken. 19.4 FEATURED THINKERS Joseph Stiglitz Amerikaanse Nobelprijswinnaar. Voorzitter van de raad van economische adviseurs van president Clinton (1995-97), hoofd van de Wereldbank (1997-2000). Maar Stiglitz is vooral bekend om zijn kritische visie op de mondiale economische regeringen en globalisatie. In Globalization and its Discontents (2002), stelt Stiglitz dat het IMF een beleid heeft opgelegd aan de ontwikkelingslanden dat de situatie vaak verergerde. Deze crisis rond het evenwicht van de betalingsbalans, ontstond eerder om de bank- en financiële belangen te bevorderen dan om de armoede te verlichten in de ontwikkelingslanden. In Globalization Work (2006), linkte hij globalisering aan amerikanisering. De aantasting van het milieu, het terugdraaien van de democratie en een vergroting van de verschillen in ontwikkeling, vragen voor sterkere en meer transparante internationale instellingen om economische kansen uit te breiden en financiële crisissen te vermijden. Andere belangrijke werken van Stiglitz zijn: Whither Socialism? (1996), The Roaring Nineties (2003) en Freefall (2010)